De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Het voorliggend
wetsvoorstel hangt samen met de aanpassingswetgeving die voortvloeit uit de Wet normalisering
rechtspositie ambtenaren (Wnra). De Wnra kan door dit wetsvoorstel in werking treden
voor de onderwijssector. De leden van de VVD-fractie zijn voorstander van het in werking
treden van de Wnra, hetgeen door dit wetsvoorstel kan worden bewerkstelligd. Personeel
dat in het openbaar onderwijs werkzaam is, en wel de sectoren primair en voortgezet
onderwijs, universiteiten, onderzoeksinstellingen en universitaire medische centra,
vallen onder het wetsvoorstel. TNO valt er niet onder.
De Eerste Kamer heeft op 8 november 2016 ingestemd met de Wnra. De bedoeling is dat
de Wnra op 1 januari 2020 in werking treedt. De rechtspositie van het onderwijspersoneel
zal worden bepaald door het Burgerlijk Wetboek. Er is alleen nog plaats voor specifieke,
op het onderwijspersoneel betrekking hebbende wetgeving als daarvoor een voldoende
draagkrachtige motivering is. In het wetsvoorstel wordt een aantal voorschriften gehandhaafd
zónder dat er zo’n motivering is. De leden van de VVD-fractie vragen de regering daar
waar wordt afgeweken van het burgerlijk recht een motivering te geven, waarbij eveneens
een antwoord wordt gegeven hoe een en ander zich verhoudt tot de in het civiele recht
bestaande contractsvrijheid.
De leden van de VVD-fractie vragen de regering ook een antwoord te geven op de vraag
waarom er expliciet regels worden opgenomen in de wet daar waar een en ander reeds
is geregeld in het Burgerlijk Wetboek. Bij het voorgaande gaat het in het bijzonder
om de volgende bepalingen waar in het (gewijzigde) amendement-Van Meenen ook al (deels)
aan gerefereerd werd, namelijk «de bepaling dat over de in dat kader te treffen regelingen
en over andere aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand van het
personeel, door of namens het bevoegd gezag overleg wordt gevoerd met de daarvoor
in aanmerking komende verenigingen van werknemers, op een met deze schriftelijk overeengekomen
wijze».3 De leden van de VVD-fractie vragen de regering op welke wijze het overleg zal worden
gevoerd en wat de gevolgen zijn als er geen overeenkomst met de sociale partners wordt
bereikt. Mag de onderwijsinstelling dan eenzijdig arbeidsvoorwaarden opleggen en ziet
de regering daar dan (ook) inhoudelijk op toe?
De commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ziet met belangstelling uit naar
de memorie van antwoord en ontvangt deze graag voor het einde van het zomerreces van
de Kamer.
De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van
Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning, Dittrich
De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Bikker
De griffier van deze commissies, Bergman