35 092 Wijziging van de Wet windenergie op zee (ondersteunen opgave windenergie op zee)

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 24 januari 2019

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave

I

ALGEMEEN

1

1.

Aanleiding en doel wetsvoorstel

3

2.

Hoofdlijnen van het wetsvoorstel

10

II

ARTIKELEN

14

I ALGEMEEN

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorliggende en willen de regering nog enkele vragen voorleggen.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel en hebben hier nog enkele vragen over.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Hierover hebben deze leden nog vragen.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voorliggende wijziging van de Wet windenergie op zee. De ontwikkeling van windenergie op zee is van cruciaal belang voor het vergroten van de duurzame energieopwekking in Nederland en levert een belangrijke bijdrage aan het behalen van de Klimaatakkoord doelen. Alle sectoren willen een robuuste wet. Er is behoefte dat deze wetswijziging zekerheid biedt voor netbeheerder, energiebedrijven, visserij en ecologie. Deze leden hebben nog enkele vragen.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel en willen de regering hierover enkele vragen stellen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van voorliggende wetsvoorstel. Deze leden zien in uitbreiding van wind op zee mooie mogelijkheden tot het verhogen van het aandeel duurzame energie.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige. Ook zij zien de ontwikkeling dat projecten voor windenergie op zee steeds meer op zichzelf rendabel worden en op dit moment minder op subsidie vanuit de overheid zijn aangewezen dan voorheen het geval was. In die zin kunnen deze leden begrijpen dat de Wet windenergie op zee ook verdeelmethoden voor vergunningen zal kennen waarbij die verdeling ook zonder subsidie mogelijk wordt. Zij zijn echter ook van mening dat het doel van de wet in eerste instantie het bevorderen van windenergie op zee moet zijn en zich niet zou moeten richten op maximalisatie van de opbrengst van de verdeling van vergunningen voor de overheid. Daarom hebben deze leden enkele kanttekeningen bij het veilen van vergunningen en de risico’s die daaraan verbonden zitten voor het tot stand komen van een duurzamere energiehuishouding.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorgestelde wijziging van de Wet windenergie op zee. Zij achten een goede, toekomstbestendige uitvoering van deze wijziging noodzakelijk voor het halen van de klimaatdoelen in de Klimaatwet (Kamerstuk 34 534). Gezien het succes van de eerdere tenders naar aanleiding van de wet Windenergie op Zee achten zij het wenselijk dat de huidige aanpak, met een sterke regierol van de rijksoverheid bij de locatiekeuze, locatieonderzoeken en vergunningverlening, een gestandaardiseerde netaansluiting door de netbeheerder van het net op zee (TenneT) en het stimuleren van innovatie en concurrentie tussen de ontwikkelaars, wordt voortgezet. Genoemde leden willen nog enkele vragen stellen.

Voor de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren dient de overstap van fossiele brandstoffen naar groene, hernieuwbare energie zo snel mogelijk te gebeuren. Maar minstens zo belangrijk is volgens deze leden dat we veel minder energie gaan gebruiken, want de meest duurzame energie is energie die we niet gebruiken. Aan elke vorm van energieopwekking kleven nadelen voor mens, dier en natuur, ook in het geval van windenergie.

Voor deze leden is het van belang dat de wijziging van de Wet windenergie op zee bijdraagt aan een betere bescherming van dier en natuur. Die bescherming is tweeledig; enerzijds dient de uitrol van wind op zee binnen de ecologische randvoorwaarden te blijven, anderzijds dient de uitrol zoveel mogelijk benut te worden om natuurherstel te stimuleren. De leden van deze fractie constateren echter dat deze wet die bescherming onvoldoende biedt. Daarom hebben zij nog verscheidene opmerkingen en vragen.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben nog wel enkele vragen.

1. Aanleiding en doel wetsvoorstel

De leden van de VVD-fractie achten het positief dat met de uitbreiding van de procedures voor de vergunningsverlening, windenergie op zee minder of geen middelen meer volgens de Wet opslag duurzame energie (Wet ODE) als opslag op de elektriciteits- en gasrekening vraagt.

De leden van de VVD-fractie constateren dat door de procedures voor de vergunningverlening uit te breiden om zodoende om te gaan met de situatie dat windenergie op zee steeds minder of geen subsidie meer nodig heeft, meer bedrijven uit de windsector aanspraak zullen doen op een vergunning voor windparken op zee. Daardoor zal het aandeel van windparken op zee groter worden met als gevolg dat de visgronden zullen worden ingeperkt. De leden van de VVD-fractie vragen hoe ervoor gezorgd wordt dat de economische positie van de visserijsector beschermd wordt.

De leden van de VVD-fractie delen de mening dat het bij vergunningverlening via veilen belangrijk is dat het bod ook daadwerkelijk gestand wordt gedaan zodat speculatie wordt voorkomen. Deze leden fractie lezen dat de regering hiertoe een waarborgsom of bankgarantie van de biedende partij wil ontvangen. Deze leden vragen of dit volgens de regering de vereiste zekerheid biedt en waarom zij die mening is toegedaan. Daarnaast vragen deze leden wat de gevolgen zijn als blijkt dat het bod niet gestand wordt gedaan door de biedende partij. Is er een inschatting te maken van eventuele kosten en wie in dat geval de rekening betaalt?

Verder willen de leden van de VVD-fractie weten of een veiling niet leidt tot hogere financieringslasten. Indien dit het geval is willen deze leden weten hoe dit wordt ondervangen.

De leden van de VVD-fractie lezen dat er eisen kunnen worden gesteld aan een geldig bod indien dat wenselijk is. Een voorbeeld van een dergelijke eis zou een minimumbedrag per ronde kunnen zijn. Kan de regering toelichten wanneer een minimumbedrag volgens haar wenselijk is? Kan zij ook toelichten waarom er niet is gekozen voor een standaardsysteem waarbij er sprake is van een minimumprijs per veiling?

