35 225 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Faillissementswet in verband met de herziening van het beslag- en executierecht

Nr. 13 AMENDEMENT VAN HET LID VAN DAM

Ontvangen 11 mei 2020

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

Artikel I, onderdeel K, wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «2.» geplaatst en wordt «In artikel 461d» vervangen door «In het eerste lid (nieuw)».

2. Voor onderdeel 2 (nieuw) worden een aanhef en een onderdeel ingevoegd, luidende:

Artikel 461d wordt als volgt gewijzigd:.

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

3. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Bestaat er redelijk vermoeden dat in beslag te nemen zaken zich bevinden onder een derde, dan is de derde gehouden de deurwaarder op vertoon van de titel, uit krachte waarvan het beslag wordt gelegd, aanwijzing te doen van de in beslag te nemen zaken en de plaats waar deze berusten. De voorzieningenrechter in het rechtsgebied van wiens rechtbank zich een of meer van de betrokken zaken bevinden, kan op verzoek van de executant bepalen dat de deurwaarder mag handelen zoals in artikel 444 is bepaald als voor de toegang tot de in beslag te nemen zaken medewerking van die derde nodig blijft. Bij gebreke van enige medewerking als bedoeld in de voorafgaande zin is artikel 444b van overeenkomstige toepassing.

Toelichting

Het beslag- en executierecht wordt ook ingezet tegen beslagenen die hun vermogen goed weten te verstoppen. Een beproefde manier om dat te doen is het stallen van een waardevolle zaak bij een derde die als handlanger of stroman optreedt. Op dit moment heeft de gerechtsdeurwaarder twee mogelijkheden om te pogen beslag te leggen op dergelijke zaken. Wanneer de gerechtsdeurwaarder de zaak zelf gezien heeft kan hij beslag leggen op de zaak, waarbij het niet uitmaakt waar de zaak zich bevindt. Een sterk beslag omdat de deurwaarder zelf heeft kunnen vaststellen dat de zaak er is. De deurwaarder heeft wel medewerking van de derde nodig anders kan hij geen toegang krijgen.

Een andere mogelijkheid die de deurwaarder heeft is het beslag leggen onder de derde «op alles wat die voor de schuldenaar houdt». Bij dit beslag moet de derde verklaren wat hij op het moment van beslag onder zich had. Juist als die derde handlanger of stroman is dan zal hij niet naar waarheid vertellen dat hij een waardevolle zaak voor de schuldenaar onder zich had. Dat is problematisch en werkt de huidige praktijk van het inzetten van handlangers of stromannen in de hand. Terwijl het vaak zo is dat de gerechtsdeurwaarder een duidelijk vermoeden heeft waar de zaak zich bevindt. Zolang de derde ontkent dat hij de zaak onder zich heeft, wordt het heel lastig voor de beslaglegger om het tegendeel te bewijzen. In de wet ontbreekt nu elke regeling om beslag te leggen op een zaak bij een derde zonder dienst toestemming (zie ook HR 4 mei 1951, NJ 1951, 525).

Dit amendement beoogt de gerechtsdeurwaarder een extra instrument in handen te geven in het geval er een redelijk vermoeden bestaat dat een in beslag te nemen zaak zich bevindt onder een derde. De deurwaarder heeft dan ter inbeslagname toegang tot de plaats van die derde. Met een uitbreiding van artikel 461d Rv wordt de derde verplicht om mee te werken aan de beslaglegging, bijvoorbeeld door aanwijzing te doen van het beslagobject, en kan de deurwaarder indien er een redelijk vermoeden bestaat handelen overeenkomstig artikel 444 Rv, indien de voorzieningenrechter daar toestemming voor heeft gegeven. Artikel 444 Rv geeft de deurwaarder de bevoegdheid om een gesloten ruimte te openen indien dat redelijkerwijs nodig is voor de vervulling van zijn taak.

Van Dam

Naar boven