35 223 Wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd, de Wet versnelling stapsgewijze verhoging AOW-leeftijd en de Wet tegemoetkomingen loondomein in verband met temporisering van de stapsgewijze verhoging van de AOW-leeftijd (Wet temporisering verhoging AOW-leeftijd)

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 18 juni 2019

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende door de regering worden beantwoord acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

   

blz.

     

1.

Inleiding

1

2.

Principeakkoord

2

3.

Hoofdlijnen van het wetsvoorstel

3

4.

Financiële paragraaf

4

5.

Artikelsgewijze toelichting

6

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van dit wetsvoorstel. Deze leden vinden het positief dat het akkoord aandacht heeft voor duurzame inzetbaarheid, maar delen de analyse van de Raad van State dat de invulling nog weinig concreet is. Op welke termijn verwacht de regering een concretere invulling te geven aan het investeringsprogramma?

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de wet temporisering verhoging AOW-leeftijd.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van dit wetsvoorstel. Zij zijn zeer verheugd dat de regering er in is geslaagd om een pensioenakkoord te sluiten met de vakbonden en de werkgeversorganisaties. Het voorliggende wetsvoorstel is een onderdeel van dit akkoord. Deze leden zijn positief dat met dit wetsvoorstel tegemoet gekomen wordt aan oudere werknemers die zich niet in staat voelen op gezonde wijze door te werken tot hun pensioen en aan werknemers die zich, door de eerdere versnelling van de stapsgewijze verhoging, overvallen voelen.

De leden van de D66-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van de wet temporisering verhoging AOW-leeftijd. Zij onderschrijven de inherente spanning tussen enerzijds de noodzakelijke verhoging van de AOW-leeftijd uit het oogpunt van financiële houdbaarheid en de solidariteit tussen generaties op lange termijn en anderzijds oudere werknemers die binnen een betrekkelijk korte termijn met een verhoging van hun AOW-leeftijd worden geconfronteerd en moeite hebben de AOW-leeftijd werkend te behalen. Zij hebben nog enkele vragen bij het wetsvoorstel.

De leden van de GroenLinks-fractie en de leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij vinden het een goede zaak dat de verhoging van de AOW-leeftijd wordt getemporiseerd waardoor sociale partners in de gelegenheid zijn om op sectoraal niveau afspraken te maken over duurzame inzetbaarheid en vervroegd uittreden.

De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel temporisering verhoging AOW-leeftijd. Wel vinden deze leden het een gemiste kans dat niet gekozen is voor een bevriezing van de AOW-leeftijd op 66 jaar.

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel inzake temporisering verhoging AOW-leeftijd. Zij hebben nog wel enkele vragen.

2. Principeakkoord

De leden van de PVV-fractie vragen of de regering kan aangeven wat de specifieke samenhang is van dit wetsvoorstel met het bredere totaalpakket van het principeakkoord vernieuwing pensioenstelsel. Kan de regering aangeven op welke wijze dit wetsvoorstel bijdraagt aan de formulering van een uiteindelijke ambitie van een adequaat pensioen? Wat is volgens de regering de brede context van genoemd principeakkoord, de rationele onderbouwing van dit wetsvoorstel, waar het in feite een specifieke groep ouderen betreft?

Kan een kwantitatief overzicht worden gegeven van de inmiddels structureel oplopende arbeidsparticipatie en het effect daarvan op de geïndiceerde kosten van de AOW en dit wetsvoorstel?

Kan worden ingegaan op de samenhang van dit specifieke en qua aard beperkte wetsvoorstel met de mogelijkheid om maximaal drie jaar eerder voor de reguliere pensioendatum uit te treden? Kan in dit kader ook worden geschetst wat de samenhang is met de voorgenomen intentie tot het promoten van Leven Lang Ontwikkelen (LLO)?

Waarom is niet ten principale ervoor gekozen om, gelet op de mogelijk structureel onderliggende problematiek van de ouder wordende en minder inzetbaar zijnde groep, een structurele oplossing te bieden middels een verlaging van de AOW-leeftijd, in plaats van een snelle en ongerichte oplossing te bieden voor een beperkte groep, en dat in de wetenschap dat de uiteindelijke AOW-ingangsleeftijd na afloop tot ver boven de 70 jaar tendeert?

