35 241 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de dividendbelasting 1965 in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2017/952 van de Raad van 29 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2016/1164 wat betreft hybridemismatches met derde landen (PbEU 2016, L 144/1) (Wet implementatie tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking)

Nr. 8 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 22 oktober 2019

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

In het opschrift wordt «(PbEU 2016, L 144/1)» vervangen door «(PbEU 2017, L 144/1)».

2

In de considerans wordt «(PbEU 2016, L 144/1)» vervangen door «(PbEU 2017, L 144/1)».

3

Artikel I, onderdeel C, wordt als volgt gewijzigd:

1. In het voorgestelde artikel 12aa, vijfde en zesde lid, wordt «zou worden toegepast indien Nederland de staat van de ontvanger was geweest» vervangen door «wordt toegepast».

2. In het voorgestelde artikel 12ab, eerste lid, wordt «zou worden toegepast indien Nederland de staat van de betaler was geweest» vervangen door «wordt toegepast».

3. In het voorgestelde artikel 12ac, eerste lid, onderdeel a, wordt «vergoedingen of betalingen rechtens» vervangen door «vergoedingen, betalingen of veronderstelde betalingen rechtens» en wordt «waarbij die vergoedingen of betalingen» vervangen door «waarbij die vergoedingen, betalingen of veronderstelde betalingen». Voorts wordt «waarin die vergoedingen of betalingen» vervangen door «waarin die vergoedingen, betalingen of veronderstelde betalingen» en wordt «in de staat» vervangen door «van de staat».

4. Het voorgestelde artikel 12ad, tweede lid, komt te luiden:

2. Het eerste lid is niet van toepassing voor zover in een van de bij de transactie of reeks transacties betrokken staten met betrekking tot vergoedingen of betalingen een met het eerste lid vergelijkbare bepaling wordt toegepast of een met de artikelen 12aa of 12ab vergelijkbare bepaling wordt toegepast.

Toelichting

Met deze nota van wijziging wordt een omissie in het opschrift en de considerans van het wetsvoorstel hersteld. Daarnaast worden redactionele wijzigingen aangebracht in de voorgestelde artikelen 12aa, vijfde en zesde lid, 12ab, eerste lid, en 12ac, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb 1969). Voorts wordt aan de definitie van »aftrek zonder betrekking in de heffing» in genoemd artikel 12ac, eerste lid, onderdeel a, het abusievelijk niet opgenomen «veronderstelde betalingen» toegevoegd. Hiermee wordt buiten twijfel gesteld dat een aftrek zonder betrekking in de heffing zich ook kan voordoen bij veronderstelde betalingen. Tot slot wordt de redactie van het voorgestelde artikel 12ad, tweede lid, Wet Vpb 1969 in overeenstemming gebracht met de redactie van genoemd artikel 12aa, vijfde en zesde lid. Daarbij is tevens van de gelegenheid gebruikgemaakt om in de wettekst duidelijker tot uitdrukking te brengen dat het voorgestelde artikel 12ad, tweede lid, Wet Vpb 1969 zowel ziet op een aanpassing op basis van een met het eerste lid van dat artikel vergelijkbare bepaling als op een aanpassing op basis van een met de voorgestelde artikelen 12aa of 12ab Wet Vpb 1969 vergelijkbare bepaling.

De aanpassingen in deze nota van wijziging hebben geen budgettaire gevolgen. Voor de in deze nota van wijziging opgenomen aanpassingen geldt dat de ter zake van het wetsvoorstel uitgebrachte uitvoeringstoets onverkort van kracht is. De nota van wijziging leidt niet tot bijkomende uitvoeringskosten voor de Belastingdienst.

De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel

Naar boven