35 218 Wijziging van de Bekendmakingswet en andere wetten in verband met de elektronische publicatie van algemene bekendmakingen, mededelingen en kennisgevingen (Wet elektronische publicaties)

Nr. 8 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 27 november 2019

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het voorgestelde artikel 7, tweede lid, komt te luiden:

2. In afwijking van artikel 4, artikel 5 of artikel 6, kan een wet, een algemene maatregel van bestuur of een ander in die artikelen genoemd besluit na voorafgaande instemming van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bepalen dat een bij die wet, die algemene maatregel van bestuur of dat besluit behorende bijlage wegens aard of omvang wordt bekendgemaakt door middel van een in die wet, die algemene maatregel van bestuur of dat besluit aangewezen ander algemeen toegankelijk elektronisch medium dan het in die artikelen bedoelde publicatieblad.

2. Het voorgestelde artikel 16, tweede lid, komt te luiden:

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de uitgifte en het beschikbaar blijven van de in de artikelen 1 en 2 genoemde publicatiebladen, over de verdere inhoud van de Staatscourant en de in artikel 2 genoemde publicatiebladen en over het beschikbaar blijven van de bekendmakingen waarbij artikel 7, tweede lid, wordt toegepast.

3. Het voorgestelde artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid vervalt de tweede volzin.

b. Onder vernummering van het tweede tot derde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

2. Het bericht wordt niet verzonden als de ontvanger heeft verzocht een dergelijk bericht niet te ontvangen. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan de ontvanger die heeft verzocht een dergelijk bericht niet te ontvangen, in bij algemene maatregel van bestuur bepaalde gevallen uitnodigen zich alsnog voor deze berichten aan te melden.

c. In het derde lid wordt «het verzoek deze berichten niet te ontvangen» vervangen door «het verzoek en de uitnodiging, bedoeld in het tweede lid,».

B

Artikel 2.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel H, onder 1, onder a, wordt «van het besluit mededeling gedaan op de in artikel 12 van de Bekendmakingswet bepaalde wijze» vervangen door «kennisgegeven van de terinzagelegging van het besluit en van de op de zaak betrekking hebbende stukken».

2. In onderdeel I vervalt «en wordt «het besluit overeenkomstig artikel 3:44, eerste lid, onderdeel a, ter inzage is gelegd» vervangen door «van het besluit overeenkomstig artikel 3:44, eerste lid, aanhef, mededeling is gedaan»».

C

Na artikel 2.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.2

Indien het bij koninklijke boodschap van 10 juli 2019 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband met het nieuwe omgevingsrecht en nadeelcompensatierecht (35 256) tot wet is of wordt verheven, en artikel 1, onderdeel B, van die wet in werking treedt of is getreden, vervalt in artikel 3:25, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onderdeel i, onder verlettering van onderdeel j tot onderdeel i.

D

In artikel 4.3, onderdeel B, wordt «mededeling gedaan» vervangen door «kennisgegeven».

E

In artikel 4.5 vervalt onderdeel D.

F

Artikel 4.8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel F wordt «mededeling gedaan en kennisgegeven» vervangen door «kennisgegeven».

2. Onderdeel G komt te luiden:

G

In artikel 16.33d, tweede lid, aanhef, wordt «mededeling» vervangen door «kennisgeving».

3. Na onderdeel G wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ga

Onder vernummering van artikel 16.57 tot 16.58 wordt na artikel 16.56 een artikel ingevoegd:

Artikel 16.57 (kennisgeving aanvraag)

Het bevoegd gezag geeft bij toepassing van afdeling 4.1 of 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht ook onverwijld kennis van de aanvraag om een omgevingsvergunning op de in artikel 12 van de Bekendmakingswet bepaalde wijze. Daarbij wordt de dag van ontvangst van de aanvraag vermeld.

4. Onderdeel I komt te luiden:

I

Artikel 16.63 vervalt.

5. De onderdelen H en N vervallen.

6. Onderdeel P komt te luiden:

P

In de artikelen 16.96 en 16.98 wordt in het tweede lid «ter inzage is gelegd» vervangen door «ter inzage is gelegd en hiervan kennis is gegeven».

7. In onderdeel Q wordt «doet mededeling» vervangen door «geeft kennis».

8. Na onderdeel Ra wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Rb

In artikel 16.140 wordt «artikel 16.88» vervangen door «artikel 16.139».

9. Na onderdeel T worden de volgende onderdelen ingevoegd:

U

In artikel 22.18, vierde lid, wordt «16.77a, tweede lid, en 16.88» vervangen door «16.77b, tweede lid, en 16.139».

V

In de bijlage, onder B, in de omschrijving van Ospar-verdrag wordt «noodoostelijk» vervangen door «noordoostelijk».

G

Artikel 4.11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel A wordt «mededeling als bedoeld in artikel 3:44, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is gedaan» vervangen door «kennis is gegeven als bedoeld in artikel 3:44, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht».

2. In onderdeel C wordt «Een kennisgeving als bedoeld in artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht en een mededeling als bedoeld in artikel 3:44, eerste lid, van die wet» vervangen door «Een kennisgeving als bedoeld in artikel 3:12 of artikel 3:44, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht».

H

In artikel 5.1, onderdeel A, wordt «doet hij mededeling» vervangen door «geeft hij kennis».

I

Artikel 5.2, onderdeel C, komt te luiden:

C

In artikel 52a, tweede lid, laatste zin, wordt «doet mededeling ervan in de Staatscourant, onder vermelding van de wijze waarop het verslag kan worden geraadpleegd» vervangen door «geeft kennis van het verslag in de Staatscourant.

J

Artikel 5.4 komt te luiden:

Artikel 5.4 Mijnbouwwet

In artikel 124, tweede lid, van de Mijnbouwwet wordt «legt het voor een ieder ter inzage. Hij doet van deze terinzagelegging mededeling in de Staatscourant» vervangen door «en geeft in de Staatscourant kennis van de terinzagelegging van het verslag».

K

In artikel 7.9 wordt «mededeling» vervangen door «kennisgeving».

L

Artikel 7.12 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel E wordt «mededeling gedaan» vervangen door «kennisgegeven».

2. Onderdeel K wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel 1 wordt «mededeling gedaan» vervangen door «kennisgegeven».

b. In onderdeel 2 wordt «mededeling» vervangen door «kennisgeving».

3. Onderdeel P komt te luiden:

P

Artikel 11.22, tweede lid, komt te luiden:

2. Onze Minister geeft kennis van het verslag in de Staatscourant op de in artikel 12 van de Bekendmakingswet bepaalde wijze.

M

Artikel 8.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel A, onder 2, komt te luiden:

2. In het derde lid wordt de derde zin vervangen door «In de kennisgeving van de terinzagelegging worden datum en nummer van het koninklijk besluit en van de Staatscourant waarin het is geplaatst, vermeld.».

2. Onderdeel D, onder 3, komt te luiden:

3. In het zevende lid wordt de derde zin vervangen door «De kennisgeving van de terinzagelegging wordt in afwijking van artikel 12, eerste lid, van de Bekendmakingswet gedaan door de burgemeester van de betrokken gemeente in het gemeenteblad. In de kennisgeving worden datum en nummer van het koninklijk besluit en van de Staatscourant waarin het is geplaatst, vermeld.».

N

Artikel 12.3 komt te luiden:

Artikel 12.3 Wet marktordening gezondheidszorg

Artikel 20, tweede lid, van de Wet marktordening gezondheidszorg komt te luiden:

2. De zorgautoriteit geeft in de Staatscourant kennis van de terinzagelegging van:

a. de beschikkingen met betrekking tot aanmerkelijke marktmacht onder vermelding van de opgelegde verplichting en de tijdsduur van de verplichting;

b. de beschikkingen met betrekking tot tarieven en prestatiebeschrijvingen.

O

Artikel 12.6, onder b, komt te luiden:

b. komt artikel 20, vierde lid, van de Wet marktordening gezondheidszorg te luiden:

4. De zorgautoriteit geeft in de Staatscourant kennis van de terinzagelegging van de beschikkingen die zij op grond van de artikelen 52 en 53 heeft genomen.

