35 083 Regels betreffende beschermende maatregelen tegen schadelijke organismen bij planten (Plantgezondheidswet)

Nr. 22 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Ontvangen ter Griffie op 19 mei 2020.

De voordracht voor de vast te stellen algemene maatregel van bestuur is aan de Kamer overgelegd tot en met 16 juni 2020.

De voordracht voor de vast te stellen algemene maatregel van bestuur kan niet eerder worden gedaan dan op 17 juni 2020.

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 mei 2020

Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het ontwerpbesluit houdende bepalingen in verband met plantgezondheid (Besluit plantgezondheid) aan1.

Het ontwerpbesluit bevat de uitvoeringsbepalingen van de Plantgezondheidswet van 5 februari 2020. Het Besluit plantgezondheid regelt de aanwijzing van de plantenkundige keuringsdiensten als bevoegde autoriteit voor een aantal deelgebieden. Dit is noodzakelijk om de huidige feitelijke taakuitvoering van deze diensten, waaronder toezicht op naleving van voorschriften, zoveel mogelijk te kunnen continueren onder de Plantgezondheidswet. Verder worden in het Besluit nadere regels gesteld ten aanzien van de beheersing van risico’s op schadelijke organismen, voor het opleggen van retributies en over de maximale hoogte van de bestuurlijke boete die voor een overtreding of voor categorieën van overtredingen kan worden opgelegd. Voor de inhoud van het ontwerpbesluit verwijs ik u naar de ontwerpnota van toelichting.

De voorlegging geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven voorhangprocedure (artikel 32d Plantgezondheidswet) en biedt uw Kamer de mogelijkheid zich uit te spreken over het ontwerpbesluit voordat het aan de Afdeling advisering van de Raad van State zal worden voorgelegd en vervolgens zal worden vastgesteld.

Op grond van de aangehaalde bepaling geschiedt de voordracht aan de Koning ter verkrijging van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State niet eerder dan vier weken nadat het ontwerpbesluit aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Een gelijkluidende brief heb ik gezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven