35 156 Initiatiefnota van de leden Asscher en Nijboer over het Eerlijk delen pakket

Nr. 3 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 juli 2019

De vaste commissie voor Financiën heeft tijdens de procedurevergadering op 13 maart 2019 verzocht om een kabinetsreactie op de initiatiefnota «Eerlijk delen pakket» van de leden Asscher en Nijboer (Kamerstuk 35 156, nrs. 1 en 2). Met deze brief reageer ik op de initiatiefnota.

Deze reactie is opgebouwd uit drie delen. Allereerst zal ik ingaan op de inhoud van de initiatiefnota. Daarna volgt een appreciatie van de verschillende voorstellen uit de initiatiefnota. Tenslotte volgt een conclusie.

De initiatiefnota

De initiatiefnemers geven aan dat zij het niet eens zijn met een aantal keuzes die het kabinet heeft gemaakt. Zij stellen dat mensen fors hogere uitgaven hebben maar hiervoor niet worden gecompenseerd via hogere inkomsten of lagere belastingen. Ook stellen zij dat van de geplande investeringen weinig terecht komt, terwijl ondertussen de personeelstekorten in de publieke sector oplopen.

Het is volgens de initiatiefnemers daarom tijd voor een alternatief waarmee mensen daadwerkelijk gaan merken dat het beter gaat met de economie. Om die reden stellen zij een alternatief pakket aan maatregelen voor: het «Eerlijk delen pakket». Het voorgestelde pakket bestaat op hoofdlijnen uit de volgende drie onderdelen:

1. Mensen boven multinationals

De initiatiefnemers stellen voor om de verhoging van het verlaagde btw-tarief terug te draaien en lagere en middeninkomens aanvullend tegemoet te komen door de belastingen voor deze huishoudens te verlagen en (fiscale) tegemoetkomingen (o.a. algemene heffingskorting en zorgtoeslag) te verhogen. Dat wordt betaald door het vpb-tarief niet verder te verlagen.

2. Leraren, agenten en verpleegkundigen boven miljonairs en expats

De initiatiefnemers stellen voor om de lonen in de gehele publieke sector met 5 procent te verhogen, zodat onder meer leraren, verpleegkundigen, agenten en militairen een hogere beloning krijgen. Dit wordt betaald door het introduceren van een derde belastingschijf met een tarief van 60% voor inkomens boven de € 150.000 en het afschaffen van de 30%-regeling.

3. De vervuiler betaalt en huishoudens worden ontzien

De initiatiefnemers willen dat grote bedrijven extra gaan betalen voor CO2-uitstoot en dat Nederlandse huishoudens juist worden gecompenseerd via de energierekening.

Reactie op voorstellen

De initiatiefnemers kaarten drie belangrijke thema’s aan. Ook het kabinet vindt dat huishoudens in hun portemonnee moeten merken dat het economisch beter gaat, dat werken in de publieke sector (financieel) aantrekkelijk moet zijn en dat er een eerlijke verdeling van de klimaatlasten moet zijn. Het kabinet neemt daarom ook al maatregelen om die doelen te bereiken. Aan de hand van deze drie thema’s reageer ik hieronder op de voorstellen van de initiatiefnemers.

1. Huishoudens mee laten profiteren van de economische groei

Het Regeerakkoord bevat verschillende maatregelen die de lasten van huishoudens verlichten. Een belangrijke doelstelling van het kabinet daarbij is dat alle inkomensgroepen meeprofiteren en dat (meer) werken ook meer loont. Om die reden heeft het kabinet het tweeschijvenstelsel ingevoerd en de arbeidskorting verhoogd. Hiervan profiteren met name werkenden met een middeninkomen. Om ook huishoudens met een lager inkomen mee te laten profiteren is onder meer de algemene heffingskorting verhoogd. Ook AOW-gerechtigden profiteren hiervan en zij hebben daarnaast ook baat bij de verhoging en meer geleidelijke afbouw van de ouderenkorting.