Toelichting

Onderdeel A

Onderdeel A bevat enkele aanvullingen op de Bekendmakingswet, zoals die met dit wetsvoorstel wordt gewijzigd.

Artikel 7, tweede lid, Bekendmakingswet

In het voorgestelde artikel 7, tweede lid, van de Bekendmakingswet wordt de mogelijkheid geboden om een deel van een wet, een algemene maatregel van bestuur of een ander besluit van algemene strekking bekend te maken op een andere elektronische wijze dan het voor die wet of dat besluit aangewezen publicatieblad. Deze mogelijkheid is noodzakelijk, in geval die bijlage te omvangrijk is of omdat het type bestand waaruit de bijlage bestaat niet in het publicatieblad kan worden verwerkt. Van deze mogelijkheid dient terughoudend gebruik te worden gemaakt. Zo is het bij omvangrijke onderdelen van een besluit mogelijk om dat onderdeel wel als pdf, maar niet als xml in de publicatiebladen op te nemen. In dat geval hoeft van artikel 7, tweede lid, van de Bekendmakingswet geen gebruik gemaakt te worden en kunnen hiervoor bij amvb of ministeriële regeling nadere regels worden gesteld. Om te zorgen dat bestuursorganen niet te snel gebruik maken van artikel 7, tweede lid, van de Bekendmakingswet, bijvoorbeeld om de aan Omgevingswetdocumenten te stellen publicatie-eisen te omzeilen, wordt aan die bepaling toegevoegd dat voorafgaand aan de besluitvorming de instemming van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties als degene die de voor de publicaties noodzakelijker infrastructuur ter beschikking heeft gesteld. Deze instemming zal in de praktijk namens de Minister worden gegeven door het Kennis- en exploitatiecentrum Officiële Overheidspublicaties (KOOP) van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, die daarbij zal bezien of bekendmaking buiten het publicatieblad noodzakelijk is dan wel of er alternatieven binnen het publicatieblad mogelijk zijn. Omdat de uitzondering in de bekend te maken publicatie moet worden opgenomen, zal die instemming voorafgaand aan de vaststelling moeten worden verkregen. De instemming ziet uiteraard niet op de inhoud van de bekend te maken publicatie, die geheel voor de verantwoordelijkheid blijft van het ter zake bevoegde orgaan.

Artikel 16, tweede lid, Bekendmakingswet

In artikel 16 wordt de delegatiegrondslag uitgebreid met de in het huidige artikel 8, tweede lid, van de Bekendmakingswet opgenomen bevoegdheid tot het stellen van regels over de nadere inhoud van besluiten. Deze delegatiegrondslag was abusievelijk niet opgenomen in dit wetsvoorstel, hetgeen thans wordt hersteld.

Artikel 20 Bekendmakingswet

In artikel 20 is op advies van de Autoriteit Persoonsgegevens bij formele wet bepaald dat ontvangers van berichten over besluitvorming in hun buurt kunnen verzoeken deze berichten niet te ontvangen. Het is echter denkbaar dat de overwegingen bij een dergelijk verzoek na verloop van tijd hun geldigheid verliezen. Daarom wordt uitdrukkelijk bepaald dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onder nader te bepalen regels bevoegd is betrokkenen uit te nodigen zich alsnog voor deze berichten aan te melden. Uiteraard zal van deze bevoegdheid terughoudend gebruik worden gemaakt en zullen hierover bij amvb nadere regels over worden gesteld. Omstandigheden waarbij een uitnodiging kan worden verzonden zijn bijvoorbeeld een verhuizing.

Onderdeel B

In het wetsvoorstel wordt artikel 3:44 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) zo gewijzigd, dat een beschikking die op grond van het huidige artikel 3:44 ter inzage moet worden gelegd, onder het nieuwe recht moet worden medegedeeld, dat wil zeggen integraal in het publicatieblad moest worden gepubliceerd. Gebleken is dat deze nieuwe verplichting tot ongewenste uitvoeringslasten leidt, omdat deze beschikkingen voor die publicatie geschikt moeten worden gemaakt. De wijzigingen in artikel 3:44 Awb zijn zodanig aangepast, dat voor deze beschikkingen de bestaande werkwijze gehandhaafd blijft. Als gevolg van deze wijziging vervalt tevens een wijziging in artikel 6:8 Awb.

Onderdeel C

In het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband met het nieuwe omgevingsrecht en nadeelcompensatierecht (Kamerstukken II, 35 256) wordt de coördinatieregeling van de Awb aangepast in verband met de invoering van de Omgevingswet. In artikel 3:25, eerste lid, Awb, zoals dat na inwerkingtreding van dat wetsvoorstel komt te luiden, wordt het coördinerend bestuursorgaan belast met enkele taken die anders op het oorspronkelijk bevoegd bestuursorgaan rusten. Zo is in onderdeel a geregeld dat de fysieke terinzagelegging ook ten kantore van het coördinerend bestuursorgaan geschiedt en in onderdeel g dat het coördinerend bestuursorgaan is belast met de mededelingen, kennisgevingen en toezendingen van de genomen besluiten. In artikel 3:25, eerste lid, onderdeel i, Awb wordt bepaald dat mededelingen en kennisgevingen tevens worden gedaan in de Staatscourant en voorts langs elektronische weg. Na inwerkingtreding van de Wet elektronische publicaties is dit onderdeel i overbodig. Op grond van de artikelen 12 en 13 van de Bekendmakingwet zullen alle mededelingen en kennisgevingen elektronisch plaatsvinden. Nu op grond van artikel 3:25, eerste lid, onderdeel g, Awb het coördinerend bestuursorgaan is belast met de mededelingen en kennisgevingen, zullen deze moeten plaatsvinden in het publicatieblad dat voor het coördinerend bestuursorgaan is aangewezen. Waar voor decentrale bestuursorganen publicatie in de Staatscourant is voorgeschreven, wordt die in dit wetsvoorstel gewijzigd in publicatie in het voor dat orgaan geldende publicatieblad. De kenbaarheid van die publicaties kan worden geborgd door de berichtenservice van artikel 20 van de Bekendmakingswet. Een extra publicatie in de Staatscourant is daarom niet meer nodig.

Onderdelen D, F, onder 1, 2 en 5 tot en met 7, G tot en met O

Deze wijzigingen vloeien voort uit bovengenoemde wijziging van artikel 3:44 Awb. In deze wijzigingen wordt iedere keer een mededeling vervangen door een kennisgeving van een terinzagelegging.

Onderdeel E

Met deze wijziging wordt een fout in de wijziging van de Kadasterwet hersteld.

Onderdeel F, onder 3 en 4

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om in de Omgevingswet de regeling voor kennisgeving van de aanvraag voor zowel omgevingsvergunningen die met de reguliere procedure worden voorbereid als omgevingsvergunningen die met de uniforme openbare voorbereidingsprocedure worden voorbereid verder te harmoniseren. Op dit moment voorziet de reguliere procedure in een kennisgeving van de aanvraag om een omgevingsvergunning. Dit is geregeld in artikel 16.63 van de Omgevingswet. Dat biedt een ieder gelegenheid om daarvan vroegtijdig kennis te nemen. Dat is ook van belang als de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Aangezien de verplichting op alle aanvragen om omgevingsvergunningen van toepassing is, wordt die opgenomen in paragraaf 16.5.1 in een nieuw artikel 16.57 van de Omgevingswet. Dit houdt in dat het bevoegd gezag – ongeacht de te volgen procedure – altijd kennisgeeft van de ingekomen aanvraag. Een generieke regeling voor kennisgeving van de aanvraag vergroot de inzichtelijkheid voor het bevoegd gezag. Zij hoeft immers niet van tevoren te bepalen welke procedure van toepassing is. Voor derden is de publicatie van de aanvraag een extra service. Zij kunnen naar aanleiding van de publicatie informatie inwinnen. Als gevolg van de invoeging van het nieuwe artikel 16.57 kan artikel 16.63 van de Omgevingswet komen te vervallen.

Onderdeel F, onder 8 en 9

De onderdelen 8 en 9 bevatten enkele wetstechnische wijzigingen van de Omgevingswet. Artikel 16.88 zal via de Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet worden vernummerd tot artikel 16.139. Met deze onderdelen worden de verwijzingen daarop aangepast.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops

Naar boven