De leden van de PVV-fractie lezen dat het windpark zelf en de energieproductie niet meer door de overheid worden bekostigd, maar de voorbereiding en het net op zee nog wel. Om welke bedragen gaat het daarbij? Wordt dit gefinancierd uit de SDE+-regeling? Deelt de regering de mening dat de voorbereiding en het net op zee een essentieel onderdeel van het windpark zijn en dat daarmee de eerdere uitspraak dat «er inmiddels windparken [worden] gebouwd zonder subsidie» dus misleidend is?

De leden van de PVV-fractie vragen of de regering de mening deelt dat er met deze wet feitelijk weinig verandert aan de subsidiering van windparken op zee, aangezien de mogelijkheid voor een vergunningaanvraag met subsidie gewoon blijft bestaan?

Ten aanzien van pagina één van de memorie van toelichting vragen de leden van de PVV-fractie welke «andere inpassingskosten» nog meer voor rekening van de overheid komen. Hoeveel bedragen deze?

De leden van de CDA-fractie vernamen van partijen bij het rondetafelgesprek dat in voorbereiding op de behandeling van de voorliggende wetswijziging op 17 januari 2019 is georganiseerd dat er volgens hen grote onzekerheid is over elektrificatie van de industrie en daarmee over de stroomprijs en flexibele vraag naar elektriciteit. Zou de regering daarop kunnen reageren? Welke factoren spelen er mee in de totstandkoming van de stroomprijs en welke toename aan gebruik aan elektriciteit wordt in de komende jaren verwacht?

De leden van de CDA-fractie vragen de regering om te reflecteren op de mogelijkheid om de behandeling van het voorliggende wetsvoorstel uit te stellen, zoals verzocht wordt door een aantal partijen uit de windenergiesector.

De leden van de CDA-fractie hebben daarnaast een vraag over de routekaart wind op zee naar aanleiding van de informatie aangeleverd door TenneT. Ten aanzien van het Energie-eiland «IJmuiden Ver» geeft TenneT aan dat het aanleggen van een kunstmatig eiland mogelijk goedkoper is voor de netverbinding met het vaste land. Kan de regering daarop reflecteren? Op welke termijn en op welke wijze wordt er een besluit genomen over de mogelijke aansluiting van een windpark in het gebied IJmuiden Ver?

De leden van de CDA-fractie vragen of staatsdeelname mogelijk is bij windenergie op zee, zoals bij de winning van fossiele brandstoffen uit de ondergrond door EIB het geval is. Hierdoor kan de overheid ook profiteren van de opbrengsten uit windparken op zee, en ondertussen risico’s wegnemen waardoor het nog goedkoper kan. Wat zijn volgens de regering de voor- en nadelen van staatsdeelname bij windenergie op zee projecten?. Is het mogelijk dat Invest-NL deel zal nemen aan windenergie op zee-projecten? Zo nee, waarom niet? Is de regering bereid staatsdeelname aan deze projecten te onderzoeken?

De leden van de CDA-fractie vragen naar de stand van zaken van het Transitiefonds waar de ontwikkelaars van windenergie op zee aan bijdragen voor onder meer de visserijsector.

De leden van de CDA-fractie zijn voorstander van participatie van inwoners in windenergieprojecten op zee. Dienaangaande is de motie-Agnes Mulder c.s. (Kamerstuk 32 813, nr. 143) aangenomen, daar wordt echter onvoldoende gevolg aan gegeven in de ogen van deze leden. Want welke mogelijkheden zijn er nu voor inwoners om mee te doen aan de windparken op zee? Op welke wijze zijn bedrijven en consortia geattendeerd op de mogelijkheden voor samenwerking met burgerparticipatie-initiatieven en in hoeverre is daar wat mee gedaan, zo vragen deze leden. Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat windenergie op zee om meer gaat dan financiën, zodat deze parken door inwoners gezien zullen worden als een gemeenschappelijk project in onze eigen wateren waar zij zelf ook wat aan hebben?

De leden van de D66-fractie hebben een duidelijk signaal ontvangen van betrokken partijen dat zij behoefte hebben aan een robuuste en toekomstbestendige wet. Hoe kan de regering ondertussen met bestaande wetgeving de windenergieprojecten blijven versnellen?

De leden van de D66-fractie vragen hoe met de bestaande wet geen vertraging zal ontstaan in de uitrol van windenergieprojecten. Welke mogelijkheden ziet de regering? Zal een vertraging van de wijziging van de Wet windenergie op zee gevolgen hebben voor de uitrol van windenergie op zee?

De leden van de D66-fractie vragen hoe voorinvestering van netbeheerders worden gestimuleerd. Hoe worden de netbeheerders betrokken bij de ontwikkeling van de energiescenario’s?

De leden van de D66-fractie onderstrepen de wens tot vraagzekerheid middels langlopende afspraken. Hoe kan de regering de toename van elektriciteitsvraag prikkelen, bijvoorbeeld door het stimuleren van langjarige stroomcontracten?

De leden van de D66-fractie zijn voorstanders van het grijpen van de koppelkansen van klimaat en natuur. Er is een akkoord voor de Noordzee in ontwikkeling dat in juni 2019 gepubliceerd zal worden. Deze leden vragen of de regering bereid is om de wijziging van de wet te wachten op het akkoord voor de Noordzee opdat deze verwerkt kan worden in de wetswijziging.

De leden van de D66-fratcie vragen of de huidige tenderaanpak behouden kan blijven in deze wetswijziging. Ziet de regering de kansen van een systeem van «beauty contests» ook?

De leden van de D66-fractie hebben zorgen bij de inzet van het veilingsinstrument en zien drempels voor de investeringen van bedrijven. Het lijkt deze leden niet wenselijk om een hypotheek op de toekomstige stroomprijs te zetten. Deelt de regering deze zorgen en hoe gaat de regering om met het veilingsinstrument?

De leden van de D66-fractie vagen welke opties de regering heeft om de stroomprijs laag te houden en hoe deze in de wet zullen worden opgenomen.

De leden van de D66-fractie zien kansen voor het samengaan van energie, natuur en visserij. Ziet de regering deze kansen ook? Deze leden vragen hoe de regering tegenover het opstellen van een Noordzeetransitiefonds staat.

De leden van de D66-fractie vragen welke opties de regering ziet om middels deze wet een balans tussen windenergie en natuurontwikkeling te behouden. Kan het akkoord voor de Noordzee betrokken worden in deze wet?

De leden van de D66 fractie begrijpen dat er een wens is van energiebedrijven om het instrument «contract for difference» mogelijk te maken. Zo kan de overheid bij een hoge prijs ook meeprofiteren. De leden van de D66-fractie vragen de regering of zij bereid is het door de sector voorgestelde «contract for difference» expliciet in deze wetswijziging op te nemen. Zo nee, is de regering bereid beleidsvoorbereiding hiervoor in andere wetgeving te starten?

De leden van de D66-fractie merken op dat de regering eerder heeft aangegeven dat de mogelijkheid om het veilingsinstrument gecombineerd met een minimumprijs, niet in de wet opgenomen kan worden. Deze leden vragen of onderzocht kan worden wat de mogelijkheden zijn om dit instrument toch in de wet op te nemen.

De leden van de D66-fractie zien veel kansen in energieopslag. Ziet de regering de mogelijkheid om energieopslag mee te nemen in de tenderuitvraag?

De leden van de D66-fractie vragen of de regering bereid is door middel van monitoring de kansen van vraagsturing te signaleren.

De leden van de D66-fractie vragen of de regering bereid is de vraag naar stroom te bevorderen? Ziet de regering mogelijkheden voor het opnemen van het stimuleren van een «smart grid» in de wetswijziging?

De leden van de D66-fractie merken op dat de sector naast de ontwikkeling van een platform voor windenergie ook spreekt over de mogelijkheden en kansen van een kunstmatig eiland. Deze leden vragen of de regering kans ziet om in de wetswijziging ruimte te houden voor de ontwikkeling van een kunstmatig eiland.

De leden van de GroenLinks-fractie zijn van mening dat de uitrol van windenergie op zee van groot belang is voor de energietransitie. Voorkomen moet worden dat windparken niet worden gebouwd omdat de ontwikkelingen minder positief zijn dan verwacht. Mocht een windparkexploitant besluiten om toch een bepaald windpark niet te bouwen, dan heeft dit grote gevolgen op de energievoorziening, de aanpak van klimaatverandering en de economie. Deze leden zijn bezorgd dat er met veilingen teveel wordt gespeculeerd op de toekomstige stroomprijzen. Door de grote concurrentiestrijd wint degene met de meeste lef en/of het meeste optimisme. Zijn de stroomprijzen overschat, dan is er een kans dat de winnaar van de veiling het windpark toch niet bouwt of dat de bouwer van het windpark in financiële problemen komt. Deelt de regering deze zorgen? Hoe neemt de regering deze zorgen weg?

De leden van de GroenLinks-fractie hebben tijdens het rondetafelgesprek over de Wijziging Wet energie op zee vernomen dat de windsector oproept tot meer zekerheid met betrekking tot de vraagontwikkeling van elektriciteit. Deze sector vreest dat er op termijn zonder zekerheid over de vraag niet meer zal worden geïnvesteerd in windenergie op zee en stelt dat dit wetsvoorstel die onzekerheid niet wegneemt. Kan de regering concreet toelichten wat voor actie zij gaat ondernemen om meer zekerheid over de vraag naar elektriciteit te creëren? Kan de regering duidelijk maken hoe zij het investeringsrisico voor de windsector gaat wegnemen?

De leden van de GroenLinks-fractie vinden het zorgelijk dat deze wetswijziging al wordt doorgezet zonder dat het onderzoek naar een goed instrumentarium voor windenergie op zee is afgerond. In het ontwerp-Klimaatakkoord is deze afspraak gemaakt. De leden van de GroenLinks-fractie vinden het bovendien opmerkelijk de wet al wordt ingediend terwijl het Klimaatakkoord en het Akkoord voor de Noordzee ook nog zullen worden afgerond dit jaar. Kan de regering aangeven of zij bereid is om dit wetsvoorstel aan te houden totdat het onderzoek is verricht en de akkoorden zijn gesloten om op die manier meer zekerheid te geven aan de windsector?

De leden van de GroenLinks-fractie hebben van de regering vernomen dat er altijd kan worden teruggevallen op de SDE++-regeling indien een veiling niet slaagt. Kan de regering echter te kennen geven hoeveel budget er in die regeling is gereserveerd voor wind op zee tot 2025? Kan de regering toelichten hoe bovenstaand probleem na 2025 zal worden opgelost gezien het feit dat er in het ontwerp-Klimaatakkoord wordt afgesproken dat er na dat jaar geen SDE++-budget meer zal zijn?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat de exacte juridische bezwaren zijn tegen een bodemprijs. De windenergiesector geeft aan dat ze deze bezwaren niet ziet. Wat zijn deze bezwaren en wat zijn de mogelijkheden om dit instrument toch op te nemen? Wat vindt de regering van de suggestie die tijdens het rondetafelgesprek is gedaan om de toekenning van kavels voor windparken op zee te koppelen aan elektrificatie en/of waterstof voor de industrie?

De leden van de SP-fractie kunnen het toevoegen van de procedure zonder subsidie steunen. Ook het geschikt maken van de wet voor andere energiedragers lijkt zinnig met het oog op mogelijk snelle ontwikkelingen. Deze leden vragen wel in hoeverre deze wet ook na wijziging het meest geschikte instrument is om dit te faciliteren. Kan hier uitgebreider op worden ingegaan?

