De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel II, onderdeel C, wordt in het voorgestelde artikel 139h, tweede lid, «met
het oogmerk van benadeling van die persoon» vervangen door «, terwijl hij weet of
redelijkerwijs moet vermoeden dat die openbaarmaking nadelig voor die persoon kan
zijn».
Toelichting
Dit amendement wijzigt het opzetniveau voor het delict wraakporno naar voorwaardelijke
opzet.
Het onderhavige wetsvoorstel introduceert een zelfstandige strafbaarstelling voor
het delict wraakporno. De regering heeft in het tweede lid van het voorgestelde artikel 139h
van het Wetboek van Strafrecht (Sr) gekozen voor het hoogste niveau van opzet voor
de bewijsvoering van het delict. Deze keuze kan tot gevolg hebben dat de nieuwe strafbaarstelling
in de praktijk weinig oplevert. Er moet immers worden bewezen dat de betrokkene het
oogmerk had van benadeling. Als een verdachte stelt dat hij een afbeelding alleen maar openbaar
maakte omdat hij indruk wilde maken op zijn vrienden, of omdat hij dronken was, of
omdat hij niet nadacht over de mogelijke gevolgen voor de persoon wiens afbeelding
hij openbaar maakt, dan is nauwelijks te bewijzen dat zijn werkelijke opzet was om
de andere persoon te benadelen.
Ook in de consultaties bij het wetsvoorstel is erop gewezen dat het hoogste niveau
van opzet problemen oplevert. De Raad voor de rechtspraak schrijft: «De bewijsvoering
zal hierdoor niet eenvoudig zijn. Voorwaardelijk opzet is onvoldoende. (...) Het is
dan ook de vraag of de opsteller van het Wetsvoorstel de implicaties van voormelde
keuzes van het opzetniveau voor de opsporing en vervolging voldoende heeft onderkend.»1
In het verslag over dit wetsvoorstel hebben meerdere fracties aandacht besteed aan
de keuze voor het oogmerk van benadeling. De leden van de D66-fractie menen dat hierdoor
«mogelijk een enorm bewijsprobleem voor het Openbaar Ministerie wordt gecreëerd».2 De leden van de VVD-fractie vragen naar de grens tussen het verspreiden van intieme
foto’s met en zonder oogmerk van benadeling.3 Helaas wordt in antwoord op deze vragen naar de mening van de indiener van dit amendement
door de regering niet overtuigend uiteengezet waarom de huidige opzet van het delict
wél werkbaar is voor de opsporing en vervolging van wraakporno.4
Om deze redenen heeft de indiener ervoor gekozen een voorwaardelijk opzetvereiste
te introduceren bij het voorgestelde artikel 139h, tweede lid, Sr. Een tegenwerping
van de verdachte dat hij niet wist dat de openbaarmaking nadelig kan zijn, gaat dan
niet meer op. Als de verdachte redelijkerwijs moet vermoeden dat dit het geval kan
zijn, dan is de opzet reeds bewezen. Dit verhoogt de bewijsbaarheid van het delict
en zorgt ervoor dat de strafbaarstelling van wraakporno daadwerkelijk effect heeft
in de praktijk van opsporing en vervolging.
Van Wijngaarden