Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 35074 nr. X |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 35074 nr. X |
Vastgesteld 12 juli 2021
De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 hebben op 1 en 8 juni 2021 gesproken over de antwoorden2 van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op vragen naar aanleiding van het ontvangen afschrift van de hoofdlijnennotitie verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen.3 De leden van de PvdD-fractie hebben nog een aantal vervolgvragen.
De leden van de commissie hebben op 15 juni 2021 een brief gestuurd naar de Minister.
De Minister heeft op 12 juli 2021 gereageerd.
De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.
De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van der Bijl
Aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Den Haag, 15 juni 2021
De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben op 1 en 8 juni 2021 gesproken over uw antwoorden4 op vragen naar aanleiding van het ontvangen afschrift van de hoofdlijnennotitie verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen.5 De leden van de PvdD-fractie hebben nog de volgende vervolgvragen.
De leden van de PvdD-fractie danken u voor de antwoorden en zijn blij dat u het idee voor een keuze-architectuur om zzp’ers te helpen zich te verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid een sympathiek idee vindt. De reden voor niet-verzekeren is immers vaak niet een gebrek aan kennis en bewustzijn, maar uitstelgedrag. Deze leden vragen of u dit punt wil meenemen in het door u toegezegd overleg met het Verbond van Verzekeraars. De leden zijn het met u eens dat een vangnet bij arbeidsongeschiktheid van zzp’ers een breder maatschappelijk belang dient. Rechtvaardigt dat niet juist een voorziening? Deze leden wijzen erop dat behalve de Belastingdienst ook het UWV uitvoeringsproblemen voorziet bij een verplichte verzekering. Zou de door u gewenste reductie in het kostenverschil kunnen worden bereikt door in deze voorziening ook de nu vrijwillige WIA op te nemen? Klopt het dat er een trend is voor werkgevers om hun werknemers te gaan inhuren als zzp’er? Hoe kijkt u aan tegen verschillende vangnetregelingen voor werknemers en zzp’ers in een tijd waarin zij afwisselend tot één van deze categorieën behoren?
Het ontvangen antwoord op de eerdere vragen biedt geen duidelijkheid over hoeveel zelfstandigen er worden vertegenwoordigd door de twee organisaties die deel uitmaakten van de werkgroep (PZO en FNV zelfstandigen). Individuele zzp’ers kunnen zich niet aansluiten bij PZO. Volgens het CBS telt Nederland tussen de 1,1 en 1,6 miljoen zzp’ers, afhankelijk van de definitie. FNV zelfstandigen heeft volgens de eigen website 30.000 leden, daarmee tussen de 1,8 en 2,7 procent van de zzp’ers in Nederland vertegenwoordigend. Was het voor het draagvlak niet beter geweest, zo vragen deze leden, als zzp-Nederland – met 40.000 leden – onderdeel was geweest van de werkgroep?
De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid zien de beantwoording met belangstelling tegemoet en ontvangt deze graag binnen vier weken.
Voorzitter van de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, E.M. Sent
Aan De voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 juli 2021
De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben op 1 en 8 juni 2021 gesproken over de antwoorden die ik heb gegeven in mijn brief van 26 mei 20216 op vragen naar aanleiding van het ontvangen afschrift van de hoofdlijnennotitie verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen.7 De leden van de PvdD-fractie hebben nog een aantal vervolgvragen.
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de opmerkingen en de vervolgvragen van de leden van de PvdD-fractie. Ik wil deze leden daarvoor van harte bedanken. Hierna beantwoord ik hun vragen.
De leden van de PvdD-fractie merken op dat de reden voor niet-verzekeren vaak niet een gebrek aan kennis en bewustzijn is, maar uitstelgedrag. Deze leden vragen of ik dit punt wil meenemen in het door mij toegezegde overleg met het Verbond van Verzekeraars.
Voorts merken deze leden op dat zij het ermee eens zijn dat een vangnet bij arbeidsongeschiktheid van ZZP’ers een breder maatschappelijk belang dient. Rechtvaardigt dat niet juist een voorziening, zo vragen deze leden.
De leden van PvdD-fractie wijzen erop dat behalve de Belastingdienst ook het UWV uitvoeringsproblemen voorziet bij een verplichte verzekering. Zou de gewenste reductie in het kostenverschil kunnen worden bereikt door in deze voorziening ook de nu vrijwillige WIA op te nemen, zo vragen deze leden. Daarnaast vragen de leden van de PvdD-fractie of het klopt dat er een trend is voor werkgevers om hun werknemers te gaan inhuren als ZZP’er.
Tot slot vragen deze leden hoe ik aankijk tegen verschillende vangnetregelingen voor werknemers en ZZP’ers in een tijd waarin zij afwisselend tot één van deze categorieën behoren.