De leden van de SP-fractie vragen of, en zo ja in hoeverre, het subsidieloos exploiteren tot een hogere energieprijs en hogere energierekeningen leidt. Hoe past het al dan niet invoeren van een «contract for difference» hierin? Ook ten aanzien van de toevoeging van veilen missen deze leden een inzicht in mogelijke effecten op de energierekening. Graag zien zij hier een toelichting op.

De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over de hoge kosten van de benodigde onderliggende infrastructurele opgave. Zijn er mogelijkheden om deze kosten te drukken of hier meer in te investeren? Immers, hoe meer windenergie er wordt gewonnen, hoe zwaarder de opgave om dit bij de beoogde afnemers terecht te doen komen. Hoe worden deze knelpunten in de toekomst opgelost? Zijn deze op tijd opgelost om de energietransitie geen vertraging te doen oplopen? Wordt hierbij ook rekening gehouden met de gevolgen voor landschap en bewoners?

De leden van de PvdA-fractie lezen in de memorie van toelichting bij het voorliggende wetsvoorstel regelmatig een verwijzing naar eerdere veilingen van frequenties voor telecom. Die veilingen hebben weliswaar geleid tot een snel draadloos dataverkeer, maar brachten in Europa meerdere telecombedrijven die teveel hadden betaald voor de frequenties in financiële problemen. De leden van de PvdA-fractie zouden niet graag zien dat het draagvlak en de investeringen voor windenergie op zee vanwege achteraf gebleken onverantwoord hoge investeringen verminderd zouden worden. Wat is de mening van de regering hierover? Hoe kan worden voorkomen dat energiebedrijven in een veiling meer voor een vergunning gaan betalen dan met het oog op de toekomst van windenergie op zee verantwoord is?

Daarbij komt dat er naar de mening van de leden van de PvdA-fractie op dit moment wellicht nog teveel onzekerheid is over de toekomst van aanbod en vooral vraag naar windenergie op zee en de ontwikkeling van de kost- en marktprijs. Temeer daar zolang er geen definitief Klimaatakkoord is, ook niet kan worden overzien in welke mate de industrie meer elektriciteit zal gaan vragen. Met andere woorden: kunnen energiebedrijven op dit moment in voldoende mate overzien of een (mogelijk hoge) veilingprijs in financiële zin verantwoord is?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen, gezien de inzet om in 2019 twee maatschappelijke akkoorden tot stand te laten komen, te weten het Noordzeeakkoord en het Klimaatakkoord, en dat deze akkoorden veel kunnen betekenen voor de investeringsbereidheid van bedrijven en veel duidelijkheid verschaffen over andere zaken, zoals de doorlooptijden van wind op zee, waarom de regering er niet voor heeft gekozen om te wachten op deze verandering(en).

De leden van de PvdD-fractie merken op dat de Noordzee de komende decennia ingrijpend zal veranderen door de komst van vele grootschalige windmolenparken. De Noordzee is nu al een van de meest intensief gebruikte zeegebieden ter wereld. Visserij, windparken, olie- en gaswinning, zeescheepvaart, zand- en schelpenwinning, aanleg van kabels en (pijp)leidingen; in het geweld van al deze economische activiteiten dreigen natuur en dier de dupe te worden. De onderwaternatuur in de Noordzee verkeert daardoor in kritieke staat. Helaas krijgt de Noordzee niet de bescherming die deze verdient. Met de voorliggende wetswijziging wordt het huidige beschermingsniveau verminderd, doordat het toetsingscriterium «kwaliteit van ontwerp» is geschrapt. Kan de regering uitleggen waarom dit criterium is geschrapt? Kan zij uitleggen wat dit betekent voor de bescherming van de natuur en dieren? Kan zij uitleggen hoe de wet nog wel waarborgt dat de uitrol van wind op zee binnen de ecologische randvoorwaarden blijft? Deelt de regering de mening dat windmolenparken dienen te worden benut voor natuurversterking? Deelt de regering de mening dat natuurversterkende maatregelen voor relatief weinig geld te realiseren zijn, maar een groot effect hebben? Erkent zij dat met de huidige inspanningsverplichting de natuur afhankelijk is van de wil van bedrijven? Deelt zij de mening dat een verplichting tot natuurversterkende maatregelen zowel de natuur als de eerlijke concurrentie ten goede komt? Is de regering bereid tot het opnemen van aanvullende criteria die verplichten tot natuurversterkende maatregelen? Zo nee, waarom niet?

De leden van de PvdD-fractie merken op dat in de Noordzee op grote schaal wordt gevist. Verschillende vissen, waaronder haaien en roggen, komen daardoor nog maar in kleine getallen voor. Windmolenparken kunnen bij uitstek dienen als kraamkamers van vissen omdat bodemberoerende activiteiten er niet zijn toegestaan. Een voorwaarde daarvoor is dat windparken gesloten blijven voor visserij. Deelt de regering die mening? Zo nee, waarop baseert zij zich? Is de regering bereid te onderzoeken hoe de natuur en het dierenleven in de Noordzee zich kan ontwikkelen als besloten wordt om geen visserij-activiteiten of andere economische activiteiten toe te staan in de windparken? Zo nee, waarom niet?

De leden van de PvdD-fractie merken op dat draaiende windturbines een grote impact kunnen hebben op vogels en vleermuizen, zeker als de windmolens in grote parken staan en met honderden tegelijk draaien. De draaiende turbines beïnvloeden de luchtstromen in en rond een windpark. Hoe wordt er in de praktijk rekening gehouden met de vogeltrek en de aanwezigheid van vleermuizen? Is de regering van mening dat met de huidige regelgeving de risico’s voor deze dieren zo veel mogelijk worden geminimaliseerd? Zo ja, waarop baseert zij zich? Welke maatregelen schrijft zij voor om te voorkomen dat vogels en/of vleermuizen in aanvaring komen met de turbines en zo sterven? Hoe wordt er gemonitord hoeveel vogels en/of vleermuizen in aanvaring komen met windturbines op zee? Ziet de regering aanleiding om aanvullende criteria op te nemen ten behoeve van de bescherming van vogels en vleermuizen? Zo nee, waarom niet?

