35 200 XVII Jaarverslag en slotwet Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2018

Nr. 7 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 12 juni 2019

De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 23 mei 2019 voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Bij brief van 4 juni 2019 zijn ze door de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, De Roon

Adjunct-griffier van de commissie, Meijers

1

Kan worden toegelicht hoe de verplichtingenmutatie van € 183,3 miljoen op artikel 1. Duurzame handel en investeringen tot stand is gekomen? Op welke wijze worden de middelen die op dit artikel niet zijn gerealiseerd elders ingezet?

Antwoord:

In de begroting 2018 was een bedrag van EUR 354,9 miljoen gebudgetteerd voor nieuwe verplichtingen op artikel 1. Via de eerste suppletoire begroting (EUR 96,3 miljoen) en de tweede suppletoire begroting (EUR 346,9 miljoen) was dit bedrag verhoogd naar EUR 798,1 miljoen). Uiteindelijk is in 2018 voor EUR 614,8 miljoen aan nieuwe verplichtingen aangegaan, wat heeft geresulteerd in een negatieve mutatie van EUR 183,3 miljoen (EUR 798,1 miljoen minus EUR 614,8 miljoen).

Het extra verplichtingenbudget verkregen tijdens de twee suppletoire wetten was vooral bedoeld voor nieuwe verplichtingen voortvloeiend uit nieuwe activiteiten die invulling geven aan de in 2018 gepresenteerde beleidsnota «Investeren in Perspectief». Ook is het verplichtingenbudget gestegen door een andere wijze van registreren van verplichtingen die RVO voor het ministerie aangaat. Deze stelselwijziging is doorgevoerd op advies van de Auditdienst Rijk. In 2018 bleek de uiteindelijke realisatie van nieuwe verplichtingen lager dan verwacht. Naar verwachting zal het bedrag aan nieuwe verplichtingen in de jaren 2020 en verder iets hoger uitvallen.

2

Waarom is een betaling aan het VN-Milieuprogramma UNEP «niet doorgegaan»? Was de betaling niet langer nodig? Was er geen belangstelling meer?

Antwoord:

Betaling aan het VN-milieuprogramma UNEP bedroeg EUR 3 miljoen op een toezegging van EUR 8 miljoen in 2018. De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft besloten slechts een gedeelte over te maken vanwege een kritisch rapport van de VN audit dienst over reisdeclaraties en mismanagement binnen de organisatie. Dit rapport resulteerde in het aftreden van de Executive Director Erik Solheim eind november 2018. Op basis van positieve voortgang die UNEP maakt zal de Minister opnieuw overwegen om de resterende EUR 5 miljoen over te maken.

3

Op welke wijze wordt de onderuitputting op Artikel 3.4: Toename van het aantal goed opgeleide professionals, versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen en het bevorderen van beleidsrelevant onderzoek van € 2,7 miljoen alsnog besteed?

Antwoord:

Zoals gebruikelijk zijn niet bestede middelen elders binnen de BHOS-begroting ingezet. Over mutaties binnen de BHOS-begroting ten opzichte van de begroting 2018 bent u bij eerste suppletoire begroting, tweede suppletoire begroting, Decemberbrief en Slotwet ingelicht.

4

Waarom is op artikel 4: Vrede en veiligheid voor ontwikkeling het verplichtingenbudget met € 135,8 miljoen naar beneden bijgesteld? Waarom kon dit geld niet weggezet worden? Op welke wijze wordt dit verschoven naar 2019? Hoe gaat het voor het komende jaar 2019 wél ingezet worden?

Antwoord:

De bijstelling betreft het verplichtingenbudget voor artikel 4.1 (humanitaire hulp) voor ca EUR 97,2 mln en voor artikel 4.3 (Rechtstaatontwikkeling, wederopbouw, vredes-opbouw, versterkte legitimiteit van democratische structuren en tegengaan van corruptie) ca EUR 38,6 mln. De belasting van het verplichtingenbudget geschiedt op het moment van aangaan van (meerjarige) arrangement of afgeven subsidiebeschikking. Deze momenten zijn voor een aantal arrangementen of beschikkingen niet in 2018 gerealiseerd, zonder dat dit effect heeft gehad op de realisatie van het kasbudget op artikel 4. Over de inzet in 2019 wordt u geïnformeerd in het kader van de begrotingsuitvoering 2019.

Naar boven