In mijn brief van 26 mei 2021 heb ik aangekondigd dat ik in gesprek ga met het Verbond van Verzekeraars (hierna: het Verbond) om de bewustwording van het arbeidsongeschiktheidsrisico onder zelfstandigen te bevorderen en hen te stimuleren om een actieve keuze – om zich wel of niet te verzekeren – te maken.8 De leden van de fractie van de PvdD vragen nu of ik in deze gesprekken ook het uitstelgedrag van zelfstandigen wil betrekken.
Zeker, uitstelgedrag leidt er op dit moment toe dat zelfstandigen geen actie ondernemen en zich niet oriënteren op de mogelijke gevolgen van het niet-verzekerd-zijn. Ik ben dan ook van harte bereid om deze aspecten, zoals gesuggereerd door de leden van de PvdD-fractie, te betrekken bij mijn gesprekken met het Verbond, zodat zelfstandigen ook daadwerkelijk een bewuste keuze maken en tot actie overgaan.
Het verheugt mij dat de leden van de PvdD-fractie het met mij eens zijn dat een vangnet bij arbeidsongeschiktheid een breder maatschappelijk belang dient. Anders dan de leden van de PvdD-fractie vinden, vind ik niet dat daarmee het vangnet als voorziening moet worden vormgegeven. Bij een voorziening worden de uitkeringen gefinancierd uit de algemene middelen en draagt de zelfstandige hier dus niet (altijd) aan bij. Tegenover een verzekering staat wel premiebetaling door de verzekerden. Hierdoor wordt het kostenverschil tussen het werken als zelfstandige of als werknemer verkleind. De werknemer betaalt immers ook premie, zij het indirect: zijn werkgever betaalt premie, maar dit komt grotendeels uit de loonruimte. Ook dit kent een maatschappelijk belang: namelijk ervoor zorgen dat de arbeidsmarkt in balans is en kosten en instituties niet van doorslaggevend belang zijn voor de vorm waarin arbeid wordt aangeboden. Daarnaast is voor een voorziening niet gekozen in het Pensioenakkoord. Dat akkoord kent draagvlak in politiek en polder, ik wens daar nu niet van af te stappen.
De leden van de fractie van de PvdD refereren in dit verband nog aan de vrijwillige WIA-verzekering. Zelfstandigen kunnen zich immers tegen premiebetaling vrijwillig verzekeren bij het UWV tegen het WIA- c.q. arbeidsongeschiktheidsrisico wanneer zij voorheen als werknemer verplicht verzekerd zijn geweest en zich binnen dertien weken na beëindiging van de verplichte verzekering aanmelden bij het UWV. Deze vrijwillige verzekering is bedoeld voor startende zelfstandigen die vanuit een dienstbetrekking of naast een dienstbetrekking werkzaamheden als zelfstandige gaan verrichten. Deze WIA-verzekering berust dus op vrijwillige basis en staat open voor een beperkte groep zelfstandigen. Deze verzekering biedt dus geen soelaas aan alle zelfstandigen.
In reactie op de vraag van de PvdD-fractie, of het klopt dat er een trend is voor werkgevers om hun werknemers te gaan inhuren als ZZP’er, merk ik het volgende op. In algemene zin geldt dat het aandeel van de bevolking dat als ZZP’er werkzaam is, de afgelopen decennia is gegroeid. Dit aandeel groeide van 13% in 2003 tot 17% in 2020 (uitgaand van de baan waar mensen het grootste deel van hun tijd aan besteden).9 Op de vraag waarom men als ZZP’er is gaan werken antwoordt 1 op de 50 ZZP’ers dat hun werkgever dat wilde.10 Hoewel dit aandeel iets hoger ligt dan bij de start van de dataverzameling in 2015, is vooralsnog geen duidelijke trend waar te nemen. Ongeveer 1 op de 10 ZZP’ers geeft aan als ZZP’er te zijn gaan werken omdat hij/zij hun baan verloor en/of geen geschikte baan in loondienst kon vinden. De meest genoemde antwoorden zijn dat mensen een nieuwe uitdaging zochten, zelf wilden bepalen hoe veel en wanneer men werkt, en dat men altijd al als zelfstandige had willen werken.
Tot slot vragen de leden van de PvdD-fractie hoe ik aankijk tegen verschillende vangnetregelingen voor werknemers en ZZP’ers in een tijd waarin zij afwisselend tot één van deze categorieën behoren. Met onder andere de Commissie regulering van werk constateer ook ik dat mensen gedurende hun werkzame leven steeds vaker, afwisselend of gelijktijdig, werknemer of zelfstandige zijn. Deze Commissie stelde – net als de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid – in dat verband een stelsel voor alle werkenden voor. Een stelsel voor alle werkenden past immers beter in een dergelijke samenleving, dan een systeem waarin werknemers en zelfstandigen op grond van een afzonderlijke verzekering zijn verzekerd. Er kunnen geen complicaties optreden en er zijn geen extra handelingen noodzakelijk indien een overstap plaatsvindt van werknemerschap naar zelfstandig ondernemerschap en vice versa. Ik zie echter ook een aantal voordelen aan een afzonderlijke arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen, specifiek zoals deze door de Stichting van de Arbeid (hierna: de Stichting) is voorgesteld. De voorgestelde arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen biedt meer keuzevrijheid aan deze zelfstandigen. Daarnaast behoudt het voorstel van de Stichting ook de prikkelwerking in de WIA, die zorgt voor de effectievere re-integratie van werknemers en in een contractneutraal vormgegeven vangnet tegen het arbeidsongeschiktheidsrisico, verloren zou gaan. Tot slot hecht ik waarde aan het draagvlak dat onder sociale partners bestaat voor het voorstel van de Stichting.11
De leden van de PvdD-fractie merken op dat het ontvangen antwoord op de eerdere vragen geen duidelijkheid biedt over hoeveel zelfstandigen er worden vertegenwoordigd door de twee organisaties die deel uitmaakten van de werkgroep (PZO en FNV zelfstandigen). Individuele ZZP’ers kunnen zich niet aansluiten bij PZO. Volgens het CBS telt Nederland tussen de 1,1 en 1,6 miljoen ZZP’ers, afhankelijk van de definitie. FNV zelfstandigen heeft volgens de eigen website 30.000 leden, daarmee tussen de 1,8 en 2,7 procent van de ZZP’ers in Nederland vertegenwoordigend. Was het voor het draagvlak niet beter geweest als ZZP Nederland – met 40.000 leden – onderdeel was geweest van de werkgroep, zo vragen de leden van de PvdD-fractie.
Op 12 september 2019 heb ik de Stichting gevraagd om een voorstel te doen voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen. Ik heb gevraagd om hierbij in overleg te treden met vertegenwoordigers van zelfstandigenorganisaties. Daarbij heb ik aangegeven dat het aan de Stichting is om te bepalen welke organisaties zij betrekt en ik daarbij uitga van een voldoende brede vertegenwoordiging. De Stichting is immers een onafhankelijk orgaan en gaat dan ook zelf over haar uitnodigingsbeleid.
Ik constateer dat de Stichting heeft gezorgd voor een voldoende brede vertegenwoordiging. De groep van ruim één miljoen ZZP’ers is natuurlijk zeer divers. Een grote groep betreft eenmanszaken, die in de Stichting vertegenwoordigd zijn via de ondernemingsorganisaties VNO-NCW, MKB-Nederland en LTO-Nederland. Bovendien zijn PZO en FNV Zelfstandigen, die een grote groep zelfstandigen vertegenwoordigen, aangesloten bij de werkgroep van de Stichting. Anders dan de leden van de PvdD-fractie veronderstellen, kunnen overigens ook individuele ZZP’ers lid worden van PZO. FNV Zelfstandigen is de grootste vereniging waar zelfstandigen zich rechtstreeks bij kunnen aansluiten. Daarnaast is er een veelheid aan zzp-organisaties, waarop ZZP’ers zich kunnen abonneren. Hier valt ook ZZP Nederland onder; zij hebben dus geen leden maar abonnees.
De Stichting heeft alle bovengenoemde organisaties, alle andere vertegenwoordigers van zelfstandigen en broodfondsen nadrukkelijk uitgenodigd om betrokken te zijn bij de voorbereiding van haar advies. Tijdens twee uitgebreide bijeenkomsten is de Stichting bovendien in gesprek gegaan met deze organisaties. Ook heeft de Stichting een algemene oproep gedaan voor schriftelijk commentaar. ZZP Nederland is nauw aangesloten geweest op het proces en heeft aangegeven dat nagenoeg alle belangrijke uitgangspunten van de achterban van ZZP Nederland in meerdere of mindere mate zijn terug te vinden in het uiteindelijke voorstel van de Stichting.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees
Samenstelling:
Kox (SP), Essers (CDA), Ester (CU), Sent (PvdA) (voorzitter), Van Strien (PVV), N.J.J. van Kesteren (CDA), Oomen-Ruijten (CDA), Schalk (SGP), Stienen (D66), De Bruijn-Wezeman (VVD) (ondervoorzitter), A.J.M. van Kesteren (PVV), Van Rooijen (50PLUS), Van Ballekom (VVD), Crone (PvdA),
Frentrop (FVD), Geerdink (VVD), Van Gurp (GL),Moonen (D66), Rosenmöller (GL), Vendrik (GL), De Vries (Fractie-Otten), Van der Burg (VVD), Van Pareren (Fractie-Nanninga), Berkhout (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Prast (PvdD)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35074-X.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.