35 079 Voorstel van wet van de leden Kuiken, Van Toorenburg, Van Wijngaarden, Van der Graaf en Van der Staaij houdende regels over het bestuursrechtelijk verbieden van organisaties die een cultuur van wetteloosheid creëren, bevorderen of in stand houden (Wet bestuurlijk verbod ondermijnende organisaties)

Nr. 22 AMENDEMENT VAN DE LEDEN GROOTHUIZEN EN BRUINS

Ontvangen 18 juni 2020

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

In artikel 2 wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 1a. Van een werkzaamheid als bedoeld in het eerste lid is sprake als de werkzaamheid het stelselmatig plegen van strafbare feiten omvat die:

    • a. een daadwerkelijke en ernstige aantasting vormen van als wezenlijk ervaren beginselen van de Nederlandse rechtsorde; en

    • b. de Nederlandse samenleving of delen daarvan ontwrichten of kunnen ontwrichten.

Toelichting

De vrijheid van vereniging kan, op grond van artikel 8 van de Grondwet, alleen worden beperkt onder voorwaarden die door de formele wetgever zijn geformuleerd. Dit volgt uit artikel 8 van de Grondwet. Indieners zijn met de Raad van State van mening dat het criterium «cultuur van wetteloosheid» nadere invulling behoeft. Daarom stellen de indieners voor om drie criteria te formuleren wanneer sprake is van een werkzaamheid van een rechtspersoon of lichaam of samenwerkingsverband die een cultuur van wetteloosheid creëert, bevordert of in stand houdt. Dit is een limitatieve opsomming, omdat de formele wetgever het lagere orgaan geen ruimte kan laten om de reikwijdte van het verbod verder uit te breiden. Het eerste criterium is dat de werkzaamheid het stelselmatig plegen van strafbare feiten omvat die dermate ernstig zijn dat zij een aantasting vormen van als wezenlijk ervaren beginselen van onze rechtsorde. Vooral het stelselmatige laat zien dat er geen sprake is van incidenten, maar dat de wetteloosheid eigen is aan de organisatie in kwestie. Verder moeten de strafbare feiten onze samenleving ontwrichten of dreigen te ontwrichten. Daarbij zoeken de indieners aansluiting bij de jurisprudentie.

Groothuizen Bruins

Naar boven