Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 november 2019
Op 11 september jl. heeft mevrouw Kröger (GroenLinks) haar visie op de toekomst van
de luchtvaart gepresenteerd in de initiatiefnota «Luchtvaart op de rails»1. In de procedurevergadering van 11 september jl. heeft de vaste commissie voor Infrastructuur
en Waterstaat om een schriftelijke reactie op de initiatiefnota gevraagd. Via deze
weg wordt aan het verzoek van de commissie tegemoet gekomen.
Allereerst wil ik mevrouw Kröger bedanken voor de analyse en aanbevelingen die zij
in haar initiatiefnota presenteert. De toekomst van de luchtvaart staat volop in de
maatschappelijke en politieke belangstelling. Mede door de huidige ontwikkeling van
het Ontwerp Luchtvaartnota 2020–2050, waar op dit moment hard aan gewerkt wordt en
die naar verwachting eind dit jaar aan uw Kamer gepresenteerd zal worden. Bij de vormgeving
van de Luchtvaartnota wordt veel waarde gehecht aan een breed maatschappelijk participatieproces.
In de initiatiefnota worden de uitdagingen rondom met name klimaat, gezondheid en
leefbaarheid en de volumeontwikkeling van de luchtvaart uiteengezet. Ook wordt ingegaan
op alternatieven voor de luchtvaart, in het bijzonder de internationale trein. Deze
thema’s zijn van belang voor het debat over de luchtvaart en het is goed dat mevrouw
Kröger hier oog voor heeft. In de Kamerbrief van 27 maart jl.2 wordt geïllustreerd hoe het huidige klimaatbeleid voor de luchtvaart op mondiaal,
Europees en nationaal niveau eruit ziet. Als onderdeel daarvan zijn in het Ontwerpakkoord
Duurzame Luchtvaart, dat op 27 maart jl. als bijlage bij de genoemde brief aan uw
Kamer is aangeboden, afspraken met de luchtvaartsector gemaakt met als doel de CO2-uitstoot van de luchtvaart te verminderen. De Luchtvaartnota is voor wat betreft
het thema klimaat de kabinetsreactie op het Ontwerpakkoord Duurzame Luchtvaart.
In de initiatiefnota wordt expliciet uitgesproken dat er anders naar de Luchtvaart
gekeken moet worden. Dat onderstreep ik graag. De verbinding van Nederland met de
wereld is waardevol en belangrijk voor onze economie, maar de wijze waarop we het
wereldwijde netwerk van bestemmingen behouden, is geen vanzelfsprekendheid. Zoals
eerder gemeld in de Kamerbrief van 5 juli jl.3 komt kwaliteit in het Luchtvaartbeleid centraal te staan. Veiligheid staat hierin
op één. Het gaat vervolgens om een evenwichtige balans tussen de kwaliteit van de
leefomgeving, de kwaliteit van ons netwerk van internationale verbindingen en duurzaamheid.
Het streven naar een evenwichtige balans is ook het perspectief voor de Luchtvaartnota.
Trein als alternatief
In «Luchtvaart op de rails» wordt de mogelijkheid om vervoer per vliegtuig op korte
afstand binnen Europa te vervangen door internationaal vervoer per trein aangeduid
als een kansrijke optie voor de verduurzaming van het personenvervoer. Dit staat hoog
op de agenda en past binnen het voornemen om de komende jaren met sectorpartijen beter
in te zetten op het optimaliseren van de internationale (trein)reis.
Het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) heeft voor vlieg- trein- auto- en
busreizen de infrastructuurkosten voor de overheid en de externe kosten vergeleken.
Deze kosten zijn voor zes bestemmingen (Brussel, Parijs, Londen, Düsseldorf, Frankfurt
en Berlijn) in kaart gebracht. Daarbij zijn de kosten in beeld voor het jaar 2018
en geven zo inzicht in de huidige situatie. Met dit rapport, dat op 4 november jl.4 door het KiM is gepubliceerd, wordt de kennisbasis voor de Luchtvaartnota verder
aangevuld. Op basis van de uitkomsten van deze en eerdere studies zie ik dat luchtvaart,
spoor en bussen elkaar met maatwerk-beleid vooral moeten aanvullen. Het kabinet werkt
samen met partijen uit de luchtvaart- en spoorsector aan een actieplan met maatregelen
om op deze zes bestemmingen treinreizen aantrekkelijker te maken. De partijen streven
ernaar om eind dit jaar het plan op te leveren, waarna uw Kamer hierover geïnformeerd
zal worden.
De initiatiefnota «Luchtvaart op de Rails» wordt benut bij het verder vormgeven van
de Luchtvaartnota.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga