35 223 Wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd, de Wet versnelling stapsgewijze verhoging AOW-leeftijd en de Wet tegemoetkomingen loondomein in verband met temporisering van de stapsgewijze verhoging van de AOW-leeftijd (Wet temporisering verhoging AOW-leeftijd)

A VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 21 juni 2019

In de commissievergadering van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 van 18 juni 2019, de eerste commissievergadering in nieuwe samenstelling, heeft de commissie gesproken over de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 5 juni 20192 over het bereikte principeakkoord vernieuwing pensioenstelstel. Bij die gelegenheid werd ook kennis genomen van het feit dat het wetsvoorstel Wet temporisering verhoging AOW-leeftijd (35 223) aanhangig is gemaakt bij de Tweede Kamer met het verzoek aan die Kamer om het wetsvoorstel met spoed te behandelen.

Naar aanleiding hiervan heeft de commissie de Minister op 19 juni 2019 een brief gestuurd.

De Minister heeft op 21 juni 2019 gereageerd.

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van Dooren

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Den Haag, 19 juni 2019

In de commissievergadering van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 18 juni 2019, de eerste commissievergadering in nieuwe samenstelling, heeft de commissie gesproken over uw brief van 5 juni 20193 over het bereikte principeakkoord vernieuwing pensioenstelstel. Bij die gelegenheid werd tevens kennis genomen van het feit dat u inmiddels een wetsvoorstel aanhangig heeft gemaakt bij de Tweede Kamer, de Wet temporisering verhoging AOW-leeftijd (35 223), met het verzoek aan die Kamer om het wetsvoorstel met spoed te behandelen.

Inmiddels is gebleken dat de Tweede Kamer het wetsvoorstel, na een vlotte schriftelijke behandeling, geagendeerd heeft voor plenaire behandeling hedenmiddag en -avond en waarschijnlijk op 20 juni 2019 in stemming brengt. Omdat de minder snelle opbouw van de AOW-gerechtigde leeftijd beoogd wordt in te gaan op 1 januari 2020 en daarmee – blijkens de memorie van toelichting – sommige specifieke groepen burgers benadeeld kunnen worden in verband met de gevolgen voor de opbouwperiode, het recht op uitkeringen of inkomens(voorzieningen) en arbeidsvoorwaarden, is tijdige bekendmaking van belang. In uw brief van 17 juni 2019 aan de Tweede Kamer4 geeft u aan te streven naar vaststelling van de wet en publicatie in het Staatsblad «in de maand juli 2019».

Graag zouden de leden van de commissie uiterlijk vrijdag 21 juni 2019 door u geïnformeerd willen worden over de spoedeisende aspecten van het wetsvoorstel, waaronder ook het kenbaarheidsvereiste, en het door u beoogde tijdpad van behandeling, in de verwachting dat de commissie het wetsvoorstel dinsdag 25 juni 2019 in behandeling kan nemen.

De voorzitter van de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, E.M. Sent

BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 juni 2019

Naar aanleiding van de brief van 19 juni jl. van mw. Prof. Dr. E. M. Sent, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, over bovengenoemd voorstel wil ik graag mijn verzoek om een spoedige behandeling van bovengenoemd wetsvoorstel in uw Kamer toelichten. Met het voorstel wil het kabinet invulling geven aan de afspraak die met sociale partners is gemaakt in het kader van het Principeakkoord over het temporiseren van de verhoging van de AOW-leeftijd. Er is brede maatschappelijke en politieke steun voor dit voorstel.

Omdat de eerste groep burgers in 2020 geraakt zal worden door de verlaging van de AOW-gerechtigde leeftijd, wordt ingezet op een redelijke overgangstermijn door middel van een tijdige bekendmaking. De overgangstermijn wordt beoogd in te gaan in juli 2019. Dit is ook gewenst met het oog op de uitvoerbaarheid. Om dit te bewerkstelligen wordt er gestreefd naar vaststelling van de wet en publicatie in het Staatsblad voor 1 juli 2019.

De urgentie van het voorstel blijkt ook uit het voorspoedige voortraject. Het voorstel vloeit voort uit het Principeakkoord van 5 juni jl. Vervolgens is het voorstel op 7 juni jl. aanhangig gemaakt bij de Afdeling Advisering van de Raad van State. De Afdeling heeft haar advies op 12 juni uitgebracht, waarna het voorstel op 17 juni is ingediend bij de Tweede Kamer. De Tweede Kamer heeft het voorstel vervolgens op 20 juni jl. met brede steun aanvaard.

Het is van groot belang dat het wetsvoorstel op korte termijn wordt behandeld door uw Kamer. Ik wil uw Kamer daarom verzoeken om een plenaire behandeling van het wetsvoorstel inclusief stemming op de kortst mogelijke termijn (of uiterlijk 2 juli) in te plannen met het oog op spoedige publicatie in het Staatsblad en inwerkingtreding per 1 januari 2020.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

Samenstelling:

Kox (SP), Essers (CDA), Koffeman (PvdD), Ester (CU), Sent (PvdA) (voorzitter), Van Strien (PVV), De Bruijn-Wezeman (VVD), N.J.J. van Kesteren (CDA), Nooren (PvdA), Oomen-Ruijten (CDA), Schalk (SGP), Stienen (D66), A.J.M. van Kesteren (PVV), Van Rooijen (50PLUS), Wever (VVD) (ondervoorzitter), Ballekom (VVD), Geerdink (VVD), Gerbrandy (OSF), Van Gurp (GL), Van der Linden (FvD), Moonen (D66), Nanninga (FvD), Pouw-Verweij (FvD), Rosenmöller (GL), Vendrik (GL), De Vries (FvD).

X Noot
2

Kamerstuk I, 2018–2019, 32 043, P.

X Noot
3

Kamerstuk I, 2018–2019, 32 043, P.

X Noot
4

Kenmerk 2019-0000087042.

Naar boven