35 245 Wijziging van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en de Wet toezicht trustkantoren 2018 in verband met de implementatie van richtlijn (EU) 2018/843 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/138/EG en 2013/36/EU (PbEU 2018, L 156) (Implementatiewet wijziging vierde anti-witwasrichtlijn)

H BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 februari 2021

In deze brief ga ik in op de verschillen tussen de aanbevelingen van de FATF op het gebied van virtuele valuta en de implementatie van de herziene vierde anti-witwasrichtlijn (AMLD5) in de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Hiermee geef ik opvolging aan mijn toezegging (T02917) aan het lid Sent (PvdA) om een «zoek-de-verschillenanalyse» te maken. Deze toezegging heb ik gedaan op 21 april 2020 tijdens de plenaire behandeling van de Implementatiewet wijziging vierde anti-witwasrichtlijn.

Met deze wet, die op 21 mei 2020 in werking is getreden, zijn aanbieders van wisseldiensten tussen virtuele valuta en fiat valuta enerzijds en bewaarportemonnees anderzijds onder de reikwijdte van de Wwft gebracht. Daarnaast is DNB voor deze partijen als toezichthouder van de Sanctiewet 1977 aangewezen. Aanbieders van wisseldiensten en bewaarportemonnees zijn sindsdien onder meer verplicht zich te registreren bij toezichthouder DNB, cliëntenonderzoek te doen en ongebruikelijke transacties te melden bij de Financial Intelligence Unit Nederland (FIU). Met deze wetgeving voldoet Nederland grotendeels aan de aanbevelingen van de FATF voor virtuele valuta. De FATF-aanbevelingen zijn echter pas vastgesteld nadat de herziene vierde anti-witwasrichtlijn was vastgesteld. Er is daardoor een aantal punten waarop de vierde anti-witwasrichtlijn, en dus de Wwft, nog verschillen van de FATF-aanbevelingen:

  • 1. De FATF beveelt aan vijf diensten te reguleren. Met de Implementatiewet wijziging vierde anti-witwasrichtlijn zijn wisseldiensten tussen fiat naar crypto en diensten voor het bewaren of administreren van crypto’s volledig onder de Wwft gebracht. Daarnaast geldt dat diensten voor het overdragen van crypto’s (transfers) en financiële diensten die gerelateerd zijn aan de initiële uitgifte of verkoop van crypto’s afhankelijk van de omstandigheden ook reeds gereguleerd zijn in Nederland. Van de vijf diensten die de FATF aanbeveelt te reguleren zijn wisseldiensten tussen verschillende crypto’s nog niet gereguleerd in Nederland;

  • 2. FATF-aanbeveling 15.9a betreft het verrichten van cliëntenonderzoek bij incidentele transacties van boven de 1.000 euro. Op grond van de Wwft geldt dat onder toezicht staande instellingen cliëntenonderzoek moeten doen bij incidentele virtuele valuta transacties ter waarde van 15.000 euro of meer.

  • 3. FATF-aanbeveling 15.9b betreft de zogenaamde travel rule, waarbij dienstverleners bij het uitvoeren van virtuele valutatransacties informatie over de betaler en begunstigde met elkaar moeten delen. Voor bijvoorbeeld bancaire overboekingen gelden vergelijkbare regels, die in een Europese verordening zijn vastgelegd.1 Deze verplichting geldt nu nog niet voor crypto-aanbieders.

In het Werkprogramma voor 2021 heeft de Commissie aangegeven dit jaar nog met nieuwe voorstellen op het gebied van anti-witwasregelgeving te komen.2 Ik heb eerder aan de Tweede Kamer aangegeven3 dat ik mij inzet om dat gedeelte van de FATF-standaarden dat nog niet in AMLD5 is opgenomen in de volgende herziening van de Europese anti-witwasregels mee te nemen, en zal er daarom bij de Commissie op aandringen om deze standaarden snel in Europese regelgeving over te nemen. Vervolgens worden deze regels zo snel mogelijk in Nederland geïmplementeerd.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra


X Noot
1

Verordening (EU) 2015/847.

X Noot
2

Kamerstukken I, 2020–2021, 35 663, nr. A.

X Noot
3

Zie onder meer Kamerstukken II, 2019–2020, 31 477 nr. 52.

Naar boven