35 213 Wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en enkele andere wetten in verband met verdere activering van de participatie van jonggehandicapten en het harmoniseren van de verschillende regimes Wajong

AB VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 5 september 2023

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 hebben kennisgenomen van de brief van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen van 8 mei 20232 waarin de Minister de Kamer samen met de tweede monitorrapportage3 informeert over de ontwikkelingen in het eerste jaar na ingang van de Wet Vereenvoudiging Wajong. Naar aanleiding van deze brief hebben de leden van de fractie van de ChristenUnie nog een aantal opmerkingen en vragen.

Naar aanleiding hiervan is op 7 juni 2023 een brief gestuurd aan de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen.

De Minister heeft op 14 augustus 2023 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van der Bijl

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen

Den Haag, 7 juni 2023

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 8 mei 20234 waarin u de Kamer samen met de tweede monitorrapportage5 informeert over de ontwikkelingen in het eerste jaar na ingang van de Wet Vereenvoudiging Wajong. Naar aanleiding van deze brief hebben de leden van de fractie van de ChristenUnie nog een aantal opmerkingen en vragen.

Uit de monitorrapportage blijkt dat veel mensen met een Wajonguitkering en hun ouders zich zorgen maken of de hoogte van de uitkering of het totaalinkomen klopt en welke effecten inkomensveranderingen hebben op toeslagen en lokale belastingen. De wet heet Vereenvoudiging Wajong, maar hoewel deze wet de uitkering rechtvaardiger heeft gemaakt, was het geen vereenvoudiging. Door deze wet zijn verschillende percentages geïntroduceerd voor inkomen uit werk dat niet wordt ingehouden op de uitkering en is er een garantiebedrag bijgekomen om een achteruitgang in totaalinkomen voor sommigen te voorkomen. Daarnaast mogen zij hun uitkering behouden als ze studiefinanciering aanvragen en kunnen ze levenslang een beroep blijven doen op de Wajonguitkering.

Klantmanagers bij het UWV, de gemeente, lokale hulpverleners en ouders kunnen mensen met een Wajonguitkering vaak geen antwoord geven op de vraag of de hoogte van hun totaaluitkering klopt en of dit effect heeft op toeslagen en het betalen van lokale heffingen. Als de ontvangers en hun hulpverleners het niet begrijpen, neemt de kans op fouten toe en lopen ze het risico geconfronteerd te worden met terugvorderingen.

Wat deze wet wel heeft gedaan is mensen met een Wajonguitkering financieel belonen die werken of studeren. Is er ook een manier om de Wajonguitkering te vereenvoudigen, en tegelijkertijd werken of studeren financieel te belonen, en de uitkering af te bouwen naarmate het inkomen stijgt? In hoeverre wijken deze regels betreffende de Wajonguitkering af van de regels betreffende de Participatiewetuitkering en waarom bestaan deze verschillen, aangezien er in beide wetten veel mensen zijn die arbeidsvermogen blijken te hebben?

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid zien uw beantwoording met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen vier weken.

Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, M.L. Vos

BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 augustus 2023

Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de vragen van de leden van de fractie van de ChristenUnie bij mijn brief van 8 mei 2023 over de tweede monitorrapportage Wajong6. Hierin informeer ik uw Kamer samen met de tweede monitorrapportage7 over de ontwikkelingen in het eerste jaar na ingang van de Wet vereenvoudiging Wajong. Naar aanleiding hiervan vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie of er ook een manier is om de Wajonguitkering te vereenvoudigen, en tegelijkertijd werken of studeren financieel te belonen, en de uitkering af te bouwen naarmate het inkomen stijgt. De leden van de fractie van de ChristenUnie constateren dat de Wet vereenvoudiging Wajong de uitkering wel rechtvaardiger, maar niet eenvoudiger heeft gemaakt. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen voorts in hoeverre de regels voor inkomstenkorting in de Wajong afwijken van die in Participatiewet. Zij vragen waarom deze verschillen bestaan, aangezien er in beide wetten veel mensen zijn die arbeidsvermogen blijken te hebben.

In deze brief geef ik antwoord op deze vragen.

Vereenvoudiging Wajong

Met de vereenvoudiging van de Wajong per 1 januari 2021 is er een meer eenvoudige en eenduidige regeling voor inkomensverrekening in de Wajong opgenomen. Met deze wet is een geharmoniseerde inkomensregeling geïntroduceerd die voor alle mensen met een Wajong-uitkering geldt, ongeacht wanneer zij voor het eerst een Wajong-uitkering ontvingen. Er wordt alleen nog onderscheid gemaakt tussen mensen met en zonder arbeidsvermogen. Mensen met een Wajong-uitkering die arbeidsvermogen hebben, mogen van iedere verdiende euro 30 cent houden. De overige 70 cent van het inkomen wordt op de uitkering in mindering gebracht. Hiermee wordt (meer) werken beloond. Voor mensen met een Wajong-uitkering die duurzaam geen arbeidsvermogen hebben is dat respectievelijk 25 cent en 75 cent. Naarmate er meer wordt verdiend, wordt de uitkering steeds verder afgebouwd. In de huidige Wajong is dus al opgenomen wat de leden van de fractie van de ChristenUnie vragen.

De inkomensverrekening is gecompliceerder voor mensen met een Wajong-uitkering die werken met loondispensatie. De werkgever krijgt bij de inzet van loondispensatie toestemming om een loon onder het wettelijk minimumloon te betalen ter hoogte van de vastgestelde loonwaarde van de persoon.

UWV vult dit loon via de Wajong-uitkering aan zodat het totale brutoinkomen (loon + uitkering) gelijk is aan het totale brutoinkomen van iemand die werkt zonder loondispensatie. In mijn brieven van 7 juli 20228 en 7 juni 20239 heb ik aangegeven te willen verkennen of dit systeem van loondispensatie kan worden vervangen door loonkostensubsidie. Eventuele invoering vergt verdergaand onderzoek en moet besproken worden met ervaringsdeskundigen en hun vertegenwoordigers, de uitvoering en de sociale partners. Zoals toegezegd in mijn brief van 7 juni 2023 streef ik er naar de Tweede Kamer voor de begrotingsbehandeling te informeren over de stand van zaken.

Regels rondom inkomenskortingen in de Wajong en de Participatiewet

De Wajong is een voorziening die recht geeft op individuele inkomensondersteuning als aan de voorwaarden wordt voldaan. Zoals hiervoor aangegeven wordt voor mensen met een Wajong-uitkering met en duurzaam zonder arbeidsvermogen respectievelijk 30% en 25% van het verdiende inkomen vrijgelaten. De Participatiewet biedt een vangnet op het niveau van het sociaal minimum voor mensen die het niet redden om op eigen kracht in het levensonderhoud te voorzien. De inkomensondersteuning op grond van de Participatiewet heeft een complementair karakter: bijstand is altijd aanvullend op de eigen middelen, waarbij het begrip «eigen middelen» ruim wordt geïnterpreteerd. Alle inkomens- en vermogensbestanddelen worden hiertoe in beginsel gerekend. In bepaalde situaties mogen mensen bij (deeltijd)werk een deel van de inkomsten naast de bijstandsuitkering houden: de zogenaamde bijverdiengrenzen10. Met deze maatregel wordt (deeltijd)werk gestimuleerd voor mensen met een bijstandsuitkering.

In het wetsvoorstel «Participatiewet in balans» zijn verschillende vereenvoudigingen in de Participatiewet opgenomen voor mensen in de bijstand en uitvoeringsprofessionals. Het wetsvoorstel is op 18 mei jl. in internetconsultatie gegaan.11 De verschillende maatregelen bieden de uitvoering op korte termijn meer ruimte om te doen wat nodig is om mensen te ondersteunen. De menselijke maat en vertrouwen staan centraal in het wetsvoorstel door de regels en ondersteuning van de Participatiewet beter te laten aansluiten op de mogelijkheden en omstandigheden van de mensen voor wie ze bedoeld zijn, het vergroten van de rechtszekerheid, zowel qua rechten als plichten en het creëren van meer handelingsruimte voor de uitvoerend professional.

Eén van de vereenvoudigingen is het harmoniseren en verruimen van de verschillende bijverdiengrenzen die nu in de Participatiewet zijn opgenomen naar één basisvrijlating. Het is de bedoeling dat deze basisvrijlating 15% van het verdiende inkomen vrijlaat zonder maximumbedrag en gaat gelden voor alle bijstandsgerechtigden tussen de 18 jaar en de AOW-gerechtigde leeftijd. Er komt een mogelijkheid tot verlenging als individuele omstandigheden daarom vragen. De basisvrijlating zal de huidige vier vrijlatingen in de Participatiewet vervangen, die nu qua percentage, maximaal bedrag van de vrij te laten inkomsten, doelgroep en duur van de vrijlating van elkaar verschillen.

Deze lappendeken aan vrijlatingen maakt het niet simpel voor de uitvoering en is moeilijk uitlegbaar aan de bijstandsgerechtigden. In de bijlage worden deze vrijlatingen kort uitgelegd.

Ik erken dat er verschillen zijn en blijven bestaan tussen jonggehandicapten in de Participatiewet en jonggehandicapten in de Wajong. De verschillen in behandeling van mensen in soortgelijke omstandigheden in de Participatiewet en de verschillende regelingen in de Wajong zijn ontstaan door het respecteren van bestaande rechten bij beleidswijzigingen. Sinds 2015 vallen mensen met een arbeidsbeperking die mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben of niet-duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben onder de Participatiewet. Voor die groep die vóór 1 januari 2015 al in de oWajong en de Wajong2010 zat is destijds besloten om bestaande rechten te respecteren en hen niet onder de Participatiewet te brengen. Voor de mensen die vóór 1 januari 2015 al in de oWajong of Wajong2010 zaten gelden daarom ten opzichte van mensen in de Participatiewet andere regels, ook met betrekking tot het verrekenen van inkomen. Deze verschillen zijn, zoals hiervoor aangegeven, inherent aan het karakter van deze regelingen.

Naar een eenvoudiger stelsel voor inkomensondersteuning

Ik herken de complexiteit die de leden van de fractie van de ChristenUnie schetsen over de samenloop met inkomensafhankelijke regelingen. Uit meerdere onderzoeken, waaronder het IBO Vereenvoudiging, dat het kabinet op 9 juni aan de Tweede Kamer heeft gestuurd12, blijkt dat de sociale zekerheid voor sommige mensen te ingewikkeld is geworden. Deze groep heeft te maken met samenloop van regelingen en verschillende rechten en plichten die het geheel onoverzichtelijk maken. Daardoor weten sommige mensen niet waar ze recht op hebben, wat zij moeten melden of wat er gebeurt met hun inkomen als hun persoonlijke situatie verandert. Dit zijn vaak ook de mensen die ondersteuning door de overheid het hardst nodig hebben.

Medewerkers van UWV kunnen voor mensen met een Wajong-uitkering (alleen) nagaan of de ontvangen uitkering klopt. In de monitorrapportage is benoemd dat mensen soms, ondanks dat UWV heeft aangegeven dat de (hoogte van de) uitkering juist is, hierover toch onzekerheden blijven ervaren. Uit opgehaalde ervaringen van het Wajong informatiepunt blijkt dat mensen een vooruitgang in brutoinkomen (uit werk en uitkering) ervaren. Tegelijkertijd maken sommige personen zich ongerust of zijn zij onzeker over het effect van de hogere uitkering op toeslagen. UWV kan geen uitspraken doen over mogelijke samenloop met inkomensafhankelijke regelingen omdat dit sterk afhankelijk is van de persoonlijke situatie van degene met een Wajong-uitkering, bijvoorbeeld of er een verdienende partner is, of er vermogen aanwezig is en hoe de samenstelling van het huishouden is. UWV heeft geen zicht op deze persoonlijke omstandigheden. Ik onderzoek de ervaren onzekerheden verder in het kwalitatieve onderzoek naar de ervaringen van mensen met een Wajong-uitkering sinds de Wet Vereenvoudiging Wajong. Dit onderzoek wordt in de zomer van volgend jaar verwacht.

Om de problematiek zoals de leden van de fractie van de ChristenUnie beschrijven op te lossen en in de toekomst te voorkomen is een grote vereenvoudiging van de sociale zekerheid nodig.

