35 185 Overeenkomst tot oprichting van de internationale EU-LAC-Stichting; Santo Domingo, 25 oktober 2016

A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 5 april 2019.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 5 mei 2019.

Aan de voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 april 2019

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen de op 25 oktober 2016 te Santo Domingo tot stand gekomen Overeenkomst tot oprichting van de internationale EU-LAC-Stichting (Trb. 2017, nr. 15).

Een toelichtende nota bij de Overeenkomst treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt voor het Europese deel van Nederland gevraagd.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

TOELICHTENDE NOTA

I. Inleiding

De Europese Unie («EU») enerzijds en de Latijns-Amerikaanse landen en de landen van het Caribische gebied («LAC») anderzijds onderhouden speciale banden sinds een strategisch partnerschap tot stand is gekomen op de eerste biregionale topconferentie van hun staatshoofden en regeringsleiders in Rio de Janeiro in 1999.

In 2010 besloten de staatshoofden en regeringsleiders op de topontmoeting in Madrid, tot het oprichten van een EU-LAC-Stichting. De EU-LAC-Stichting werd opgezet als een instrument om de biregionale betrekkingen tussen de EU en LAC te versterken. De stichting werd in 2010 voorlopig opgericht in afwachting van het besluit tot permanente oprichting van een internationale organisatie.

Met ingang van 2012 werd de Gemeenschap van Latijns-Amerikaanse en Caribische Staten (CELAC) de tegenhanger van de EU voor biregionale topontmoetingen en het strategisch partnerschap. De opvolgende EU-CELAC topontmoetingen resulteerden in een gestage intensivering van de politieke dialoog en vooruitgang bij de gezamenlijke aanpak van een brede waaier van vraagstukken, met inbegrip van klimaatverandering, migratie, drugsbestrijding, de bevordering van mensenrechten en gendergelijkheid, onderwijs en culturele aangelegenheden, en wetenschap en technologie.

Op de tweede EU-CELAC topconferentie, die plaatsvond in Brussel in 2015, werd besloten tot oprichting van de internationale EU-LAC-Stichting (hierna ook te noemen «de Stichting»). Na afronding van de onderhandelingen werd bij Besluit 2016/1873 van de Raad van 10 oktober 2016 besloten tot ondertekening van de Overeenkomst tot oprichting van de internationale EU-LAC-Stichting (PbEU 2016, L 288; hierna «de Overeenkomst»). Op 25 oktober 2016 werd vervolgens te Santo Domingo de Overeenkomst tot stand gebracht (Trb. 2017, nr. 15 heruitgave). De Overeenkomst is ondertekend door de EU, de EU-lidstaten en 33 LAC-staten.

II. Doel van de Overeenkomst

De voorlopige EU-LAC-Stichting is opgericht naar Duits burgerlijk recht. Door de EU-LAC-Stichting om te vormen tot een internationale organisatie zal zij eenvoudiger een beroep kunnen doen op financiering door de staten die partij zijn bij de Overeenkomst. Door te beschikken over de status van een internationale organisatie zal de EU-LAC-Stichting ook bepaalde kosten kunnen verminderen, kan zij uit hoofde van het internationaal recht immuniteiten en voorrechten genieten, en kan zij beter gebruik maken van haar financiële en menselijke hulpbronnen. Hierdoor kan de EU-LAC-Stichting haar activiteiten ter ondersteuning van het partnerschap verder handhaven en ontwikkelen.

De internationale EU-LAC-Stichting kan worden beschouwd als een instrument van het gemeenschappelijk buitenlands beleid van de EU, omdat haar activiteiten zullen bijdragen aan de convergentie van het optreden van de EU-lidstaten ten aanzien van Latijns-Amerika en het Caribisch gebied, waarbij ervoor gezorgd zal worden dat de EU haar belangen en haar waarden kan doen gelden in het kader van het partnerschap tussen beide regio’s.

De specifieke activiteiten van de internationale EU-LAC-Stichting dragen bij tot de politieke dialoog tussen de EU en CELAC op terreinen zoals mondiaal bestuur en de bevordering van democratie, mensenrechten en de rechtsstaat. Daarnaast zal de Stichting de samenwerking tussen de EU en LAC-regio’s versterken en interculturele uitwisseling ondersteunen, onder meer door het vergemakkelijken en bevorderen van de betrokkenheid door en de inbreng van het maatschappelijk middenveld en andere sociale actoren.

