Artikel I, onderdeel F, zesde onderdeel, wordt als volgt gewijzigd:
Dit amendement regelt dat afspraken voor de vervanging van een leerkracht wegens ziekte
door invalkrachten in het basisonderwijs en speciaal onderwijs op het terrein blijven
liggen van sectorale partijen in het primair onderwijs. Het wetsvoorstel voorziet
erin om het primair onderwijs volledig uit te zonderen van de ketenbepaling indien
een invalkracht nodig is ter vervanging van een zieke docent. Dit betekent dat tijdelijke
invalkrachten bij ziekte onbeperkt tijdelijk kunnen worden ingezet. Tevens wordt in
de memorie van toelichting expliciet aangegeven dat hiermee een uitzondering van de
ketenbepaling niet afhankelijk te laten zijn van cao-onderhandelingen.
Een van de oorzaken van het nog altijd groeiende lerarentekort in het primair onderwijs,
is het imagoprobleem. Potentiele leerkrachten (jong en oud) zijn vanwege de relatief
lage lonen, hoge werkdruk en status van het beroep huiverig om te kiezen voor het
leraarschap in het primair onderwijs. Toekomstige docenten zijn op zoek naar zekerheid
en daarbij hoort een contract waar je op kunt bouwen. De mogelijkheid om invallers
onbeperkt in te kunnen zetten indien er sprake is van ziektevervanging, geeft niet
de gewenste zekerheid.
De indiener erkent dat vervanging bij ziekte in het primair onderwijs specifieke maatregelen
behoeft, maar een regeling, die niet is afgestemd met sectorale sociale partners,
is onwenselijk. Bovendien is, naar tevredenheid van sociale partners, in de cao primair
onderwijs (artikel 3.1 lid 5) het mogelijk gemaakt dat tijdelijke arbeidscontracten
wegens ziektevervanging mogen worden aangeboden gedurende maximaal 36 maanden. Dit
is al zeer ruim, want binnen drie jaar moet een werkgever een docent toch zekerheid
op vast werk kunnen geven. De voorgestelde verruiming om, in de wet, onbeperkt invalkrachten
in te kunnen zetten zonder enig uitzicht op een zeker contract is zeer vergaand. Tevens
wordt het hiermee voor sectorale sociale partners lastiger om gewenste maatwerkafspraken
te maken.
Tevens geeft de Raad van State in haar reactie op de Wet Arbeidsmarkt in Balans aan
dat de toelichting niet duidelijk maakt waarom soortgelijke problematiek zich in andere
sectoren niet voor kan doen en waarom er dus een gedetailleerde regeling voor een
sector in het Burgerlijk Wetboek wordt gemaakt. Daarnaast stelt de Raad van State
waarom de inzet van andere instrumenten, zoals oproepovereenkomsten, de problematiek
in het primair onderwijs niet kunnen verlichten.
Deze specifieke uitzondering voor het primair- en speciaal onderwijs is volgens de
indiener overbodig en onwenselijk. Met deze uitzondering wordt het werkelijke probleem,
het lerarentekort, niet opgelost.