De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
Aan artikel 6, tweede lid, wordt toegevoegd «In afwijking van artikel 23b, eerste
lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek kan de rechtbank, op verzoek van Onze Minister
of ambtshalve, bepalen dat de vereffenaar het in dat lid bedoelde overschot uitkeert
aan de Staat.»
II
Voor de punt aan het slot van artikel 7, tweede lid, laatste zin, wordt ingevoegd
«, met dien verstande dat de rechtbank, op verzoek van Onze Minister of ambtshalve,
kan bepalen dat de vereffenaar het overschot, bedoeld in artikel 23b, eerste lid,
van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, uitkeert aan de Staat».
Toelichting
Een gevolg van een bestuurlijk verbod van een Nederlandse rechtspersoon is de ontbinding
ervan (artikel 5) en de vereffening van zijn vermogen (artikel 6, tweede lid), net
zoals dat het geval is bij een civiel verbod op grond van artikel 2:20 BW. Een buitenlandse
organisatie kan na een Nederlands (civiel of bestuurlijk) verbod niet door een Nederlandse
autoriteit worden ontbonden, maar in navolging van artikel 10:122, vierde lid, BW
regelt artikel 7 wel dat de in Nederland gelegen goederen van de buitenlandse organisatie
vereffend kunnen worden (overigens pas nadat het verbod onherroepelijk is geworden),
met overeenkomstige toepassing van de BW-bepalingen over vereffening van het vermogen
van Nederlandse rechtspersonen.
Onder de algemene regeling in het BW voor de vereffening na ontbinding van een rechtspersoon
(artikel 2:23b, eerste lid, BW) komt het batig saldo ten goede aan een eventueel daartoe
statutair vastgelegde bestemming. Is een dergelijke bestemming niet gegeven, dan wordt
dit saldo overgemaakt aan de leden of aandeelhouders. Enkel als er geen ander is die
recht heeft op het overschot, keert de vereffenaar het saldo uit aan de Staat, die
het vervolgens zo veel mogelijk overeenkomstig het doel van de rechtspersoon dient
te besteden. Dit alles ligt na een verbodenverklaring in het belang van de openbare
orde niet voor de hand. Daarom regelt dit amendement dat de (civiele) rechter die
een of meer vereffenaars benoemt, kan bepalen (ambtshalve of op verzoek van de Minister)
dat het batig saldo wordt uitgekeerd aan de Staat. Daarmee wordt voorkomen dat dit
saldo zal worden ingezet voor de voortzetting van de werkzaamheden die aanleiding
hebben gegeven voor het verbod van de rechtspersoon of de buitenlandse organisatie.
Van Dam Bruins