35 180 Goedkeuring van het op 6 februari 2019 te Brussel tot stand gekomen Protocol bij het Noord-Atlantisch Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Noord-Macedonië (Trb. 2019, 24)

A VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BUITENLANDSE ZAKEN, DEFENSIE EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING1

Vastgesteld 16 september 2019

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorstel om het Protocol bij het Noord-Atlantisch Verdrag inzake de toetreding van Noord-Macedonië goed te keuren. Naar aanleiding hiervan hebben de leden van de SP-fractie nog een aantal vragen.

De leden van de SP-fractie benadrukken dat Noord-Macedonië uiteraard, net als andere landen in de Euro-Atlantische regio, het recht heeft toetreding tot de NAVO of tot andere internationale verdragsorganisatie te ambiëren. Maar de leden van de SP-fractie merken hierbij dat op basis van artikel 5 van het Noord-Atlantisch Verdrag elke uitbreiding uiteraard ook consequenties heeft voor landen die reeds lid zijn. Daarmee heeft iedere bestaande lidstaat ook het volste recht zelf de afweging te maken hoe eventuele voordelen opwegen tegen eventuele nadelen van de toetreding van die lidstaat en een inschatting te maken van de mogelijke risico’s daarvan.

In het licht daarvan hebben de leden van de SP-fractie nog veel vragen bij de onderbouwing door de regering van de stelling dat toetreding van Noord-Macedonië het Nederlands belang dient.

De regering stelt in de memorie van toelichting dat toetreding bijdraagt «aan de stabiliteit in de Euro-Atlantische veiligheidsregio» en noemt dan als eerste argument dat Noord-Macedonië «als betrouwbare partner al jarenlang een bijdrage aan de NAVO-missie in Afghanistan» heeft geleverd. Kan de regering uitleggen hoe de NAVO-missie in Afghanistan bijdraagt aan «de stabiliteit in de Euro-Atlantische veiligheidsregio»? Het is de leden van de SP-fractie uiteraard bekend dat Noord-Macedonië met toetreding tot de NAVO zich committeert aan het collectieve verdedigingsmechanisme van de verdragsorganisatie. Maar het is deze leden onduidelijk hoe dit precies bijdraagt aan de veiligheid van Nederland. Gaat het collectieve veiligheidsmechanisme beter werken met nog een 30ste lidstaat erbij? Is de regering van mening dat Noord-Macedonië, een klein land met een relatief kleine defensie, hier een substantiële bijdrage aan kan leveren en zo ja, waar blijkt dat dan uit, anders dan uit de deelname aan bepaalde internationale missies die door de regering genoemd worden?

Voorts noemt de regering dat Noord-Macedonië «een regionale voorbeeldfunctie» vervult «vanwege het bestendigen van goede relaties met zijn buurlanden». Waarom is dat een argument voor toetreding tot de NAVO, gezien dat Noord-Macedonië deze rol tot noch toe ook heeft kunnen vervullen zonder NAVO-lidmaatschap? Vreest de regering dat zonder het NAVO-lidmaatschap Noord-Macedonië deze rol niet meer of minder goed kan vervullen in de toekomst en zo ja, waar is die vrees dan op gebaseerd?

De regering noemt het Prespa-akkoord met Griekenland als voorbeeld van deze rol, maar dit akkoord is toch al gesloten? Wat is de relatie tussen dit akkoord en de toetreding? Klopt het dat het akkoord een voorwaarde was voor NAVO-toetreding? Hoe is het dan gelijktijdig een argument voor toetreding?

Ten slotte voert de regering als argument aan dat «Noord-Macedonië belangrijke voortgang geboekt [heeft] met hervormingen op het gebied van de rechtsstaat, de positie van minderheden, corruptiebestrijding en mediavrijheid». Is de regering van mening dat het NAVO-lidmaatschap noodzakelijk is om deze vermeende voortgang veilig te stellen en zo ja, waar is dat dan op gebaseerd? Kan de regering een beknopt overzicht geven van de hervormingen waar zij in de memorie van toelichting op doelt en waar de genoemde voortgang uit blijkt? Is de regering bekend met het laatste jaaroverzicht van Amnesty International over de mensenrechten in Noord-Macedonië2 en zo ja, heeft de regering redenen om aan te nemen dat de mensenrechtensituatie in het land sindsdien wezenlijk verbeterd is?

Naast de gevraagde onderbouwing van de voordelen, vragen de leden van de SP-fractie zich af of de Nederlandse regering ook risico’s ziet met betrekking tot de toetreding van Noord-Macedonië. Ziet de regering met de leden van de SP-fractie ook een risico op een verhoging van internationale geopolitieke spanningen en zo nee, waarom niet en zo ja, hoe weegt de regering dat risico dan? Er is in de context van de verwachte toetreding van Noord-Macedonië tot de NAVO in de media veel verwezen naar de positie van de Russische Federatie en vaak gesproken over Noord-Macedonië als een nieuw strijdtoneel in de geopolitieke rivaliteit tussen de NAVO en Rusland. In de ogen van de leden van de SP-fractie duidt dit op bovengenoemd risico. Hoe kijkt de regering hier tegenaan? Houdt de regering er rekening mee dat de toetreding van Noord-Macedonië een negatieve weerslag kan hebben op de verhoudingen op de Balkan als geheel en op de toch al gespannen relatie van de NAVO met de Russische Federatie?

Kan de regering een inschatting maken welke verdere uitbreiding van de NAVO nu op de agenda zal komen te staan of al staat? Zal de NAVO de blik nu richten op Bosnië en Herzegovina, Moldavië en Georgië en zo ja, vindt de regering dat een wenselijke ontwikkeling?

Is de regering van mening dat eerdere uitbreidingen van de NAVO na het einde van de Koude Oorlog hebben bijgedragen aan de veiligheid in Europa en zo ja, hoe en waarom? Geldt voor de regering dat meer lidstaten meer veiligheid betekent? Hoe kijkt de regering terug op de NAVO-uitbreiding vanaf de jaren ’90 in relatie tot hoe de verhouding met de Russische Federatie zich ontwikkeld heeft in diezelfde periode? Hoe weegt de regering in dat verband de uitspraken gedaan door de voormalig Secretaris-Generaal van de NAVO, de heer De Hoop Scheffer, in Nieuwsuur op 7 januari 20183, met name de stelling dat de snelle uitbreiding van destijds heeft bijgedragen aan een assertiever buitenlandbeleid van president Poetin (aan zijn «scherpere afbakening van wat hij [Poetin] beschouwt als zijn territoir»)? Deelt de regering deze inzichten van de voormalig Secretaris-Generaal? Zo ja, zijn hier ook lessen uit te trekken en hebben die lessen ook consequenties voor hoe de regering verdere uitbreiding van de NAVO weegt, de voorliggende voorgenomen uitbreiding incluis?

De leden van de vaste commissie zien de memorie van antwoord van de regering binnen vier weken met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking, Van Apeldoorn

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking, Van Luijk


X Noot
1

Samenstelling:

Faber-van de Klashorst (PVV), Ganzevoort (GL), Van Apeldoorn (SP) (voorzitter), Van Dijk (SGP), Jorritsma-Lebbink (VVD), Knapen (CDA), Oomen-Ruijten (CDA), Koole (PvdA), Teunissen (PvdD), Van Rooijen (50PLUS), arbouw (VVD), Van Ballekom (VVD) (1e Vicevoorzitter), Beukering (FvD), Bezaan (PVV), Dittrich (D66), Gerbrandy (OSF), Huizinga-Heringa (CU) (2e Vicevoorzitter), Karimi (GL), Kluit (GL), Moonen (D66), Van Pareren (FVD), Rookmaker (Fractie-Otten), Vos (PvdA), De Vries (Fractie-Otten), Van Wely (FVD)

Naar boven