35 122 Wijziging van de Penitentiaire beginselenwet, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met de wijziging van de regeling inzake detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling (Wet straffen en beschermen)

Nr. 12 AMENDEMENT VAN HET LID VAN DEN BERGE

Ontvangen 20 juni 2019

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel II, onderdeel A, onderdeel 1, vervalt in het voorgestelde eerste lid, onderdeel b, «, met dien verstande dat de periode waarover voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend, niet langer kan zijn dan twee jaren».

II

In artikel IVa, onderdeel 1, onderdeel C, subonderdeel 2, vervalt in het voorgestelde artikel 6:2:10, eerste lid, onderdeel b, «, met dien verstande dat de periode waarover voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend, niet langer kan zijn dan twee jaren».

III

In artikel IVa, onderdeel 2, onderdeel B, subonderdeel 2, vervalt in het in onderdeel E voorgestelde artikel 6:2:10, eerste lid, onderdeel b, «, met dien verstande dat de periode waarover voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend, niet langer kan zijn dan twee jaren.»

Toelichting

Indiener is van mening dat een maximering van de voorwaardelijke vrijheidstelling op twee jaren contraproductief zal uitwerken. Uitvoeringsorganisaties zoals Reclassering Nederland vrezen dat binnen de gestelde maximale twee jaren succesvolle resocialisatie onhaalbaar is. Bovendien lijkt het geïndiceerd om veroordeelden wegens ernstige misdrijven langer te kunnen houden aan de naleving van de aan de voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden voorwaarden. Indiener stelt daarom voor om de voorgestelde maximering van de termijn van de voorwaardelijke invrijheidstelling te laten vervallen.

Van den Berge

Naar boven