De leden van de PvdD-fractie merken op dat zowel bij de voorbereidingsfase als de constructiefase veel onderwatergeluid wordt geproduceerd. De gevolgen van de harde knallen als gevolg van sonar en heien zijn voor het onderwaterleven enorm; kapotte zwemblazen, bloedingen, onmiddellijke doofheid en dood. Kan de regering uitleggen waarom Nederlandse normen voor onderwatergeluid lager zijn dan Duitse normen? Kan de regering uiteenzetten op basis van welke criteria de Duitse normen voor onderwatergeluid tot stand zijn gekomen? Kan zij uiteenzetten waarom Nederland de Duitse normen niet overneemt? Welke economische activiteiten zouden niet langer toegestaan zijn bij implementatie van de Duitse normen voor onderwatergeluid? Kan de regering uiteenzetten welke impact op de bruinvispopulatie toelaatbaar wordt geacht met de Nederlandse normen? Is de regering bereid tot het opnemen van een overkoepelende geluidsnorm, naast de flexibele normen in kaderbesluiten? Zo nee, waarom niet?

De leden van de PvdD-fractie merken op dat operationele windmolenparken blijvend pulserende geluiden maken die, samen met het geluid van alle andere economische activiteiten, heel de Noordzee vullen. Erkent de regering dat al deze pulserende geluiden bij elkaar opgeteld mogelijke verschuivingen in ecosystemen te weeg brengen, doordat zeezoogdieren, vissen, vogels, krabben, mossels en plankton zich anders gedragen en met elkaar interacteren als gevolg van geluid? Heeft de regering zicht op de concrete risico’s hiervan? Erkent de regering dat er nog veel onbekend is over de cumulatieve effecten van onderwatergeluid op ecosystemen, zeker voor de lange termijn? Is de regering bereid tot het opnemen van aanvullende criteria, die het zeeleven niet alleen beschermt tegen harde knallen, maar ook tegen het toenemende constante pulserende geluid, ook op de lange termijn? Zo nee, kan de regering uiteenzetten hoe het onderwaterleven daar nu tegen beschermd is en waaruit blijkt dat dit voldoende is? Zo nee, waarom niet?

De leden van de PvdD-fractie merken op dat voor de productie van windmolens en zonnecellen zeldzame grondstoffen nodig zijn zoals nikkel en kobalt. Die worden verkregen via ongecontroleerde mijnbouw, waarbij de winning gepaard gaat met ernstige milieuschade en verwoesting van natuur en biodiversiteit. Alhoewel Nederland zich heeft gecommitteerd aan de OESO-richtlijnen et betrekking tot maatschappelijk verantwoord ondernemen en de Guiding Principles on Business and Human Rights van de VN, worden er tot op heden geen enkele eis gesteld aan de herkomst van de metalen die gebruikt worden in windmolens. Erkent de regering dat we ons niet moeten blindstaren op de reductie van CO2-uitstoot, als onze energietransitie aan de andere kant van de wereld voor grote schade zorgt? Is de regering tevreden over de transparantie van de herkomst van de grondstoffen? Zo ja, waarom? Heeft zij voldoende zicht op de herkomst van de metalen die gewonnen worden voor de windmolens? Heeft zij voldoende zicht op de gevolgen van deze mijnbouwwinning voor mens, natuur en dier? Kan de regering hierover een uiteenzetting geven? Is de regering bereid tot het opnemen van richtlijnen over de herkomst van de gebruikte grondstoffen in de aanbestedingen van windmolenparken? Zo nee, waarom niet?

De leden van de SGP-fractie vragen graag aandacht voor de positie van onder meer visserijbedrijven. Het Planbureau voor de Leefomgeving geeft in een van haar scenario’s aan dat in 2050 wel eens 20% van de ruimte op de Noordzee in beslag genomen zou kunnen worden door windparken. Dat zou een grote aanslag doen op de ruimte voor de visserij. Inmiddels heeft het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving de Verkenning Noordzeestrategie 2030 aangeboden als voorbereiding voor het opstellen van een Noordzeeakkoord, waarbij de visserijbelangen nadrukkelijk de aandacht krijgen. Het Overlegorgaan adviseert een participatief proces bij beleidsvorming, en om afspraken te maken over ruimteverdeling en meervoudig ruimtegebruik en over een Transitiefonds en de voeding ervan. Is de regering voornemens de Wet windenergie op zee na ommekomst van een Noordzeeakkoord zo nodig aan te passen?

In het ontwerp klimaatakkoord wordt aangegeven dat het Rijk en de windsector gezamenlijk onderzoek gaan doen om te kijken of systeemaanpassingen nodig zijn voor succesvolle business cases voor wind op zee. Wanneer zijn de eerste resultaten van dit onderzoek beschikbaar, zo vragen de leden van de SGP-fractie. Waarom is niet gewacht met het indienen van het voorliggende wetsvoorstel tot het beschikbaar komen van de uitkomsten van dit onderzoek? Worden de uitkomsten van dit onderzoek nadrukkelijk betrokken bij de keuze voor een bepaalde procedure en de invulling ervan? Komt er een heroverweging van de vier in het voorliggende wetsvoorstel opgenomen procedureopties?

2. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel

De leden van de PVV-fractie lezen op pagina 5van de memorie van toelichting dat met minder of geen subsidie windenergie op zee minder of geen middelen meer vraag volgens de Wet ODE als opslag op de elektriciteits- en gasrekening, met uitzondering van de middelen die nodig zijn voor het net op zee. De invloed van windenergie op zee op de energierekening wordt daarmee beperkt. De realiteit is volgens deze leden anders, namelijk dat de energierekening van huishoudens naar recordhoogte stijgt, mede door forse stijging van de opslag duurzame energie. Hoe rijmt de regering deze woorden met de realiteit? Wanneer daalt de opslag duurzame energie en/of wanneer wordt deze afgeschaft?

