Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 35218 nr. D |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 35218 nr. D |
Vastgesteld 30 maart 2020
De leden van de PVV-fractie hebben van de memorie van antwoord kennisgenomen. Zij hebben nog een aantal vragen.
De leden van de SP-fractie hebben van de memorie van antwoord kennisgenomen. Zij wensen nog een enkele vraag te stellen en sluiten zich bij de vragen van de fractie van de ChristenUnie hieronder aan.
De leden van de fractie van de ChristenUnie danken de regering voor de beantwoording van haar vragen. Zij hebben nog enkele aanvullende vragen.
De leden van de PVV-fractie stellen de volgende vragen. In de memorie van antwoord stelt de regering op p. 3:
«Mensen met een actief MijnOverheidaccount die een e-mailadres hebben opgegeven, kunnen daardoor ongevraagd en op maat worden geattendeerd op berichten over hun directe woonomgeving.»
In de memorie van toelichting is hierover op p. 23 aangegeven:
«Het ongevraagd toezenden van elektronische berichten vergt gelet op artikel 2:14 Awb een wettelijke grondslag. Daartoe wordt in artikel 20 van de Bekendmakingswet aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de bevoegdheid gegeven om periodiek elektronische berichten te zenden over bekendmakingen en mededelingen. Deze bepaling biedt ook de grondslag voor de het opslaan en verwerken van persoonsgegevens uit de BRP en MijnOverheid waarmee een woonadres aan een e-mailadres kan worden gekoppeld. Het verwerken van deze persoonsgegevens is gerechtvaardigd gelet op het hierboven beschreven belang om burgers te informeren over voor hen relevante algemene bekendmakingen, mededelingen en kennisgevingen. De opslag is noodzakelijk om de beoogde verwerking te kunnen verrichten. Hierbij weegt mee dat de burger zich kan afmelden voor de attendering.»
De regering stelt dus: «Deze bepaling biedt ook de grondslag voor de het opslaan en verwerken van persoonsgegevens uit de BRP en MijnOverheid waarmee een woonadres aan een e-mailadres kan worden gekoppeld.» Het voorgestelde artikel 20 Bekendmakingswet spreekt weliswaar in het eerste lid over het verzenden van een elektronisch bericht dat betrekking heeft op de omgeving van het adres van inschrijving van de ontvanger in de basisregistratie personen, maar niet expliciet over het verwerken van andere gegevens uit MijnOverheid. Kan de regering nader onderbouwen hoe deze bepaling juridische grondslagen en privacy-waarborgen biedt om – naast de genoemde BRP-gegevens – ook andere gegevens (e-mailadres) uit MijnOverheid ongevraagd te kunnen koppelen en verwerken?
Wanneer iemand voor een ander doel dan informatie over bekendmakingen een e-mailadres heeft opgegeven bij MijnOverheid, wil de regering nu deze e-mailadressen verwerken en koppelen aan de BRP om ongevraagd e-mailattenderingen te kunnen versturen. Kan de regering aangeven of het een correcte en legitieme manier van omgang met gegevens van burgers is, wanneer zonder dat zij expliciete toestemming hebben gegeven e-mailadressen uit MijnOverheid worden verwerkt voor een ander doel dan waarvoor deze door een burger zijn verstrekt? Zou hiervoor niet eerst expliciet toestemming moeten worden gevraagd aan de gebruiker van MijnOverheid? Kan de regering aangeven of er bij het opgeven van een e-mailadres bij MijnOverheid duidelijk wordt gemaakt aan de gebruiker onder welke voorwaarden en met welke doelen deze gegevens verwerkt kunnen worden?
Voorts stelt de regering in de memorie van antwoord (p. 3):
«In de derde plaats zijn bestuursorganen verplicht om een fysieke balie aan te wijzen waar afschriften van de publicaties verkrijgbaar zijn en waar stukken ter inzage liggen.»
Kan de regering aangeven of bestuursorganen alleen op verzoek bepaalde publicaties ter beschikking moeten stellen, of dat er ook overzichten/lijsten beschikbaar moeten zijn van publicaties (over een bepaalde periode), zodat de bezoeker in de gelegenheid is kennis te nemen van alle publicaties (zonder genoodzaakt te zijn een digitaal middel te raadplegen)?
De leden van de SP-fractie stellen de volgende vraag. Ziet de regering een rol voor de bibliotheken in het begeleiden van mensen die minder digivaardig zijn, en zo ja, op welke wijze wil de regering hier uitvoering aan geven?