In dit kader heeft de EU-LAC-Stichting de volgende opdrachten:

  • de bevordering en coördinatie van resultaatgerichte activiteiten ter ondersteuning van biregionale betrekkingen, toegespitst op de uitvoering van de prioriteiten die op EU-CELAC topconferenties zijn vastgesteld;

  • het aanmoedigen van overleg over gemeenschappelijke strategieën om deze prioriteiten middels de bevordering van onderzoek en studies tot stand te brengen;

  • de uitvoering en ondersteuning van analyse en onderzoek met betrekking tot vraagstukken die van belang zijn voor het partnerschap. De activiteiten moeten gericht zijn op de vastgestelde behoeften ter bevordering van het biregionale partnerschap. Daarbij wordt zoveel mogelijk het maatschappelijk middenveld en andere sociale actoren, zoals academische instellingen, denktanks en NGO’s, betrokken;

  • de bevordering van vruchtbare uitwisselingen en nieuwe netwerkmogelijkheden voor het maatschappelijk middenveld en andere sociale actoren die betrokken zijn bij het biregionale partnerschap of hiervoor potentieel belangstelling hebben;

  • de ondersteuning van de beleidsdialoog tussen de EU en CELAC en van de samenwerking op essentiële terreinen van gemeenschappelijk belang, zoals onderzoek, duurzame ontwikkeling, klimaatverandering, concurrentievermogen, werkgelegenheid en gendergelijkheid;

  • de ontwikkeling en ondersteuning van biregionale netwerken;

  • de bevordering van de uitwisseling van deskundigheid en beste praktijken tussen beide regio’s.

III. Aard van de Overeenkomst

De Overeenkomst heeft een gemengd karakter. Naast de Unie dienen daarom ook de lidstaten partij te worden bij de Overeenkomst. De EU heeft enkel die bevoegdheden die door de EU-lidstaten aan de EU zijn overgedragen in het Verdrag van Lissabon. De artikelen 2 tot en met 6 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU) bakenen de EU-bevoegdheden af. De taken van de EU-LAC-Stichting hebben met name betrekking op het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB), ontwikkelingssamenwerking en economische, financiële en technische samenwerking met derde landen.

Voor het GBVB (artikel 2, lid 4 VWEU) geldt dat de lidstaten bevoegd zijn om extern naast de Unie op te treden. Voor zover de EU een positie heeft ingenomen, dienen de lidstaten deze te respecteren. Ontwikkelingssamenwerking betreft een parallelle bevoegdheid die de lidstaten en de EU gelijktijdig kunnen uitoefenen (zie art. 4, lid 4, VWEU). Op het gebied van economische, financiële en technische samenwerking is sprake van een gedeelde bevoegdheid van de EU en de lidstaten. Bij gedeelde bevoegdheden kunnen zowel de Unie als de lidstaten regelstellend optreden. Artikel 2, lid 2, VWEU schrijft echter voor dat de lidstaten hun bevoegdheid slechts kunnen uitoefenen voor zover de Unie haar bevoegdheid nog niet heeft uitgeoefend.

IV. Artikelsgewijze toelichting

De Overeenkomst bestaat uit 30 artikelen. In de artikelen wordt onder meer vastgelegd dat de internationale EU-LAC-Stichting rechtspersoonlijkheid geniet, waar haar hoofdzetel gevestigd is, wie haar leden zijn, en wat haar doelstellingen en activiteiten zijn. Hieronder volgt een toelichting op de artikelen. Waar nodig worden de artikelen samengevoegd toegelicht.

Artikel 2 stelt de aard van de internationale EU-LAC-Stichting vast en bepaalt dat de hoofdzetel van de Stichting in Hamburg, Duitsland, is gevestigd. Het artikel stelt dat de Stichting een internationale intergouvernementele organisatie is die zich richt op de versterking van het biregionale partnerschap tussen de EU en de EU-lidstaten enerzijds en CELAC anderzijds.

In artikel 3 is bepaald wie de leden van de internationale EU-LAC-Stichting zijn. Dat zijn de EU, de EU-lidstaten en die Latijns-Amerikaanse en Caribische Staten die kenbaar hebben gemaakt in te stemmen met juridische binding aan de onderhavige Overeenkomst. Artikel 3 geeft ook aan dat de Stichting openstaat voor deelname van CELAC.

