35 245 Wijziging van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en de Wet toezicht trustkantoren 2018 in verband met de implementatie van richtlijn (EU) 2018/843 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2018 tot wijziging van richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/138/EG en 2013/36/EU (PbEU 2018, L 156) (Implementatiewet wijziging vierde anti-witwasrichtlijn)

E NADERE MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 24 maart 2020

Inleiding

Ik dank de vaste commissie voor Financiën voor de nadere vragen en opmerkingen. Deze vragen worden, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, beantwoord in de volgorde van het door de commissie uitgebrachte nader verslag.

Nadere vragen en opmerkingen van de SP-fractieleden

Klopt het dat in het voorgenomen Implementatiebesluit wijziging vierde anti-witwasrichtlijn op de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) geënte eisen zijn opgenomen die geen deel uitmaken van de EU-richtlijn? Zo ja, welke eisen betreffen dit dan volgens de regering?

Het implementatiebesluit bevat op een tweetal onderwerpen een nadere uitwerking van eisen. Ten eerste zijn er nadere regels opgenomen met betrekking tot de betrouwbaarheid en geschiktheid van beleidsbepalers of medebeleidsbepalers. Ten tweede zijn regels opgenomen met betrekking tot een integere en beheerste bedrijfsvoering. De nadere uitwerking van de eisen omtrent de betrouwbaarheid en geschiktheid van (mede)beleidsbepalers volgt rechtstreeks uit de richtlijn, namelijk uit artikel 47, tweede lid. De eisen met betrekking tot de beheerste en integere bedrijfsvoering bestaan uit drie elementen: i) de verplichting om te beschikken over procedures en maatregelen met betrekking tot het tegengaan van belangenverstrengeling, ii) de verplichting om het beleid tot naleving van de Wwft-verplichtingen te vertalen in procedures en maatregelen en iii) de verplichting om te beschikken over een duidelijke, evenwichtige en adequate organisatiestructuur. Het tegengaan van belangenverstrengeling volgt uit artikel 47, derde lid, van de richtlijn. De verplichting om te beschikken over procedures en maatregelen volgt uit artikel 8 van de richtlijn. De verplichting om over een duidelijke, evenwichtige en adequate organisatiestructuur te beschikken is noodzakelijk om effectief toezicht te kunnen houden. Dit is ook toegelicht in paragraaf 3.2.5 van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel.

Kan de regering bevestigen dat de in het concept Implementatiebesluit opgenomen eisen een grotere administratieve last en daarmee kosten met zich mee kunnen brengen voor met name kleinere bedrijven ten opzichte van wat voorzien was in de richtlijn?

In Nederland is de bekostigingssystematiek zo ingericht dat de kosten voor het toezicht van AFM en DNB worden doorbelast aan de instellingen die onder hun toezicht staan. In de (wijziging van de) vierde anti-witwasrichtlijn zijn geen regels opgenomen over de bekostiging van het toezicht op de naleving van bepalingen uit de richtlijn. De bekostigingssystematiek volgt uit nationale regelgeving en was bekend op het moment dat DNB werd aangewezen als Wwft-toezichthouder op aanbieders van diensten met virtuele valuta. De kosten voor het toezicht worden verdeeld onder alle partijen die onder het toezicht van DNB vallen, dus ook onder buitenlandse partijen die zich registreren bij DNB. De lasten voor kleine bedrijven zijn een belangrijk aandachtspunt. De kosten worden daarom verdeeld naar rato van de omzet die is verkregen uit het aanbieden van diensten met virtuele valuta. Partijen met een hoge omzet zullen om die reden meer toezichtkosten betalen dan partijen met een lage omzet. Inherent aan deze bekostigingssystematiek is dat ook kleine partijen moeten betalen voor het toezicht en dat het bedrag voor hen lager uitvalt. Het aanwijzen van een toezichthouder vindt plaats na vaststelling van de richtlijn, namelijk op het moment dat wordt gestart met de implementatie van de richtlijn. De keuze voor DNB als toezichthouder brengt met zich dat de kosten voor het toezicht worden doorbelast. De keuze voor DNB als toezichthouder op aanbieders van diensten met virtuele valuta is uitgebreid toegelicht in de memorie van toelichting. Naast de directe kosten voor het toezicht dienen partijen ook investeringen te plegen zodat zij in staat zijn om te voldoen aan de nieuwe verplichtingen.

