Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 35282 nr. 61 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 35282 nr. 61 |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het gelet op internationalisering in het hoger onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs wenselijk is een aantal extra waarborgen in te bouwen rond de kwaliteit van het onderwijs en de toegankelijkheid van het onderwijs door onder meer de voorwaarden voor het verzorgen van onderwijs in een andere taal en de tarieven voor het instellingscollegegeld te actualiseren, en in verband daarmee de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet educatie en beroepsonderwijs aan te passen, dat het voorts wenselijk is in het belang van de toegankelijkheid van het hoger onderwijs een toestemmingsvereiste te regelen voor het voeren van een capaciteitsbeperking binnen een bachelor- of associate degree-opleiding;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 1.1 worden onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel cc door een puntkomma, drie nieuwe onderdelen toegevoegd, luidende:
programma binnen een opleiding waarvan de studielast en de kwaliteiten op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden die een student bij de beëindiging van de opleiding moet hebben verworven, gelijk zijn aan die van de opleiding;
traject dat wordt verzorgd in een andere taal dan het Nederlands voor het gehele traject dan wel een deel van het traject dat overeenkomt met ten minste twee derde deel van het totaal aantal studiepunten van de opleiding;
opleiding die wordt verzorgd in het Nederlands voor de gehele opleiding dan wel een deel van de opleiding dat overeenkomt met ten minste twee derde deel van het totaal aantal studiepunten van de opleiding.
B
Artikel 1.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vijfde lid komt de laatste volzin te luiden: De bekostigde instellingen voor hoger onderwijs richten zich in het kader van hun werkzaamheden op het gebied van het onderwijs op de bevordering van de uitdrukkingsvaardigheid in het Nederlands van studenten.
2. Twee leden worden toegevoegd, luidende:
6. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de wijze waarop de bekostigde instellingen voor hoger onderwijs de uitdrukkingsvaardigheid in het Nederlands van Nederlandstalige studenten bevorderen. Per opleidingssoort als bedoeld in de artikelen 7.3a en 7.3b, groep van studenten en opleidingsfase kunnen de regels verschillen. De regels kunnen onder meer betrekking hebben op:
a. een niveau van uitdrukkingsvaardigheid dat onderdeel is van de kennis, het inzicht en de vaardigheden die de student bij afronding van de opleiding moet hebben verworven;
b. het bieden van ondersteuning aan de student in de vorm van het organiseren van specifieke begeleiding gericht op de uitdrukkingsvaardigheid in het Nederlands; of
c. het door de examencommissie kunnen verlenen van vrijstellingen van regels zoals vastgesteld op grond van dit lid.
7. De voordracht voor een krachtens het zesde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
Ba
Aan artikel 1.19 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. In afwijking van het tweede lid, eerste volzin, zijn op een opleiding die in het buitenland wordt verzorgd het bepaalde bij artikel 1.3, vijfde lid, laatste volzin en het bepaalde bij of krachtens artikel 1.3, zesde lid, en artikel 7.2 niet van toepassing.
C
In artikel 2.9, eerste lid, wordt «7.50, tweede lid,» vervangen door «7.50, eerste lid,» en wordt «7.50, derde lid,» vervangen door «7.50, tweede lid,».
Ca
Artikel 5.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk is sprake van het verzorgen van een opleiding in een andere taal dan het Nederlands, indien:
a. de andere taal wordt gevoerd op grond van artikel 7.2, tweede lid, aanhef en onderdeel c, voor de gehele opleiding dan wel een deel van de opleiding dat overeenkomt met ten minste twee derde deel van het totaal aantal studiepunten van de opleiding; of
b. de andere taal wordt gevoerd op grond van artikel 7.2, tweede lid, aanhef en onderdeel c, aan een anderstalig traject binnen een Nederlandstalige opleiding.
D
Artikel 5.6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid, onderdeel b, vervalt «en».
2. In het derde lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door «; en» een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. taal van de opleiding, indien het instellingsbestuur op grond van artikel 7.2, tweede lid, aanhef en onderdeel c, de opleiding in een andere taal wil verzorgen, alsmede de beschrijving van de inhoudelijke gronden, bedoeld in artikel 7.2, derde lid, onderdeel a.
E
Na artikel 5.6 worden drie nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:
1. Instemming van het accreditatieorgaan is vereist voor het verzorgen van een opleiding in een andere taal dan het Nederlands.
2. Ter verkrijging van instemming dient het instellingsbestuur een aanvraag in bij het accreditatieorgaan. De aanvraag wordt gelijktijdig ingediend met een aanvraag als bedoeld in artikel 5.6 of artikel 5.11, of met een beoordeling of herbeoordeling als bedoeld in artikel 5.16.
3. Het accreditatieorgaan kan in verband met de instemming in bij algemene maatregel van bestuur bepaalde gevallen beoordelen of sprake is van een nieuwe opleiding als bedoeld in artikel 5.6, eerste lid. In de algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld die in ieder geval betrekking hebben op de procedure voor de beoordeling.