Een belangrijke achtergrond van de vragen van de leden van de fractie van de ChristenUnie ligt in het rapport Lage drempels, hoge dijken. Democratie en rechtsstaat in balans van de commissie-Remkes. In dit rapport wordt benadrukt dat de legitimiteit van het stelsel zou hervonden moeten worden in een nieuwe politiek-democratische cultuur waarin een grotere nadruk op politieke nabijheid wordt gelegd. In de visie van de fractie van de ChristenUnie komt deze nabijheid o.a. naar voren in de manier waarop de overheid haar burgers informeert. De eerste vraag van de leden van deze fractie is dan ook: kan de regering verzekeren dat kwetsbare burgers (laaggeletterd, digitaal niet vaardig, fysiek en psychisch kwetsbaar) de verschillende overheden op een klassieke manier kunnen blijven benaderen? Dat wil zeggen per telefoon, schriftelijk en persoonlijk. Kan de regering verzekeren dat daarbij sprake zal zijn van een ruime toegankelijkheid?
De regering geeft in de memorie van antwoord aan dat het gebruik van duidelijke taal in het kader van de Wet elektronische publicaties bevorderd wordt. De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben hierover de volgende vragen. Op welke manier wordt gemonitord dat het bevorderen van duidelijke taal inderdaad leidt tot publicaties die in duidelijke taal zijn geschreven? Welke kwantitatieve doelstellingen heeft de regering? Wanneer moet bijvoorbeeld 95% van alle publicaties voldoen aan de eis van «duidelijke taal»?
De Stichting Lezen & Schrijven geeft de volgende feiten met betrekking tot laaggeletterdheid en digitale vaardigheden:
• 2,5 miljoen volwassenen (18% van de Nederlandse bevolking van 16 jaar en ouder) heeft grote moeite met lezen, schrijven en/of rekenen. Zij zijn laaggeletterd. Vaak hebben zij ook moeite met de digitale vaardigheden (Algemene Rekenkamer, 2016).
• Laaggeletterden beschikken over minder functionele taalvaardigheden en dit is een belangrijke voorwaarde voor de ontwikkeling van digitale vaardigheden (ecbo, 2015).
• Naarmate iemand minder geletterd is, nemen onder andere zijn/haar informatievaardigheden af. Moeite hebben met lezen en schrijven heeft dus invloed op het kunnen navigeren en oriënteren op internet (Universiteit Twente, 2010).
• De kans op onvoldoende digitale vaardigheden is ongeveer drie keer zo groot bij laaggeletterden (ecbo, 2015)
Tevens stelt de Stichting dat er een groeiende kloof bestaat tussen laaggeletterden en geletterden. Zij roept iedereen op – van politiek, gemeenten, bibliotheken tot bedrijven – om meer aandacht te geven aan het belang van digitale vaardigheden. Ook stelt zij dat om een efficiënte aanpak te kunnen ontwikkelen er meer onderzoek nodig is naar hoeveel van de 2,5 miljoen laaggeletterden ook moeite hebben met digitale vaardigheden.
In het licht van de bovenstaande vragen hebben de leden van de fractie van de ChristenUnie de volgende vragen. Welk beleid voert de regering om de kloof tussen laaggeletterden en geletterden te verminderen? Welk beleid voert de regering om de digitale vaardigheden van burgers die niet digitaal vaardig zijn te vergroten? Wordt er onderzoek verricht naar hoeveel laaggeletterden digitaal niet vaardig zijn? En naar de beste strategie om hen te benaderen en te ondersteunen? Welke kwantitatieve ambitie heeft de regering om het aantal burgers dat laaggeletterd en/of digitaal niet vaardig is te verminderen?
De regering stelt in de memorie van antwoord dat via een actief MijnOverheid-account elke burger op maat kan worden geattendeerd op berichten over zijn directe woonomgeving. De leden van de fractie van de ChristenUnie zijn het eens met de stelling van de regering dat dit account een zeer innovatieve oplossing is om burgers op maat te informeren. Wel hebben deze leden hierover de volgende vragen. Hoeveel burgers gebruiken deze attentie-service op dit moment? Welke doelstellingen heeft de regering in termen van het percentage burgers dat deze service de komende jaren gebruikt? Welke activiteiten ontplooit de regering om deze doelstellingen te halen? Wordt er een campagne gestart om burgers uit te nodigen de attentie-service te gebruiken? Worden burgers meer persoonlijk benaderd? Welke specifieke activiteiten ontplooit de regering om burgers die laaggeletterd zijn en die digitaal niet vaardig zijn, actief een MijnOverheid-account te laten gebruiken? Hoeveel burgers zullen, naar de verwachting van de regering, ondanks alle inspanningen van de overheid en andere actoren, nooit een MijnOverheid-account gebruiken?