Artikel 4 stelt de juridische status van de internationale EU-LAC-Stichting vast. De Stichting geniet internationale rechtspersoonlijkheid en beschikt over de nodige handelingsbekwaamheid en geldt op het grondgebied van elk van haar leden, overeenkomstig hun nationale wetgeving. Daarnaast heeft de Stichting bevoegdheid om onder meer contracten te sluiten en (on)roerende goederen te verwerven.

In artikel 5 zijn de doelstellingen van de internationale EU-LAC-Stichting vastgelegd. Het eerstgenoemde doel is het versterken van de EU-CELAC biregionale partnerschap. Ook moet de Stichting bijdragen aan een grotere wederzijdse kennis en begrip tussen de twee regio’s en aan een versterkte onderlinge zichtbaarheid tussen beide regio’s en die van het biregionale partnerschap zelf.

In artikel 6 zijn de criteria voor het opzetten van activiteiten vastgesteld en in artikel 7 worden de activiteiten nader beschreven.

De artikelen 8 tot en met 15 omvatten organisatorische en institutionele bepalingen. Artikel 8 regelt de structuur van de Stichting. De organen van de Stichting zijn: een Raad van Bestuur (RvB) (artikel 9 tot en met 13), een voorzitter (artikel 14) en een uitvoerend directeur (artikel 15).

De financiering van de Stichting en de verificatie van de rekeningen worden geregeld in de artikelen 16 en 17. Lidstaten zijn niet verplicht tot een financiële bijdrage. Een dergelijke bijdrage is geheel vrijwillig zonder dat er afbreuk wordt gedaan aan deelname aan de RvB. Voor het verifiëren van de rekeningen van de Stichting worden door de RvB onafhankelijke accountants benoemd.

Artikel 18 stelt vast hoe de evaluatie van de Stichting plaatsvindt en behoeft geen nadere toelichting.

In artikel 19 worden de strategische partnerschappen van de Stichting geregeld en behoeft tevens geen nadere toelichting.

Artikel 20 beschrijft de voorrechten en immuniteiten van de EU-LAC-Stichting met betrekking tot onder meer het sluiten van overeenkomsten en de vrijstelling van belastingen. In het tweede lid wordt verwezen naar de zetelovereenkomst die de Stichting, vanwege de vestiging in Hamburg, met Duitsland zal sluiten. Deze zetelovereenkomst is leidend bij het bepalen van de status, voorrechten en immuniteiten van de Stichting, haar organen, (staf)personeel en de vertegenwoordigers van de leden wanneer zij zich op Duits grondgebied bevinden. De zetelovereenkomst staat op grond van het derde lid van artikel 20 geheel los van de onderhavige Overeenkomst.

De Overeenkomst bevat de gebruikelijke slotbepalingen inzake de werktalen (artikel 21), de geschillenbeslechting (artikel 22), amendementen (artikel 23), ratificatie en toetreding (artikel 24), inwerkingtreding (artikel 25), duur en opzegging (artikel 26), ontbinding en vereffening (artikel 27), de neerlegging van de akten (artikel 28), voorbehouden (artikel 29) en de overgangsbepalingen (artikel 30).

V. Een ieder verbindende bepalingen

Naar het oordeel van de regering bevat de Overeenkomst slechts enkele een ieder verbindende bepalingen in de zin van artikelen 93 en 94 van de Grondwet, die aan rechtssubjecten rechtstreeks rechten toekennen of plichten opleggen. In enkele bepalingen zijn afspraken opgenomen waaraan door de rechter rechtstreekse werking toegekend zou kunnen worden. Het gaat hierbij om de bepalingen genoemd in de leden 5 t/m 7 van artikel 20. De bepalingen zijn in lijn met wat Nederland zelf als gastland normaal doet. Bovendien wordt duidelijk aangegeven dat het bij de privileges en immuniteiten om de officiële activiteiten van de Stichting gaat en bij het personeel om betalingen gedaan door de Stichting, waardoor de bepalingen voldoende afgebakend zijn.

VI. Koninkrijkspositie

De Overeenkomst zal wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden alleen voor het Europese deel van Nederland gelden. Op grond van artikel 52, lid 2, VEU en artikel 355, lid 2, VWEU en de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie vallen de Landen en Gebieden Overzee (in casu de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten, en daarnaast Bonaire, Sint Eustatius en Saba) buiten het toepassingsbereik van de Overeenkomst.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

Naar boven