4. Het accreditatieorgaan verleent instemming indien naar zijn oordeel is voldaan aan artikel 7.2, tweede lid, aanhef en onderdeel c. Artikel 7.2, vijfde lid, is van toepassing.
5. De beoordeling, bedoeld in het vierde lid, geschiedt op basis van de beschrijving van de inhoudelijke gronden, bedoeld in artikel 7.2, derde lid, onderdeel a.
6. Instemming wordt voor onbepaalde tijd verleend. Het accreditatieorgaan vermeldt in het instemmingsbesluit op welke datum de instemming van kracht wordt.
7. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de aanvraagprocedure en de in te dienen aanvraagbescheiden.
8. Geen instemming is vereist voor het verzorgen van een opleiding in een andere taal dan het Nederlands indien het een opleiding met betrekking tot die taal betreft.
9. Onze Minister kan, in bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen, opleidingen of groepen van opleidingen aanwijzen waarvoor geen instemming is vereist. De voordracht voor een krachtens de eerste volzin vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
1. Indien naar het oordeel van het accreditatieorgaan niet is voldaan aan artikel 7.2, tweede lid, onderdeel c, maar tekortkomingen naar zijn oordeel binnen afzienbare tijd kunnen worden weggenomen, kan het accreditatieorgaan besluiten dat het verzorgen van de opleiding in de andere taal niet eerder geschiedt dan nadat is voldaan aan door het accreditatieorgaan gestelde voorwaarden. Uiterlijk twee jaar na het besluit beoordeelt het accreditatieorgaan of het instellingsbestuur aan de voorwaarden heeft voldaan.
2. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald in welke gevallen voorwaarden als bedoeld in het eerste lid kunnen worden gesteld en welke voorwaarden het kan betreffen.
1. Het accreditatieorgaan kan de instemming, bedoeld in artikel 5.6a, eerste lid, intrekken indien bij gewijzigde omstandigheden in de opleiding, naar het oordeel van het accreditatieorgaan niet langer wordt voldaan aan artikel 7.2, tweede lid, onderdeel c. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de intrekking. Het accreditatieorgaan vermeldt in het intrekkingsbesluit, met inachtneming van een redelijke termijn voor het instellingsbestuur, op welke datum de intrekking van kracht wordt.
2. Artikel 5.6a, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
3. Voordat het accreditatieorgaan de instemming intrekt, stelt het een onderzoek in naar het voldoen aan artikel 7.2, tweede lid, onderdeel c, waarvoor het een commissie van deskundigen kan instellen. Op de commissie van deskundigen is artikel 5.14 van overeenkomstige toepassing. Op het onderzoek zijn de artikelen 5:13, 5:16, 5:17 en 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
4. In geval van een onderzoek als bedoeld in het derde lid, legt het accreditatieorgaan in een rapport in ieder geval vast:
a. het advies van de commissie van deskundigen over het voldoen aan artikel 7.2, tweede lid, onderdeel c;
b. de bevindingen van de commissie.
Ea
Artikel 5.7 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid wordt onder vervanging van «; en» aan het slot van onderdeel e door een puntkomma en onder vervanging van een punt aan het slot van onderdeel f door «; en», een onderdeel toegevoegd, luidende:
g. de wijze waarop en de mate waarin de instelling zich, mede gelet op artikel 1.3, vijfde lid, laatste volzin, en, voor zover van toepassing, zesde lid, in het kader van haar werkzaamheden op het gebied van het onderwijs richt op de bevordering van de uitdrukkingsvaardigheid in het Nederlands van studenten.
2. In het tweede lid, aanhef, wordt «tot en met f» vervangen door «tot en met g».
F
In artikel 5.10, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel g door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:
h. het oordeel over de beoogde andere taal van de opleiding, bedoeld in artikel 5.6, derde lid, onderdeel d.
G
Artikel 5.11, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a vervalt «en».
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door «; en» wordt na onderdeel b een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. taal van de opleiding, indien het instellingsbestuur op grond van artikel 7.2, tweede lid, aanhef en onderdeel c, de opleiding in een andere taal wil verzorgen, alsmede de beschrijving van de inhoudelijke gronden, bedoeld in artikel 7.2, derde lid, onderdeel a.
Ga
Aan artikel 5.12 wordt onder vervanging van «; en» aan het slot van onderdeel f door een puntkomma en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel g door «; en» een onderdeel toegevoegd, luidende:
h. de wijze waarop en de mate waarin de instelling zich, mede gelet op artikel 1.3, vijfde lid, laatste volzin, en, voor zover van toepassing, zesde lid, in het kader van haar werkzaamheden op het gebied van het onderwijs richt op de bevordering van de uitdrukkingsvaardigheid in het Nederlands van studenten.
H
Artikel 5.15, tweede lid, eerste volzin, komt te luiden:
In het geval, bedoeld in artikel 5.11, derde lid, alsmede indien zich anderszins wijzigingen hebben voorgedaan in de opleiding, de sector, de visitatiegroep, de toevoeging aan de graad of de taal van de opleiding, beoordeelt het accreditatieorgaan tevens de naam, de toevoeging aan de graad en de beoogde andere taal van de opleiding.
I
In artikel 5.16, derde lid, tweede volzin, wordt «een wijziging in de naam en de toevoeging aan de graad, bedoeld in artikel 5.15, tweede lid.» vervangen door «een wijziging in de naam, de toevoeging aan de graad en de beoogde andere taal van de opleiding, bedoeld in artikel 5.15, tweede lid.»
J
Na artikel 5.31 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. In afwijking van artikel 5.6a, tweede lid, kan het accreditatieorgaan tussentijds op aanvraag van het instellingsbestuur instemming verlenen met het verzorgen van een opleiding in een andere taal dan het Nederlands op grond van artikel 7.2, tweede lid, aanhef en onderdeel c. De artikelen 5.6a tot en met 5.6c zijn van toepassing.
2. Het accreditatieorgaan kan een commissie van deskundigen instellen die adviseert over de aanvraag en kan een secretaris van de commissie aanwijzen.
K
Artikel 6.7, tweede lid, komt te luiden:
2. De toestemming van Onze Minister heeft betrekking op een bepaalde opleiding of een bepaald traject.
L
In de artikelen 6.7b, tweede lid, onderdeel b, 6.7c, eerste lid, en 6.7d, onderdelen a en b, wordt «programma binnen een opleiding als bedoeld in artikel 6.7, tweede lid,» telkens vervangen door «traject».
La
Artikel 6.13 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het vierde lid worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel w door een komma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:
x. of het accreditatieorgaan instemming als bedoeld in artikel 5.6a, eerste lid, of tussentijdse instemming als bedoeld in artikel 5.31a heeft verleend en voor welke taal instemming is verleend,
y. of toepassing is gegeven aan artikel 7.53a, eerste lid.
2. In het vijfde lid wordt «onderdelen b tot en met g, m, n, o, q, v en w» vervangen door «onderdelen b tot en met g, m, n, o, q, v, w, x en y».
Lb
In artikel 6.14, tweede lid wordt «het besluit, bedoeld in artikel 5.8, eerste lid, artikel 5.16, eerste lid, of artikel 5.22, tweede lid, en het besluit, bedoeld in artikel 6.2, eerste lid» vervangen door «de besluiten, bedoeld in artikel 5.8, eerste lid, artikel 5.16, eerste lid, artikel 5.6a, vierde lid en artikel 6.2, eerste lid».
Lc
In artikel 6.15 worden, onder vernummering van het vierde tot het zesde lid, twee onderdelen ingevoegd, luidende:
4. Onze Minister wijzigt de registratie van het gegeven, bedoeld in artikel 6.13, vierde lid, onderdeel x, overeenkomstig het besluit, bedoeld in artikel 5.6c.
5. Onze Minister wijzigt de registratie van het gegeven, bedoeld in artikel 6.13, vierde lid, onderdeel y, overeenkomstig de aanwijzing, bedoeld in artikel 7.53a, vierde en vijfde lid.
M
Artikel 7.2 komt te luiden:
1. Het onderwijs wordt gegeven en de examens worden afgenomen in het Nederlands.
2. In afwijking van het eerste lid kan aan een opleiding of een deel van een opleiding een andere taal worden gevoerd, indien en voor zover:
a. het een opleiding met betrekking tot die taal betreft;
b. het onderwijs betreft dat in het kader van een gastcollege door een anderstalige docent gegeven wordt;
c. dit gelet op de specifieke aard, de inrichting of de kwaliteit van het onderwijs, meer dan het voeren van het Nederlands, in het belang is van de student met het oog op de kennis, het inzicht of de vaardigheden die hij bij afronding van de opleiding moet hebben verworven.
3. Het instellingsbestuur neemt in het instellingsplan, bedoeld in artikel 2.2, beleid op met betrekking tot taal, waarin het instellingsbestuur beschrijft:
a. de procedure waarmee en de inhoudelijke gronden waarop wordt overgegaan tot het voeren van een andere taal aan een opleiding of een deel van een opleiding, mede gelet op het tweede lid;
b. de wijze waarop de instelling met betrekking tot de taal waarin de opleiding wordt gegeven, om de kwaliteit van het onderwijs aan de opleiding en, ingeval het een bekostigde instelling als bedoeld artikel 1.1, onderdeel g, betreft, de toegankelijkheid van de opleiding voor Nederlandstalige studenten waarborgt; en
c. de mate waarin en de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan artikel 1.3, vijfde lid, laatste volzin.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden voorgeschreven op welke onderwerpen het beleid, bedoeld in het derde lid, onderdeel b, in ieder geval betrekking heeft.
5. Bij algemene maatregel van bestuur wordt nader bepaald in welke gevallen sprake is van de specifieke aard, inrichting of kwaliteit van het onderwijs, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c.
6. Onze Minister kan in verband met specifieke regionale of economische omstandigheden of een tekort aan personeel op de arbeidsmarkt in bepaalde sectoren, opleidingen of groepen van opleidingen aanwijzen waarvoor de regels gesteld bij of krachtens dit artikel niet van toepassing zijn. Daarbij kunnen voorwaarden worden gesteld.
7. De voordracht voor een krachtens het vijfde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
N
In artikel 7.3f, tweede lid, vervalt «, tweede volzin,».
O
Artikel 7.9b wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift vervalt «speciaal».
2. In het eerste lid wordt «binnen een opleiding een speciaal traject» vervangen door «een traject».
P
Artikel 7.13, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel x vervalt «en».
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel y door een komma, worden drie nieuwe onderdelen toegevoegd, luidende:
z. de taal waarin het onderwijs wordt verzorgd en waarin de examens worden afgenomen,
aa. de wijze waarop en de mate waarin uitvoering wordt gegeven aan artikel 1.3, vijfde lid, laatste volzin, en
bb. indien van toepassing: de selectiecriteria, bedoeld in artikel 7.53c, eerste lid.
Q
Artikel 7.15, eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. de differentiatie in het opleidingenaanbod en de beperkingen van de inschrijving als gevolg van de beschikbare capaciteit of in verband met de arbeidsmarktbehoefte,.
R
In de artikelen 7.28, tweede lid, en 7.30, tweede lid, wordt «voldoende beheersing van de Nederlandse taal voor het met vrucht kunnen volgen van het onderwijs» telkens vervangen door «voldoende beheersing van de Nederlandse taal of andere taal die nodig is om met vrucht het onderwijs te kunnen volgen».
S
In artikel 7.29, eerste lid, wordt «voldoende beheersing van de Nederlandse taal voor het met vrucht kunnen volgen van dat onderwijs» vervangen door «voldoende beheersing van de Nederlandse taal of andere taal die nodig is om met vrucht dat onderwijs te kunnen volgen».
T
In artikel 7.34, eerste lid, onderdeel a, wordt «7.53a, tweede lid,» vervangen door «7.53a, eerste lid,».
U
In artikel 7.43, eerste lid wordt «is het collegegeld OU, bedoeld in artikel 7.45b, verschuldigd» vervangen door «is het collegegeld OU, bedoeld in artikel 7.45b, of het instellingscollegegeld OU, bedoeld in artikel 7.46a, verschuldigd».
V
Artikel 7.45b wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het zesde lid tot het derde lid, vervallen het derde lid (oud) tot en met het vijfde lid.
2. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:
3. Het instellingsbestuur van de Open Universiteit stelt regels vast met betrekking tot de toepassing van het eerste en tweede lid.
W
Artikel 7.46 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «de voorwaarden, bedoeld in artikel 7.45a, eerste, tweede en zesde lid» vervangen door «de voorwaarden, bedoeld in artikel 7.45a, eerste en zesde lid, of voorwaarden die zijn gesteld krachtens artikel 7.45a, tweede lid».
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De hoogte van het instellingscollegegeld wordt door het instellingsbestuur vastgesteld en kan per opleiding, groep van opleidingen of groep van studenten verschillen.
3. Het derde lid komt te luiden:
3. Onverminderd artikel 7.3f, bedraagt het instellingscollegegeld voor studenten als bedoeld in het eerste lid die behoren tot een van de groepen van personen, bedoeld in artikel 2.2 van de Wet studiefinanciering 2000, of de Surinaamse nationaliteit bezitten, ten minste het volledig wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 7.45, eerste lid, en ten hoogste een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgesteld maximumbedrag dat per groep van opleidingen kan verschillen.
4. Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot het vijfde en zesde lid wordt een nieuw vierde lid ingevoegd, luidende:
4. Onverminderd artikel 7.3f, bedraagt het instellingscollegegeld voor studenten als bedoeld in het eerste lid die niet behoren tot een van de groepen van personen, bedoeld in artikel 2.2 van de Wet studiefinanciering 2000, noch de Surinaamse nationaliteit bezitten, ten minste een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgesteld minimumbedrag dat per groep van opleidingen kan verschillen.
5. In het zesde lid (nieuw) wordt «dit artikel» vervangen door «het tweede tot en met vijfde lid».
6. Na het zesde lid (nieuw) wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. De bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgestelde bedragen, bedoeld in het derde en vierde lid, worden periodiek vastgesteld en jaarlijks volgens de consumentenprijsindex geïndexeerd, op de wijze bij of krachtens algemene maatregel van bestuur bepaald.
X
Na artikel 7.46 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Een student die is ingeschreven voor een onderwijseenheid bij de Open Universiteit en die niet voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel bedoeld in artikel 7.45, eerste lid, of voorwaarden die zijn gesteld krachtens artikel 7.45a, tweede lid, is instellingscollegegeld OU verschuldigd.
2. De hoogte van het instellingscollegegeld OU wordt door het instellingsbestuur van de Open Universiteit vastgesteld en kan per onderwijseenheid, groep van onderwijseenheden of groep van studenten verschillen.
3. Het instellingscollegegeld OU bedraagt voor studenten als bedoeld in het eerste lid die behoren tot een van de groepen van personen, bedoeld in artikel 2.2 van de Wet studiefinanciering 2000, of de Surinaamse nationaliteit bezitten, ten minste een dertigste deel van het volledig wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 7.45, eerste lid, vermenigvuldigd met het aantal studiepunten dat een onderwijseenheid groot is en ten hoogste een zestigste deel van een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgesteld maximumbedrag dat per groep van opleidingen kan verschillen, vermenigvuldigd met het aantal studiepunten dat een onderwijseenheid groot is.
4. Het instellingscollegegeld OU bedraagt voor studenten als bedoeld in het eerste lid die niet behoren tot een van de groepen van personen, bedoeld in artikel 2.2 van de Wet studiefinanciering 2000, noch de Surinaamse nationaliteit bezitten, ten minste een zestigste deel van een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgesteld minimumbedrag dat per groep van opleidingen kan verschillen, vermenigvuldigd met het aantal studiepunten dat een onderwijseenheid groot is.
5. Indien een student als bedoeld in het eerste lid gedurende een studiejaar alsnog voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 7.45a, eerste en tweede lid, is hij voor het resterende deel van het studiejaar op zijn verzoek het collegegeld OU, bedoeld in artikel 7.45b, eerste of tweede lid, verschuldigd, en betaalt het instellingsbestuur OU hem het hogere instellingscollegegeld OU, dat de student voor het restant van het studiejaar heeft betaald, terug.
6. Het instellingsbestuur van de Open Universiteit stelt regels vast met betrekking tot de toepassing van het tweede lid.
7. De bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgestelde bedragen, bedoeld in het derde en vierde lid, worden periodiek vastgesteld en jaarlijks volgens de consumentenprijsindex geïndexeerd, op de wijze bij of krachtens algemene maatregel van bestuur bepaald.
Y
In artikel 7.47, tweede lid, wordt «bij of krachtens algemene maatregel van bestuur» vervangen door «bij ministeriële regeling».
Z
Artikel 7.50 komt te luiden:
1. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat het instellingsbestuur een andere bijdrage dan bedoeld in de artikelen 7.43 tot en met 7.49 mag verlangen van de aspirant-student in verband met de kosten die verband houden met de inschrijving. Daarbij wordt in ieder geval bepaald op welke soorten kosten de bijdrage betrekking heeft en welk bedrag ten hoogste verlangd kan worden.
2. Het instellingsbestuur treft voorzieningen voor de financiële ondersteuning van degenen voor wie de bijdrage, bedoeld in het eerste lid, een onoverkomelijke belemmering voor de inschrijving vormt.
3. Indien het instellingsbestuur een bijdrage in verband met de inschrijving als bedoeld in het eerste lid verlangt, stelt hij regels vast over de bijdrage en over de financiële ondersteuning, bedoeld in het tweede lid.
AA
In artikel 7.52c wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, een nieuw onderdeel c toegevoegd, luidende:
c. capaciteitsfixus: maximum aantal studenten dat voor de eerste maal kan worden ingeschreven voor de propedeutische fase van een opleiding of voor een anderstalig traject binnen een Nederlandstalige opleiding in verband met de beschikbare onderwijscapaciteit.
AAa
Na artikel 7.52c wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt een opleiding als Nederlandstalige opleiding aangemerkt indien de opleiding wordt verzorgd in het Nederlands voor de gehele opleiding dan wel een deel van de opleiding dat overeenkomt met ten minste twee derde deel van het aantal studiepunten voor de opleiding, waarbij, in afwijking van artikel 1.1, onderdeel dd, anderstalige trajecten niet in beschouwing worden genomen.
BB
Artikel 7.53 wordt vervangen door zeven nieuwe artikelen, luidende:
In geval van een dreigend of bestaand capaciteitsgebrek aan een opleiding of een anderstalig traject binnen een Nederlandstalige opleiding, spant het instellingsbestuur zich in om door samenwerking met daarvoor in aanmerking komende besturen van andere instellingen en daarvoor in aanmerking komende werkgevers of door het nemen van maatregelen of het treffen van voorzieningen een oplossing te vinden voor het dreigende of bestaande capaciteitsgebrek.
1. Het instellingsbestuur kan een capaciteitsfixus vaststellen indien de beschikbare onderwijscapaciteit naar haar oordeel ontoereikend is om een onbeperkte inschrijving van studenten mogelijk te maken. Daarbij wordt het maximum aantal in te schrijven studenten vermeld.
2. Het instellingsbestuur deelt de vaststelling, bedoeld in het eerste lid, zo spoedig mogelijk mee aan Onze Minister met vermelding van de beweegredenen die aan de vaststelling ten grondslag hebben gelegen en de procedure die is gevolgd om tot de vaststelling te komen.