De leden van de PVV-fractie lezen op pagina zeven van de memorie van toelichting het volgende: «(h)et is aan de ondernemers om in te schatten of een windpark zonder subsidie kan worden gebouwd.» Deelt de regering de mening van deze leden dat dit voor de ondernemers niet heel motiverend is om in te zetten op een subsidieloos windpark?

De leden van de PVV-fractie lezen op pagina zeven van de memorie van toelichting ook: «Op grond van de aanvraag moet voldoende aannemelijk zijn dat de bouw en exploitatie van het windpark uitvoerbaar is, technisch, financieel en economisch haalbaar […].» Hoe wordt dit beoordeeld? Wanneer is een windpark (op zee) financieel en economisch haalbaar?

De leden van de PVV-fractie vragen hoeveel aanvragen er de afgelopen drie jaar zijn ingediend met subsidieaanvraag. Hoeveel daarvan zijn zonder subsidie aangevraagd?

De leden van de PVV-fractie lezen op pagina elf van de memorie van toelichting: «(d)e toe te voegen rangschikkingscriteria zouden bijvoorbeeld criteria kunnen zijn op het gebied van natuur, aquacultuur, visserij, veiligheid of scheepvaart.» Branchevereniging VisNed waarschuwt dat de Nederlandse vissers als gevolg van de verdere uitrol van windparken op zee 40% van hun visgronden dreigen kwijt te raken. Hoe gaat de regering dit gegeven in de rangschikkingscriteria inpassen? Deelt de regering de mening van deze leden dat windparken op zee funest zijn voor de visserij?

Op pagina 19 van de memorie van toelichting lezen de leden van de PVV-fractie: «(d)e vergunningsduur wordt – na verlenging – maximaal 40 jaar, waarvan het laatste jaar bedoeld is voor de verwijdering.» Wie draagt de kosten van deze verwijdering?

De leden van de PVV-fractie merken op dat de regering de schaarse ruimte op zee erkent. Desondanks wordt de vergunningsduur steeds langer. De economische levensduur van windmolens bedraagt echter 15 tot 20 jaar. Wat gebeurt er indien windmolens vóór het einde van de vergunningsduur zijn afgeschreven? Mogen exploitanten – zolang de vergunningstermijn loopt – nieuwe windmolens plaatsen? Is het mogelijk dat dan opnieuw subsidie wordt verstrekt?

Deze wetswijziging introduceert de mogelijkheid om een vergunning te veilen, zo lezen de leden van de PVV-fractie. Hoe gaat de regering voorkomen dat exploitanten zich voor een te laag bedrag inschrijven? Wordt er – voordat er geveild wordt – getoetst of de ingezette bedragen reëel zijn? Wie beoordeelt dit?

De leden van de CDA-fractie zijn blij met het haakje in de wet om aan de rangschikkingscriteria zaken toe te kunnen voegen op het gebied van visserij. Welke criteria hieromtrent heeft de regering in gedachten? Op welke termijn of bij welke tender zullen over het mogelijk maken van visserij in windparken criteria gesteld worden?

De leden van de CDA-fractie vragen of het mogelijk is om op basis van de voorliggende wetswijziging voorwaarden te stellen aan tenders ter bevordering van draagvlak voor de energietransitie, bijvoorbeeld doordat een aantal windmolens van een park een «dorpsmolen» kunnen worden of doordat van de aandelen in een beschikbaar worden gesteld voor inwoners om in deel te nemen. Zo nee, is de regering bereid hiervoor een wettelijke basis te creëren zodat alsnog uitvoering wordt gegeven aan de motie-Agnes Mulder c.s. (Kamerstuk 32 813, nr. 143)?

De leden van de CDA-fractie stellen vast dat er bij de windenergiesector grote zorgen zijn over het voorgestelde veilingmechanisme om de vergunning te verlenen. Deze leden vragen de regering in hoeverre het veilingmechanisme mogelijk leidt tot meer risico’s voor windparkbouwers en exploitanten. Gezien het tendermechanisme voor wind op zee juist goed gewerkt heeft in de kostenreductie omdat het risico’s wegnam door de aanleg neer te leggen bij TenneT en door voorstudies door de overheid lijkt het voorkomen van het creëren van risico’s van wezenlijk belang bij de verdere uitrol. In hoeverre creëert een veiling nu geen risico die de oorspronkelijke wet wind op zee trachtte weg te nemen, zo vragen deze leden.

De leden van de CDA-fractie lezen dat er bij de windenergiesector een grote voorkeur is voor het Britse systeem «contract for difference», of een veiling in combinatie met een garantieprijs. Met dit wetsvoorstel wordt uitdrukkelijk niet gekozen voor deze mogelijkheid. Deze leden zijn nog niet overtuigd van de voordelen van een veilingsysteem ten opzichte van deze andere mechanismen om windparken te vergunnen. Kan de regering ingaan op de voor- en nadelen van deze drie verschillende mechanismen? Daarbij vragen deze leden ook waarom niet gekozen wordt voor een veilingsysteem met garantieprijs, wat nu uitgesloten is, omdat gekozen moet worden voor een aanvraag voor SDE+-subsidie of voor een bieding voor de veiling.

