35 167 Regels voor het produceren van elektriciteit met behulp van kolen (Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie)

Nr. 21 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 juli 2019

Na de plenaire behandeling van het wetsvoorstel verbod op kolen bij elektriciteitsproductie (Handelingen II 2018/19, nr. 98) is door uw Kamer een (gewijzigd) amendement met Kamerstuk 35 167, nr. 20 (ter vervanging van met Kamerstuk 35 167, nr. 19) ingediend door het lid Van der Lee. Met dit amendement wordt beoogd om in 2023 nog een «minst efficiënte» kolencentrale te sluiten voor het verder terugdringen van de CO2-uitstoot. Met deze brief geef ik een reactie op dit amendement.

Het doel van dit amendement, het reduceren van de CO2-uitstoot om onze klimaatdoelen te halen, onderschrijf ik. Dit wetsvoorstel dient precies dit doel.

Het verkorten van de overgangsperiode voor een moderne centrale draagt hier evenwel niet aan bij. Hoe eerder het verbod op kolen voor een moderne centrale ingaat, hoe minder klimaatwinst omdat productie wordt vervangen door productie in ons omringende landen, en met name door minder efficiënte kolencentrales. Dit leidt daarnaast, mede door de zeer korte overgangsperiode, enkel tot hogere kosten voor de Staat en de burger.

Het uitvoeren van het amendement leidt daarnaast tot een tweetal problemen:

  • Perverse prikkel: De aanwijzing uiterlijk per 1 juli 2022 van de minst efficiënte kolencentrale kan enkel plaatsvinden op basis van de uitstootgegevens van de NEa over het jaar 2021. De moderne kolencentrales zullen naar verwachting om hun CO2-uitstoot per KWh te minimaliseren gedurende het jaar 2021 voluit draaien, want hoe meer start-stops de centrale maakt hoe lager hun rendement en hoe inefficiënter ze draaien. Dit zal tot gevolg hebben dat tot die tijd de kolencentrales voluit aanstaan om te zorgen dat zij niet dicht hoeven in de jaren erna.

  • Willekeur: De drie moderne centrales zijn gelijk aan elkaar voor wat betreft het elektrisch rendement. Onderscheid op basis hiervan is derhalve niet mogelijk. Verschil in CO2-uitstoot per KWh kan derhalve alleen optreden als gevolg van bijv. onderhoud dat onlangs of op korte termijn heeft plaatsgevonden of recente investeringen in bij- en meestook. De relatief korte termijn die nog rest tot 2021, heeft als gevolg dat de eigenaren van kolencentrales niet of nauwelijks invloed meer kunnen uitoefenen op de efficiëntie van hun centrales in 2021. Daarmee leidt het amendement tot willekeur en ongelijke behandeling. Dit is in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De overheid is gehouden te handelen overeenkomstig deze beginselen.

Gezien het bovenstaande, ontraad ik het amendement Van der Lee onder Kamerstuk 35 167, nr. 20.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

Naar boven