De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het
voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen
zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet
genoegzaam voorbereid.
1. Inleiding
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de wijziging
van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid in verband met enkele aanpassingen.
(Hierna het wetsvoorstel) Zij zien de Onderzoeksraad voor veiligheid als een waardevol
instituut dat met haar onderzoeken bijdraagt aan een veiliger Nederland. De voorgenoemde
leden zijn dan ook blij te lezen dat de evaluatiecommissie tot de conclusie komt dat
de Onderzoeksraad voor veiligheid op zowel doeltreffendheid als doelmatigheid goed
scoort. Over onderhavig wetsvoorstel naar aanleiding van de evaluatie hebben deze
leden nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering naar het pas recentelijk verschijnen
van onderhavig wetsvoorstel, terwijl de evaluatie werd afgerond in januari 2014 en
de daaropvolgende kabinetsreactie verscheen medio 2015. Wat heeft ervoor gezorgd dat
onderhavig wetsvoorstel pas in december 2018 naar de Tweede Kamer is gezonden? Ook
vragen deze leden wanneer de volgende evaluatie van de Onderzoeksraad voor veiligheid
zal plaatsvinden? Zij lezen in de kabinetsreactie op de evaluatie, de reactie van
de Onderzoeksraad voor veiligheid op de verschillende aanbevelingen. Kan de regering
aangeven hoe de Onderzoeksraad voor veiligheid sinds het verschijnen van de kabinetsreactie
verder opvolging heeft gegeven aan de aanbevelingen, zo vragen de leden van de CDA-fractie?
Het wetsvoorstel betreft een wijziging van een Rijkswet, zo constateren de leden van
de CDA-fractie. Zij vragen de regering welke bevoegdheid en welke feitelijke onderzoeken
de Onderzoeksraad voor veiligheid tot nu toe heeft uitgeoefend in de Caribische delen
van het Koninkrijk?
In het advies van de Afdeling advisering Raad van State (hierna de Afdeling) lezen
de leden van de CDA-fractie enkele principiële bezwaren tegen het verruimen van de
onderzoekstaken van de Onderzoeksraad voor veiligheid naar voorvallen op het terrein
van de openbare orde. Naast de opmerkingen over het ontbreken van de motivering, lezen
zij dat de Afdeling constateert dat handhaving van de openbare orde in hoge mate een
lokale aangelegenheid is, terwijl veiligheid, aldus de Afdeling, in de regel betrekking
heeft op algemene aspecten van het menselijk welzijn. Deelt u de mening dat er niet
een dermate duidelijk onderscheid tussen veiligheid en openbare orde te maken is?
Kan de regering aangeven hoe deze tweedeling van de Afdeling zich verhoudt tot onderzoeken
naar lokale incidenten zoals in Haaksbergen en onlangs in Scheveningen, zo vragen
de leden van de CDA-fractie?
Daarnaast signaleert de Afdeling dat de uitbreiding van de taken van de Onderzoeksraad
voor veiligheid een verschuiving van de verantwoordingsstructuur als gevolg heeft.
Waar nu de Onderzoeksraad voor veiligheid primair onderzoeken doet naar voorvallen
die onder de ministeriële verantwoordelijkheid valt, krijgt de Onderzoeksraad met
de taakuitbreiding naar de openbare orde ook een rol in lokale aangelegenheden waar
de gemeenten primair verantwoordelijk zijn. Kan de regering aangeven hoe zij van plan
is tegemoet te komen aan deze principiële bezwaren van deAfdeling, die duidelijk verder
strekken dan enkel het ontbreken van een motivatie, zo vragen de leden van de CDA-fractie?
Ook vragen de aan het woord zijnde leden een overzicht van de argumenten voor en tegen
de uitbreiding van de onderzoeksbevoegdheid van de Onderzoeksraad voor veiligheid?
In hoeverre zijn deze onderwerpen aan bod gekomen in de gesprekken met de VNG waarover
gesproken wordt in de brief met nadere informatie over de Wijziging Rijkswet Onderzoeksraad
voor Veiligheid van 21 maart 2016? Kan de regering tevens aangeven of de VNG sinds
het verschijnen van het advies van de Afdeling met bezwaren is gekomen ten aanzien
van de taakuitbreiding van de Onderzoeksraad voor veiligheid?
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De adjunct-griffier van de commissie, Tielens-Tripels