35 228 Parlementaire ondervraging ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen

Nr. 37 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 februari 2021

Onder verwijzing naar de beleidsreactie op de Parlementaire Ondervragingscommissie ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen1, informeer ik uw Kamer mede namens de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Sociale Zaken en Werkgelegenheid, over de algemene lijn die het kabinet hanteert waar het aankomt op campagne-activiteiten in Nederland van vertegenwoordigers van een buitenlandse overheid. Daarmee wordt er tevens voldaan aan de motie Voordewind over het juridische kader voor het reguleren van politieke activiteiten van vreemdelingen en vertegenwoordigers van buitenlandse mogendheden in Nederland2, en aan de toezegging aan leden Becker en Koopmans om nader te verkennen in hoeverre het wenselijk is om een algemene lijn wat betreft campagne-activiteiten door buitenlandse politici uit niet-EU-landen op te stellen en daarbij nader te reflecteren op de Duitse notificatie.3

In het kader van het kabinetsbeleid om ongewenste buitenlandse inmenging tegen te gaan, acht het kabinet het wenselijk de bestaande volkenrechtelijke bevoegdheden op het terrein van het beperken van buitenlandse politieke activiteiten in Nederland nader te operationaliseren. Aan alle buitenlandse ambassades in Nederland wordt kenbaar gemaakt dat per ommegaande alle vertegenwoordigers van een buitenlandse overheid vooraf melding dienen te maken bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken indien zij voornemens zijn naar Nederland af te reizen om een campagne-activiteit te ondernemen. Daarnaast zal het voor vertegenwoordigers van een buitenlandse overheid van buiten de EU niet meer mogelijk zijn om campagne te komen voeren in Nederland vanaf drie maanden voorafgaand aan verkiezingen in het desbetreffende derde land. Bij vertegenwoordigers van een buitenlandse overheid valt bijvoorbeeld te denken aan ministers, burgemeesters, andere (hoge) ambtenaren en parlementariërs/oppositieleden wanneer zij een functie bekleden bij een staatsorgaan.

Het kabinet heeft daarmee gekozen voor een aanpak die geïnspireerd is op de methode die Duitsland hanteert en die daar als zeer effectief wordt ervaren tegen ongewenste buitenlandse inmenging via campagne-activiteiten. In Duitsland is middels een notificatie aan alle ambassades aangegeven dat campagne-activiteiten van buitenlandse Amtsträger4 uit niet-EU-landen, in de laatste drie maanden voor verkiezingen, niet worden toegestaan. Buiten deze drie maanden om werkt Duitsland met een toestemmingsvereiste voor alle buitenlandse Amtsträger die in Duitsland campagne willen komen voeren. Op dit laatste punt verschilt de Nederlandse aanpak van de Duitse methode. In plaats van het Duitse toestemmingsvereiste heeft het kabinet in de periode tot drie maanden voorafgaand aan verkiezingen in een derde land gekozen voor een meldplicht. Een meldplicht sluit aan op de huidige praktijk. Daarnaast acht het kabinet het een minder zwaar middel, omdat er niet hoeft te worden gewacht op expliciete toestemming, en daarmee proportioneler. Wel biedt dit de mogelijkheid om in een concrete casus in te grijpen.

Het kabinet zet zich in voor het beschermen van de rechten van iedereen in Nederland. Dat betekent ook het beschermen van Nederlanders tegen eventuele druk vanuit een land van herkomst. Het kabinet is van mening dat door middel van deze maatregel, er niet onnodig politieke spanningen worden geëxporteerd vanuit derde landen naar de Nederlandse samenleving. Buiten kijf staat dat het Nederlandse burgers is toegestaan om campagne-activiteiten en -bijeenkomsten te organiseren, ook over verkiezingen in derde landen.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok


X Noot
1

Kamerstuk 35 228, nr. 33

X Noot
2

Kamerstuk 21 501-20, nr. 1209

X Noot
3

Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nr. 25291

X Noot
4

In de Nederlandse context worden hiermee zowel gezagsdragers als (hoge) ambtenaren bedoeld.

Naar boven