35 154 Goedkeuring van de op 30 oktober 2016 te Brussel tot stand gekomen Brede Economische en Handelsovereenkomst (CETA) tussen Canada, enerzijds, en de Europese Unie en haar lidstaten, anderzijds (Trb. 2017, 13)

O BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 november 2022

Met deze brief wil ik uw Kamer informeren over een voorstel dat de Europese Commissie heeft gedaan inzake een concept besluit van het Gemengd Comité ingesteld onder de Brede Economische en Handelsovereenkomst (CETA) tussen Canada, enerzijds, en de Europese Unie en haar lidstaten, anderzijds. Ik verwijs hierbij naar de toezegging die ik uw Kamer heb gedaan in het Eerste Kamerdebat over CETA van 11 juli jl. dat uw Kamer evenals de Tweede Kamer voorafgaand aan besluitvorming wordt geïnformeerd in geval een Raadsbesluit voorligt gericht op besluitvorming van het Gemengd Comité CETA aangaande de reikwijdte van de investeringsbeschermingsbepalingen.

In deze brief wordt eerst ingegaan op de inhoud van het voorstel en vervolgens op de positie ten aanzien van dit voorstel die het kabinet voornemens is in te nemen in de Raad van de EU (hierna: «de Raad»).

Voorstel

De CETA verdragstekst voorziet in de mogelijkheid voor het Gemengd Comité om bindende interpretaties van CETA bepalingen aan te nemen.1 Op initiatief van Duitsland heeft de Europese Commissie aan een dergelijk besluit van het CETA Gemengd Comité gewerkt. Op 19 oktober jl. heeft de Europese Commissie het voorstel voor het besluit van het CETA Gemengd Comité met de EU lidstaten gedeeld. Op dit moment wordt het voorstel nog besproken op technisch niveau in de verantwoordelijke Raadswerkgroep en is het nog niet openbaar gemaakt.

In het voorstel wordt een nadere interpretatie gegeven van een aantal bepalingen en begrippen onder het investeringshoofdstuk, namelijk in artikel 8.10 (Behandeling van investeerders en van onder de overeenkomst vallende investeringen), artikel 8.39 (Definitieve uitspraak) en Annex 8-A (Indirecte onteigening). Daarnaast wordt ingegaan op het right to regulate (het recht van verdragspartijen om te reguleren). Verdragspartijen herbevestigen onder andere het right to regulate in het licht van maatregelen die genomen worden in de aanpak tegen klimaatverandering.

De uitleg die in het voorstel wordt gegeven aan de CETA bepalingen leidt niet tot wijziging van het verdrag. Op sommige punten wordt de reikwijdte van begrippen – en daarmee de bescherming die investeerders in bepaalde omstandigheden zouden kunnen genieten – ingeperkt; een inperking die valt binnen doel en strekking van de verdragstekst van CETA.

Positie Nederland

Wanneer de behandeling van het voorstel door de raadswerkgroep is afgerond zal het voorstel ter besluitvorming binnen de EU worden voorgelegd aan de Raad. De Raad zal dan ook beslissen over een mandaat aan de Europese Commissie om het concept besluit voor te leggen in het CETA Gemengd Comité en de besprekingen met Canada binnen het Comité hierover te voeren.

Aangezien in het voorstel een nadere interpretatie wordt gegeven van bepaalde CETA bepalingen die strookt met doel en strekking van CETA en niet leidt tot wijziging van de huidige verdragstekst, is het kabinet voornemens om wanneer er een Raadsbesluit voorligt, hiermee in te stemmen. Mochten er nog wijzigingen worden aangebracht in het voorstel die aanleiding geven om dit besluit te heroverwegen, dan zal het kabinet uw Kamer hierover informeren.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.N.A.J. Schreinemacher


X Noot
1

Artikel 26 lid 1 sub 5 e CETA.

Naar boven