Aan de voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 oktober 2019
Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
en de Minister voor Rechtsbescherming, het ontwerp-Aanvullingsbesluit grondeigendom
Omgevingswet en de bijbehorende nota van toelichting aan1. Ook bied ik u de reactie van de Integrale Adviescommissie Omgevingswet op dit ontwerpbesluit
aan2.
Voorhang
De voorlegging geschiedt in het kader van voorhangprocedure van artikel 23.5 van de
Omgevingswet en biedt uw Kamer de mogelijkheid zich uit te spreken over het ontwerp-Aanvullingsbesluit
grondeigendom voordat het aan de Afdeling advisering van de Raad van State zal worden
voorgelegd.
Op grond van artikel 23.5 van de Omgevingswet geschiedt de voordracht aan de Koning
ter verkrijging van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State over
het ontwerpbesluit niet eerder dan vier weken nadat het ontwerpbesluit aan beide Kamers
der Staten-Generaal is voorgelegd.
Advies Integrale Adviescommissie Omgevingswet
In 2016 is een Integrale Adviescommissie Omgevingswet samengesteld. De adviescommissie
adviseert het kabinet over wetgevingsproducten van de stelselherziening, waaronder
ook de verschillende Aanvullingswetten en -besluiten. De adviescommissie heeft kennis
genomen van de consultatieversie van het Aanvullingsbesluit grondeigendom. In september
2019 heeft de commissie laten weten geen advies uit te brengen over dit aanvullingsbesluit
(bijlage). De adviescommissie merkt op dat een belangrijk deel van de regels over
de instrumenten van het grondbeleid zijn opgenomen in het wetsvoorstel Aanvullingswet
grondeigendom en acht de uitwerking in het ontwerp-Aanvullingsbesluit in aansluiting
op de keuzes die zijn gemaakt op wetsniveau. Zij ziet daarom af van inhoudelijke aanbevelingen
op het besluit.
Een gelijkluidende brief heb ik gestuurd aan de voorzitter van de Eerste Kamer der
Staten-Generaal.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren