35 131 EU-voorstellen voor een besluit inzake een investeringsbeschermingsovereenkomst en een vrijhandelsovereenkomst van de EU met Vietnam1

B VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 20 mei 2019

De leden van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking2 hebben kennisgenomen van de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 31 januari 2019 in reactie op de brief van de commissie van 5 december 2018. Naar aanleiding van deze brief hebben de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren enkele aanvullende vragen gesteld op 27 februari 2019.

De Minister heeft op 17 mei 2019 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking, Van Luijk

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BUITENLANDSE ZAKEN, DEFENSIE EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Den Haag, 27 februari 2019

De leden van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO) hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 31 januari 2019 in reactie op de brief van de commissie van 5 december 2018. Deze brief geeft de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren aanleiding tot het stellen van enkele aanvullende vragen.

Inbreng PvdD-fractie

De leden van de PvdD-fractie merken op dat u in uw antwoord op vraag 2 niet ingaat op de vraag hoe het vermarkten van vlees in verhouding staat tot de oproep tot het inkrimpen van de veestapel. Sterker nog, u geeft aan dat, als er markten van derde landen sluiten, het goed is dat er meer mogelijkheden zijn om geproduceerd vlees af te zetten in het buitenland. Terwijl het sluiten van markten in derde landen (om wat voor een reden dan ook) ook een kans kan zijn om de veestapel geleidelijk aan te laten krimpen in het belang van klimaat en natuur. Graag een reactie met uw visie hierop.

Daarnaast vragen de leden van de PvdD-fractie, naar aanleiding van uw antwoord op vraag 3, in hoeverre kleine Vietnamese boeren worden weggeconcurreerd doordat het «overschot» van delen van de in de intensieve veehouderij geproduceerde Nederlandse kip goedkoop op de markt worden gebracht in Vietnam. Kunt u aangeven hoe dumping en andere marktverstoring wordt voorkomen?

Kunt u daarnaast in vervolg op uw antwoord op vraag 4 aangeven waarin de onvoorziene omstandigheden gelegen zijn die hebben geleid tot de marktverstoring vanuit Oekraïne, hoewel daar in de aanloop naar het referendum over het associatieverdrag met Oekraïne door diverse partijen indringend op gewezen is? Waaruit bestaan de maatregelen om dit kennelijk onvoorziene effect te neutraliseren en hoe had voorkomen kunnen worden dat dit effect zou optreden?

In reactie op uw antwoord op vraag 6 vragen de leden van de PvdD-fractie welke gronden u heeft om aan te nemen dat in het geval van Vietnam niet soortgelijke onvoorziene, ongewenste effecten zouden kunnen optreden als het geval was bij het Oekraineverdrag. Welke preventieve maatregelen zijn genomen en hoe zeker bent u ervan dat die het gewenste effect zullen hebben?

Kunt u in vervolg op uw antwoord op vraag 7 aangeven hoe het borgen van dierenwelzijn zich verhoudt tot het voorkomen van «ongerechtvaardigde discriminatie en handelsbelemmeringen»? Welke ethische eisen kan Nederland stellen om te voorkomen dat producten die in strijd zijn met onze publieke moraal toch toegelaten moeten worden conform dit vrijhandelsakkoord?

De leden van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO) zien met belangstelling uit naar uw reactie en ontvangen deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking, J.G. Vlietstra

BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 mei 2019

Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden van de Partij voor de Dieren van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO) voor een besluit inzake een investeringsbeschermingsovereenkomst en een vrijhandelsovereenkomst van de EU met Vietnam. Deze vragen werden ingezonden op 27-02-2018, met als kenmerk 164195.01u.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag

Antwoorden op nadere schriftelijke vragen van leden van de Partij voor de Dieren voor een besluit inzake een Investeringsbeschermingsovereenkomst en een Vrijhandelsovereenkomst van de EU met Vietnam naar aanleiding van de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 31 januari 2019.

Vraag 1

De leden van de PvdD-fractie merken op dat u in uw antwoord op vraag 2 niet ingaat op de vraag hoe het vermarkten van vlees in verhouding staat tot de oproep tot het inkrimpen van de veestapel. Sterker nog, u geeft aan dat, als er markten van derde landen sluiten, het goed is dat er meer mogelijkheden zijn om geproduceerd vlees af te zetten in het buitenland. Terwijl het sluiten van markten in derde landen (om wat voor een reden dan ook) ook een kans kan zijn om de veestapel geleidelijk aan te laten krimpen in het belang van klimaat en natuur. Graag een reactie met uw visie hierop.