Deelt de regering de mening van sommige belangenorganisaties dat hiermee feitelijk – per AMvB – een nationale kop op de Europese richtlijn is gezet? Zo nee, waarom niet? Waarom kon volgens de regering wat nu is opgenomen in voornoemd besluit niet worden opgenomen in het voorliggende wetsvoorstel?

Het uitgangspunt bij de implementatie van de wijziging van de vierde anti-witwasrichtlijn is waarborgen dat een aanbieder van diensten met virtuele valuta in staat is om te voldoen aan de verplichtingen van de Wwft. De bedrijfsvoering van een aanbieder moet daartoe op de juiste manier zijn ingericht. Daarnaast moet er effectief toezicht kunnen worden gehouden op de naleving van die Wwft-verplichtingen door deze aanbieders. Nederland dient op grond van de richtlijn niet alleen technisch maar ook effectief aan de richtlijn te voldoen. Voor een volledige implementatie is het onvoldoende om te volstaan met een (technische) omzetting van de bepalingen uit de richtlijn in nationale voorschriften. De effectieve implementatie brengt met zich dat de bepalingen uit de richtlijn moeten worden ingebed in het nationale systeem, zodat de sector in staat is om de bepalingen na te leven en uit te voeren en zodat de toezichthouder in staat is om effectief toezicht uit te oefenen. Om die reden kan het noodzakelijk zijn om verplichtingen vast te stellen die niet rechtstreeks uit de richtlijn voortvloeien, zoals de verplichting om over een inzichtelijke organisatiestructuur te beschikken. De nadere uitwerking in de AMvB van de wettelijke verplichtingen in de Wwft is in die mate gedetailleerd dat het niet passend is om deze bepalingen op wetsniveau te regelen. Dit is in lijn met de Aanwijzingen voor de regelgeving. Het is gebruikelijk om dergelijke bepalingen in lagere regelgeving op te nemen.

Nadere vragen en opmerkingen van de ChristenUnie-fractieleden

De leden van de ChristenUnie-fractie onderschrijven ten volle de risico’s op witwassen en terrorismefinanciering die verbonden zijn met de inzet van virtuele valuta. Het beoordelen van de omvang van het probleem blijft echter lastig. Is het de regering mogelijk op basis van een combinatie van kwantitatieve en kwalitatieve inzichten de omvang van witwassen enigszins aan te geven? Hoe groot is het probleem en wat zijn de verwachtingen over de inzet van deze valuta? Zijn daar in EU-verband ook gegevens over?

De exacte omvang van witwassen is niet vast te stellen. Uit onderzoek, verricht in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) door prof. dr. Unger in 20181 blijkt dat in Nederland jaarlijks naar schatting circa 16 miljard euro wordt witgewassen. Recenter onderzoek verricht door een onderzoeksteam van prof. dr. Unger schat de omvang van witwassen in Nederland op 12,8 miljard euro. Hoe groot het aandeel van de inzet van virtuele valuta in Nederland in die schattingen is, is niet bekend. Wel hebben het Openbaar Ministerie (OM)2, het Europees Parlement (EP)3, de Financial Action Task Force (FATF)4, de G205 en de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties6 en andere nationale en internationale experts en gremia meermaals gewezen op de risico’s op witwassen en terrorismefinanciering die verbonden zijn aan virtuele valuta’s. Tevens wordt in rapporten van Europol beschreven hoe criminele groepen virtuele valuta gebruiken als onderdeel voor hun witwas modus operandi.7 De FIU-Nederland signaleert verder in haar openbare jaaroverzichten een sterke toename van het aantal meldingen van ongebruikelijke transacties die verband houden met virtuele valuta. Ook in de supranationale risicobeoordeling (SNRA) van de Europese Commissie8 komt het risico met betrekking tot de inzet van virtuele valuta naar voren. Dat geldt eveneens voor de Nederlandse risicobeoordeling (NRA) voor witwassen en voor terrorismefinanciering.9 In deze twee NRA’s is het gebruik van virtuele valuta door experts van verschillende organisaties geïdentificeerd als een van de risico’s met de grootste potentiële impact.

Hechte samenwerking tussen EU-landen rond de bestrijding van witwassen is onmisbaar. Er is een gedeeld belang om van elkaar te leren. Dat geldt zeker voor de vraag wat effectieve bestrijdingsmethoden zijn. Wat werkt wel en wat werkt niet? Wat heeft Nederland, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie nogmaals, geleerd van andere EU-landen inzake de identificatie van risico’s op witwassen en terrorismefinanciering? Hoe worden ervaringen uitgewisseld? Bijvoorbeeld tussen landen die nadrukkelijk verdergaan dan een minimumharmonisatie. Slagvaardig anti-witwasbeleid vereist effectieve samenwerking tussen lidstaten ook op het punt van kennisdeling. Kan de regering verhelderen hoe dit is georganiseerd?

In diverse Europese en internationale gremia worden nieuwe (gesignaleerde) risico’s besproken en kennis gedeeld. Gezamenlijk wordt dan onderzocht of en welke acties moeten worden ondernomen. Bijvoorbeeld binnen de FATF waarbij niet alleen beste praktijken worden gedeeld en gepubliceerd, maar ook wordt nagedacht hoe nieuwe risico’s het beste geadresseerd kunnen worden. Zo zijn onlangs nieuwe standaarden voor virtuele valuta geconsulteerd en vastgesteld. Ook op Europees niveau worden binnen expertwerkgroepen nieuwe risico’s besproken en onderzocht of aanvullende regelgeving nodig is. Een goed voorbeeld hiervan is de discussie die nu op Europees niveau plaatsvindt over welke vervolgstappen noodzakelijk zijn in reactie op de post mortem review van de Europese Commissie naar de recente witwasschandalen bij Europese Banken.

Het WODC heeft de methodologie voor NRA in Nederland in 2016 ontwikkeld en beschreven.10 Bij het opstellen van deze methodologie, die gericht is op het inventariseren van risico’s op witwassen en terrorismefinanciering, heeft het WODC de NRA’s van het Verenigd Koninkrijk, Italië en Zweden betrokken. Uitgangspunt voor de methodologie was de methodologie van de FATF. Deze methodologie wordt wereldwijd en in Europa veel gebruikt, aangezien zij aansluit bij het toetsingskader dat de FATF gebruikt bij het beoordelen van de effectiviteit van het anti-witwasbeleid.

In de SNRA van de Europese Commissie worden verschillende risico’s ten aanzien van witwassen en terrorismefinanciering beschreven. De SNRA wordt onder voorzitterschap van de Europese Commissie besproken met alle EU-lidstaten in de Expert Group on Money Laundering and Terrorist Financing (EGMLTF). De inzichten uit de SNRA worden verder betrokken bij het opstellen van de (de actualisering van de) NRA. De drie European Supervisory Authorities (ESA’s) publiceren ook joint opinions over de risico’s op witwassen en financieren van terrorisme. Bij de totstandkoming van die opinions wordt gebruik gemaakt van data die wordt aangeleverd door de nationale bevoegde autoriteiten. Daarnaast draagt de European Banking Authority (EBA) met haar coördinerende taken op het gebied van het voorkomen van witwassen en financieren van terrorisme bij aan kennisdeling en uitwisseling van informatie. Recent heeft de EBA meer taken en bevoegdheden gekregen op dit gebied. Een belangrijk onderdeel hiervan is het bevorderen en vereenvoudigen van informatiedeling tussen bevoegde autoriteiten die een rol hebben bij het voorkomen van witwassen en financieren van terrorisme.

Voorts hebben verschillende instanties, zoals de FIU-Nederland, opsporingsdiensten en het OM, veelvuldig contact met internationale en Europese partners op het terrein van de aanpak van witwassen of daaraan verbonden terreinen zoals de aanpak van ondermijnende criminaliteit of afpakken. Nederland deelt informatie met partners via bijvoorbeeld de kanalen van de Egmont Group en FIU.net, Interpol, Europol, Eurojust en CARIN. Ook worden gezamenlijke initiatieven specifiek op witwassen opgepakt onder meer binnen de European Multidisciplinary Platform Against Criminal Threats (EMPACT), het Anti-Money laundering Operational Network (AMON) en het Platform Joint Chiefs of Global Tax Enforcement (J5) alsmede het daarin onder gebrachte internationale systeem voor het matchen van data (Financial Criminal Investigations Net; FCI-Net).

De memorie van antwoord spreekt van doorlopende evaluatie van anti-witwasbeleid. Daarbij is ook sprake van een beleidsmonitor. Kan worden aangegeven tot welke concrete inzichten dit heeft geleid?

De meest recente beleidsmonitor witwassen is uitgevoerd door Ecorys in opdracht van het WODC en is gepubliceerd op de website van het WODC11 en aangeboden aan de Tweede Kamer.12 In de beleidsmonitor witwassen worden de actoren en activiteiten bij het voorkomen en bestrijden van witwassen beschreven. Een van de conclusies van de beleidsmonitor is dat alle actoren betrokken bij het anti-witwasbeleid risicotaxaties gebruiken bij de uitvoering van hun taken. Om dit voor partijen blijvend mogelijk te maken wordt de NRA periodiek geactualiseerd.13 Ook worden de resultaten van risico-inventarisaties van de SNRA onder de aandacht van de betrokkenen gebracht.

Een ander inzicht was dat het voor een proactieve aanpak van witwassen nodig is om gegevens van verschillende betrokkenen met elkaar te combineren. Veel samenwerking, zowel tussen publieke partijen als van publieke met private partijen, is hierop gericht. Partijen hebben daarbij vaak moeite om te beoordelen of de privacywetgeving en geheimhoudingsbepalingen toelaten dat zij gegevens delen. In het plan van aanpak witwassen14 zijn verschillende maatregelen aangekondigd om het delen van informatie te ondersteunen en bestaande onduidelijkheden weg te nemen.

Verder was een van de conclusies dat er onvoldoende betrouwbare inschattingen zijn van de omvang van de hoeveelheid geld die in Nederland wordt witgewassen om te kunnen meten in hoeverre maatregelen effect hebben. Dit is mede aanleiding geweest voor een studie Aard en omvang van criminele bestedingen.15 Het doel van dit onderzoek is om meer inzicht te verkrijgen in de besteding van illegaal verkregen vermogen en hoeveel er jaarlijks in Nederland wordt witgewassen. Het rapport is eind 2018 gepubliceerd en aan de Tweede Kamer aangeboden.16

Tot slot beschrijft de monitor dat het op veel gebieden ontbreekt aan relevante systematische data. Dit bemoeilijkt de beoordeling van de effectiviteit van het beleid en de maatregelen. Om die reden wordt gewerkt aan meetbare doelstellingen per uitvoerende dienst in de vorm van Kern Prestatie Indicatoren (KPI’s), zodat periodiek gezamenlijk bekeken kan worden waar zo nodig bijgestuurd dient te worden en/of maatregelen noodzakelijk zijn.17

Ontwikkelingen rond de inzet van virtuele valuta gaan razendsnel. Om deze reden vroegen de leden van de ChristenUnie-fractie hoe het Ministerie van Financiën ervoor zorgt dat de departementale kennis van deze cryptovaluta up-to-date is en blijft. Hoe behoudt het ministerie overzicht van de fluïde markt van vraag en aanbod, van de verschillende marktpartijen en hun handelsprakrijken? Hoe vergaart het inzicht in de verwevenheid van boven- en onderwereld? Hoe is de interne expertisehuishouding belegd en georganiseerd? En met welke inzet van personen en middelen gaat dit gepaard? De leden onderstrepen het belang van een overheid die de kennis en vaardigheden in huis heeft om de strijd aan te kunnen tegen witwassen en terrorismefinanciering via virtuele valuta. Dat vereist een overheid die stevig investeert in kennisinfrastructuur en medewerkers. De leden vragen om een meer omvattende analyse en beschouwing op dit punt.

Bij het Ministerie van Financiën houden circa vier medewerkers zich onder andere bezig met virtuele valuta. Zij richten zich voornamelijk op de (Europese) regelgeving rond virtuele valuta. Daarbij valt te denken aan de implementatie van de wijziging van de vierde anti-witwasrichtlijn, alsook actieve betrokkenheid bij het opstellen van FATF-standaarden over virtuele valuta en het opstellen van een reactie indien Europese regelgeving of opinies of (internationale) standaarden worden geconsulteerd. Veel kennis over virtuele valuta en de risico’s en kansen is beschikbaar bij toezichthouders en opsporingsinstanties. Er is sprake van actieve uitwisseling van kennis en informatie binnen de verschillende overheidspartners die zich met dit onderwerp bezighouden. Het behouden van het overzicht op de fluïde markt van vraag en aanbod, van de verschillende marktpartijen en hun handelspraktijken is in eerste instantie een taak van de toezichthouder. Als zij constateren dat op bepaalde punten aanvullende regelgeving nodig is, ligt betrokkenheid van het ministerie voor de hand. Inzicht en ontwikkelingen in de verwevenheid van boven- en onderwereld wordt verkregen middels verschillende rapporten, die periodiek worden uitgebracht. Te denken valt daarbij aan de Monitor georganiseerde criminaliteit van het WODC, het landelijk beeld van ondermijnende criminaliteit van het Landelijk Informatie en Expertise Centrum en het Nationaal Dreigingsbeeld georganiseerde criminaliteit, dat in opdracht van de Openbaar Ministerie door de politie wordt opgesteld. Ook wordt er in reguliere contacten met bijvoorbeeld FIOD en FIU-Nederland gesproken over ontwikkelingen en knelpunten bij de aanpak van witwassen, waaronder de risico’s van virtuele valuta.

Nadere vragen en opmerkingen van de leden van de Fractie Otten

De Nederlandsche Bank (DNB) wijst er in de Uitvoerings- en Handhaafbaarheidstoets rond het concept-implementatiebesluit bij deze wet op dat sprake kan zijn van aanzienlijke toezichtkosten en dat deze kosten niet zijn benoemd in paragraaf 4 van de memorie van toelichting bij het voorstel voor de Implementatiewet wijziging vierde anti-witwasrichtlijn. Dit betekent dat de innovatieve en kleinere Nederlandse partijen in het crypto- en blockchainecosysteem op grote achterstand worden gezet ten opzichte van concurrenten in de rest van Europa en dat niet onwaarschijnlijk is dat buitenlandse big-tech spelers met diepe zakken de partijen zullen zijn die uiteindelijk overblijven om de Nederlandse markt te gaan bedienen. Deelt de regering deze visie van DNB? Zo nee, waarom niet?

Paragraaf vier van de memorie van toelichting bij het Implementatiewetsvoorstel gaat onder meer in op de algemene lasten (regeldruk) die de verplichtingen uit de nieuwe regelgeving met zich mee brengen voor de instellingen die aan deze verplichtingen moeten voldoen. Het is niet gebruikelijk om toezichtkosten daarin mee te nemen. De bekostigingssystematiek, waarbij de kosten voor het toezicht worden doorbelast aan de onder toezicht staande partijen, is niet alleen van toepassing op Wwft-verplichtingen maar op alle verplichtingen waar AFM en DNB op grond van de wet toezicht op houden. De systematiek van doorberekening is gebaseerd op het beleid van het rapport Maat Houden 2014. Door afgelopen kabinetten is aangegeven dat bij het financieel toezicht sprake is van een situatie waarbij volledige doorberekening in de rede ligt.

In algemene zin zijn de lasten voor kleine bedrijven die voortvloeien uit de vierde anti-witwasrichtlijn een belangrijk aandachtspunt. Eerder heb ik uw Kamer toegezegd om bij de evaluatie naar de werking van de Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn expliciet te kijken naar de uitvoerbaarheid van de verplichtingen voor kleine Wwft-instellingen.18

Is er na de marktconsultatie van eind 2018, met het toen nog beleidsarme wetsregime, een nieuwe kostenberekening gemaakt over de nalevings- en toezichtkosten voor de aanbieders? Zo nee, kan de regering een nieuwe opstelling maken waarin de nalevings- en toezichtkosten van de op het advies van DNB toegevoegde eisen wel zijn meegenomen?

De materiële verplichtingen voor aanbieders van diensten met virtuele valuta zijn na de marktconsultatie van eind 2018 niet veranderd. Dat zijn op grond van de richtlijn onder meer de verplichtingen om cliëntenonderzoek te verrichten, transacties te monitoren en ongebruikelijke transacties te melden bij FIU-Nederland. Ook was bij de marktconsultatie 2018 reeds bekend dat DNB toezicht zou gaan houden op de naleving van die verplichtingen door aanbieders van diensten met virtuele valuta.

Kan de regering aangeven hoe groot de omzet van de Nederlandse crypto-industrie zou moeten zijn om deze kosten te kunnen dragen en hoe die omzet zich verhoudt tot de feitelijke grootte van de markt? Is het volgens de regering realistisch en proportioneel om te verwachten dat deze markt die toezichtkosten kan dragen?

De kosten van het toezicht zijn afhankelijk van meerdere factoren. Een van die factoren is het aantal partijen dat onder toezicht van DNB komt te vallen. Op basis hiervan maakt DNB een inschatting van de benodigde capaciteit. Bij een minder grote crypto-industrie zal DNB ook minder capaciteit nodig hebben en dus ook minder kosten doorbelasten.

Moeten de Nederlandse cryptoaanbieders straks aan strengere eisen voldoen dan vrijgestelde betaaldienstverleners onder de Wet Financieel Toezicht en wat zijn precies de verschillen in kosten tussen het toezichtregime voor een vrijgestelde betaaldienstverlener en een wisselkantoor voor virtuele valuta? Ziet de regering ruimte om ook een dergelijke vrijstellingsregeling in de nieuwe wet te formuleren, zodat kleinere crypto-aanbieders aan een minder grote set eisen hoeven te voldoen?

Onder bepaalde voorwaarden kunnen bepaalde financiële ondernemingen, zoals betaaldienstverleners, worden vrijgesteld van de vergunningplicht op grond van de Wet op het financieel toezicht (Wft). Het gevolg is dat deze partijen (deels) niet aan de verplichtingen van de Wft hoeven te voldoen. Een vrijgestelde betaaldienstverlener is echter niet vrijgesteld van de verplichtingen in de Wwft. Er vindt dus altijd Wwft-toezicht plaats. De reden hiervoor is dat de vierde anti-witwasrichtlijn geen ruimte biedt om, met uitzondering van bepaalde aanbieders van kansspelen, instellingen vrij te stellen van Wwft-verplichtingen. Dit geldt ook voor aanbieders van diensten met virtuele valuta. Zij moeten op grond van de richtlijn volledig aan de Wwft voldoen. Er gelden voor deze aanbieders geen verplichtingen op grond van andere regelgeving, zoals de Wft. Een vrijstelling van andere regelgeving is daarom niet aan de orde.

Is de regering bereid om toe te zeggen dat, wanneer de Raad van State ter zake van het ontwerp van Implementatiebesluit wijziging vierde anti-witwasrichtlijn zal adviseren dat sprake is van onrechtmatige invoeging of formulering van artikel 23j van de Wwft (conform het eerdere advies), dit artikel 23j per direct zal worden vervangen door een nieuw artikel dat wel aansluit op de visie van de Raad van State rond rechtmatige en passende invoering van de Europese richtlijn?

Ja, ik ben vanzelfsprekend bereid om een zo goed mogelijke opvolging te geven aan het advies van de Raad van State.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra


X Noot
1

Aard en omvang van criminele bestedingen. Eindrapportage, bijlage bij Handelingen II 2018/19, 31 477, nr. 28.

X Noot
3

http://www.europarl.europa.eu/cmsdata/150761/. TAX3%20Study%20on%20cryptocurrencies%20and%20blockchain.pdf.

X Noot
4

Zie onder meer de FATF Guidance for a risk-based approach to virtual assets and virtual asset service providers, beschikbaar via: http://www.fatf-gafi.org/publications/fatfrecommendations/documents/guidance-rba-virtual-assets.html.

X Noot
6

Resolutie 2462(2019), beschikbaar via: https://undocs.org/en/S/RES/2462(2019).

X Noot
7

Europol, EU serious and organised crime threat assessment 2017 – crime in the age of technology, p. 19 en Europol, Internet organised crime threat assessment 2019, p. 25, 27 en 51.

X Noot
9

Kamerstuk II 2017/18, 31 477, nr. 22.

X Noot
12

Kamerstukken II 2018/19, 31 477, nr. 28.

X Noot
13

Zie ook Plan van aanpak witwassen, onder «blijvend aanscherpen anti-witwasbeleid» (Kamerstukken II, 2018–2019, 31 477, nr. 41).

X Noot
14

Kamerstukken II 2018/19, 31 477, nr. 41.

X Noot
15

Aard en omvang van criminele bestedingen. Eindrapportage, bijlage bij Handelingen II 2018/19, 31 477, nr. 28.

X Noot
16

Kamerstukken II 2018/19, 31 477, nr. 28.

X Noot
17

Zie het plan van aanpak witwassen, onder 1.6.

X Noot
18

Kamerstukken I 2018/19, 34 808, K.

Naar boven