De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat het voor het behoud van de Nederlandse werkgelegenheid in de innovatieve
Nederlandse blockchain- en cryptosector essentieel is om MKB bedrijven zo veel mogelijk
te ontlasten van overbodige en onnodige administratieve praktijken die belemmerend
uitwerken op de innovatie;
constaterende, dat het aanvankelijk met de markt geconsulteerde artikel 23(e) – d.w.z.
zonder de toevoegingen die het Ministerie van Financiën later heeft aangebracht op
advies van DNB – een rechtmatige, passende en proportionele invulling van de verplichtingen
onder de wijziging van de vierde anti-witwasrichtlijn (AMLD5) vormde, welke daarnaast
ook goed uitvoerbaar is;
constaterende, dat de nadien toegevoegde toezichtregels, ook blijkens het advies van
de Raad van State van 3 juni 2019 (W06.19.0080/III), in strijd zijn met de Europese
richtlijnen en daarin geen grond vinden en leiden tot overmatig kostbaar toezicht
door DNB (en indirect tot verlies van hoogwaardige werkgelegenheid in Nederland);
verzoekt de regering om, alvorens de wet in werking te laten treden, met de toezichthouder
DNB en de sector in overleg te treden om vooraf te waarborgen dat de directe toezicht-
en nalevingskosten proportioneel zijn en te waarborgen dat de feitelijke handhaving
onder wet beperkt blijft tot hetgeen op grond van de Europese richtlijn, indachtig
het advies van de Raad van State, strikt noodzakelijk is,
en gaat over tot de orde van de dag.