Antwoord

Het kabinet zet in op een omslag naar kringlooplandbouw en op versnelling van de verduurzaming van de veehouderij. Krimp kan wel een effect zijn van maatregelen die in de veehouderij genomen worden, bijvoorbeeld van de in het Regeerakkoord aangekondigde sanering van de varkenshouderij. Doel van de sanering is het terugdringen van de meeste urgente geuroverlast in veedichte gebieden. Varkenshouders die voor een subsidie in aanmerking komen, ontvangen een marktconforme vergoeding voor hun varkensrechten onder de voorwaarde dat deze rechten definitief worden doorgehaald, met krimp van de varkensstapel tot gevolg. Indien een derde land de markt sluit kan dat gevolgen hebben op de inkomsten van vleesproducenten, terwijl deze inkomsten juist benodigd zijn voor de transitie naar verduurzaming. Bovendien zorgt de handel met derde landen ervoor dat die producten waarvoor er op de EU-markt niet of nauwelijks vraag is, zoals varkenspoten, -vet en -magen (de zogenaamde vierkantsverwaarding) alsnog verkocht kunnen worden. Hierdoor worden minder Nederlandse producten verspild, wat ten goede komt aan de verduurzaming.

Vraag 2

Daarnaast vragen de leden van de PvdD-fractie, naar aanleiding van uw antwoord op vraag 3, in hoeverre kleine Vietnamese boeren worden weggeconcurreerd doordat het «overschot» van delen van de in de intensieve veehouderij geproduceerde Nederlandse kip goedkoop op de markt worden gebracht in Vietnam. Kunt u aangeven hoe dumping en andere marktverstoring wordt voorkomen?

Antwoord

Vietnam kan, net als ieder ander WTO-lid, antidumpingmaatregelen nemen wanneer er schade ontstaat of dreigt te ontstaan aan de binnenlandse veehouderij door dumping van producten uit de EU. Hiervoor dient wel aan de WTO-criteria te worden voldaan.

Vraag 3

Kunt u daarnaast in vervolg op uw antwoord op vraag 4 aangeven waarin de onvoorziene omstandigheden gelegen zijn die hebben geleid tot de marktverstoring vanuit Oekraïne, hoewel daar in de aanloop naar het referendum over het associatieverdrag met Oekraïne door diverse partijen indringend op gewezen is? Waaruit bestaan de maatregelen om dit kennelijk onvoorziene effect te neutraliseren en hoe had voorkomen kunnen worden dat dit effect zou optreden?

Antwoord

Bedrijven hebben na het afsluiten van het Associatieakkoord met Oekraïne op onvoorziene wijze gebruik gemaakt van dat akkoord. Door kippenborst met een stuk vleugel te exporteren en deze pas binnen de EU te bewerken tot kipfilet, zijn quotaregelingen in het Associatieakkoord omzeild. Om gevoelige sectoren te beschermen hanteert de Europese Unie een stelsel van tariefcontingenten en heffingen voor producten op basis van de Gecombineerde Nomenclatuur (GN-code). Onder het Associatieakkoord met Oekraïne is voor traditioneel kippenborstfilet onder GN-code 0207 13 50 en 0207 14 50 een tariefquotum ingesteld waarbinnen de tarieven naar nul zijn gebracht. Tevens zijn tarieven voor import van overige deelstukken pluimveevlees en afvalvlees met been, bevroren, gekoeld of vers met GN-code 0207 13 70 en 0207 14 70 naar nul verlaagd. Hieronder valt het nieuwe deelstuk kippenvlees. Voor de inwerkingtreding van het Associatieakkoord werd dit type deelstuk niet geëxporteerd naar de EU. Onder GN-codes 0207 13 70 en 0207 14 70 was er bijna geen import vanuit Oekraïne naar de EU. Daarom waren deze GN-codes niet in het tariefquotum voor pluimveevlees opgenomen.

Nadat deze onvoorziene marktverstoring werd vastgesteld heeft de Commissie onderzocht welke mogelijkheden er zijn om de import te beteugelen. Er bleek maar één oplossing mogelijk: opnieuw onderhandelen met Oekraïne om deze twee tarieflijnen onder het tariefquotum te brengen. Hierop heeft de Raad een mandaat gegeven aan de Europese Commissie om met Oekraïne in onderhandelingen te treden om de stijging van deze import aan banden te leggen. De Europese Commissie heeft de lidstaten gemeld dat zij met Oekraïne tot een ontwerpakkoord is gekomen over wijziging van het quotum van pluimveevlees. Hierdoor kunnen de tarieflijnen voor kippenborst met een stuk vleugel (GN-codes 0207 13 70 en 0207 14 70) worden toegevoegd aan het oorspronkelijke tariefquotum. Naar verwachting zal het totale quotum verhoogd worden en de overmatige import spoedig kunnen worden beperkt. De Europese Commissie werkt aan het concept-Raadsbesluit ten behoeve van goedkeuring met ondertekening en voorlopige toepassing. Voordat voorlopige toepassing kan plaatsvinden, moet aan de EU-zijde de Raad met de oplossing instemmen. Aan Oekraïense zijde zal het Oekraïense parlement de herziene overeenkomst moeten goedkeuren.

Vraag 4

In reactie op uw antwoord op vraag 6 vragen de leden van de PvdD-fractie welke gronden u heeft om aan te nemen dat in het geval van Vietnam niet soortgelijke onvoorziene, ongewenste effecten zouden kunnen optreden als het geval was bij het Oekraineverdrag. Welke preventieve maatregelen zijn genomen en hoe zeker bent u ervan dat die het gewenste effect zullen hebben?

Antwoord

In handelsakkoorden maken partijen afspraken om handel te bevorderen door tarieven te verlagen. Tevens kunnen de partijen zogenaamde tariefquota instellen voor bescherming van gevoelige sectoren. Ongewenste effecten voor gevoelige sectoren kunnen hierdoor worden beperkt of worden voorkomen. De Europese Commissie en de lidstaten gaan zorgvuldig te werk bij het doen van een marktaanbod. Ook bij de onderhandelingen met Vietnam heeft Nederland deze zorgvuldigheid in acht genomen. Bovendien zijn de EU en Vietnam in het handelsakkoord een safeguard clausule overeengekomen in hoofdstuk 3, artikel 3.10. Onder de voorwaarden van dit artikel kunnen beide partijen maatregelen nemen wanneer de import van een product onder het handelsakkoord dusdanig toeneemt dat het de productie in eigen land bedreigt.

Vraag 5

Kunt u in vervolg op uw antwoord op vraag 7 aangeven hoe het borgen van dierenwelzijn zich verhoudt tot het voorkomen van «ongerechtvaardigde discriminatie en handelsbelemmeringen»? Welke ethische eisen kan Nederland stellen om te voorkomen dat producten die in strijd zijn met onze publieke moraal toch toegelaten moeten worden conform dit vrijhandelsakkoord?

Antwoord

Het handelsakkoord tussen de EU en Vietnam biedt, net als de WTO (GATT artikel 20), de ruimte om beleidsmaatregelen te nemen ter bescherming van de publieke moraal. De uitzonderingsgronden overeengekomen binnen de WTO zijn overgenomen in en dus onverkort van toepassing op het handelsakkoord tussen de EU en Vietnam (artikel 2.22). Hetzelfde geldt voor de investeringsbeschermingsovereenkomst tussen de EU en Vietnam (artikel 2.2).


X Noot
1

Zie dossier E180032 op www.europapoort.nl.

X Noot
2

Samenstelling:

Kox (SP) (vice-voorzitter), Ten Hoeve (OSF), Van Kappen (VVD), Kuiper (CU), Schaap (VVD) (vice-voorzitter), Strik (GL), Knip (VVD), Faber-van de Klashorst (PVV), De Graaf (D66), Martens (CDA), Postema (PvdA) Vlietstra (PvdA) (voorzitter), Vac. (PVV), Lokin-Sassen (CDA), Van Apeldoorn (SP), Dercksen (PVV), D.J.H. van Dijk (SGP), Knapen (CDA), Lintmeijer (GL), Van Rij (CDA), Backer (D66), Stienen (D66), Overbeek (SP), Sini (PvdA), Baay-Timmerman (50PLUS), Wever (VVD), Aardema (PVV), Teunissen (PvdD).

Naar boven