De leden van de CDA-fractie vragen naar informatie en een reactie daarop van de realisatie van windenergie op zee in het Verenigd Koninkrijk qua planning en kosten.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering om te reageren op de volgende overweging van de Afdeling Advisering van de Raad van State: «(h)et na gunning aanpassen van de geldingsduur kan vragen oproepen in het licht van de beginselen van gelijke behandeling en transparantie. Gepasseerde ondernemingen kunnen worden benadeeld in de zin dat zij wellicht een andere aanvraag hadden ingediend als zij de criteria voor de verlenging ten tijde van de vergunningverlening hadden gekend.» Is er een risico dat partijen die de eerdere tender verloren hebben om deze reden een rechtszaak beginnen omdat hierdoor de oorspronkelijke situatie verandert?

Daarnaast vragen de leden van de CDA-fractie of nieuwe tenders zullen werken met een langere vergunningsperiode van 40 jaar, of dat ook nieuwe vergunningen een verlening moeten vragen. Indien ook nog bij nieuw te vergunnen windparken een verlenging gevraagd moet worden, waarom is daarvoor gekozen, gezien een langere vergunningsperiode vanaf de start een hogere kostenreductie mogelijk maakt?

De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre in de vergunningverlening en de mogelijke verlenging daarvan het wordt gestimuleerd of de voorwaarde wordt gesteld dat een minimale of zo groot mogelijke productie uit het windpark gehaald wordt. Hoe wordt voorkomen dat ook na twintig jaar een windpark maar voor de helft draait, omdat investeringen niet meer worden gedaan om versleten molens op te lappen?

De leden van de GroenLinks-fractie pleiten net als de windenergiesector voor het opnemen van het middel «contract for difference» als mogelijkheid. De regering beweert dat feitelijk «contract for difference» al overgeslagen is, maar het feit dat er voor het eerst subsidieloos wordt gebouwd wil niet zeggen dat dit een garantie is voor de toekomst, zeker wanneer de windparken verder uit de kust zullen staan. Deze leden vinden het geen goed argument dat het invoeren van «contract for difference» complex is. De windenergiesector geeft aan dat het opnemen van «contract for difference» als optie essentieel is. Is met deze sector intensief nagedacht over het invoeren van «contract for difference», desnoods in andere wetgeving? Zijn alle opties onderzocht, ook meer creatieve?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen in dit kader of het een optie is om de meerprijs van stroom bovenop het geboden SDE-bedrag te innen via een aparte uitvoeringsovereenkomst. Deze middelen kunnen vervolgens in een fonds gestopt worden ten behoeve van de energietransitie. Is de regering bereid deze optie te overwegen? Eén van de bezwaren van de regering voor «contract for difference» is de langdurige subsidieverplichting gedurende de exploitatie. Zou dit bezwaar weg worden genomen indien «contract for difference» wordt ingevoerd met een tijdsduur van 15 jaar?

De leden van de GroenLinks-fractie zijn van mening dat het verlengen van de vergunningsduur een goede maatregel zou zijn. Dit kan de kostprijs verlagen en biedt de sector meer rechtszekerheid. Is de regering hiertoe bereid?

De leden van de GroenLinks-fractie hechten veel belang aan het beperken van de ecologische risico’s en het juist benutten van de ecologische kansen van windparken op zee. Is de regering bereid in de toetsingscriteria «de mate waarin het ontwerp van het te bouwen windpark voorziet in het minimaliseren van negatieve ecologische effecten en het maximaliseren van positieve ecologische effecten» op te nemen?

De leden van de PvdA-fractie hebben geen moeite met de uitbreiding van de verdeelmethoden van vergunningen met veiling als instrument, maar zouden in overweging willen geven om daar vooralsnog terughoudend mee om te gaan. In die zin vragen de leden van de PvdA-fractie waarom er niet toch tevens het systeem van «contract for difference» in de wet kan worden verankerd, waarbij de exploitant van een windpark bij een hoge marktprijs aan de overheid betaalt en hij bij een lage marktprijs door de overheid gesubsidieerd wordt. Een dergelijk systeem kan wel voor investeringszekerheid zorgen zonder dat – net zoals dat bij SDE+-regeling het geval is – er per se subsidie nodig is. De leden van de PvdA-fractie lezen op pagina acht van de memorie van toelichting dat het nadeel van «contract for difference» zou zijn dat daarmee ook als er geen steun van de Staat meer nodig is, toch niet losgekomen kan worden van subsidie of garantie van de Staat en dat daarnaast een ingrijpende systeemwijziging van staatssteun voor windenergie met ingewikkelde wetgeving nodig zou zijn. In hoeverre wegen deze bezwaren echter op tegen het verbeteren van de investeringszekerheid? In dit kader vragen de leden van de PvdA-fractie of bij de voorwaarden bij de veiling van een vergunning voor windenergie op zee ook het door de overheid garanderen van de minimumprijs voor elektriciteit mogelijk is.

De leden van de PvdA-fractie vrezen dat wanneer een vergunning bij opbod wordt geveild het belangrijkste criterium voor de afgifte van een vergunning de opbrengst daarvan zal worden en dat andere, meer kwalitatieve eisen of eisen ten aanzien van de ecologische voorwaarden hooguit van secundair belang zullen worden. Kan de regering hier nader op ingaan? Deelt de regering de mening dat bijvoorbeeld kwalitatieve eisen ertoe zouden moeten leiden dat innovatieve projecten of projecten waarbij sprake is van multifunctioneel gebruik van de ruimte een grotere kans krijgen dan zij zouden hebben als er als er alleen op economische criteria vergunningen zouden worden verdeeld? Diverse natuurorganisaties vragen om ecologie als vast en altijd geldend selectiecriterium in de wet op te nemen in plaats van als een mogelijk en aanvullend criterium. Wat is de mening van de regering hierover?

