35 242 Wijziging van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017

F BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 december 2021

Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 in uw Kamer heb ik toegezegd de analyse van recente uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens inzake bulkinterceptie/bulkdata met uw Kamer te delen. Tevens heb ik toegezegd dat Conventie 108+ zal worden geratificeerd en dat het voorstel van rijkswet daartoe na het zomerreces zal worden ingediend. Met deze brief informeer ik u, mede namens mijn ambtgenoten van Defensie en voor Rechtsbescherming, over de stand van zaken in de uitvoering van deze toezeggingen.

De analyse bestaat uit twee delen. Ten eerste een interne juridische analyse van de Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving van het Ministerie van BZK. Daarnaast heb ik, in overleg met de voorzitters van de CTIVD en de TIB, een drietal hoogleraren, met expertise op het gebied van staatsrecht, grondrechten en toezicht, verzocht een externe analyse uit te voeren. De opdracht is om, tegen de achtergrond van de analyse van mijn departement, de vereisten die de actuele jurisprudentie stelt aan de inrichting van het stelsel van toezicht en toetsing op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten in kaart te brengen een daarbij tevens aan te geven welke keuzemogelijkheden deze jurisprudentie laat voor de inrichting van een duurzaam stelsel van toezicht en toetsing. Ook de betekenis van Conventie 108+ voor het toezicht op de diensten zal worden betrokken in de externe analyse door de drie hoogleraren.

De uitkomsten van de analyses zullen betrokken worden in de hoofdlijnennotitie die gelijktijdig met de analyses aan uw Kamer zal worden gezonden.

De ratificatieprocedure van Conventie C108+ zal in afwachting van de externe analyse worden aangehouden. Er dient advies te worden gevraagd aan de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk en aangezien de Raad van State de laatste adviseur van de regering is en in die hoedanigheid over alle relevante informatie moet beschikken, dient de externe analyse te worden afgerond alvorens de goedkeuringswet aan de Raad van State kan worden voorgelegd.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

Naar boven