35 241 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de dividendbelasting 1965 in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2017/952 van de Raad van 29 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2016/1164 wat betreft hybridemismatches met derde landen (PbEU 2017, L 144/1) (Wet implementatie tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking

J BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 december 2019

Tijdens de plenaire behandeling op 10 december 2019 van het pakket Belastingplan 2020, het wetsvoorstel Wet implementatie tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking (ATAD2) en het wetsvoorstel Wet implementatie EU-richtlijn meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies (DAC6) in de Eerste Kamer heeft de heer Van Apeldoorn gevraagd naar de fiscale behandeling van woningcorporaties in de zogenoemde earningsstrippingmaatregel. Zoals toegezegd, beantwoord ik deze vraag hierbij.

De heer Van Apeldoorn heeft gevraagd om de overwegingen in kaart te brengen op grond waarvan het kabinet niet voorziet in een uitzondering voor woningcorporaties in de earningsstrippingmaatregel. Ik zal in mijn beantwoording allereerst ingaan op het doel van de earningsstrippingmaatregel om te voorzien in een meer gelijke fiscale behandeling van eigen vermogen en vreemd vermogen. Daarna zal ik ingaan op de uitzonderingsmogelijkheid in de eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking (ATAD1)1 voor langlopende openbare-infrastructuurprojecten. Ten slotte wordt een weergave gegeven van de informele contacten met de Europese Commissie (EC) hieromtrent.

Een meer gelijke fiscale behandeling van eigen vermogen en vreemd vermogen

De earningsstrippingmaatregel vloeit voort uit ATAD1 en is in zoverre gericht tegen belastingontwijking. De Nederlandse implementatie van de earningsstrippingmaatregel uit ATAD1 is echter, in het regeerakkoord, voorzien van een aanvullend doel. Nederland wil dat de earningsstrippingmaatregel eveneens (of beter: vooral) tot doel heeft dat een meer gelijke fiscale behandeling van eigen vermogen en vreemd vermogen wordt bereikt. Om die reden is de earningsstrippingmaatregel aanzienlijk strenger vormgegeven dan hetgeen ATAD1 (als minimum) vereist doordat de earningsstrippingmaatregel niet is voorzien van een zogenoemde groepsuitzondering of een uitzondering voor zogenoemde «stand alone»-entiteiten. Hierdoor is de earningsstrippingmaatregel een generieke maatregel en gericht op alle vennootschapsbelastingplichtigen, waaronder dus ook woningcorporaties. Een ongelimiteerde fiscale stimulans om ondernemingsactiviteiten met vreemd vermogen te financieren leidt naar de mening van het kabinet onder meer tot grotere faillissementsrisico’s. Met een robuuste earningsstrippingmaatregel wordt dit bestreden en wordt de schokbestendigheid van de Nederlandse economie groter. Dat levert stabielere bedrijven en gezondere economische verhoudingen op, wat zeker van grote waarde is bij tegenslag.

Uitzondering voor langlopende openbare-infrastructuurprojecten

Het voorgaande laat onverlet dat het kabinet ook binnen die strenge implementatie op basis van ATAD1 ruimte houdt voor het maken van specifieke uitzonderingen. In dit kader is de in ATAD1 vervatte uitzondering voor langlopende openbare-infrastructuurprojecten van belang. Vraagpunt is echter wat onder het begrip «langlopende openbare-infrastructuurprojecten» moet worden verstaan. Het Europese recht kent geen heldere, eenduidige definitie van dit begrip. Gelijktijdig stelt ATAD1 dat door gebruikmaking van deze uitzondering geen verboden staatssteun mag worden verleend. Dat betekent dat Nederland een eigen invulling moet geven aan dat begrip, zonder dat met de invulling een staatssteunrisico wordt gecreëerd. Het is dan ook de vraag of een corporatiewoning onder dat begrip kan worden gebracht.

Het kabinet beantwoordt die vraag ontkennend. Naar de mening van het kabinet kunnen de activiteiten van woningcorporaties niet als langlopende openbare-infrastructuurprojecten beschouwd worden. Bij openbare-infrastructuurprojecten moet in het bijzonder gedacht worden aan projecten waarmee voorzieningen worden gerealiseerd die zijn bestemd voor algemeen en gemeenschappelijk gebruik, zoals wegen, bruggen en tunnels.2 Corporatiewoningen zijn niet bestemd voor algemeen en gemeenschappelijk gebruik. Naar de mening van het kabinet biedt ATAD1 daarom geen ruimte om woningcorporaties onder de uitzondering voor langlopende openbare-infrastructuurprojecten te brengen.

Informele contacten met de EC

Desalniettemin is, mede na ambtelijk overleg met Aedes en ondanks de genoemde bedenkingen, nagegaan of de diensten van de EC ruimte zien om binnen ATAD1 te voorzien in een specifieke uitzondering voor woningcorporaties – op basis van de in ATAD1 geboden uitzonderingsmogelijkheid voor langlopende openbare-infrastructuurprojecten – zonder daarbij in strijd te handelen met het staatssteunverbod. In dat kader is in december 2017 een vraag voorgelegd via een besloten internetportaal (State aid Wiki) waarmee lidstaten informeel vragen over staatssteun kunnen voorleggen aan DG Concurrentie van de EC (DG Comp). Aan DG Comp is – kort gezegd – gevraagd of sociale woningbouw kan worden aangemerkt als een langlopend openbaar-infrastructuurproject. In februari 2018 is als antwoord gekomen dat DG Comp daarover geen uitsluitsel geeft. Het is – kort gezegd – aan de lidstaat zelf om daar een standpunt over in te nemen en daarbij merkt DG Comp op dat de lidstaten – uiteraard – geen verboden staatssteun mogen verlenen. Daarnaast is er nog recentelijk informeel (telefonisch) contact op ambtelijk niveau met DG Comp geweest over de definitie van langlopend openbaar-infrastructuurproject. Hoewel het kabinet zich realiseert dat de in dat informele gesprek en via het internetportal verkregen informatie niet noodzakelijkerwijs het standpunt van de EC hoeft te zijn maar de (voorlopige) opvatting van DG Comp vormt, is het kabinet gesterkt in de overtuiging dat sociale woningbouw niet is aan te merken als een langlopend openbaar-infrastructuurproject. Naar mijn mening is dit de conclusie die ik dit jaar en ook vorig jaar met uw Kamer heb gedeeld. Ik ben daar, met respect voor het inlichtingenrecht van de Staten-Generaal uit artikel 68 van de Grondwet, naar mijn mening altijd helder in geweest en heb uw Kamer daarin geen informatie onthouden.

Conclusie

Het kabinet ziet derhalve geen mogelijkheid om binnen de earningsstrippingmaatregel tegemoet te komen aan de wensen van de woningcorporaties. Als die mogelijkheid al zou hebben bestaan, had dat bovendien ook moeten worden afgewogen tegen het met de earningsstrippingmaatregel na te streven doel dat eigen vermogen en vreemd vermogen voor alle vennootschapsbelastingplichtigen fiscaal meer gelijk wordt behandeld.

De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel


X Noot
1

Richtlijn (EU) 2016/1164 van de Raad van 12 juli 2016 tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken welke rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt (PbEU 2016, L 234/26).

X Noot
2

Naar de mening van het kabinet kan een gebouw niet worden aangemerkt als een langlopend openbaar-infrastructuurproject. Zie ook artikel XXVII van de Regeling van de Staatssecretaris van Financiën van 31 december 2018 tot wijziging van enige uitvoeringsregelingen op het gebied van belastingen en toeslagen (Stcrt. 2018, 72059).

Naar boven