De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende, dat artikel X van het wetsvoorstel verregaande regelgevende bevoegdheden
geeft aan Onze Minister, waarin de regelgeving kan afwijken van het bepaalde bij of
krachtens de wet,
overwegende, dat het legaliteitsbeginsel en het primaat van de wetgever kernbeginselen
zijn van ons democratische bestel,
overwegende, dat volgens artikel 81 van de Grondwet het vaststellen van wetten geschiedt
door de regering en de Staten-Generaal gezamenlijk en dat dus ook een afwijking van
de wet in formele zin een besluit van beide behoort te zijn,
overwegende, dat het primaat van de wetgever ook inhoudt, zoals verwoord in de door
deze Kamer met algemene stemmen aangenomen motie Jurgens, dat een delegatie van een
wetgevende bevoegdheid bij wet aan een lagere regelgever die lagere regelgever niet
mag machtigen af te wijken van de wet in formele zin,
overwegende, dat de onder artikel X voorgestelde bevoegdheden op gespannen voet staan
met de hierboven genoemde beginselen, en met de motie Jurgens,
overwegende, dat de regering bij deze inperking van het primaat van de wetgever en
de uitzondering op de in de motie Jurgens vervatte regel, zich beroept op mogelijk
uit de uittreding van het Verenigd Koninkrijk voortvloeiende nood, in casu de in Aanwijzing
2.31 geformuleerde uitzonderingsgrond van noodsituaties,
van mening dat de precieze gevolgen van de uittreding van het Verenigd Koninkrijk,
in het bijzonder in het geval van een no-deal scenario, weliswaar slecht te voorspellen
zijn maar dat het wetsvoorstel en de toelichting niet specificeren tot wat voor soort
nood dit zou kunnen leiden, noch onderbouwen hoe dit tot noodsituaties zou kunnen
leiden welke de door artikel X voorgestelde verregaande bevoegdheden zouden rechtvaardigen,
van mening dat bij ontstentenis van een nadere definitie van nood en noodsituaties
artikel X een blanco delegatie aan de Minister geeft en daarmee het primaat van de
wetgever ondermijnt,
verzoekt de regering de noodsituaties waarop zij artikel X van toepassing acht nader
te specificeren, en artikel X niet in werking te laten treden voordat zij deze nadere
invulling heeft voorgelegd aan beide Kamers,
en gaat over tot de orde van de dag.
Van Apeldoorn
Lintmeijer
Teunissen
Overbeek
Kox
Meijer
Reuten
Gerkens