35 210 VI Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2019 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

Nr. 4 AMENDEMENT VAN DE LEDEN VAN NISPEN EN ALKAYA

Ontvangen 27 juni 2019

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

De departementale begrotingsstaat wordt als volgt gewijzigd:

I

In artikel 32 Rechtspleging en Rechtsbijstand worden het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verhoogd met € 46.700 (x € 1.000).

II

In artikel 92 Nog onverdeeld worden het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verlaagd met € 46.700 (x € 1.000).

Toelichting

Het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand staat onder druk, terwijl het van groot belang is dat iedereen zijn/haar recht kan halen. Na uitvoerige rapporten van de commissie Wolfsen en de commissie Barkhuysen concludeerde de Commissie evaluatie puntentoekenning gefinancierde rechtsbijstand (de Commissie Van der Meer) in het rapport «Andere Tijden» dat er sprake is van 20 jaar achterstallig onderhoud. Dat is niet houdbaar, de situatie is urgent.

Met dit amendement wordt een eerste stap gezet om het punttarief voor de sociaal advocaten te verhogen conform het advies van de commissie Van der Meer. In 2018 was 46,7 mln. euro meer geraamd dan uiteindelijk is gerealiseerd, doordat o.a. minder toevoegingen zijn afgegeven. De Minister voor Rechtsbescherming heeft steeds gezegd dat er pas een redelijke vergoeding aan rechtsbijstandsverleners betaald kan worden zodra het aantal zaken terug is gebracht, om binnen het budget te blijven. De indieners van dit amendement zijn dan ook van mening dat het geld dat nu niet is uitgegeven doordat er minder toevoegingen zijn afgegeven, direct geïnvesteerd moet worden in een hogere vergoeding voor sociaal advocaten.

Met dit amendement wordt bewerkstelligd dat voor het restant van 2019 € 46,7 mln. extra vrij wordt gemaakt voor artikel 32 Rechtspleging en Rechtsbijstand, specifiek voor de vergoedingen van sociaal advocaten.

De dekking van dit amendement wordt gevonden door aanwending van de middelen die reeds afkomstig zijn van de JenV begroting uit de onderuitputting en inzet exploitatieoverschot op artikel 92 Nog onverdeeld.

Verder is er ieder jaar bij de realisatie van de begroting sprake van «onderuitputting», dat betekent dat het budget niet geheel wordt besteed. Om daar op voorhand rekening mee te houden is de begroting van JenV verlaagd door middel van een budgetkorting (antwoorden 124 en 125 van de feitelijke vragen). Met ingang van 2018 wordt op voorhand rekening gehouden met deze twee ontwikkelingen.1 Voor 2019 resteert nog een in te vullen bedrag van € 53,1 mln. Voor de jaren 2020 tot en met 2023 gaat het zelfs om een bedrag van € 96 mln. dat nog moet worden ingevuld. De indieners zijn van mening dat in het vervolg eventuele onderuitputting als eerste geïnvesteerd moet worden in vergoedingen voor sociaal advocaten.

Van Nispen Alkaya


X Noot
1

Kamerstukken II 2018/19, 35 000 VI, nr. 10.

Naar boven