3. Indien de beschikbare onderwijscapaciteit naar zijn oordeel toereikend is om een onbeperkte inschrijving van studenten mogelijk te maken, kan Onze Minister aan het instellingsbestuur een aanwijzing geven die ertoe strekt dat de vaststelling, bedoeld in het eerste lid, het volgende studiejaar niet opnieuw zal geschieden.
4. Indien het capaciteitsgebrek naar het oordeel van Onze Minister door het nemen van maatregelen of het treffen van voorzieningen binnen twee studiejaren na het waarin de vaststelling, bedoeld in het eerste lid, is geschied, kan hij aan het instellingsbestuur een aanwijzing geven die ertoe strekt dat de vaststelling, bedoeld in het eerste lid, het volgende studiejaar uitsluitend opnieuw geschiedt als het instellingsbestuur kan aantonen dat zij voldoet aan de verplichtingen, gesteld in artikel 7.53.
5. De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, heeft betrekking op een opleiding of op een anderstalig traject binnen een Nederlandstalige opleiding. De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, treedt twee studiejaren na het studiejaar waarin de aanvraag is ingediend in werking, geschiedt voor de duur van een studiejaar en geschiedt niet vaker dan drie maal achtereenvolgens.
6. Bij ministeriële regeling kunnen opleidingen of groepen van opleidingen worden aangewezen, waarop het tweede tot en met het vijfde lid en artikel 7.53 niet van toepassing zijn.
7. Het instellingsbestuur kan, indien een capaciteitsfixus is ingesteld als bedoeld in het eerste lid, tevens binnen de capaciteitsfixus voor de opleiding of het anderstalige traject binnen een Nederlandstalige opleiding, een maximum vaststellen voor het aantal voor de opleiding in te schrijven personen die niet behoren tot een van de groepen van personen, bedoeld in artikel 2.2, van de Wet studiefinanciering 2000, noch de Surinaamse nationaliteit bezitten, indien sprake is van een ontoereikendheid in onderwijscapaciteit die in overwegende mate wordt veroorzaakt door het aantal aanmeldingen van deze personen. Het vijfde lid is van overeenkomstige toepassing.
8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald in welke gevallen sprake is van een ontoereikendheid in onderwijscapaciteit die in overwegende mate wordt veroorzaakt door de inschrijving van personen als bedoeld in het zevende lid. De voordracht voor de algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
9. Ook indien een instellingsbestuur een capaciteitsfixus heeft vastgesteld als bedoeld in het zesde lid, kan het instellingsbestuur voor de desbetreffende opleiding of het desbetreffende anderstalige traject binnen een Nederlandstalige opleiding, een maximum vaststellen als bedoeld in het zevende lid. Het zevende en achtste lid zijn van overeenkomstige toepassing.
Voor de mededeling, bedoeld in artikel 7.53a, tweede lid, kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld over de wijze waarop deze geschiedt.
1. Het instellingsbestuur dat een capaciteitsfixus heeft vastgesteld, selecteert de aspirant-studenten op grond van kwalitatieve criteria. Het aantal soorten kwalitatieve selectiecriteria bedraagt ten minste twee.
2. Het instellingsbestuur maakt tijdig de kwalitatieve selectiecriteria en de selectieprocedure bekend op grond waarvan de toelating zal plaatsvinden ingeval het aantal aspirant-studenten het bij de capaciteitsfixus vastgestelde maximum aantal, zou overschrijden.
3. Het instellingsbestuur stelt voor de selectieprocedure een reglement vast waarbij rekening wordt gehouden met de belangen van aspirant- studenten afkomstig uit de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba onderscheidenlijk Aruba, Curaçao en Sint Maarten.
Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot het selectieproces in ieder geval voorschriften worden vastgesteld voor:
a. de aanmeldingsdatum voor selectie; en
b. indien een opleiding door meer dan één instelling als bedoeld in artikel 1.2, onder a, wordt verzorgd, het aantal selectieprocedures van een bepaalde opleiding waaraan een aspirant-student in hetzelfde studiejaar kan deelnemen.
Indien ten aanzien van een opleiding in verband met de behoefte van de arbeidsmarkt een ministeriële regeling als bedoeld in artikel 7.56 is vastgesteld, blijven de artikelen 7.53, 7.53a en 7.53c buiten toepassing.
1. Indien vanwege een onverwachte en grote stijging van het aantal aanmeldingen voor een opleiding van personen die niet behoren tot een van de groepen van personen, bedoeld in artikel 2.2 van de Wet studiefinanciering 2000, noch de Surinaamse nationaliteit bezitten, de beschikbare onderwijscapaciteit ontoereikend is om een onbeperkte inschrijving van studenten mogelijk te maken, kan het instellingsbestuur met toepassing van bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde criteria een capaciteitsfixus voor de opleiding instellen. De capaciteitsfixus heeft betrekking op de personen, bedoeld in de eerste volzin. De voordracht voor een krachtens de eerste volzin vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
2. De capaciteitsfixus wordt voor een studiejaar vastgesteld en heeft betrekking op het eerstvolgende studiejaar.
3. Het instellingsbestuur meldt het instellen van een capaciteitsfixus als bedoeld in het eerste lid onverwijld aan Onze Minister.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden voorschriften gesteld voor het aantonen dat de ontoereikende onderwijscapaciteit wordt veroorzaakt door aanmeldingen van personen als bedoeld in het eerste lid, en worden regels gesteld over selectie. Daarbij kan worden bepaald dat de capaciteitsfixus ten hoogste een bepaald aantal maal achtereenvolgens kan worden vastgesteld en kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop het instellingsbestuur de capaciteitsfixus, bedoeld in het eerste lid, kenbaar maakt.
BBa
Artikel 7.56 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «de twee studiejaren» vervangen door «de drie studiejaren».
2. In het derde lid wordt «1 mei» vervangen door «1 oktober».
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Bij de ministeriële regeling, bedoeld in het eerste lid, worden nadere voorschriften vastgesteld. Deze kunnen in ieder geval betrekking hebben op de situatie waarin het aanbod van afgestudeerden van een bepaalde opleiding de behoefte daaraan op de arbeidsmarkt in aanmerkelijke mate overtreft of dreigt te overtreffen en in andere situaties waarin dit in verband met de beheersing van de arbeidsmarkt wenselijk wordt geacht.
CC
Artikel 7.56, tweede lid, komt te luiden:
2. De artikelen 7.53c, eerste en derde lid, en 7.53d zijn van overeenkomstige toepassing.
DD
Artikel 9.18, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. instemmingsrecht op de onderwijs- en examenregeling ten aanzien van de onderwerpen, bedoeld in artikel 7.13, tweede lid, onderdelen a1, b, c, d, e, g, v en z.
DDa
In artikel 9.33, eerste lid, wordt, onder vervanging van «, en» aan het einde van onderdeel f door een komma en onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel g door «, en», een onderdeel toegevoegd, luidende:
h. het instellen van een capaciteitsfixus als bedoeld in artikel 7.53a, eerste lid.
EE
Artikel 9.33a, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b wordt «artikel 7.46» vervangen door «de artikelen 7.46 en 7.46a».
2. In onderdeel d wordt «7.53, derde lid» vervangen door «7.53c, derde lid».
FF
In artikel 9.38, onderdeel b, wordt «tweede lid, onder a tot en met g en v,» vervangen door «tweede lid, onderdelen a tot en met g, v, z en bb,».
GG
Artikel 10.3c, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. instemmingsrecht op de onderwijs- en examenregeling ten aanzien van de onderwerpen, bedoeld in artikel 7.13, tweede lid, onderdelen a1, b, c, d, e, g, v en z.
HH
Artikel 10.20, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel e, wordt «tweede lid, onder a tot en met g en v,» vervangen door «tweede lid, onderdelen a tot en met g, v, z en bb,».
2. Onder vervanging van «, en» aan het einde van onderdeel h door een komma en vervanging van de punt aan het einde van onderdeel i door «, en», wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:
j. het instellen van een capaciteitsfixus als bedoeld in artikel 7.53a, eerste lid.
II
Artikel 10.20a, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b wordt «artikel 7.46» vervangen door «de artikelen 7.46 en 7.46a».
2. In onderdeel d wordt «7.53, derde lid,» vervangen door «7.53c, derde lid,».
JJ
In artikel 11.11, eerste lid wordt «De commissie heeft voorts instemmingsrecht ten aanzien van de onderwerpen in de onderwijs- en examenregeling, bedoeld in artikel 7.13, tweede lid, onder a1, b, c, d, e, g en v en adviesrecht ten aanzien van de vaststelling of wijziging van de overige onderdelen.» vervangen door «De commissie heeft voorts instemmingsrecht op de onderwijs- en examenregeling ten aanzien van de onderwerpen, bedoeld in artikel 7.13, tweede lid, onderdelen a1, b, c, d, e, g, v en z en adviesrecht ten aanzien van de vaststelling of wijziging van de overige onderdelen.».
KK
In artikel 11.13, tweede lid, wordt «tweede lid, onder a tot en met g,» vervangen door «tweede lid, onderdelen a tot en met g, v, z en bb,».
LL
In artikel 15.2, onderdeel a, wordt na «tweede lid» ingevoegd «of artikel 7.46a, eerste lid».