De leden van de PvdA-fractie merken op dat de investeringszekerheid die nodig is om bedrijven te interesseren in het investeren in windenergie op zee mede afhankelijk is van de duur waarvoor een vergunning wordt afgegeven. Naarmate de risico’s voor een energiebedrijf groter worden en er geen zekerheid in de zin van subsidiëring meer door de Staat gegeven wordt, zal het voor een investeerder wellicht belangrijker worden op zicht te hebben op een langere terugverdientijd. De leden van de PvdA-fractie lezen weliswaar op pagina 19 en 20 van de memorie van toelichting dat de mogelijkheid wordt gecreëerd om een vergunning met maximaal tien jaar van 30 naar 40 jaar te verlengen, maar merken op dat daar op het moment dat de vergunning wordt verleend nog geen zicht op is, laat staan zekerheid. Acht de regering het wenselijk om voor vergunningen waarbij er meer risico’s voor de exploitant bestaan, zoals vergunningen die door middel van veilingen worden gegeven, een langere duur zou moeten gelden dan voor vergunningen waarbij de Staat nog wel subsidie geeft? Zo ja, hoe gaat de regering dit bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet? Voorzien de verleende en de te verlenen vergunningen in een plicht voor de vergunninghouder om naar afloop van de vergunningstermijn de windmolens weer op te ruimen?

De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het van belang dat de effecten van windparken op de ecologie goed worden meegewogen. Zij vragen zich af waarom ecologie geen vastgesteld selectie selectiecriterium in de wet, maar wordt uitgewerkt bij ministeriële regeling in de procedure van een vergelijkende toets of in de procedure van een vergelijkende toets met financieel bod. Bovendien vragen zij hoe de belangen van de visserij worden meegenomen in de toetsingscriteria.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de regering stelt dat er een vangnet verdwijnt voor het geval de inkomsten uit de verkoop van elektriciteit gedurende het eerste deel van de looptijd van het project onvoldoende is om een redelijk rendement te verwezenlijken. De Nederlandse WindEnergie Associatie (NWEA), zo meldt de memorie van toelichting, geeft aan dat de markt hier nog niet klaar voor is. Deze leden vragen of de regering alternatieve instrumenten heeft onderzocht die zich meer richten op investerings- en klimaatzekerheid, zoals initiatieven als Invest-Nl of «contract for difference, waarmee onvoldoende rentabiliteit van een windpark door wijzigingen van overheidsbeleid contractueel gecompenseerd worden en er daarmee meer financieringsrisico’s verlaagd worden. Welke andere instrumenten die ervoor zorgen dat de stroomprijs op pijl blijven zouden kunnen worden ingezet?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wat de motivering is geweest om niet te voorzien in de mogelijkheid om voorwaarden te verbinden aan verlenging, wat zou leiden tot meer rechtszekerheid voor zowel exploitant als concurrent.

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat de regering in de memorie van toelichting aangeeft dat een systeem van verlengingen ruimte geeft om nieuwe technische mogelijkheden toe te passen wanneer bijvoorbeeld ecologie of zicht dat vergen. Hoe kijkt de regering aan tegen het standpunt dat het bouwen van bestendigere windmolens voor minimaal 40 jaar zijn eigen ecologische voordelen met zich meebrengt? Hoe komt de regering tot deze afweging?

De leden van de SGP-fractie merken op dat in het ontwerp-Klimaatakkoord staat dat voorafgaand aan elke tender voor wind op zee gekeken wordt naar de ontwikkeling van vraag en aanbod en de inpassing in het energiesysteem, zodat het Rijk dit mee kan nemen in de besluitvorming over de tendersystematiek. Deze informatie is cruciaal voor een goede procedurekeuze door het Rijk en voor goede investeringsbeslissingen door het bedrijfsleven. Is de regering bereid dit onderzoek te verankeren in het voorliggende wetsvoorstel?

De leden van de SGP-fractie merken op dat tijdens het rondetafelgesprek over de Wet windenergie op zee in de Kamer werd aangegeven dat de marktprijs voor elektriciteit op termijn sterk zal dalen, waarbij de prijs voor stroom van zee beduidend lager zal liggen dan de gemiddelde marktprijs. Deze leden horen graag hoe de regering dit weegt. Wat betekent dat voor de levensvatbaarheid van windparken op zee? Hoe groot is het risico dat inschrijvende partijen op een later moment afhaken, omdat ze het financiële plaatje niet rond krijgen? Welke waarborgen heeft de regering om dat te voorkomen, juist ook in het geval van subsidieloze tenders en veilingen?

De energiesector geeft aan dat de mogelijkheid die geboden wordt voor verlenging van vergunningen onvoldoende zekerheid geeft. De leden van de SGP-fractie constateren dat windturbines technisch gezien 35 jaar mee kunnen als bij de bouw van het windpark, met name als het gaat om de fundering van windturbines, de nodige maatregelen getroffen worden. Hoe gaat de regering voorkomen dat investeringen in een zo lang mogelijke levensduur van windturbines achterwege blijven?

II ARTIKELEN

Artikel I, onderdeel S (wijziging artikel 24)

De leden van de SGP-fractie merken op dat de regering ervoor heeft gekozen verschillende rangschikkingscriteria te schrappen uit artikel 24 en die, zo nodig, bij ministeriële regeling vast te stellen. De regering geeft voor de criteria «de capaciteit van het windpark» en «de maatschappelijke kosten» aan dat in bepaalde gevallen deze criteria niet aan de orde zijn. Dat zou voor deze criteria inderdaad zo kunnen zijn. Voor de andere in het huidige artikel 24 genoemde criteria zien de leden van de SGP-fractie niet in waarom in bepaalde gevallen deze criteria geen rol zouden moeten spelen. Zij noemen daarbij in het bijzonder de kwaliteit van het ontwerp voor het windpark. Het zou goed zijn als voor elk windpark bedrijven uitgedaagd worden om bijvoorbeeld ecologische kansen te benutten dan wel ecologische risico’s te beperken, of ruimte te bieden voor visserijactiviteiten. Zij ontvangen graag een nadere toelichting. Is de regering bereid deze rangschikkingscriteria alsnog in de wet op te nemen?

De voorzitter van de commissie, Diks

Adjunct-griffier van de commissie, Jansma

Naar boven