Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 december 2019
Nu de Tweede Kamer bovengenoemd wetsvoorstel heeft aanvaard, op 17 december 2019,
wordt het voor behandeling toegezonden aan de Eerste Kamer. Ik breng onder uw aandacht
dat een spoedige behandeling door de Eerste Kamer van het – zeer kleine – wetsvoorstel
gewenst is.
Het wetsvoorstel bestaat uit één wijzigingsartikel en een inwerkingtredingsbepaling.
Het beoogt niet meer dan de huidige concessie en erkenningen van de landelijke publieke
mediadienst met een jaar te verlengen. Het is van groot belang dat het wetsvoorstel
op kortst mogelijke termijn wet wordt en in werking kan treden. De concessie en erkenningen
zoals ze op dit moment gelden lopen af op 31 december 2020, en de wettelijk voorgeschreven
voorbereidingshandelingen voor de nieuwe concessie en erkenningen zijn nu al aan de
orde. Zo dienen de erkenningaanvragen van omroeporganisaties, uitgaande van een nieuwe
erkenningperiode per 1 januari 2021, te zijn ingediend vóór 1 februari 2020. Het spoedwetsvoorstel
is nodig voor een noodzakelijk jaar respijt.
Het wetsvoorstel is aangekondigd in de Visiebrief van het kabinet over de publieke
omroep.1 Veel van de maatregelen uit de Visiebrief vergen een wetswijziging. Daartoe wordt
gewerkt aan een apart wetsvoorstel. En een deel van die maatregelen dient te worden
geëffectueerd met ingang van een nieuwe concessie-/erkenningperiode. Zonder het jaar
verlenging zou de nieuwe periode beginnen op 1 januari 2021: te vroeg voor zorgvuldige
invoering van de nieuwe maatregelen. Dat zou ertoe leiden dat de maatregelen pas met
ingang van de opvolgende periode, per 1 januari 2026, zouden kunnen gelden. In het
licht van de urgentie van de maatregelen zou dat te laat zijn. Een en ander wordt
uiteengezet in de memorie van toelichting bij het onderhavige wetsvoorstel.
Een belangrijke wijziging uit de Visiebrief is de verlaging van het minimumaantal
leden dat is vereist voor aspirant omroeporganisaties die de stap naar een gewone
erkenning willen maken. Voorgesteld wordt dat aantal te verlagen van 150.000 naar
50.000. De ledeneis van 150.000 lijkt voor de huidige aspirant omroepen een onmogelijke
opgave. Zonder de verlenging van de concessie-/erkenningperiode zou voor de eerstvolgende
erkenningperiode, per 1 januari 2021, de eis van 150.000 leden nog gelden. Dat zou
het grote risico met zich meebrengen dat huidige aspiranten het publieke bestel zouden
moeten verlaten.
Bij het verlengen van de lopende concessie en erkenningen hoort logischerwijs het
verplaatsen van de peildatum voor het ledenaantal van de omroeporganisaties. Het bepalen
van die peildatum is een bevoegdheid die ik heb op grond van artikel 2.27, eerste
lid, Mediawet 2008. De peildatum was vastgesteld op 31 december 2019. Ik heb inmiddels
het besluit genomen om de peildatum te verschuiven naar 31 december 2020.2 Het had mijn voorkeur dit pas te doen na aanvaarding van het wetsvoorstel door de
Eerste Kamer.3 Gelet op het tijdstip van behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer en
op de gewenste duidelijkheid voor (aspirant) omroeporganisaties heb ik gemeend met
de verschuiving niet te kunnen wachten. Ik heb melding gemaakt van dit besluit tijdens
het plenaire debat over het onderhavige wetsvoorstel in de Tweede Kamer.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob