35 245 Wijziging van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en de Wet toezicht trustkantoren 2018 in verband met de implementatie van richtlijn (EU) 2018/843 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/138/EG en 2013/36/EU (PbEU 2018, L 156) (Implementatiewet wijziging vierde anti-witwasrichtlijn)

C MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 14 februari 2020

Inleiding

Het kabinet is de vaste commissie voor Financiën erkentelijk voor de aandacht die zij het onderhavige wetsvoorstel heeft geschonken en voor de door haar daarover gestelde vragen. Deze vragen worden, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, beantwoord in de volgorde van het door de commissie uitgebrachte verslag.

Vragen en opmerkingen van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie vragen in welk opzicht de implementatie in Nederland verschilt van die van andere EU-landen

Het wetsvoorstel bevat de implementatie van een richtlijn die de vierde anti-witwasrichtlijn wijzigt. Deze richtlijn bevat voor een groot deel een verdere aanvulling en aanscherping van reeds bestaande verplichtingen. Daarnaast bevat de richtlijn enkele nieuwe verplichtingen, waarvan de belangrijkste betrekking hebben op verplichtingen voor aanbieders van diensten met virtuele valuta, het stellen van verdere beperkingen aan het gebruik van anonieme prepaidkaarten en het creëren van ruimere mogelijkheden voor toezichthouders om informatie te delen met opsporingsinstanties. Daarnaast bevat de richtlijn een aantal lidstaatopties waarbij lidstaten de keuze hebben of ze daar wel of geen gebruik van willen maken. Er is op dit moment geen overzicht beschikbaar van het gebruik van de verschillende lidstaatopties door de lidstaten. Wel is er een algemeen overzicht beschikbaar1 waarin voor elke lidstaat de nationale wetgeving waarmee de richtlijn wordt geïmplementeerd, wordt weergegeven. Hier kan bijvoorbeeld ook worden gevonden hoe andere lidstaten het toezicht op aanbieders van diensten met virtuele valuta hebben vormgegeven. De richtlijn schrijft voor dat deze aanbieders geregistreerd moeten zijn, maar niet hoe die registratieplicht eruit moet zien. De invulling hiervan kan om die reden per lidstaat verschillen. Daarnaast hebben sommige lidstaten voor deze aanbieders strengere eisen gesteld dan de richtlijn voorschrijft. De reden hiervoor is dat de voorschriften voor aanbieders van diensten met virtuele valuta uit de richtlijn niet gelijk zijn aan de standaarden van de Financial Action Task Force (FATF) over virtuele valuta die het afgelopen jaar zijn aangenomen. De FATF-standaarden stellen verdergaande eisen dan de richtlijn. Sommige lidstaten hebben die verdergaande eisen gelijk meegenomen bij de implementatie van de richtlijn. De vierde anti-witwasrichtlijn verplicht tot minimumharmonisatie. Het is lidstaten dan toegestaan om strengere eisen stellen dan de richtlijn voorschrijft. In Nederland is besloten om de implementatie van de richtlijn te beperken tot de bepalingen uit de richtlijn. De verdergaande eisen van de nieuwe FATF-standaarden zijn niet meegenomen in de implementatiewet.

De leden van de PvdA-fractie wijzen erop dat doordat niet meer alleen financiële instellingen en beroepsbeoefenaren (zoals belastingadviseurs) maar ook aanbieders van bewaarportemonnees en wisseldiensten onder de Wwft komen te vallen, zij ook de rol van poortwachter krijgen toebedeeld. Dat roept bij de leden van de PvdA-fractie te volgende vragen op: Waarom worden trustkantoren vertrouwd met zo’n belangrijke taak? Waarop is dit vertrouwen gebaseerd? Is dit geen publieke taak die ook door een publiek orgaan dient te worden uitgevoerd?

Aanbieders van diensten met virtuele valuta krijgen, net als trustkantoren en bijvoorbeeld banken, middels deze implementatiewet een poortwachtersrol. Het beleggen van de poortwachtersfunctie bij banken, andere financiële ondernemingen en verschillende beroepsbeoefenaars wordt internationaal en Europees gezien als de meest effectieve manier om het gebruik van het financiële stelsel voor witwassen en financieren van terrorisme te voorkomen. Deze instellingen hebben voordat zij een zakelijke relatie aangaan, direct contact met de klant. Ook nadat zij een zakelijke relatie zijn aangegaan hebben ze doorlopend zicht op de klant. Deze instellingen zijn daarmee bij uitstek in staat om onderzoek naar hun klanten te verrichten en om te beoordelen wanneer een transactie om verschillende reden, bijvoorbeeld omdat die transactie niet past binnen het profiel van een klant, als ongebruikelijk moet worden gemeld bij de FIU-Nederland. Op de naleving van de Wwft door alle instellingen wordt toezicht uitgeoefend.

De leden van de PvdA-fractie lezen dat de reikwijdte van de richtlijn wordt uitgebreid. Dit heeft als gevolg dat er meer meldingsplichtige instellingen komen of dat voor bestaande meldingsplichtige instellingen de grens om ongebruikelijke transacties te melden bij de FIU-Nederland, wordt verlaagd. Door deze uitbreiding van de reikwijdte zullen er meer ongebruikelijke transacties worden gemeld bij de FIU-Nederland. In welke mate betekent dit een toename van de werkzaamheden van de FIU-Nederland? En welke ruimte krijgt deze om die toename van de werkzaamheden uit te voeren?

De implementatiewet brengt onder meer met zich dat de reikwijdte van de Wwft wordt uitgebreid. Dit heeft, zoals de PvdA-fractie terecht opmerkt, als gevolg dat er meer meldingsplichtige instellingen komen of dat voor bestaande meldingsplichtige instellingen de grens om ongebruikelijke transacties te melden bij de FIU-Nederland, wordt verlaagd. Door deze uitbreiding van de reikwijdte zullen er meer ongebruikelijke transacties worden gemeld bij de FIU-Nederland. Het is op voorhand niet mogelijk om precies aan te geven hoeveel extra meldingen van ongebruikelijke transacties bij de FIU-Nederland kunnen worden verwacht op grond van dit implementatiewetsvoorstel. Met de FIU-Nederland vindt overleg plaats of de capaciteit voldoende is en in dit kader dient te worden uitgebreid.

Daarnaast vindt er, in het kader van het plan van aanpak witwassen dat op 30 juni aan de Tweede Kamer is verzonden2, halfjaarlijks een gesprek plaats met alle bij het plan van aanpak betrokken partijen, waaronder de FIU-Nederland. In die gesprekken hebben we ook nadrukkelijk aandacht voor de vraag of de beschikbare capaciteit voldoende is. Zoals vermeld in het plan van aanpak witwassen zijn bij Voorjaarsnota 2019 reeds extra middelen toegekend, een bedrag oplopend tot een structureel bedrag van € 29 miljoen vanaf 2021. Deze middelen worden toegekend aan de FIU-Nederland, alsmede aan de FIOD, de Belastingdienst, de Douane en het Openbaar Ministerie (OM) om de opsporing van witwassen, fraudebestrijding en ondermijning te intensiveren. Daarnaast zijn er tijdelijke middelen aan de FIU-Nederland toegekend voor de aanpak van ondermijning en van cybercrime. Het totaal aantal extra fte voor de FIU-Nederland op basis hiervan is circa 19.

De leden van de PvdA-fractie lezen dat een registratieplicht wordt ingevoerd voor aanbieders van wisseldiensten en bewaarportemonnees voor virtuele valuta. DNB zal het toezicht uitoefenen op deze aanbieders. In welke mate betekent dit een toename van de werkzaamheden van DNB? En welke ruimte krijgt deze om die toename van de werkzaamheden uit te voeren?

Het Wwft-toezicht dat De Nederlandsche Bank (DNB) zal gaan uitoefenen op aanbieders van diensten met virtuele valuta is een nieuwe taak en brengt om die reden een toename van de werkzaamheden van DNB met zich mee. DNB belast de kosten voor het toezicht door aan de onder haar toezicht staande instellingen. Deze systematiek is verplicht voor DNB en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en volgt uit de Wet bekostiging financieel toezicht 2019. DNB heeft een eerste inschatting gemaakt van de benodigde capaciteit op basis van het toen bekende aantal aanbieders dat naar verwachting onder DNB toezicht zal komen te vallen (ongeveer 30). Op basis hiervan is de schatting van de benodigde capaciteit 7 fte. De definitieve toezichtcapaciteit kan echter pas worden vastgesteld nadat duidelijk is wat het aantal aanbieders is dat zich heeft geregistreerd en waar DNB toezicht op houdt. Daarom kan DNB genoodzaakt zijn om de inzet voor 2020 in de loop van 2020 bij te stellen.

Vragen en opmerkingen van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie vragen zich af of de nu, na ruim anderhalf jaar, voorgestelde wijzigingen gebaseerd zijn op een eclatant succes van de (implementatie van) richtlijn (EU) 2015/849 of juist het volledig ontbreken van enig resultaat daarvan.

De implementatiewet implementeert richtlijn (EU) 2018/843 die richtlijn (EU) 2015/849 verder aanvult. De risico’s op witwassen en financieren van terrorisme zijn voortdurend in beweging en onderhevig aan verandering. Belangrijkste aanleidingen voor het verder aanvullen van richtlijn (EU) 2015/849 waren de geconstateerde toename van het gebruik van moeilijk te traceren betaalmiddelen (zoals anonieme prepaidkaarten) en alternatieve financieringen (zoals virtuele valuta) door zowel criminelen als terroristen. Ook beoogt de richtlijn de samenwerking tussen verschillende bevoegde autoriteiten, zowel binnen als tussen lidstaten, te verbeteren. De belangrijkste wijzigingen in de implementatiewet houden hiermee verband. Zo worden de aanbieders van diensten met virtuele valuta onder de reikwijdte gebracht, worden er verdere beperkingen gesteld aan het gebruik van anonieme prepaidkaarten en wordt het mogelijk voor Wwft-toezichthouders om informatie te delen met opsporingsinstanties.

De richtlijn (EU) 2018/843 wijzigt ook de bepalingen in de vierde anti-witwasrichtlijn over het registreren van uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten en van trusts en soortgelijke juridische constructies. Deze onderwerpen worden bij separate wetsvoorstellen geregeld, omdat de implementatie hiervan een aanzienlijke aanpassing vergt van ICT-infrastructuur en de implementatie overwegend plaatsvindt door middel van het wijzigen van andere wetgeving dan de Wwft. Hetzelfde geldt ten aanzien van bepalingen omtrent het oprichten van een verwijzingsportaal bankgegevens.

De leden van de PVV-fractie vragen of de regering kan aangeven hoeveel drugshandelaren, witwassers en terroristen (graag gespecificeerd dus) zijn gearresteerd en veroordeeld op basis van de vigerende anti-witwasrichtlijn? Kan de regering aangeven hoeveel PEP’s zich onder de gearresteerden bevonden, wederom graag gespecificeerd naar drugshandelaren, witwassers en terroristen? Kan de Minister aangeven in hoeverre deze cijfers naar verwachting nog gaan stijgen bij invoering van de nieuw voorgestelde wet?

De implementatie van de Europese anti-witwasrichtlijn heeft in Nederland plaatsgevonden door wijziging van de Wwft. Die wet verplicht instellingen om onder meer ongebruikelijke transacties te melden bij de FIU-Nederland. Vervolgens analyseert de FIU-Nederland de meldingen van ongebruikelijke transacties en verklaart zij die in bepaalde gevallen als verdachte transacties. De door FIU-Nederland verdacht verklaarde transacties worden ter beschikking gesteld aan diverse (bijzondere) opsporingsdiensten en inlichtingen- en veiligheidsdiensten.

Door de opsporing wordt op uiteenlopende wijzen gebruik gemaakt van verdachte transacties, onder meer als sturingsinformatie, als startinformatie voor een strafzaak of als onderdeel van bewijs in een strafzaak. Daar waar verdachte transacties als sturingsinformatie worden gebruikt voor de inrichting van een strafrechtelijk onderzoek, zijn deze niet als zodanig gewaarmerkt in eventuele verdere opsporings- en vervolgingsonderzoeken. Het OM registreert niet op grond van welke soort informatie een strafzaak is gestart. De verdachte transactie wordt dan ook niet als zodanig expliciet genoemd in het bewijsmiddelenoverzicht in het strafdossier. Voorgaande brengt met zich dat verdachte transacties een belangrijke bijdrage leveren aan de arrestatie en vervolging van verdachten van misdrijven, maar dat niet kan worden aangegeven bij hoeveel verdachte transacties sprake was van een arrestatie of vervolging van drugshandelaren, witwassers en terroristen en hoeveel PEPs zich daaronder bevonden.

De implementatiewet brengt, zoals eerder aangegeven, onder meer met zich dat de reikwijdte van de Wwft wordt uitgebreid. Door deze uitbreiding zullen er meer ongebruikelijke transacties worden gemeld bij de FIU-Nederland. De aanname is dat dit ook tot meer verdachte transacties zal gaan leiden die voor opsporings- en vervolgingsonderzoeken kunnen worden benut. Ook het uitbreiden van de informatie-uitwisseling tussen bevoegde autoriteiten, waaronder tussen Wwft-toezichthouders en opsporingsautoriteiten, zal bijdragen aan meer informatie voor opsporing en vervolging. De verwachting is dat hierdoor meer subjecten in beeld gaan komen.

De leden van de PVV-fractie wijzen erop dat de financiële sector naar verluidt inmiddels een controleapparaat van zo’n 6.000 medewerkers heeft aangetrokken om aan de eisen van de vigerende wet te voldoen. Zij vragen of moet worden verwacht dat dit aantal bij implementatie van het nieuwe voorstel nog verder moet worden uitgebreid? Hoe verhoudt dit aantal zich tot de medewerkers in overheidsdiensten die zich met taken op dit gebied bezighouden zoals de FIU (en mogelijk andere diensten)?

Het voorkomen van witwassen en financieren van terrorisme vraagt om een forse investering van poortwachters. Die investering is noodzakelijk om de integriteit van het financiële stelsel te waarborgen en het financiële stelsel adequaat te beschermen tegen het gebruik ervan voor witwassen of terrorismefinanciering. Zoals eerder aangegeven wordt het beleggen van de poortwachtersfunctie bij private instellingen als meest effectief beschouwd, omdat zij hun klanten kennen en om die reden weten wat wel en niet gebruikelijk is voor een klant. Daarom bevat het eerdergenoemde plan van aanpak witwassen verschillende maatregelen om de poortwachtersfunctie effectiever te maken. Een belangrijk aspect daarbij is het versterken van informatiedeling tussen publieke en private partijen en tussen private partijen onderling. Het kabinet zet zich in om wettelijke barrières voor gegevensdeling weg te nemen.

In de voortgangsbrief over het plan van aanpak witwassen3 is benadrukt dat de beschikbare capaciteit bij de betrokken publieke partijen een aandachtspunt is. De publieke partijen worden daarom regelmatig bevraagd of hun beschikbare capaciteit toereikend is. Het kabinet investeert bovendien sterk in de aanpak van criminele geldstromen, het afpakken van crimineel vermogen en het verstoren van witwaspraktijken. Zoals eerder aangegeven zijn bij Voorjaarsnota 2019 reeds extra middelen toegekend, een bedrag oplopend tot een structureel bedrag van € 29 miljoen vanaf 2021, aan de FIU-Nederland, alsmede aan de FIOD, de Belastingdienst, de Douane en het OM, om de opsporing van witwassen, fraudebestrijding en ondermijning te intensiveren.

In het plan van aanpak witwassen is extra geld beschikbaar gesteld voor het Bureau Financieel Toezicht, dat daarmee zijn capaciteit kan uitbreiden. Overheidsdiensten die zich bezighouden met opsporing en vervolging van strafbare feiten hebben verder een generieke taak op dat terrein, waar het opsporen en vervolgen van witwassen en terrorismefinanciering onderdeel van uitmaakt. De capaciteit van de FIOD en het OM wordt met de eerdergenoemde gelden uit de Voorjaarsnota 2019 versterkt. De slagkracht van publieke partijen zal nog verder worden vergroot in het kader van het breed offensief tegen georganiseerde, ondermijnende criminaliteit. Zoals ook vermeld in de voortgang van het plan van aanpak witwassen zal een multidisciplinair interventieteam (MIT) zal worden opgericht. Het MIT zal zich gaan inzetten op het afbreken van machtsposities van criminele kopstukken en hun facilitators, het verstoren van ondermijnende bedrijfsprocessen en het opwerpen van barrières voor misbruik van de legale economie en infrastructuur. De aanpak is intelligence gedreven en gericht op het blootleggen van criminele geldstromen en het afpakken van crimineel vermogen.

De leden van de PVV-fractie vragen of de regering heeft overwogen dat met een adequate grenscontrole oneindig veel meer drugshandelaren en terroristen zouden kunnen worden gevangen dan met de voorgestelde wetten?

Het doel van de gewijzigde vierde anti-witwasrichtlijn en de implementatie ervan in Nederlandse wetgeving is het voorkomen dat het financiële stelsel wordt gebruikt voor het witwassen van geld of het financieren van terrorisme. In dat kader wordt een groot aantal instellingen als poortwachter aangemerkt. De aanpak van witwassen is een speerpunt voor het kabinet. Om die reden heeft zij vorig jaar het plan van aanpak witwassen gepresenteerd. Dit plan bestaat uit drie pijlers, die nadrukkelijk met elkaar verbonden zijn en elkaar versterken. De eerste pijler richt zich op het verhogen van barrières zodat het voor criminelen moeilijker is om illegaal verkregen inkomsten binnen het financiële stelsel te brengen. De tweede pijler richt zich op het vergroten van de effectiviteit van de poortwachtersfunctie en het toezicht daarop, zodat crimineel vermogen uit ons stelsel wordt geweerd. De derde pijler richt zich tot slot op het versterken van de opsporing en vervolging zodat criminelen nog steller en effectiever worden aangepakt. De maatregelen uit het plan van aanpak witwassen komen voort uit de bredere inzet van het kabinet om de integriteit van de financiële sector te vergroten, ook op het terrein van het voorkomen en bestrijden van terrorismefinanciering. Dit omdat het preventieve werk van de poortwachters eveneens een belangrijke bijdrage levert aan het voorkomen van terroristische aanslagen. Financiële stromen zijn daarbij belangrijk om daders op te sporen en terroristische organisaties in een vroeg stadium te ontmantelen.

Een maatregel die onderdeel uitmaakt van het plan van aanpak witwassen is het uitbreiden van de toezicht- en handhavingsmogelijkheden van de Douane op het vervoer van contant geld en andere liquide middelen binnen de EU. De Douane is op dit moment alleen bevoegd om te controleren als liquide middelen een EU-buitengrens passeren. Deze maatregel breidt het toezicht door de Douane uit tot het verkeer binnen de EU. Met deze maatregel wordt het tevens mogelijk voor de Douane om in het derde landenverkeer niet alleen op liquide middelen te controleren, maar ook op andere waardevolle goederen, zoals sieraden, dure horloges, edelstenen en antiek en op documenten die duiden op vermogensbestanddelen.

Het kabinet onderschrijft verder het belang van adequate controles van personen aan de buitengrenzen van de EU. Op een verdere intensivering van de EU-buitengrenscontroles wordt actief ingezet, inclusief een versterking van de Europese Grens- en Kustwacht. Verder dient Nederland zich te houden aan de Schengen Grens Code. Nederland werkt in internationaal, EU- en Schengen-verband en ook bilateraal niveau nauw samen bij de bestrijding van drugscriminaliteit en terrorisme. Al langer wordt onderkend dat politiediensten naadloos over de grens moeten kunnen samenwerken. Dat gebeurt door middel van de inzet van agentschappen zoals Interpol, Europol en Eurojust en informatiesystemen alsook door gezamenlijke onderzoeksteams en opsporings- en controleacties. Dit heeft ook geresulteerd in een vernieuwd Benelux Politieverdrag zodat men zonder bureaucratie kan meekijken in elkaars systemen, tot en met grensoverschrijdende operationele inzet van speciale eenheden.

Vragen en opmerkingen van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie constateren dat de eerder in het wetsvoorstel opgenomen vergunningsplicht is gewijzigd in een registratieplicht voor ondernemingen die diensten voor het wisselen tussen virtuele valuta’s en fiduciaire valuta’s of bewaarportemonnees aanbieden nadat de Raad van State hierop aangedrongen had wegens onverenigbaarheid met het Europese recht van een vergunningsplicht. De leden van de SP-fractie vragen de regering of zij vindt dat een vergunningsplicht echter nog altijd inhoudelijk verkiesbaar zou zijn boven een registratieplicht en zo ja waarom en zo nee waarom niet?

Het kabinet heeft steeds gewezen op de risico’s op witwassen en financieren van terrorisme die gepaard gaan met virtuele valuta. De belangrijkste reden hiervoor is dat virtuele valuta een alternatief financieel systeem mogelijk maken dat vooralsnog op geen enkele manier wordt gecontroleerd of onder toezicht staat. Virtuele valuta stellen criminelen en terroristen in staat om anoniem en op afstand (digitaal) transacties uit te voeren. Deze transacties zijn zeer moeilijk te traceren, waardoor kwaadwillenden makkelijk uit het zicht van onder meer overheidsinstanties kunnen blijven. Deze risico’s worden door diverse experts en gremia onderschreven, zie ook de beantwoording van de vraag van de CU-fractie over de omvang van het gebruik van virtuele valuta. Vanwege de verhoogde risico’s op witwassen en financieren van terrorisme adviseerden AFM en DNB om een vergunningstelsel in te voeren.4 Om zo goed mogelijk aan het advies van de Raad van State tegemoet te komen en tegelijkertijd de hierboven geschetste risico’s afdoende te ondervangen, is een registratieplicht in de implementatiewet opgenomen. Er is een duidelijk verschil tussen de eerder in het wetsvoorstel opgenomen vergunningplicht en de huidige registratieplicht. Voor een nadere uitwerking van deze verschillen wordt verwezen naar de volgende vraag.

De leden van de SP-vragen de regering of zij kan reflecteren op de kritiek vanuit de branche dat de registratieplicht dusdanig is vormgegeven dat deze neerkomt op een verkapte vergunningsplicht? Deelt de regering deze zienswijze, en zo nee waarom niet?

Er zijn drie gronden op grond waarvan DNB kan weigeren tot registratie over te gaan. Dat is als de aanbieder a) bij een verzoek tot registratie onjuiste gegevens aanlevert, b) bij een verzoek tot registratie onvolledige gegevens aanlevert of c) als de dagelijks beleidsbepalers van de aanbieder niet betrouwbaar en geschikt zijn. De gegevens die bij de registratie moeten worden aangeleverd zijn opgenomen in artikel 23c, eerste lid, van deze implementatiewet en worden bij lagere regelgeving verder uitgewerkt. Tijdens de registratietermijn van twee maanden beoordeelt DNB of aan de drie voorwaarden voor registratie is voldaan. Indien dat het geval is, gaat DNB over tot registratie. Doel van de registratie is dat DNB een inschatting kan maken van de risico’s op witwassen en financieren van terrorisme bij de aanbieder en dat DNB zich een beeld kan vormen of de aanbieder in staat is om te voldoen aan zijn verplichtingen. Het wel of niet registeren door DNB is dus gekoppeld aan de hiervoor genoemde drie gronden. Bij een vergunningplicht vindt een uitgebreidere toets plaats, waarbij de gronden om de vergunning wel of niet te verlenen omvangrijker zijn. DNB beoordeelt tijdens de termijn voor het verlenen van een vergunning of de partij die de vergunning aanvraagt, in staat is om te voldoen aan alle eisen die de wet stelt.

Het wetsvoorstel bevat een plicht tot registratie, waardoor aanbieders niet zonder registratie hun diensten mogen aanbieden. Een registratieplicht brengt ook met zich mee dat als DNB een registratie doorhaalt, dat een aanbieder zijn dienstverlening moet staken. Net als een vergunninghoudende partij, staat een geregistreerde aanbieder van diensten met virtuele valuta onder doorlopend Wwft-toezicht. Dit doorlopende Wwft-toezicht is verplicht op grond van de richtlijn. De verschillen tussen een vergunningplicht en een registratieplicht hebben enkel betrekking op het toetreden van de markt.

De leden van de SP-fractie vragen hoe de registratieplicht zoals nu voorgesteld zich verhoudt tot het prudentieel toezicht zoals dat nu geldt voor financiële instellingen die onder de Wet op het financieel toezicht vallen?

Het toezicht dat DNB uitoefent op aanbieders van diensten met virtuele valuta beperkt zich uitdrukkelijk tot de eisen die de Wwft stelt. Dit toezicht heeft dus geen betrekking op prudentiële eisen of andere eisen uit de Wet op het financieel toezicht (Wft). Dit vloeit voort uit het feit dat de verplichtingen voor aanbieders van diensten met virtuele valuta rechtstreeks volgen uit de (gewijzigde) vierde anti-witwasrichtlijn. Het doel van deze verplichtingen is om te waarborgen dat een aanbieder in staat is om te voorkomen dat zijn dienstverlening wordt gebruikt voor witwassen of financieren van terrorisme. Vanwege dit belang is het noodzakelijk dat DNB goed en effectief toezicht kan houden op de naleving van deze Wwft-verplichtingen door de aanbieder van diensten met virtuele valuta. Naast de verplichtingen voor deze aanbieders die rechtstreeks uit de richtlijn volgen, bevat de Wwft daarom ook enkele eisen die ervoor zorgen dat DNB niet wordt belemmerd in de uitoefening van haar toezicht, zoals de eis dat een aanbieder over een inzichtelijke zeggenschapsstructuur moet beschikken.

Om te kunnen voorkomen dat zijn dienstverlening wordt gebruikt voor witwassen en financieren van terrorisme, vereist de richtlijn onder andere dat een aanbieder van diensten met virtuele valuta cliëntenonderzoek verricht en transactiemonitoring toepast. Het is dan noodzakelijk dat een aanbieder over een adequate bedrijfsvoering beschikt, zodat hij ook in staat is om aan deze materiële verplichtingen te voldoen. De implementatiewet bevat daarom een bepaling over een beheerste en integere bedrijfsvoering. De Wft kent een soortgelijke bepaling. Een belangrijk verschil met de Wft is echter dat de implementatiewet bepaalt dat de beheerste en integere bedrijfsvoering moet plaatsvinden met inachtneming van de Wwft-artikelen die in die bepaling worden opgesomd. Deze Wwft-artikelen bevatten onder andere de hiervoor genoemde materiële verplichtingen van cliëntenonderzoek en transactiemonitoring. Doel van deze Wwft-bepaling omtrent de beheerste en integere bedrijfsvoering is dus om te waarborgen dat een aanbieder van diensten met virtuele valuta zijn bedrijfsvoering zo inricht dat hij kan voldoen aan de eisen die de Wwft stelt. De bepaling over de beheerste en integere bedrijfsvoering in de Wft is breder en dient ook een ander doel dan het voorkomen van witwassen en financieren van terrorisme. Zo bevat de bepaling in de Wft ook eisen over de soliditeit van een financiële onderneming en cybersecurity, zoals de plicht om financiële risico’s te beheersen en te voorzien in IT-beveiligingsmaatregelen.

Ook vragen de leden van de SP-fractie waarom voor DNB is gekozen als toezichthouder? Zijn hier ook nog alternatieven overwogen?

DNB heeft een brede ervaring met Wwft-toezicht omdat zij op uiteenlopende instellingen toezicht houdt. Haar toezicht omvat zowel financiële instellingen als niet financiële instellingen zoals trustkantoren. Dit ligt anders voor andere Wwft-toezichthouders die toezicht uitoefenen op een bepaalde specifieke beroepsgroep, zoals handelaren (kopers en verkopers), belastingadviseurs of advocaten en notarissen. Dankzij het brede Wwft-toezicht dat DNB uitoefent, beschikt zij over een gedegen kennis en expertise. Er is bewust voor gekozen om gebruik te maken van deze bestaande expertise. Aansluiten bij een andere Wwft-toezichthouder of het oprichten van een nieuwe toezichthouder ligt minder voor de hand. Het toezicht op aanbieders van diensten met virtuele valuta sluit bovendien aan bij het Wwft-toezicht dat DNB reeds uitoefent, met name omdat de risico’s zich vooral zullen manifesteren op het moment dat virtuele valuta, al dan niet via omzetting naar fiduciaire valuta, het financiële stelsel binnen komen. Ook dit maakt DNB de meest geëigende toezichthouder voor deze aanbieders.

Voorts vragen de leden van de SP-fractie of het klopt dat de feitelijke vereisten waar bedrijven onder de registratieplicht aan moeten voldoen afhangen van hoe dit per AMVB geregeld wordt en dat het dus van de vormgeving van deze AMVB afhangt hoe hoog de administratieve lasten en financiële kosten voor betreffende ondernemingen uitvallen? Zoals bekend leven er binnen de branche zorgen over deze lasten en kosten, waarbij deze kosten niet goed opgebracht zouden kunnen worden door kleine ondernemingen, die daarmee vervolgens door grote spelers uit de markt gedrukt zouden kunnen worden. Kan de regering zich voorstellen dat zulks inderdaad het onbedoelde gevolg zou kunnen zijn van het voorliggende wetsvoorstel? Is de regering het met de leden van de SP-fractie eens dat ook hier het van belang is hoe de wet uitgevoerd wordt en wat precies per AMVB wordt vastgelegd? Kan de regering in dit verband uitleggen waarom het de voorhang van de AMVB’s waarnaar in het onderhavige wetsvoorstel verwezen wordt niet gepast acht?

Bij de kosten voor het toezicht van DNB op aanbieders van diensten met virtuele valuta moet onderscheid gemaakt worden tussen eenmalige toezichtkosten en doorlopende toezichtkosten. Voorbeelden van eenmalige toezichtkosten zijn de registratie van aanbieders van diensten met virtuele valuta en de toetsing van hun beleidsbepalers. De eenmalige toezichtkosten worden opgenomen in de Regeling bekostiging financieel toezicht eenmalige handelingen. Omdat het een ministeriële regeling betreft, is voorhang niet mogelijk. De kosten voor het doorlopende toezicht op de naleving van de Wwft door aanbieders van diensten met virtuele valuta worden verdeeld onder alle partijen die zich bij DNB registreren. Dat zijn zowel Nederlandse aanbieders als aanbieders uit andere lidstaten, aangezien zij ook wettelijk verplicht zijn om zich bij DNB te registeren.

De daadwerkelijke kosten per aanbieder voor het doorlopende Wwft-toezicht zijn afhankelijk van meerdere factoren. Allereerst van het aantal partijen dat zich registreert, ten tweede van de maatstaf die wordt gehanteerd bij de verdeling van de kosten over het aantal geregistreerde aanbieders en ten derde het aantal fte dat bij DNB het toezicht uitvoert. Op dit moment gaat DNB ervan uit dat hiervoor 7 fte nodig zal zijn. Dat aantal is opgenomen in de openbare ZBO-begroting van DNB voor 2020. Het daadwerkelijke aantal aanbieders dat zich zal registeren wordt pas duidelijk nadat de implementatiewet in werking is getreden. Als dat aantal groter is dan waar aanvankelijk mee rekening is gehouden, kan dit effect hebben op de kosten van de aanbieders. De maatstaf voor de verdeling wordt opgenomen in het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019. De maatstaf voor de verdeling zal de verkregen omzet uit het aanbieden van diensten met virtuele valuta zijn. Kleinere aanbieders die een minder hoge omzet draaien, zullen minder toezichtkosten betalen dan grote aanbieders met een hoge omzet. Omdat de amvb enkel de maatstaf bevat, biedt het voorhangen van deze amvb weinig meer inzicht in de te verwachten doorlopende toezichtkosten voor deze aanbieders dan nu al het geval is op basis van openbare stukken zoals de ZBO-begroting van DNB voor 2020.

Vragen en opmerkingen van de ChristenUnie-fractie

De leden van de CU-fractie wijzen erop dat de verwevenheid van georganiseerde misdaad en terrorisme grote zorgen baart. Gezien het tempo van wijzigingen, in nationaal en in EU-verband, hebben de leden behoefte aan een totaalschets van het ingezette beleid rond witwassen en terrorismefinanciering, de rol van dit voorstel daarbinnen en de veranderingen die nog zijn voorzien. Een dergelijke schets komt de beoordeling van het onderhavige wetsvoorstel ten goede. De leden van de CU-fractie vragen wat de stand van zaken is, waar vooruitgang wordt geboekt en waar resultaten tegenvallen. De leden van de CU-fractie zijn ook benieuwd naar de appreciatie van de regering van de concrete samenwerking in dit verband met de andere EU-lidstaten. Hoe is deze samenwerking geborgd en waar is aanscherping geboden?

Zoals eerder aangegeven heeft het kabinet vorig jaar een plan van aanpak witwassen gepresenteerd. Dit plan van aanpak bevat een totaalschets van het ingezette nationale beleid rond witwassen. Het plan van aanpak bevat een groot aantal maatregelen om witwassen tegen te gaan. Dit wetsvoorstel maakt ook onderdeel uit van de in het plan van aanpak aangekondigde maatregelen. Een onmisbaar uitgangspunt van het plan van aanpak is dat het voorkomen en bestrijden van witwassen een gezamenlijke opgave is van het kabinet met publieke en private partijen. Die gezamenlijke opgave vereist dat iedere betrokken partij zijn verantwoordelijkheid neemt en zijn taak naar behoren vervult. In de recent aan de Tweede Kamer gezonden voortgangsbrief is de huidige stand van zaken weergegeven en wordt ook aangegeven welke punten extra aandacht behoeven. Voor de trustsector zijn bijvoorbeeld extra maatregelen aangekondigd om geconstateerde risico’s te ondervangen. Ook gaat de voortgangsbrief in op gegevensdeling ten behoeve van de versterking van de poortwachtersfunctie, waarover een advies van de Autoriteit Persoonsgegevens is ontvangen.

Het voorkomen en bestrijden van witwassen is voortdurend in ontwikkeling, omdat nieuwe risico’s en witwasmethoden zich kunnen voordoen. Het is daarom van belang dat de maatregelen die we nemen doorlopend geëvalueerd worden om de effectiviteit te borgen en indien nodig te verhogen. Er wordt dan ook periodiek onderzoek gedaan naar de effectiviteit van het anti-witwasbeleid. Lidstaten zijn op grond van de vierde anti-witwasrichtlijn verplicht om een nationale risicoanalyse (NRA) op te stellen waarin de belangrijkste risico’s op witwassen en terrorismefinanciering worden geïdentificeerd. Daarnaast wordt door middel van de beleidsmonitor onderzocht of het beleid effectief is om die geïdentificeerde risico’s te beheersen. Op Europees niveau identificeert de Europese Commissie de belangrijkste risico’s in een supranationale risicoanalyse (SNRA). Deze risicoanalyses bevatten de belangrijkste aandachtspunten.

Nederland werkt op Europees niveau goed samen met andere lidstaten. Een belangrijk aandachtspunt is de oprichting van een Europese anti-witwastoezichthouder. Nederland heeft hiervoor actief gepleit op Europees niveau en samen met Frankrijk, Duitsland, Spanje, Italië en Letland een position paper opgesteld. Dit paper wordt ook genoemd in de voortgangsbrief over het plan van aanpak witwassen. Daarnaast hebben alle lidstaten gezamenlijk raadsconclusies opgesteld over verdere noodzakelijke aanscherpingen van de anti-witwasregelgeving op Europees niveau. In de raadsconclusies wordt onder andere gepleit voor het onderzoeken van de wenselijkheid van verdere harmonisatie door (delen van) de anti-witwasrichtlijn om te zetten in een verordening en de wenselijkheid van het realiseren van Europees anti-witwastoezicht. Nederland heeft zich tijdens het opstellen van deze raadsconclusies actief ingezet en is sterke voorstander van verdere harmonisatie en Europees anti-witwastoezicht. De verwachting is dat de Europese Commissie (EC), op basis van een aangekondigd consultatiedocument dat naar verwachting in maart dit jaar door de EC zal worden gepresenteerd, in 2021 met voorstellen voor wetgeving komt. Nederland is van mening dat beide elementen zo snel mogelijk gerealiseerd moeten worden en zal daarom haar actieve houding voortzetten.

De leden van de CU-fractie vragen de regering of zij inzicht heeft in de omvang van het gebruik van virtuele valuta? Met andere woorden: kan zij evidentie aandragen om de proportionaliteit van deze wet nader te bepalen?

Diverse nationale en internationale experts en gremia, zoals het Openbaar Ministerie, alsook het Europees Parlement, de FATF, de G20 en de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, hebben meermaals gewezen op de risico’s op witwassen en terrorismefinanciering die verbonden zijn aan virtuele valuta. Dit hangt onder andere samen met de eigenschappen van virtuele valuta. Virtuele valuta gaan gepaard met een hoge mate van anonimiteit en maken het mogelijk om op afstand anoniem transacties uit te voeren. Hierdoor kunnen transacties worden verborgen, waardoor terroristische groeperingen en criminelen geld kunnen doorsluizen naar het financiële stelsel van de Europese Unie. Ook het feit dat voor virtuele valuta vrijwel geen regels gelden die vergelijkbaar zijn met de regels voor traditionele betaalmethoden met fiduciaire valuta (zowel chartaal, giraal als elektronisch), maakt het mogelijk ze relatief eenvoudig te gebruiken voor criminele doeleinden. In de praktijk van de opsporing, met name in witwasonderzoeken, worden deze virtuele betaalmethoden veelvuldig aangetroffen.5 Er zijn daarnaast signalen dat terroristische organisaties zich steeds vaker financieren door middel van virtuele valuta.6 Net als bij witwassen zijn virtuele valuta aantrekkelijke middelen voor het financieren van terrorisme vanwege de verhoogde mate van anonimiteit en het digitale karakter waarmee eenvoudig en snel internationale transacties kunnen worden uitgevoerd.

De leden van de CU-fractie vragen of de regering kan aangeven hoe de kennishuishouding van het Ministerie van Financiën belegd is rond het vraagstuk van virtuele valuta. Hoe is dit intern georganiseerd en van welke personele inzet is hierbij sprake? De markt van virtuele valuta verandert snel, hoe houdt het ministerie de interne kennis van deze markt actueel? Hoe behoudt het overzicht van de markt van aanbieders van virtuele wissel- en bewaardiensten? Deze vraag laat zich ook uitbreiden naar DNB als Wwft-toezichthouder.

Het Ministerie van Financiën werkt op het gebied van virtuele valuta nauw samen met de financiële toezichthouders AFM en DNB, alsook met het OM, opsporingsautoriteiten zoals politie, FIOD, en FIU-Nederland en met andere departementen, zoals Justitie en Veiligheid en Economische Zaken en Klimaat. Al deze betrokken partijen beschikken vanuit hun rol over eigen kennis en expertise. Diverse overlegstructuren zijn in het leven geroepen om die kennis en expertise te delen. Verder is het Ministerie van Financiën actief in meerdere internationale gremia, zoals de FATF, FSB en OESO, waarbij onder andere goede praktijken op dit thema worden uitgewisseld. Tot slot wordt er regelmatig met verschillende partijen in de sector gesproken en is een afvaardiging van het Ministerie van Financiën regelmatig aanwezig bij bijeenkomsten en seminars van zowel private als publieke partijen. DNB en de andere genoemde partijen nemen eveneens actief deel aan deze overlegstructuren en internationale gremia. Daarnaast onderhoudt DNB ook veelvuldig contact met toezichthouders op aanbieders van diensten met virtuele valuta uit andere lidstaten en de sector. DNB heeft zich in 2019 actief voorbereid op het aanstaande Wwft-toezicht op aanbieders van diensten met virtuele valuta en daarbij nadrukkelijk ingezet op het verder uitbreiden van de expertise, onder andere door het volgen van relevante opleidingen.

De leden van de CU-fractie veronderstellen dat de aanscherping van de voorliggende wetgeving mede is gestoeld op concrete ervaringen met de vigerende Wwft. Kan de regering dit beamen en zo ja: welke ervaringen waren doorslaggevend? Wat zijn de bevindingen rond het Financieel Expertise Centrum (FEC)? De leden vragen in het verlengde hiervan of de regering een beeld kan geven van de wijze waarop andere EU-landen het toezicht op het gebruik van cryptovaluta hebben geregeld en welke lering hieruit is getrokken.

De voorliggende wetgeving betreft de implementatie van de wijzigingen van de vierde anti-witwasrichtlijn. De wijzigingsrichtlijn beoogt nieuwe geconstateerde risico’s te beheersen die de integriteit van het financiële stelsel van de Unie in gevaar brengen. Zie voor een nadere toelichting op de belangrijkste aanleiding voor het wijzigingen van de vierde anti-witwasrichtlijn het antwoord op de eerste vraag van de PVV-fractie. De belangrijkste risico’s die op Europees niveau zijn geïdentificeerd zijn vastgelegd in de SNRA. De SNRA bevat risico’s die een gevaar vormen voor het financiële stelsel van de Europese Unie, bijvoorbeeld vanwege grensoverschrijdende effecten. Risico’s die op Europees niveau worden geconstateerd, maken een aanpak op Europees niveau noodzakelijk. Dit, en bijvoorbeeld wijzigingen in de internationale standaarden van de FATF, resulteren in wijzigingen van de Europese anti-witwasrichtlijn, net zoals richtlijn (EU) 2018/843. Deze wet implementeert deze richtlijn in nationale regelgeving en is daarom hoofdzakelijk gestoeld op Europees en internationaal vastgestelde risico’s.

De anti-witwasrichtlijn verplicht lidstaten tot minimumharmonisatie. Dit betekent dat lidstaten aanvullende en verdergaande regels mogen stellen. In het plan van aanpak witwassen is een aantal maatregelen genoemd die volgens het kabinet noodzakelijk zijn bij het effectief tegengaan van witwassen en financieren van terrorisme. Deze maatregelen zijn niet opgenomen in richtlijn (EU) 2018/843. Voorbeelden zijn het verbod op contante betalingen vanaf 3.000 euro voor beroeps- en bedrijfsmatige kopers en verkopers van goederen en het wegnemen van wettelijke belemmeringen, zodat private Wwft-instellingen onderling gegevens kunnen delen ter versterking van hun poortwachtersfunctie. Omdat deze maatregelen niet volgen uit de anti-witwasrichtlijn, en om die reden geen verband houden met de implementatie van richtlijn (EU) 2018/843, worden deze maatregelen in een separaat wetgevingstraject opgenomen.

Een algemeen overzicht van hoe andere lidstaten richtlijn (EU) 2018/843 hebben geïmplementeerd, is zoals eerder opgemerkt te vinden op de EU-website.7 Hier kan ook worden gevonden hoe andere landen het toezicht op aanbieders van diensten met virtuele valuta hebben vormgegeven. Zoals eerder aangegeven is in Nederland besloten om de implementatie van de richtlijn te beperken tot de bepalingen uit de richtlijn. Dit betekent dat de in het afgelopen jaar aangenomen verdergaande FATF-standaarden over virtuele valuta niet zijn meegenomen bij de implementatie van deze richtlijn. Nederland zet zich actief in om de onderdelen van de FATF-standaarden die nog niet in de richtlijn zijn opgenomen op Europees niveau te reguleren.8 Op die manier kan worden voortgebouwd op het Europees brede regime voor virtuele valuta dat met de richtlijn is neergezet.

De leden van de CU-fractie merken op dat op advies van de Raad van State de regering de vergunningplicht heeft vervangen door een registratieplicht. De leden van de CU-fractie horen graag of de Raad nog heeft gereageerd op de aanpassing van de tekst van het wetsvoorstel op dit voor hem aangelegen punt.

De Raad van State heeft niet gereageerd op de implementatiewet zoals die nu voorligt in de Eerste Kamer en waarin de registratieplicht is opgenomen. De Raad van State brengt advies uit over het wetsvoorstel voordat het bij de Tweede Kamer aanhangig wordt gemaakt. De opmerkingen van de Raad van State zijn in die versie van het wetsvoorstel geadresseerd.

De leden van de CU-fractie vragen de regering hoe voorkomen kan worden dat de noodzakelijke slagvaardigheid onbedoeld verzandt in bureaucratisering van toezicht en samenwerking tussen lidstaten. Kan de regering nader verduidelijken hoe de registratieplicht van aanbieders die zich richten op het wisselen van virtuele en fiduciaire valuta concreet gestalte zal krijgen? Hoe zorgt de overheid ervoor deze aanbieders in beeld te hebben en te houden, zeker waar het internationale aanbieders betreft? Is het overzicht van aanbieders uit derde-hoogrisicolanden redelijk dekkend en actueel en is daarbij sprake van verschuivingen, van steeds nieuwe marktspelers?

Het wetsvoorstel bevat een verbod voor aanbieders van diensten met virtuele valuta afkomstig uit of gevestigd in derde landen om in Nederland diensten aan te bieden. Dit betekent dat aanbieders uit derde landen ten minste over een vestiging in de Europese Unie moeten beschikken om in Nederland deze diensten te mogen aanbieden. Op grond van de gewijzigde vierde anti-witwasrichtlijn moet die aanbieder worden geregistreerd in de lidstaat waar hij gevestigd is. De implementatiewet regelt dat de aanbieder die via een vestiging in een andere lidstaat in Nederland diensten wil aanbieden, zich daarnaast ook bij De Nederlandsche Bank moet registeren. Er bestaat dus geen «paspoort» systeem voor aanbieders van diensten met virtuele valuta, waarmee een registratie in één van de lidstaten volstaat voor het aanbieden van diensten in de gehele Europese Unie. Op die manier wordt beoogd te waarborgen dat er effectief toezicht kan plaatsvinden op aanbieders van diensten met virtuele valuta die in Nederland diensten verlenen. Bestaande partijen kunnen zes maanden na inwerkingtreding van deze wet hun dienstverlening voortzetten zonder registratie, mits zij een verzoek tot registratie hebben ingediend. DNB heeft in die periode de tijd om de registratie te voltooien en de betrouwbaarheid- en geschiktheidstoets uit te voeren. Indien DNB signalen ontvangt dat partijen illegaal, dat wil zeggen zonder registratie, diensten verlenen in Nederland, kan DNB daartegen handhavend optreden, al dan niet met hulp van de toezichthouder uit de desbetreffende lidstaat waar de aanbieder gevestigd is. DNB heeft daartoe een breed scala aan handhavingsmogelijkheden tot haar beschikking.

De leden van de CU-fractie merken op dat de handhaafbaarheid van dit wetsvoorstel staat of valt met het op de radar krijgen van illegale aanbieders van cryptovaluta. Is het middel van een registratieplicht «hard» genoeg, zo vragen de leden van de CU-fractie, om het verschil te maken? Is de pakkans substantieel genoeg om het beoogde doel van dit wetsvoorstel te realiseren? Hoe komen we niet-geregistreerde aanbieders überhaupt op het spoor? Het gaat immers om een weinig transparante en fluïde wereld van marktpartijen.

Het verkrijgen van inzicht in illegale dienstverlening speelt niet alleen bij aanbieders van diensten met virtuele valuta maar bij iedere vorm van dienstverlening waarvoor een vergunning dan wel registratie is vereist. Om illegale dienstverlening te kunnen detecteren is het van belang dat signalen hierover snel kunnen worden uitgewisseld. Het wetsvoorstel bevat een nieuwe grondslag voor Wwft-toezichthouders om informatie te delen met onder meer nader bepaalde opsporingsinstanties. Voorts is het van belang dat onderling wordt afgestemd welke partij de meest geëigende partij is om op te treden, aangezien illegale dienstverlening zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk kan worden gehandhaafd. Er zijn diverse overlegstructuren waar signalen kunnen worden uitgewisseld en afspraken over de handhaving kunnen worden gemaakt. Voorbeelden hiervan zijn het Financieel Expertise Centrum (FEC) en het Niet Melders Overleg (NMO), dat is ingebed binnen het Anti Money Laundering Center (AMLC).

De leden van de CU-fractie vragen hoe en op welke termijn de diverse onderdelen van het anti-witwasbeleid geëvalueerd gaan worden.

De nieuwe verplichtingen die de wijziging van de vierde anti-witwasrichtlijn met zich brengt, worden op verschillende manieren geëvalueerd. Allereerst zal de EC de toepassing van de gewijzigde vierde anti-witwasrichtlijn evalueren en hierover een verslag opstellen. Dit verslag wordt uiterlijk 11 januari 2022 gepubliceerd. Daarnaast zijn alle lidstaten op grond van de richtlijn verplicht om de doeltreffendheid van de nationale regels ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme te beoordelen. De resultaten hiervan dienen te worden opgenomen in een nationale risicobeoordeling. Het opstellen van een NRA is verplicht op grond van de richtlijn. In de NRA moeten de nationale risico’s op witwassen en financieren van terrorisme worden geïdentificeerd en beoordeeld. Ook de EC dient elke twee jaar een SNRA uit te voeren, waarin de grensoverschrijdende risico’s op witwassen en financieren van terrorisme worden geïdentificeerd en beoordeeld. Lidstaten moeten de bevindingen uit de SNRA meenemen bij het opstellen van de NRA. Bovendien wordt Nederland in 2021 geëvalueerd door de FATF. De FATF brengt een openbaar rapport uit met daarin onder meer een beoordeling van de effectiviteit van het nationale anti-witwas- en anti-terrorismefinancieringsbeleid.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra


X Noot
2

Kamerstukken II, 2018–2019, 31 477, nr. 41

X Noot
3

Kamerstukken II, 2019–2020, 31 477, nr. 50

X Noot
4

Zie: Crypto’s – aanbevelingen voor een regelgevend kader, DNB en AFM, December 2018, Bijlage bij Kamerstukken II, 2018–2019, 32 013, nr. 201.

X Noot
5

Hierbij wordt gewezen op een rapport van Europol, waarin wordt beschreven hoe en hoe vaak criminele groepen cryptovaluta gebruiken als onderdeel voor hun witwas modus operandi, zie: Europol, EU serious and organised crime threat assessment 2017 – crime in the age of technology, 2017, p. 19.

X Noot
8

Kamerstukken II, 2018–2019, 32 013, nr. 201.

Naar boven