35 179 Wijziging van de Handelsregisterwet 2007, de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en enkele andere wetten in verband met de registratie van uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten ter implementatie van de gewijzigde vierde anti-witwasrichtlijn (Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten)

Nr. 10 AMENDEMENT VAN HET LID STOFFER

Ontvangen 3 december 2019

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

In artikel I, onderdeel D, wordt artikel 15a als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt «, met uitzondering van kerkgenootschappen, verenigingen van eigenaars en privaatrechtelijke rechtspersonen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel b».

2. Na het eerste lid worden twee leden ingevoegd, luidende:

  • 1a. Het eerste lid is niet van toepassing op kerkgenootschappen, verenigingen van eigenaars en privaatrechtelijke rechtspersonen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel b, en is onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden niet van toepassing op algemeen nut beogende instellingen als bedoeld in artikel 5b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

  • 1b. De bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden, bedoeld in lid 1a, hebben in ieder geval betrekking op:

    • a. de aard en omvang van de betalingstransacties als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet op het financieel toezicht, verricht vanuit het buitenland, waarvan de algemeen nut beogende instelling betalingsbegunstigde is; en

    • b. de aard, omvang en, voor zover van toepassing, de statutaire doelstelling van de algemeen nut beogende instelling.

Toelichting

Dit amendement regelt dat uiteindelijke belanghebbenden van algemeen nut beogende instellingen (ANBI-instellingen), onder bij algemene maatregel van bestuur te bepalen voorwaarden, niet in het handelsregister worden opgenomen. Bij algemene maatregel van bestuur wordt nadere invulling gegeven aan de voorwaarden waaraan een ANBI-instelling moet voldoen. Te denken valt aan de voorwaarde dat maximaal 15% van de geldstromen naar de instelling vanuit het buitenland mag komen.

ANBI-instellingen zijn reeds onderworpen aan uitvoerige regelgeving en moeten aan veel voorwaarden voldoen om als ANBI-instelling worden aangemerkt (zie artikel 5b Algemene wet inzake rijksbelastingen). Door die regelgeving en de met dit amendement voorgestelde nadere voorwaarden in de algemene maatregel van bestuur, wordt het risico op witwassen en terrorismefinanciering bij ANBI-instellingen naar verwachting verder verkleind.

Uit de richtlijnen waarop het wetsvoorstel is gebaseerd (richtlijn 2015/849, PbEU L141/73 en richtlijn 2018/843, PbEU L 156/43) lijkt voor te vloeien dat in omstandigheden van een verlaagd risico op witwassen, uitzonderingen mogen worden gemaakt op de registratieplicht van UBO-informatie. Ook moeten de getroffen maatregelen in verhouding staan tot de risico’s. Daarnaast wordt in lid 2 van artikel 2 van richtlijn 2015/849 reeds een uitzondering geboden voor bepaalde kansspeldiensten, voor zover is bewezen dat dergelijke diensten een laag risico vertegenwoordigen.

Uit de memorie van toelichting volgt dat de uitzonderingen die reeds gemaakt zijn, deels gebaseerd zijn op de aanname dat bij deze juridische entiteiten een laag risico op witwassen of financieren van terrorisme bestaat. Indiener acht het redelijk dat, onder voorwaarden, ook ANBI-instellingen onder deze uitzonderingen moeten vallen, omdat onder bepaalde omstandigheden er ook bij ANBI-instellingen een laag risico op witwassen of financieren van terrorisme bestaat.

Daarnaast heeft het opnemen van uiteindelijk belanghebbenden van ANBI-instellingen grote gevolgen voor deze uiteindelijk belanghebbenden. Zeker als het, zoals vaak het geval zal zijn, gaat om hoger leidinggevend personeel en niet om een natuurlijk persoon die op grond van eigendom of zeggenschap als uiteindelijk belanghebbende is te kwalificeren.

Het is van belang dat het recht op bescherming van privéleven en de bescherming van persoonsgegevens gewaarborgd blijft. Ook op basis van deze overweging is het van belang dat ANBI-instellingen, onder voorwaarden, uitgesloten worden van de plicht om de uiteindelijke belanghebbende via het register openbaar te maken.

Stoffer

Naar boven