Het kabinet neemt echter ook maatregelen die de lasten van huishoudens verhogen. De initiatiefnemers stellen voor om twee van deze maatregelen terug te draaien: de verhoging van het verlaagde btw-tarief en de verdere vergroening van het belastingstelsel. Het kabinet staat nog steeds achter deze maatregelen. Met deze maatregelen worden de lastenverlichtingen betaald. Daarnaast zijn deze maatregelen ook inhoudelijk verstandig: verbruiksbelastingen, zoals btw en milieubelastingen, zijn (economisch) minder verstorend voor de keuzes van mensen dan bijvoorbeeld de lasten op arbeid zijn.1 Op specifiek milieubelastingen ga ik later in de reactie uitgebreider op in.

Het verhogen van het verlaagde btw-tarief is opzichzelfstaand een maatregel die een negatief effect heeft op de portemonnee van huishoudens. De verschillende maatregelen die het kabinet neemt moeten echter in samenhang worden bezien: alle plussen en minnen tezamen. De maatregelen van het kabinet leiden samen voor een lastenverlichting van huishoudens. In het basispad was een lastenverzwaring voor huishoudens voorzien. Per saldo zien alle inkomensgroepen hun koopkracht naar verwachting deze kabinetsperiode toenemen.

De meest recente raming van het CPB2 laat zien dat de inflatie harder stijgt en de lonen juist wat minder stijgen dan eerder was voorzien. Ik kan me voorstellen dat mensen zich dan afvragen wat dit betekent voor hun portemonnee. Soms geven nieuwe inzichten aanleiding om een raming naar beneden of naar boven bij te stellen. Het eerste is nu het geval voor de koopkrachtraming voor 2019. Naast inflatie en de loonontwikkeling is echter ook het kabinetsbeleid belangrijk voor de koopkrachtontwikkeling. Maatregelen van het kabinet zorgen ervoor dat de geraamde koopkrachtontwikkeling in 2019 voor de grootste groep huishoudens per saldo positief is en blijft. Het kabinet zal zoals gewoonlijk in augustus bezien of het koopkrachtbeeld voor komend jaar evenwichtig en aanvaardbaar is.

Er is bovendien momenteel sprake van krapte op de arbeidsmarkt: steeds meer mensen vinden een baan. In de (statische) koopkracht is dit echter niet terug te zien omdat daarbij van gelijke omstandigheden wordt uitgegaan. Veranderingen als het vinden van een baan, maar bijvoorbeeld ook het maken van promotie hebben vaak een grote impact op de portemonnee van deze mensen. Zij zullen hun besteedbaar inkomen juist meer zien groeien dan de statische koopkrachtcijfers suggereren. Desalniettemin zullen er mensen zijn die geen baan kunnen vinden of hun koopkracht wel zien dalen. Het kabinet blijft de koopkrachtontwikkeling scherp in de gaten houden.

Een ander punt dat de initiatiefnemers inbrengen is dat volgens hen het kabinet multinationals belangrijker vindt dan huishoudens. Het kabinet deelt deze visie niet. Het Regeerakkoord bevat een totale lastenverlichting van € 6,5 miljard ten opzichte van het basispad. Verreweg het grootste deel hiervan komt terecht bij huishoudens, terwijl de lasten voor bedrijven nagenoeg gelijk blijven. Indien de ontwikkeling van het basispad wordt meegenomen, stijgen de totale lasten deze kabinetsperiode met € 3,4 miljard, grotendeels gedragen door bedrijven. Tegenover de lastenverlichting staan voor bedrijven dus ook een aantal lastenverzwarende maatregelen. Zo wordt de tariefsverlaging van de vennootschapsbelasting (mede) gefinancierd door een verbreding van de grondslag van deze belastingsoort, zoals invoering van de earningsstrippingmaatregel en het beperken van de voorwaartse verliesverrekening van 9 naar 6 jaar. Grondslagverbreding in combinatie met tariefsverlaging is – ondanks dat de gemiddelde belastingdruk ongewijzigd blijft – economisch verstandig omdat lagere tarieven in algemene zin minder verstorend zijn voor de investerings- en financieringskeuze van bedrijven. Uiteraard zal dit voor ieder individueel bedrijf verschillend uitwerken. De grondslagverbredende maatregelen die het kabinet heeft genomen raken met name het grootbedrijf, terwijl de terugsluis meer generiek van aard is, bijvoorbeeld via een verlaging van het lage vpb-tarief en een verlaging van de lasten op arbeid via de aanpassing van de werkkostenregeling. Per saldo is het daarom het midden- en kleinbedrijf dat profiteert.

