Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 februari 2021
Onder verwijzing naar de beleidsreactie op de Parlementaire Ondervragingscommissie
ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen1, informeer ik uw Kamer mede namens de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
en Sociale Zaken en Werkgelegenheid, over de algemene lijn die het kabinet hanteert
waar het aankomt op campagne-activiteiten in Nederland van vertegenwoordigers van
een buitenlandse overheid. Daarmee wordt er tevens voldaan aan de motie Voordewind
over het juridische kader voor het reguleren van politieke activiteiten van vreemdelingen
en vertegenwoordigers van buitenlandse mogendheden in Nederland2, en aan de toezegging aan leden Becker en Koopmans om nader te verkennen in hoeverre
het wenselijk is om een algemene lijn wat betreft campagne-activiteiten door buitenlandse
politici uit niet-EU-landen op te stellen en daarbij nader te reflecteren op de Duitse
notificatie.3
In het kader van het kabinetsbeleid om ongewenste buitenlandse inmenging tegen te
gaan, acht het kabinet het wenselijk de bestaande volkenrechtelijke bevoegdheden op
het terrein van het beperken van buitenlandse politieke activiteiten in Nederland
nader te operationaliseren. Aan alle buitenlandse ambassades in Nederland wordt kenbaar
gemaakt dat per ommegaande alle vertegenwoordigers van een buitenlandse overheid vooraf
melding dienen te maken bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken indien zij voornemens
zijn naar Nederland af te reizen om een campagne-activiteit te ondernemen. Daarnaast
zal het voor vertegenwoordigers van een buitenlandse overheid van buiten de EU niet
meer mogelijk zijn om campagne te komen voeren in Nederland vanaf drie maanden voorafgaand
aan verkiezingen in het desbetreffende derde land. Bij vertegenwoordigers van een
buitenlandse overheid valt bijvoorbeeld te denken aan ministers, burgemeesters, andere
(hoge) ambtenaren en parlementariërs/oppositieleden wanneer zij een functie bekleden
bij een staatsorgaan.
Het kabinet heeft daarmee gekozen voor een aanpak die geïnspireerd is op de methode
die Duitsland hanteert en die daar als zeer effectief wordt ervaren tegen ongewenste
buitenlandse inmenging via campagne-activiteiten. In Duitsland is middels een notificatie
aan alle ambassades aangegeven dat campagne-activiteiten van buitenlandse Amtsträger4 uit niet-EU-landen, in de laatste drie maanden voor verkiezingen, niet worden toegestaan.
Buiten deze drie maanden om werkt Duitsland met een toestemmingsvereiste voor alle
buitenlandse Amtsträger die in Duitsland campagne willen komen voeren. Op dit laatste punt verschilt de Nederlandse
aanpak van de Duitse methode. In plaats van het Duitse toestemmingsvereiste heeft
het kabinet in de periode tot drie maanden voorafgaand aan verkiezingen in een derde
land gekozen voor een meldplicht. Een meldplicht sluit aan op de huidige praktijk.
Daarnaast acht het kabinet het een minder zwaar middel, omdat er niet hoeft te worden
gewacht op expliciete toestemming, en daarmee proportioneler. Wel biedt dit de mogelijkheid
om in een concrete casus in te grijpen.
Het kabinet zet zich in voor het beschermen van de rechten van iedereen in Nederland.
Dat betekent ook het beschermen van Nederlanders tegen eventuele druk vanuit een land
van herkomst. Het kabinet is van mening dat door middel van deze maatregel, er niet
onnodig politieke spanningen worden geëxporteerd vanuit derde landen naar de Nederlandse
samenleving. Buiten kijf staat dat het Nederlandse burgers is toegestaan om campagne-activiteiten
en -bijeenkomsten te organiseren, ook over verkiezingen in derde landen.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok