35 242 Wijziging van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017

Nr. 8 AMENDEMENT VAN HET LID BUITENWEG

Ontvangen 3 juni 2020

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

In artikel I wordt na onderdeel E een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ea

In artikel 39, derde lid, wordt aan het slot een zin toegevoegd, luidende:

Een dergelijke wijze van verstrekking behoeft op een daartoe strekkend verzoek van het hoofd van de dienst de instemming van Onze betrokken Minister.

Toelichting

De Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 regelt ten aanzien van diverse (bijzondere) bevoegdheden waarborgen om te voorkomen dat al te makkelijk al te veel gegevens verzameld worden, met een grote impact op mensenrechten. Deze waarborgen gelden niet als een bulk data via informanten worden verkregen. Indiener is van mening dat dit niet logisch en onjuist is. Wanneer een informant door de diensten wordt benaderd werkt deze vrijwillig mee. Over deze vrijwilligheid valt in voorkomende gevallen iets te zeggen, immers is het de vraag of een informant die benaderd wordt goed kan inschatten wat de gevolgen zijn van de medewerking om data te verstrekken. Ook is het de vraag of de potentiële informant – zeker als het een individuele medewerker van een organisatie is – zich niet onder druk gezet zal voelen om mee te werken als deze door een van de diensten wordt benaderd. Daarnaast is indiener van mening dat de impact op burgerrechten leidend dient te zijn bij de inzet van bevoegdheden en niet de wijze waarop de gegevens verzameld zijn. Om de inbreuk op burgerrechten – die soms nodig zijn – via informanten beter te reguleren stelt indiener via dit amendement voor om bij de gegevensverstrekking via een informant instemming van de betrokken Minister noodzakelijk te maken.

Buitenweg

Naar boven