MM
In hoofdstuk 17 wordt na titel 17 een titel toegevoegd, luidende:
1. Het instellingsbestuur dat op het moment van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen D tot en met J en M, van de Wet taal en toegankelijkheid een opleiding of een deel van een opleiding in een andere taal verzorgt op grond van artikel 7.2, zoals dat artikel luidde op de dag voordat de desbetreffende onderdelen in werking treden, dient in voorkomend geval een aanvraag voor instemming als bedoeld in artikel 5.6a gelijktijdig in met de eerstvolgende accreditatiebeoordeling, bedoeld in artikel 5.11 of 5.16 of, indien de eerstvolgende accreditatiebeoordeling plaatsvindt binnen twaalf kalendermaanden na de inwerkingtreding van de desbetreffende onderdelen, gelijktijdig met de eerstvolgende accreditatiebeoordeling gerekend vanaf twaalf kalendermaanden na de inwerkingtreding.
2. In afwijking van artikel 5.6a, eerste lid, kan het instellingsbestuur in de situatie, bedoeld in het eerste lid, de opleiding of het deel van de opleiding blijven verzorgen in de desbetreffende andere taal totdat door het accreditatieorgaan is beslist op de aanvraag om instemming.
3. Artikel 5.6b, eerste lid, is van toepassing, met dien verstande dat in geval van gestelde voorwaarden als bedoeld in artikel 5.6b, eerste lid, het instellingsbestuur de opleiding of het deel van de opleiding blijft verzorgen in de desbetreffende andere taal totdat door het accreditatieorgaan is beoordeeld of aan de voorwaarden is voldaan.
1. Indien het accreditatieorgaan in de situatie, bedoeld in artikel 18.93, eerste lid, de aanvraag tot instemming, bedoeld in artikel 5.6a, eerste lid, afwijst, of op grond van artikel 5.6b, eerste lid, oordeelt dat niet is voldaan aan gestelde voorwaarden, vermeldt het accreditatieorgaan in het desbetreffende besluit op welke datum het besluit van kracht wordt, met inachtneming van een redelijke termijn voor het instellingsbestuur.
2. Artikel 7.3, zesde lid, is van toepassing.
De Wet educatie en beroepsonderwijs wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.2.1, tweede lid, wordt «Beroepsonderwijs sluit aan op het voorbereidend beroepsonderwijs en het algemeen voortgezet onderwijs.» vervangen door «Beroepsonderwijs sluit aan op het voorbereidend beroepsonderwijs, het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs van een naastliggend niveau als bedoeld in artikel 7.2.2, derde lid, of op het hoger onderwijs.».
B
Artikel 7.1.1. komt te luiden:
1. Het onderwijs wordt gegeven en de examens worden afgenomen in het Nederlands.
2. In afwijking van het eerste lid kan aan een deel van een opleiding een andere taal worden gevoerd, indien:
a. het onderwijs met betrekking tot die taal betreft,
b. een anderstalige gastdocent als bedoeld in artikel 4.2.1, zesde lid, het onderwijs verzorgt, of
c. dit, gelet op de specifieke aard, de inrichting of de kwaliteit van het onderwijs, meer dan het voeren van het Nederlands, in het belang is van deelnemers voor het bereiken van de doelstellingen voor beroepsonderwijs, bedoeld in artikel 1.2.1, tweede lid.
3. In geval van toepassing van het tweede lid, onderdeel c, legt het bevoegd gezag het besluit tot het voeren van een andere taal en de reden hiervoor per opleiding schriftelijk vast. Het bevoegd gezag stelt hiertoe beleid vast en beschrijft daarin:
a. de procedure waarmee en de inhoudelijke gronden waarop wordt overgegaan tot het voeren van een andere taal voor dat deel van de opleiding, en
b. de wijze waarop de instelling zich inspant om de kwaliteit van het onderwijs aan de opleiding te waarborgen.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan nader worden bepaald in welke gevallen sprake is van een specifieke aard, inrichting of kwaliteit van het onderwijs als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c.
5. Onze Minister kan in verband met specifieke regionale of economische omstandigheden of een tekort aan personeel op de arbeidsmarkt voor bepaalde opleidingsdomeinen, een opleiding of groep van opleidingen aanwijzen waarvoor de regels gesteld bij of krachtens dit artikel niet van toepassing zijn. Daarbij kunnen voorwaarden worden gesteld.
C
In artikel 7.4.8, tweede lid, wordt na de eerste volzin toegevoegd «Indien op grond van artikel 7.1.1, tweede lid, onderdeel c, in het onderwijs een andere dan de Nederlandse taal wordt gevoerd, wordt dat vermeld in de onderwijs- en examenregeling.»
Artikel 2, tweede lid, onderdeel d, van de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen komt te luiden:
d. de beroepsopleidingen, bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, met dien verstande dat voor een beroepsopleiding verschillende referentieniveaus kunnen worden vastgesteld, en
In artikel 2 van bijlage 2 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de zinsnede met betrekking tot de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek als volgt gewijzigd:
1. Na «de artikelen 2.9, derde lid» wordt een zinsnede ingevoegd, luidende: «, 5.6a, derde en vierde lid, 5.6b, eerste lid, en 5.6c, eerste lid».
2. De zinsnede «6.5 en 15.1, eerste lid» wordt vervangen door «5.31a, eerste lid, 6.5, en 15.1, eerste lid».
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35282-61.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.