Het is nodig om naar het gehele stelsel van inkomensondersteuning te kijken en met aanpassingen te komen die nodig zijn om verschillende groepen mensen te ondersteunen. In de kabinetsreactie op het IBO is het overheidsbrede programma Vereenvoudiging Inkomensondersteuning voor mensen (VIM) aangekondigd. Dit programma gaat scenario’s ontwikkelen voor een eenvoudigere inkomensondersteuning voor de toekomst. Daarnaast gaat het programma werken aan oplossingen voor domeinoverstijgende knelpunten waar mensen nu tegenaan lopen. De samenloop van Wajong met toeslagen en lokale heffingen is een voorbeeld van domeinoverstijgende complexiteit en heb ik bij het programma onder de aandacht gebracht. Het programma gaat deze problematiek betrekken in de vormgeving van scenario’s en zal voor eind 2023 met een nadere prioritering komen welke domeinoverstijgende knelpunten op korte termijn worden aangepakt. Over de voortgang van dit programma informeer ik uw Kamer voor eind 2023.

Tegelijkertijd worden binnen de sociale zekerheid verschillende vereenvoudigingen verkend en in gang gezet, zoals ook beschreven in de kabinetsreactie. Zo wordt bijvoorbeeld onderzocht hoe gegevens beter benut kunnen worden bij proactieve dienstverlening, om het gebruik van inkomensondersteuning door mensen die daar recht op hebben te bevorderen. Er zijn verschillende instrumenten in ontwikkeling om vanuit levensgebeurtenissen en omstandigheden van een huishouden en met behulp van gegevenskoppelingen in te schatten welke inkomensondersteuning beschikbaar is. Deze hulpmiddelen bieden inspiratie om verder te onderzoeken hoe je met een landelijk digitaal loket kunt checken of je recht hebt op inkomensondersteuning. De Tweede Kamer wordt eind 2023 over de voortgang geïnformeerd.

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten

BIJLAGE

Inkomensvrijlating in de huidige Participatiewet

De huidige Participatiewet kent verschillende vrijlatingen van arbeidsinkomsten:

  • De algemene vrijlating;

  • De vrijlating voor alleenstaande ouders;

  • De vrijlating voor mensen met een medische urenbeperking;

  • De vrijlating voor mensen die behoren tot de doelgroep loonkosten subsidie.

Jongeren tot 27 jaar zijn uitgesloten van de vrijlatingen, met uitzondering van jongeren met een medische urenbeperking.

In onderstaand schema worden de verschillende vrijlatingen en bijbehorende percentages en maximale bedragen weergegeven:

 

Algemene vrijlating

Alleenstaande ouders

Medische urenbeperking

Loonkostensubsidie

Percentage

25%

12,5%

15%

15%

Max. p.m.

€ 246,00

€ 153,38

€ 155,56

€ 155,56

Duur

6 maanden

30 maanden

Structureel

1 jaar, evt. verlenging

Ook voor jongeren tot 27 jaar?

Nee

Nee

Ja

Nee


X Noot
1

Samenstelling:

Heijnen (BBB), Griffioen (BBB), Van Gasteren (BBB), Vos (GroenLinks-PvdA (voorzitter), Ramsodit (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Fiers (GroenLinks-PvdA), Roovers (GroenLinks-PvdA), Petersen (VVD), Van de Sanden (VVD), Van Ballekom (VVD), Bakker-Klein (CDA), Bovens (CDA), Moonen (D66) (ondervoorzitter), Belhirch (D66), Van Strien (PVV), Koffeman (PvdD), Nanninga (Ja21), Kox (SP), Huizinga (CU), Van den Oetelaar (FVD), Schalk (SGP), Perin-Gopie (Volt), VanRooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

X Noot
2

Kamerstukken I 2022–2023, 35 213, AA.

X Noot
3

Bijlage bij Kamerstukken I 2022–2023, 35 213, AA.

X Noot
4

Kamerstukken I 2022–2023, 35 213, AA.

X Noot
5

Bijlage bij Kamerstukken I 2022–2023, 35 213, AA.

X Noot
6

Kamerstukken I 2022/23, 35 213, AA.

X Noot
7

Bijlage bij Kamerstukken I 2022/23, 35 213, AA.

X Noot
8

Kamerstukken II 2021/22, 34 352, nr. 255.

X Noot
9

Kamerstukken II 2022/23, 34 352, nr. 281.

X Noot
10

Artikel 31 lid 2 onder n,r, y,z Participatiewet

X Noot
12

Kamerstukken II 2022/23, 29 362, nr. 328.

Naar boven