De leden van de D66-fractie vragen of de regering nader in kan gaan op het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State om concreter in te zetten op een beleid dat gericht is op duurzame inzetbaarheid van werknemers, waarbij de overheid uitdrukkelijk medeverantwoordelijkheid moet nemen. Op welke wijze wil de regering invulling geven aan interactieve beleidsvorming en co-creatie? Deze leden vragen hoe de regering kijkt naar de opmerking van de Raad van State dat de genoemde voornemens nog veelal in de kinderschoenen staan en dat succes daarvan niet bij voorbaat verzekerd is.

De leden van de GroenLinks-fractie en de leden van de PvdA-fractie verwijzen naar het advies van de Raad van State om veel concreter in te zetten op duurzame inzetbaarheid van werknemers. Deelt de regering de analyse van de Raad van State dat zij verantwoordelijkheid moet nemen? Wat gaat de regering doen als sociale partners onvoldoende initiatieven nemen? Welke concrete stappen is de regering bereid om te nemen?

De leden van de SP-fractie vragen welke redenen ten grondslag liggen om niet te kiezen voor een langere bevriezing van de AOW-leeftijd. Waarom is er gekozen voor een bevriezing van twee jaar? Waarom was een bevriezing op 66 jaar niet mogelijk? Waarom wordt er alleen uitgegaan van het scenario dat de levensverwachting blijft stijgen? Waarom is er in de wet niet geregeld dat wanneer de levensverwachting daalt, de AOW-leeftijd ook daalt?

3. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel

Kan een concreet kwalitatief en kwantitatief overzicht worden gegeven van de specifieke doelgroep waarvoor dit wetsvoorstel is bedoeld, zo vragen de leden van de PVV-fractie.

Kan de regering in dit opzicht de specifieke problematiek aangeven die voor deze groep zou gelden en is deze problematiek dusdanig dat daarvoor nu een specifiek wetsvoorstel is gemaakt?

De leden van de CDA-fractie lezen in alinea 2 van pagina 7 nogal wat voorbeelden van mensen die nadeel kunnen ondervinden van het vervroegen van de AOW-leeftijd. Hoe groot is deze groep naar verwachting? Wat kunnen deze mensen doen als dit voor hen geldt? Heeft de regering overwogen om maatregelen te nemen voor deze groep om het nadeel te beperken? Kan de regering bijvoorbeeld bepalen dat bij lopende verzekeringen de verzekeraar niet van de nieuwe AOW-leeftijd uit mag gaan, indien dit nadelig is voor de verzekerde?

De leden van de CDA-fractie vragen de regering voorts hoe de aansluiting op de pensioendatum is geregeld. Is het gezien de snelle invoeringsdatum uitvoeringstechnisch voor alle pensioenuitvoerders mogelijk om de pensioeningangsdatum te vervroegen als de deelnemer dat zou willen? Wanneer komt de brief van de SVB waarin de betreffende bijna-gepensioneerden geïnformeerd gaan worden over hun nieuwe AOW-leeftijd? Resteert er na het ontvangen van de brief voor mensen nog voldoende tijd om zich, indien zij dit wensen, bij hun pensioenfonds(en) te melden om het pensioen eerder te laten ingaan? Voor sommige mensen gaat de pensioendatum naar 1 januari 2020 (geboortedatum vanaf september 1953), dus dan is de resterende tijd om zaken te regelen erg beperkt. Wat als deze groep al afspraken gemaakt had met zijn werkgever, bijvoorbeeld om verlofdagen in te zetten voorafgaand aan de pensioendatum. Zijn deze dagen dan nog uit te betalen? Of meer in het algemeen: wat als een werknemer in afspraak met de werkgever eigen middelen heeft ingezet om eerder met pensioen te kunnen?

De leden van de GroenLinks-fractie en de leden van de PvdA-fractie vragen de regering of zij een inschatting kunnen maken van de arbeidsmarkteffecten van het afschaffen van de jeugd-LIV en het versoberen van de LIV. Gaat de regering in het toegezegde onderzoek over de arbeidsmarkteffecten ook kijken naar oplossingen om eventuele ongewenste effecten te compenseren? Genoemde leden vragen hoe het proces rondom vroegpensioenregelingen er in de praktijk uit komt te zien. Welke rol speelt de regering hierin?

De leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA vragen de regering wat er gebeurt met de bevriezing van de AOW-leeftijd als de levensverwachting de komende jaren niet toeneemt.

Zij vragen of de regering overweegt iets te gaan doen voor mensen die er door de temporisering van de AOW-leeftijd qua inkomen op achteruitgaan.

De leden van de SP-fractie vragen hoeveel mensen per leeftijdscategorie en per maand erop vooruit gaan. Hoeveel mensen betreft het die er in 2020 4 maanden op vooruit gaan? Hoeveel mensen betreft het die er in 2021 8 maanden op vooruit gaan? Hoeveel mensen betreft het die er in 2022 8 maanden op vooruit gaan? Hoeveel mensen betreft het die er in 2023 5 maanden op vooruit gaan? Hoeveel mensen betreft het die er in 2024 3 maanden op vooruit gaan? Vanaf welke leeftijdscategorie betekent voorliggend wetsvoorstel voor wat betreft de AOW-leeftijd geen vooruitgang?

De leden van de SGP-fractie lezen dat er enkele groepen in de samenleving zijn die niet profiteren van de temporisering van de AOW-leeftijd maar er juist nadelige consequenties van ondervinden. Toch valt in de memorie van toelichting te lezen dat de maatregelen geen onevenredig zware individuele last voor bepaalde groepen oplevert. Kan de regering aangeven hoe groot de groep is die door het wetsvoorstel wordt benadeeld en hoe groot (in financiële zin) deze benadeling is?

4. Financiële paragraaf

De leden van de VVD-fractie begrijpen uit de memorie van toelichting dat mensen die langer hadden willen doorwerken mogelijk eerder moeten stoppen vanwege afspraken hierover in de CAO. Is in de discussie over het pensioenakkoord met werkgevers gesproken over de mogelijkheid om deze groep mensen de kans te bieden langer door te werken als ze dat zelf willen?

De leden van de PVV-fractie hebben naar aanleiding van de financiële paragraaf de volgende vragen. Als en zo ja, in welke mate heeft de regering onderkend dat de in 2015 aangebrachte versnelling uitsluitend wad gebaseerd op het realiseren van een forse budgettaire opbrengst zonder dat deze versnelling ten fundamentele gebaseerd was op specifieke en inhoudelijk eigenstandige beleidsoverwegingen?

Wat is per saldo de budgettaire opbrengst geweest van de aangebrachte versnelling en hoe past dit in het financieel plaatje van dit wetsvoorstel?

De leden van de CDA-fractie merken op dat de dekking in tabel 3 minder bedraagt dan de kosten van het wetsvoorstel op grond van tabel 2. Kan de regering dit nader toelichten? Op welk moment wordt de resterende dekking geregeld?

De leden van de GroenLinks-fractie en de leden van de PvdA-fractie vragen de regering hoeveel financiële dekking er nog nader uitgewerkt moet worden, zowel aan de inkomsten als aan de uitgavenkant. Wanneer wordt de Kamer hierover geïnformeerd?

De leden van de SP-fractie vragen een precies overzicht van de kosten en dekkingsmaatregelen. Wat zijn naast de vertraagde verhoging van de AOW-leeftijd van 5,3 miljard euro in de periode 2020–2025 nog meer kosten die moeten worden gedekt? Waar wordt de andere 2,7 miljard euro voor ingezet?

Kan precies worden aangegeven hoeveel middelen worden gedekt uit de uitgaven (LIV), uit de algemene middelen en uit hogere inkomsten? Klopt het dat er 847 miljoen euro tot aan 2024 incidenteel uit de Lage-inkomensvoordeel (LIV) wordt gedekt en structureel 198 miljoen euro? Of betekent de structurele dekking van 198 miljoen euro gecombineerd met de afspraak van 15 jaar dekking dat 1,98 miljard euro uit de LIV wordt gedekt? Hoe wordt de resterende 5 miljard euro gedekt? Welk deel van de dekking wordt gehaald uit verhoging van de belastingen? Worden deze dekkingsmaatregelen bij het Belastingplan 2020 bekendgemaakt? Waarom wordt de 468 miljoen euro uit de transitie afschaffen doorsneesystematiek gehaald en niet ingezet voor de kosten van het afschaffen van de doorsneesystematiek die geschat worden op 60 miljard euro? Kan worden aangegeven wat de incidentele kosten zullen zijn voor bevriezing op 66 jaar tot en met 2024? Wat zijn de incidentele kosten voor bevriezing op 66 jaar en 4 maanden? Wat zijn de incidentele kosten voor bevriezing op 65 jaar? Kan worden verklaard waarom de kosten ten tijde van de doorberekening van de verkiezingsprogramma’s 12 miljard euro bedroeg voor het terugbrengen van de AOW-leeftijd naar 65 jaar, ten tijde van het niet gesloten pensioenakkoord in november 2018 de kosten voor 66 jaar 12 miljard euro bedroeg en nu alleen al de ontkoppeling van de levensverwachting 12 miljard euro bedraagt? Hoe kan het dat de kosten zo snel stijgen en alle maatregelen 12 miljard euro bedragen? Wat betekent deze alsmaar wijzigende lange termijn kostenprognose voor de betrouwbaarheid van de geraamde kosten rond AOW-maatregelen?

Waarom is er niet voor gekozen om de gehele LIV af te schaffen? Betekent de gehele afschaffing van de LIV een structurele dekkingsmaatregel van ongeveer 500 miljoen euro?

Hoeveel mensen van de 45.000 tot 50.000 personen per jaar die te maken krijgen met voorliggend wetsvoorstel ontvangen een uitkering die hoger ligt dan de AOW-uitkering? Hoeveel mensen van deze groep heeft daarnaast geen pensioen opgebouwd en wordt daardoor geconfronteerd met een inkomensachteruitgang? Kan de regering inschatten hoe groot deze inkomensachteruitgang gemiddeld is? Heeft de regering overwogen om een overbruggingsregeling voor deze groep in het leven te roepen? Zo ja, welke opties zijn overwogen en waarom zijn deze afgevallen? Zo nee, waarom niet?

Waarom is de omvang van de groep niet-uitkeringsgerechtigden die niet op de arbeidsmarkt participeren en geen inkomen niet bekend? Kan er wel een schatting worden gegeven van deze groep?

De leden van de SGP-fractie lezen dat onderdeel van het wetsvoorstel is, een verlaging van de LIV en een afschaffing van de jeugd-LIV. Klopt het dat deze maatregel met name voor rekening komt van de lage inkomens? Klopt het dat daardoor een aanzienlijk deel van de dekking van de temporisering van de AOW-leeftijd ten koste gaat van de lage inkomens.

De leden van de SGP-fractie lezen dat een deel van de financiële dekking van het wetsvoorstel voorkomt uit de in het regeerakkoord gereserveerde middelen voor de transitie afschaffen doorsneesystematiek in 2020 en 2021. Daarnaast lezen deze leden in de memorie van toelichting dat de wens is om in de toekomst de doorsneesystematiek af te schaffen. Waarom kiest de regering ervoor dit budget in te zetten voor de temporisering van de AOW-leeftijd en niet voor de mogelijk toekomstige dekking van de afschaffing doorsneesystematiek?

De leden van de SGP-fractie lezen dat aan de inkomstenkant de benodigde dekking 50/50 verdeeld wordt over de lasten voor burgers en bedrijven. Kan de regering aangeven hoe dit concreet wordt vormgegeven? Kan de regering aangeven hoeveel de lastenverzwaring voor bedrijven en burgers in de periode 2020–2025 bedraagt om de kosten van het wetsvoorstel te dekken?

5. Artikelsgewijze toelichting

De leden van de SP-fractie vragen wat de formule in artikel 7a, tweede lid, moet worden om de afspraak van het principeakkoord dat de ontwikkeling van de AOW-leeftijd met ingang van 2025 voor 2/3 gekoppeld wordt aan de ontwikkeling van de resterende levensverwachting op 65 jaar te verwezenlijken. Waarom is het niet mogelijk om vooruit te lopen op een toekomstig wetsvoorstel dat de minder harde koppeling gaat regelen? Wanneer moet het wetsvoorstel die de minder harde koppeling aan de levensverwachting gaat regelen uiterlijk door beide Kamers worden behandeld omdat inwerkingtreding per 1 januari 2020 gaat gelden? Kan worden uitgelegd waarom op de website van de rijksoverheid in de tabel AOW-leeftijden op basis van principeakkoord van juni 2019 voor de jaren 2025 tot en met 2027 wordt uitgegaan van 67 jaar? Waarom steeg op basis van de huidige situatie in 2022 door de koppeling met de levensverwachting de AOW-leeftijd wel met 3 maanden en in de nieuwe situatie pas in 2028? Klopt het dat wanneer de AOW-leeftijd wel in 2025 naar 67 jaar en 3 maanden zou gaan alle AOW-leeftijden in de jaren daarna verschuiven en dat de AOW-leeftijd in 2060 dan ook hoger zou zijn dan 69 jaar en 6 maanden? Waarom is dit zo naar buiten gecommuniceerd?

De voorzitter van de commissie, Rog

Adjunct-griffier van de commissie, Sjerp

Naar boven