De belastingheffing op multinationals is een onderwerp dat in de politieke belangstelling staat. Enerzijds bestaat de wens dat multinationals een eerlijke bijdrage aan collectieve voorzieningen leveren en anderzijds bestaat de wens voor een concurrerend vestigingsklimaat, aangezien we reële activiteiten van internationale bedrijven in Nederland willen behouden. Naar aanleiding van de hoorzitting over de belastingdruk op multinationals op 29 mei jongstleden heb ik op 13 juni jl. met uw Kamer over dit onderwerp gedebatteerd. Uit de hoorzitting komt het beeld naar voren dat multinationals niet in alle gevallen winstbelasting betalen over in Nederland behaalde winst. Als reactie op de motie van het lid Omtzigt c.s.3 is een commissie ingesteld bestaande uit interne en externe experts die maatregelen gaat inventariseren die leiden tot een grondslagverbreding maar tegelijkertijd oog houden voor het – volgens de motie eveneens belangrijke – behoud van hoofdkantooractiviteiten in Nederland. Deze commissie zal nog in 2019 aan uw Kamer rapporteren.

2. Werken in de publieke sector

Voor verschillende sectoren in de publieke sector is het momenteel ingewikkeld om aan voldoende gekwalificeerd personeel te komen, bijvoorbeeld in de zorg of het onderwijs. De oorzaak kan per sector erg verschillen. Deels is dit een structureel probleem dat is veroorzaakt omdat er de afgelopen jaren onvoldoende personeel is opgeleid om aan de vraag te kunnen voldoen, en deels is het een conjunctureel probleem omdat het aantrekken van personeel met de huidige krapte op de arbeidsmarkt een uitdaging is. Het kabinet vindt het belangrijk dat er voldoende personeel beschikbaar is in de publieke sector en dat werken in bijvoorbeeld de zorg, het onderwijs of bij de politie aantrekkelijk blijft. Dat doet het kabinet onder andere door samen met betrokken partijen in te zetten op het verbeteren van de arbeidsomstandigheden van werknemers, in te zetten op een betere aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt, goede arbeidsvoorwaarden en verlaging van de werk- en regeldruk.

De initiatiefnemers stellen voor om de salarissen in de publieke sector te verhogen. Afspraken over de loonontwikkeling en andere arbeidsvoorwaarden voor de publieke sector worden gemaakt tussen werkgevers en werknemers. Alleen bij de kabinetssectoren is het kabinet rechtstreeks als werkgever betrokken. Het referentiemodel bepaalt de loonontwikkeling binnen deze sectoren, waarbij de gemiddelde loonontwikkeling in de markt wordt gevolgd. Voor een aantal cao’s is het kabinet momenteel nog in gesprek met werknemersorganisaties, bijvoorbeeld voor defensie. Bij andere publieke sectoren zijn reeds nieuwe cao’s gesloten. Zo hebben werkgevers en werknemers in het primair onderwijs samen afgesproken dat leraren in het primair onderwijs vanaf 1 september 2018 een salarisverhoging krijgen van gemiddeld 8,5 procent oplopend tot 9,5 procent met ingang van dit jaar. De nieuwe cao voor politieagenten betekent een salarisverhoging van bijna 8 procent in de periode 2018–2020. Voor de zorg heeft het kabinet alleen al voor 2019 circa € 1,7 miljard extra beschikbaar gesteld voor hogere lonen. Het is aan de sociale partners om hiermee aantrekkelijke cao’s af te spreken. We zien ook dat dit gebeurt: medewerkers binnen de umc’s krijgen er bijvoorbeeld 8,25 procent bij in de periode 2018–2020. Met een looptijd van 2018 tot en met medio 2020 is overeenstemming bereikt over de cao van rijksambtenaren: zij krijgen er in totaal 7 procent bij.

