35 074 Wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs, de Wet financiering sociale verzekeringen en enige andere wetten om de balans tussen vaste en flexibele arbeidsovereenkomsten te verbeteren (Wet arbeidsmarkt in balans)

Nr. 24 AMENDEMENT VAN HET LID GIJS VAN DIJK

Ontvangen 29 januari 2019

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

Artikel I, onderdeel F, zesde onderdeel, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «worden twee leden» vervangen door «wordt een lid».

2. Het voorgestelde vijftiende lid vervalt.

Toelichting

Dit amendement regelt dat afspraken voor de vervanging van een leerkracht wegens ziekte door invalkrachten in het basisonderwijs en speciaal onderwijs op het terrein blijven liggen van sectorale partijen in het primair onderwijs. Het wetsvoorstel voorziet erin om het primair onderwijs volledig uit te zonderen van de ketenbepaling indien een invalkracht nodig is ter vervanging van een zieke docent. Dit betekent dat tijdelijke invalkrachten bij ziekte onbeperkt tijdelijk kunnen worden ingezet. Tevens wordt in de memorie van toelichting expliciet aangegeven dat hiermee een uitzondering van de ketenbepaling niet afhankelijk te laten zijn van cao-onderhandelingen.

Een van de oorzaken van het nog altijd groeiende lerarentekort in het primair onderwijs, is het imagoprobleem. Potentiele leerkrachten (jong en oud) zijn vanwege de relatief lage lonen, hoge werkdruk en status van het beroep huiverig om te kiezen voor het leraarschap in het primair onderwijs. Toekomstige docenten zijn op zoek naar zekerheid en daarbij hoort een contract waar je op kunt bouwen. De mogelijkheid om invallers onbeperkt in te kunnen zetten indien er sprake is van ziektevervanging, geeft niet de gewenste zekerheid.

De indiener erkent dat vervanging bij ziekte in het primair onderwijs specifieke maatregelen behoeft, maar een regeling, die niet is afgestemd met sectorale sociale partners, is onwenselijk. Bovendien is, naar tevredenheid van sociale partners, in de cao primair onderwijs (artikel 3.1 lid 5) het mogelijk gemaakt dat tijdelijke arbeidscontracten wegens ziektevervanging mogen worden aangeboden gedurende maximaal 36 maanden. Dit is al zeer ruim, want binnen drie jaar moet een werkgever een docent toch zekerheid op vast werk kunnen geven. De voorgestelde verruiming om, in de wet, onbeperkt invalkrachten in te kunnen zetten zonder enig uitzicht op een zeker contract is zeer vergaand. Tevens wordt het hiermee voor sectorale sociale partners lastiger om gewenste maatwerkafspraken te maken.

Tevens geeft de Raad van State in haar reactie op de Wet Arbeidsmarkt in Balans aan dat de toelichting niet duidelijk maakt waarom soortgelijke problematiek zich in andere sectoren niet voor kan doen en waarom er dus een gedetailleerde regeling voor een sector in het Burgerlijk Wetboek wordt gemaakt. Daarnaast stelt de Raad van State waarom de inzet van andere instrumenten, zoals oproepovereenkomsten, de problematiek in het primair onderwijs niet kunnen verlichten.

Deze specifieke uitzondering voor het primair- en speciaal onderwijs is volgens de indiener overbodig en onwenselijk. Met deze uitzondering wordt het werkelijke probleem, het lerarentekort, niet opgelost.

Gijs van Dijk

Naar boven