Aan de Rapporteurs Transparantie EU besluitvorming van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
mevrouw R. Leijten en de heer P. Omtzigt
Den Haag, 25 september 2019
Op 24 juni 2019 heeft de toenmalige voorzitter van de commissie voor Europese Zaken
van de Eerste Kamer, Van Apeldoorn (SP), deelgenomen aan de nevensessie over Transparantie
tijdens de plenaire COSAC. Aansluitend daarop heeft u verzocht om voorbeelden waarbij
de geheimhouding van EU-wet- en regelgeving het grondwettelijk recht op informatie
van parlementariërs belemmert, en daarmee ook belemmert dat verantwoording aan de
kiezers kan worden afgelegd. Uw verzoek is door de heer Van Apeldoorn doorgeleid naar
de commissies EUZA en I&A/JBZ.
Deze commissies hebben uw verzoek besproken en wensen graag het volgende onder uw
aandacht te brengen.
Zoals bekend, is de Eerste Kamer in een vroeg stadium actief betrokken bij het verbeteren
van transparantie van het Europese wetgevingsproces en de openbaarheid van documenten
behorend tot dit proces. Sinds 2009–2010 is er vanuit deze Kamer meermaals bij de
regering op aangedrongen om de toegankelijkheid en openbaarheid van Raadsdocumenten
te verbeteren, opdat parlementen en burgers hiervan kennis kunnen nemen en democratische
controle kunnen uitoefenen op de totstandkoming van Europese wetgeving.
De Eerste Kamer heeft in 2017 aan de Europese Ombudsman een overzicht toegestuurd
van het schriftelijk overleg dat zij tot dan toe met regering hierover had gevoerd.
U treft dit overzicht1 hierbij aan.
Eerste Kamerleden zien zich geregeld geconfronteerd met de belemmeringen van het gebruik
van de limité-markering door de Raad, waardoor een openbare gedachtewisseling met
de regering niet mogelijk is. Het meest recente en wellicht ook meest bevreemdende
voorbeeld is het schriftelijk overleg over de aanpassing van het interne beleid van
de Raad inzake transparantie. De genoemde Kamercommissies hebben in een schriftelijk
overleg (Kamerstukken I, 2018–2019, 35 126, A) geprobeerd om te vragen naar het standpunt van de regering over de voorgestelde
aanpassingen van het beleid zonder rechtstreeks te verwijzen naar de tekst in het
limité-document (document van het Raadssecretariaat over «Legislative transparency»
van 13 juli 2018, 11099/18 LIMITE). Pas later is dit document door de Raad openbaar gemaakt.
De commissies voor Europese Zaken en I&A/JBZ brengen ook het volgende onder uw aandacht.
Het betreft een situatie waarbij de geheimhouding en het niet mogen delen van documenten
met het parlement niet zozeer betrekking heeft op de totstandkoming van Europese wet-
en regelgeving maar nadelig kan zijn voor de parlementaire controle op de totstandkoming
van nationale wetgeving. Het betreft in voorkomend geval vertrouwelijke documenten
die onderdeel uitmaken van een inbreukprocedure tegen Nederland rondom de implementatie
van de nieuwe MER-Richtlijn. Op de specifieke punten van de ingebrekestelling kan
de regering vanwege het vertrouwelijke karakter ervan inhoudelijk niet in overleg
treden met de Kamer, aldus de Minister. Om de Kamer toch zoveel als mogelijk te informeren,
heeft de regering een deel van de documenten, namelijk een afschrift van de ingebrekestelling
en de reactie die zij aan de Europese Commissie heeft gestuurd, vertrouwelijk separaat
ter inzage aangeboden aan de Kamer. Zolang de Europese Commissie nog geen zaak aanhangig
heeft gemaakt bij het Hof van Justitie van de EU (de precontentieuze fase) blijven
de ingebrekestellingsdocumenten in ieder geval vertrouwelijk. Daarna geldt mogelijk
een ander beoordelingskader, aldus het ministerie. In de Kamer leven desondanks vragen
óf en in hoeverre een negatieve uitspraak in de inbreukprocedure gevolgen kan hebben
op relevante onderdelen van de omgevingswet, waarin wordt bepaald hoe omgegaan wordt
met onderzoeken naar de effecten op het milieu en de wijze waarop de omgeving daarover
wordt geïnformeerd. Dit nu is momenteel niet vast te stellen en hierover kan geen
openbaar debat worden gevoerd in het parlement.
De commissies hopen met deze korte opmerkingen te kunnen bijdragen aan uw gesprek
met de Venetië Commissie en zijn geïnteresseerd te vernemen hoe het gesprek is verlopen
en welke mogelijke vervolgstappen kunnen worden ondernomen.
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, M.G.H.C. Oomen-Ruijten
De voorzitter van de vaste commissie voor Immigratie en Asiel / JBZ-Raad, M.H.M. Faber-van de Klashorst