De loonontwikkeling in recente cao’s bij de overheid, de zorg en het onderwijs ligt hiermee hoger dan in de marktsector, mede doordat dit kabinet extra investeert in de lonen binnen de publieke sector. Naar de mening van het kabinet worden daarmee voldoende stappen gezet om het financieel aantrekkelijker te maken om in de publieke sector te werken.

Overigens zij opgemerkt dat het door de initiatiefnemers geraamde bedrag van € 2,5 miljard voor de loonstijging in de publieke sector correspondeert met een loonsverhoging van 5 procent voor mensen die werken in de zogenaamde begrotingsgefinancierde4 sectoren. Indien het wenselijk wordt geacht tevens de zorgsector, dat niet een begrotingsgefinancierde sector is, mee te nemen, is een additioneel bedrag van € 2,5 miljard nodig.

3. Eerlijke verdeling van klimaatlasten

Het kabinet heeft uw Kamer recent geïnformeerd over de nadere uitwerking van het Klimaatakkoord. De gepresenteerde maatregelen komen naar de mening van het kabinet tegemoet aan de voorstellen van de initiatiefnemers, namelijk dat de industrie meer gaat betalen voor CO2-uitstoot en huishoudens worden gecompenseerd voor hogere energielasten. Voor een uitgebreide toelichting van de maatregelen die het kabinet neemt om onder andere deze twee doelen te realiseren, verwijs ik uw Kamer naar de brief over de uitwerking van het klimaatakkoord van de Minister van Economische Zaken en Klimaat.5

Conclusie

Het kabinet dankt de leden Asscher en Nijboer voor hun initiatiefnota. Het kabinet deelt op hoofdlijnen de doelen van de initiatiefnemers: huishoudens laten profiteren van de economische groei, werken in de publieke sector (financieel) aantrekkelijk maken en houden en een klimaatbeleid waarbij de lasten op een evenwichtige manier worden verdeeld. Met het Regeerakkoord heeft het kabinet verschillende stappen gezet om deze doelen te bereiken. Het kabinet ziet geen aanleiding om van deze koers af te wijken. Om die reden is het kabinet niet voornemens om de voorstellen die vallen onder de eerste twee doelen in de initiatiefnota over te nemen. Wel zal het kabinet op de daarvoor geijkte momenten bekijken of er aanvullende maatregelen nodig zijn, bijvoorbeeld tijdens de augustusbesluitvorming als het gaat om de lastenontwikkeling van burgers en bedrijven. Op het gebied van klimaat is uw Kamer reeds geïnformeerd over de nadere uitwerking van het ontwerpklimaatakkoord.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra


X Noot
1

Zie daarvoor ook de OESO Tax Policy studie (OECD TAKS Policy Studies, no 20, Tax Policy Reform and Economic Growth (2010)).

X Noot
2

Juniraming CPB.

X Noot
3

Kamerstuk 35 110, nr. 11.

X Noot
4

Het rijk kent begrotingsgefinancierde en premiegefinancierde uitgaven. Begrotingsgefinancierde uitgaven worden gefinancierd uit belastingen. Een groot deel van de zorgsector, bijvoorbeeld geleverde zorg onder de Zorgverzekeringswet en Wet langdurige zorg, worden betaald met premies.

X Noot
5

Kamerstuk 32 813, nr. 342.

Naar boven