In de memorie van antwoord noemt de regering verschillende manieren om burgers te informeren die beperkte digitale vaardigheden of beperkte toegang tot internet hebben. De regering eindigt deze opsomming met de conclusie: «Met dergelijke maatwerkvoorzieningen wordt gerealiseerd dat ook mensen zonder internet of met beperkte digitale vaardigheden worden bereikt». De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben over deze conclusie de volgende vragen. Kan de regering aannemelijk maken dat deze conclusie volgt uit de opsomming van opties? Anders gezegd, heeft de regering onderzoeksgegevens die deze conclusie onderbouwen? Welk beleid heeft de regering in de toekomst voor ogen? De achtergrond van deze vraag is: als een grote meerderheid van de bevolking gebruikmaakt van de attentie-service dan weet de overheid/provincie/waterschap/gemeente ook welke burgers daar niet gebruik van maken. Zou deze kennis niet gebruikt moeten worden om digitaal niet vaardige burgers actief te informeren?
Ten slotte, hoe gaat de regering aandacht geven aan de nieuwe groep burgers die elk jaar «aantreedt», in het bijzonder de laaggeletterde, de digitaal vaardige en kwetsbare jongeren?
In de memorie van antwoord lezen de leden van de PVV-fractie op p. 4:
«Een eventuele aansluitplicht voor bestuursorganen ter zake van MijnOverheid ziet op bekendmaking van andere besluiten, waarop dit wetsvoorstel niet ziet, namelijk op bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht (beschikkingen). Daarvoor is nodig dat bestuursorganen zijn aangesloten op de berichtenbox in MijnOverheid.»
Tegelijkertijd geeft de regering aan (p. 2):
«De algemene kennisgevingen van (voorgenomen) besluiten van de overheid stellen mensen in staat om er door middel van inspraak of het aanwenden van rechtsmiddelen voor te zorgen dat hun belangen voldoende meewegen bij besluiten over de eigen leefomgeving. Vanuit de waarden van de democratische rechtsstaat is het van groot belang dat iedereen op gelijke voet eenvoudig toegang heeft tot informatie over de eigen leefomgeving. Op dit moment is die informatie echter niet eenvoudig toegankelijk. Overheden publiceren hun kennisgevingen in uiteenlopende media, soms in de vorm van lijsten met besluiten waaruit burgers zelf moeten selecteren wat voor hen van belang is.»
Kan de regering uitleggen hoe de doelstelling van deze wet om te zorgen dat informatie over besluiten van overheden «eenvoudig toegankelijk» moet worden overeind blijft als een belangrijk deel van die overheidsbesluiten (beschikkingen) niet in dit systeem worden meegenomen? Ontstaat hierdoor niet een tweeledig stelsel, waarbij burgers voor informatie over beschikkingen in hun leefomgeving (zoals omgevingsvergunningen) mogelijk nog andere bronnen moeten raadplegen (terwijl gemeentelijke omgevingsvergunningen en andere beschikkingen nu nog wél in één overzicht in huis-aan-huisbladen te vinden zijn)?
Op p. 7 van de memorie van antwoord lezen de leden van de PVV-fractie:
«Een gebruiker kan naast de attenderingsservice zelf de publicaties op overheid.nl doorzoeken, bijvoorbeeld aan de hand van trefwoorden. In de communicatie met de burger zal hieraan aandacht worden geschonken.»
De website overheid.nl kenmerkt zich door zéér uitgebreide zoekmenu’s, wat nuttig is voor wie naar specifieke informatie op zoek is, maar is minder eenvoudig om snel een algemeen overzicht te krijgen van bijvoorbeeld alle publicaties van een gemeente in de afgelopen week. Het vergt enig doorklikken en invoeren van instellingen om tot zo’n overzicht te kunnen komen, wat niet praktisch is voor minder digitaal vaardige gebruikers. Kan de regering aangeven of met de invoering van dit wetsvoorstel dit gebruiksvriendelijker kan worden gemaakt (zonder noodzaak tot registreren, abonneren of het inroepen van ondersteuning)?
De commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis van de Koning ziet met belangstelling uit naar de nadere memorie van antwoord.
De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis van de Koning, Dittrich
De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis van de Koning, Bergman
Samenstelling: Kox (SP), Koffeman (PvdD), Ganzevoort (GL), De Boer (GL), Van Hattem (PVV), Pijlman (D66), Rombouts (CDA), Schalk (SGP), Koole (PvdA), Klip-Martin (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), Wever (VVD), Bezaan (VVD), Van der Burg (VVD), Crone (PvdA), Dessing (FVD), Dittrich (D66), (voorzitter), Doornhof (CDA), Frentrop (FVD), Gerbrandy (OSF), Van der Linden (FvD), Meijer (VVD), Nanninga (FVD), Nicolaï (PvdD), (ondervoorzitter), Rietkerk (CDA), Rosenmöller (GL), Verkerk (CU) en De Vries (Fractie-Otten).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35218-D.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.