35 143 (R2120) Goedkeuring van de op 19 oktober 2012 te Washington tot stand gekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika inzake de status van personeel van de Verenigde Staten in het Caribische deel van het Koninkrijk (Trb. 2012, 226), en de op 15 november 2018 te ’s-Gravenhage tot stand gebrachte notawisseling houdende een verdrag ter uitbreiding tot Curaçao van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten (Trb. 2018, 216)

B VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BUITENLANDSE ZAKEN, DEFENSIE EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING1

Vastgesteld 20 januari 2020

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van bovengenoemde goedkeuringswet en vragen zich in het algemeen af welke belangen van het Koninkrijk gediend zijn met de in 2012 gesloten Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika betreffende de status van personeel van de Verenigde Staten in het Caribische deel van het Koninkrijk, ook wel het Status of Forces Agreement (SOFA) genaamd, en in het bijzonder met de thans voorgestelde uitbreiding ervan tot Curaçao.

De aan het woord zijnde leden zijn van mening dat in beginsel activiteiten van buitenlandse troepen, ook van een bondgenoot, op het grondgebied van het Koninkrijk enkel gerechtvaardigd kunnen zijn als deze de veiligheid van het Koninkrijk dienen en vragen zich af of zulks het geval is met betrekking tot de aanwezigheid van Amerikaanse troepen in het Caribische deel van het Koninkrijk. Graag vernemen de aan het woord zijnde leden van de regering of en zo ja welke veiligheidsbelangen hier volgens de regering gediend zouden kunnen worden met de aanwezigheid van Amerikaanse troepen in het Caraïbische deel van het Koninkrijk, en in het bijzonder op Curaçao, en indien het volgens de regering (tevens) om andere belangen gaat dan veiligheidsbelangen, welke belangen dat dan zijn en hoe deze door welke activiteiten van Amerikaanse troepen gediend worden.

Tijdens de plenaire behandeling in de Tweede Kamer heeft de Minister van Buitenlandse Zaken gesproken over de economische belangen van Curaçao die met het SOFA gediend zouden zijn en over eventuele hulpverlening door het Amerikaanse leger in het geval de regio door een orkaan getroffen is, maar kon bij deze argumenten voor uitbreiding van het SOFA niet de nodige onderbouwing leveren. De leden van de SP-fractie vragen de regering dit alsnog te doen. Ook vragen zij zich af of dit voor de regering de enige dan wel de voornaamste redenen zijn om de uitbreiding van het SOFA met Curaçao als wenselijk te beschouwen.

Er is ook vanuit de Tweede Kamer opgemerkt dat het opvallend was, en aanleiding tot zorg, dat het uitbreidingsverdrag met Curaçao aan de Tweede Kamer werd voorgelegd op het moment dat interne ontwikkelingen in buurland Venezuela werden verergerd door inmenging van buitenaf, met name het door de Amerikaanse president uitgesproken dreigement van een militaire interventie. De regering heeft aangegeven in de beantwoording van vragen vanuit de Tweede Kamer dat er geen relatie bestaat en dat de wens tot medegelding van het SOFA van de kant van Curaçao dateert van voor voornoemde ontwikkelingen. Desalniettemin vragen de leden van de SP-fractie zich af of de ontwikkelingen in Venezuela en de Amerikaanse bemoeienis daarmee één en ander niet in een stroomversnelling hebben gezet.

De leden van de SP-fractie vragen de regering of de Amerikaanse regering op enig moment contact heeft gezocht met ofwel de Nederlandse regering ofwel de regering van Curaçao, of met beide, ten aanzien van een mogelijke uitbreiding met Curaçao van het SOFA, waarbij de Amerikanen zich uitgesproken hebben over de wenselijkheid hiervan. Heeft de Amerikaanse regering, langs welke diplomatieke kanalen dan ook (incluis de Amerikaanse Consul-Generaal op Curaçao), op enig moment bij de Nederlandse regering aangedrongen op een spoedige goedkeuring van de voorliggende uitbreiding van het SOFA tot Curaçao?

In dat verband vragen de leden van de SP-fractie ook of de regering enig zicht heeft op vanuit welke belangen en overwegingen de Amerikanen graag gebruik maken van het grondgebied van het Caribische deel van het Koninkrijk en in het bijzonder van Curaçao en of naar mening van de regering die belangen altijd parallel lopen met die van het Koninkrijk? Kan de regering zich situaties voorstellen waarbij, nadat eenmaal toestemming is gegeven voor het Caribische deel van het grondgebied van het Koninkrijk, activiteiten ondernomen worden welke Nederlandse belangen schaden of welke anderszins door Nederland als onwenselijk of niet bijdragend aan de regionale en internationale vrede en veiligheid beschouwd zouden worden? Of kan de regering een dergelijk scenario op voorhand en met zekerheid uitsluiten, en zo ja op welke gronden dan?

Voorts hebben de aan het woord zijnde leden nog enkele vragen over de activiteiten van de Amerikaanse luchtmacht die vanuit Curaçao als zogenaamde Forward Operation Location (FOL) plaatsvinden in onder andere het kader van de «war on drugs». Alhoewel deze vallen onder een apart verdrag, dat losstaat van het SOFA en de notawisseling die deze ook van toepassing maakt op Curaçao, vragen de voornoemde leden de regering of de toepassing van het SOFA op Curaçao niet ook gevolgen zal hebben voor voornoemde activiteiten in het kader van de FOL. Zullen de militairen die nu in het kader van deze operatie reeds actief zijn op Curaçao dan niet onder het SOFA vallen? Maakt de medegelding van het SOFA voor Curaçao het makkelijker voor de VS deze activiteiten uit te breiden?

Tenslotte verzoeken de leden van de SP-fractie de regering om een zo volledig mogelijk overzicht van in hoeverre de Verenigde Staten tot nog toe gebuikt heeft gemaakt van Curaçao als zogenaamde humanitaire hub voor Venezuela sinds februari 2019. In hoeverre verwacht de regering dat deze activiteiten zullen toenemen op het moment dat het SOFA van toepassing zal zijn op Curaçao?

De leden van de vaste commissie zien de memorie van antwoord van de regering binnen vier weken met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking, Van Apeldoorn

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking, Van Luijk


X Noot
1

Samenstelling: Faber-van de Klashorst (PVV), Ganzevoort (GL), Van Apeldoorn (SP), (voorzitter), Van Dijk (SGP), Jorritsma-Lebbink (VVD), Knapen (CDA), Oomen-Ruijten (CDA), Koole (PvdA), Teunissen (PvdD), Van Rooijen (50PLUS), arbouw (VVD), Van Ballekom (VVD), (1e ondervoorzitter), Beukering (FvD), Bezaan (PVV), Dittrich (D66), Gerbrandy (OSF), Huizinga-Heringa (CU), (2e ondervoorzitter), Karimi (GL), Kluit (GL), Moonen (D66), Van Pareren (FVD), Vos (PvdA), De Vries (Fractie-Otten) en Van Wely (FVD).

Naar boven