35 150 EU-voorstel: Discussienota naar een duurzamer Europa in 2030 COM(2019) 221

E BRIEF VAN DE EERSTE VICE-VOORZITTER EN DE VICE-VOORZITTER VAN DE EUROPESE COMMISSIE

Aan de voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat/Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Brussel, 29 oktober 2019

De Commissie dankt de Eerste Kamer voor haar vervolgadvies over de discussienota «Naar een duurzaam Europa in 2030» {COM(2019) 22final}.

Met betrekking tot de vraag die is gesteld door fractieleden van GroenLinks en van de Partij voor de Dieren, zou de Commissie willen benadrukken dat het niet aan de huidige Commissie is om vragen beantwoorden die betrekking hebben op het mandaat van haar opvolgster. De Commissie zou echter willen verwijzen naar de politieke beleidslijnen van voorzitter Von der Leyen, die met name een Europese Green Deal omvatten.

Met betrekking tot de andere gedetailleerde vragen die zijn gesteld door fractieleden van de Partij voor de Dieren, zou de Commissie graag de navolgende antwoorden willen geven.

i) Wat betreft gegevensbronnen en de ontkoppeling van koolstofemissies en economische groei:

De gegevens inzake de milieusector zijn gebaseerd op Eurostat-statistieken1. De gegevens inzake economische groei en broeikasgasemissies zijn eveneens samengesteld door Eurostat, op basis van de inventarisaties van broeikasgasemissies die zijn ingediend in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering. Broeikasgasemissies worden gewoonlijk toegewezen aan het grondgebied waar zij zich voordoen, om ervoor te zorgen dat de internationale rekeningen duidelijk en samenhangend zijn.

Zoals nog eens in herinnering is gebracht in de mededeling «Een schone planeet Voor iedereen»2, heeft de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering in oktober 2018 zijn speciaal verslag uitgebracht over de effecten van de opwarming van de aarde met 1,5 °C ten opzichte van het pre-industriële niveau en de daarmee samenhangende broeikasgasemissietrajecten. Als de internationale klimaatmaatregelen niet worden opgevoerd, zou de gemiddelde wereldwijde temperatuurstijging kort na 2060 kunnen oplopen tot 2 °C en vervolgens blijven stijgen. De langetermijnvisie van de Commissie voor een klimaatneutrale toekomst zou waarborgen dat de Europese Unie haar bijdrage levert aan de doelstelling van de Overeenkomst van Parijs om de temperatuurstijging ruim onder 2 °C te houden en te streven naar een maximale stijging van 1,5 °C.

De Commissie herinnert eraan dat zij haar benadering van economische groei heeft beschreven in de discussienota. Zoals vermeld in de discussienota, is de Commissie van mening dat het er bij duurzame ontwikkeling om gaat ervoor te zorgen dat onze economische groei het mogelijk maakt een model in stand te houden dat eerlijke opbrengsten voor iedereen oplevert. De overgang naar een duurzaam Europa vereist dat groei minder afhankelijk wordt van het gebruik van niet-hernieuwbare hulpbronnen en wordt losgekoppeld van broeikasgasemissies. De Commissie heeft tal van voorstellen gedaan om de Europese economie volgens duurzaamheidsbeginselen te moderniseren en staat ook in voor de duurzaamheid van haar toekomstige voorstellen.

ii) Wat betreft de voorstellen voor een nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid:

Bijna alle steun aan de Europese landbouw is losgekoppeld van de productie van een specifiek product. Circa 90% van de rechtstreekse betalingen aan landbouwers hangt niet samen met de productie van een specifiek product. De landbouwproductie in de EU is dan ook marktgericht. De voorstellen van de Commissie voor het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid voorzien in een aantal instrumenten ter bevordering van duurzamere landbouwmethoden. Landbouwers zullen worden beloond als ze verder gaan dan de verplichte vereisten in verband met aangegane agromilieu- en/of klimaatverbintenissen. Elke lidstaat zal ecoregelingen ontwikkelen om landbouwers te steunen of te stimuleren landbouwpraktijken in acht te nemen die gunstig zijn voor het klimaat en het milieu en die verder gaan dan hun verplichte vereisten. Alle rechtstreekse betalingen zullen afhankelijk zijn van de nakoming van strengere milieu- en klimaatvereisten. Overeenkomstig de ambitieuze milieu- en klimaatdoelstellingen van de EU zullen de verplichte vereisten die de landbouwers moeten nakomen, verder worden verscherpt. De nieuwe verplichtingen betreffen onder meer de instandhouding van koolstofrijke bodems door wetlands en veengebieden te beschermen, een verplicht instrument voor nutriëntenbeheer om de waterkwaliteit te verbeteren en de ammoniak- en stikstofoxidegehaltes te beperken, en wisselteelt in plaats van gewasdiversificatie. Ten minste 30% van de financiering voor de tweede pijler zal worden besteed aan klimaat- en milieumaatregelen en naar verwachting zal 40% van de totale begroting voor het gemeenschappelijke landbouwbeleid bijdragen aan klimaatactie.

Het nieuwe gemeenschappelijke landbouwbeleid zal sterk de nadruk leggen op het ondersteunen van de kleine en middelgrote familiebedrijven die de spil vormen van de agrarische levenswijze in de EU en op het aanmoedigen van jongeren om voor het beroep van landbouwer te kiezen. De Commissie heeft voorgesteld om betalingen boven 60.000 euro te verlagen en een verplichte bovengrens in te voeren van 100.000 euro per landbouwbedrijf. Dit moet leiden tot een eerlijker verdeling van de betalingen.

iii) Wat betreft het dieren welzijn:

De Commissie werkt aan een evaluatie van de vorige EU-strategie voor dierenwelzijn (2012–2015) en verwacht eind 2020 over de resultaten te beschikken. Wanneer deze evaluatie eenmaal is afgerond, zal de Commissie kunnen beslissen welke vervolgstappen het meest geschikt zijn om voor goede normen inzake dierenwelzijn te zorgen in het kader van de doelstelling die de volgende Commissie formuleert op het gebied van duurzame landbouw.

Met name bij het dierenwelzijn tijdens het vervoer spelen veel factoren een rol. In Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer worden deze diverse aspecten in aanmerking genomen. Transporten van meer dan acht uur zijn toegestaan, mits wordt voldaan aan aanvullende voorschriften, die betrekking hebben op de grotere risico’s uit het oogpunt van het dierenwelzijn waarmee dergelijke transporten gepaard gaan. Het dierenwelzijn tijdens het vervoer is een gedeelde verantwoordelijkheid van meerdere partijen: de lidstaten, de organisatoren van het vervoer, de vervoersbedrijven en de chauffeurs. Hiermee wordt ook rekening gehouden in Verordening (EG) nr. 1/2005. De Commissie is zich ervan bewust dat Verordening (EG) nr. 1/2005 niet altijd goed ten uitvoer wordt gelegd. Het vervoer van dieren is de afgelopen jaren dan ook een van de belangrijkste prioriteiten van de Commissie geweest op het gebied van dierenwelzijn. De activiteiten van de Commissie zijn derhalve gericht op een correcte handhaving van bestaande wetgeving. Daartoe werkt zij samen met de lidstaten, niet-gouvernementele organisaties en andere verwante groepen binnen en buiten het EU-platform voor dierenwelzijn. Deze samenwerking begint vrucht af te werpen: zo is het nalevingspercentage in verband met transporten naar Turkije gestegen en worden er bij hoge temperaturen minder dieren vervoerd naar Turkije.

iv) Wat betreft biomassa:

Volgens de langetermijnstrategie van de EU «Een schone planeet voor iedereen» heeft duurzame biomassa in een aantal sectoren en met betrekking tot bepaalde energiebehoeften een belangrijke rol te vervullen. Biomassa kan rechtstreeks warmte leveren. Zij kan worden omgezet in biobrandstoffen en biogassen en, mits gereinigd, worden vervoerd via het gasnet, ter vervanging van aardgas. Bij gebruik voor de elektriciteitsproductie, kan de uitgestoten CO² worden afgevangen en door opslag leiden tot negatieve emissies. Ook kan zij koolstofintensieve materialen vervangen, met name in de bouwsector maar ook door middel van nieuwe en duurzame biogebaseerde producten zoals biochemicaliën (bv. textiel, biokunststoffen en composieten). Tegelijkertijd moet ten volle rekening worden gehouden met de potentiële impact van biomassa op plaatselijke luchtverontreiniging, biodiversiteit en gebruik van hulpbronnen, om te waarborgen dat het gebruik van biomassa echt duurzaam is, bijdraagt tot de verwezenlijking van onze klimaat- en milieudoelstellingen en het probleem niet verergert.

Bij de herschikte richtlijn hernieuwbare energie (2018/2001) zijn aanvullende duurzaamheidscriteria ingevoerd voor het gebruik van biomassa, waaronder de reductie van broeikasgasemissies die moet worden gerealiseerd, voor nieuwe installaties met een capaciteit van meer dan 20 megawatt. Broeikasemissies zullen worden bepaald op basis van een levenscyclusbenadering waarbij rekening wordt gehouden met emissies die worden veroorzaakt door het vervoer van biomassa van de plaats van verbouwing naar de energiecentrale.

v) Wat betreft handelsaspecten:

De Commissie wil benadrukken dat Agenda 2030 en de duurzameontwikkelingsdoelstelling als overkoepelende doelstellingen worden weerspiegeld in de handelsovereenkomst tussen de EU en de Mercosur alsook in andere recente handelsovereenkomsten. Multilaterale milieuovereenkomsten, waaronder de Klimaatovereenkomst van Parijs, zijn in deze handelsovereenkomst gemeenschappelijke referentiepunten voor zowel de EU als de Mercosurlanden en beide partijen verbinden zich ertoe deze daadwerkelijk ten uitvoer te leggen. Bovendien vinden beide partijen dat milieunormen niet mogen worden versoepeld om handel en investeringen te bevorderen en spreken beide partijen het voornemen uit het milieu krachtiger te beschermen. Dus ook al verschillen de normen, de trend zou er een van verbetering moeten zijn.

De handelsovereenkomst EU-Mercosur zal geen negatief effect hebben op EU initiatieven om tot een circulaire economie te komen. Aangezien bijna alle ruwe grondstoffen de EU al met nultarieven binnenkomen op grond van de niet-preferentiële douaneregeling van de EU, zullen dergelijke materialen niet goedkoper worden door een handelsliberalisering in het kader van een handelsovereenkomst. De EU is pleitbezorgster van de circulaire economie bij handelspartners als Mexico, Chili en Colombia, en de circulaire economie is in het hoofdstuk over handel en duurzame ontwikkeling van de handelsovereenkomst tussen de EU en de Mercosur aangemerkt als een gebied waarop zou kunnen worden samengewerkt. Door deze overeenkomst wordt het voor bedrijven gemakkelijker en goedkoper om op de Mercosur-markt – van 260 miljoen mensen -machines te verkopen of diensten te verlenen op het gebied van recycling en circulaire economie.

Wat betreft dierenwelzijn, vereist de overeenkomst tussen de EU en de Mercosur dat de EU-normen voor dierenwelzijn inzake vervoer en slacht in de Mercosur van toepassing zijn op dieren binnen de toeleveringsketen van vleesproducten die op grond van de overeenkomst worden ingevoerd in de EU. De gelijkwaardigheid met de EU-wetgeving wordt vastgesteld na verificatie ter plaatse door de Commissie. De EU en de Mercosur hebben op basis van onderhandelingen ook bepalingen vastgesteld om de samenwerking op het gebied van dierenwelzijn in het kader van de overeenkomst verder te bevorderen.

De Commissie hoopt dat de vragen van de Eerste Kamer hiermee zijn beantwoord en kijkt ernaar uit de politieke dialoog in de toekomst voort te zetten.

Eerste vicevoorzitter, F.C.G.M. Timmermans

Vicevoorzitter, J.T. Katainen

Naar boven