35 070 Wijziging van de Participatiewet, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Jeugdwet in verband met het centraliseren van tolkvoorzieningen ten behoeve van de ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en de deelname aan het maatschappelijk verkeer van personen met een auditieve beperking, van de luisterlijnen voor volwassenen en jeugdigen en van het vertrouwenswerk jeugd (Wet centraliseren tolkvoorzieningen auditief beperkten leef- en werkdomein, luisterlijnen en vertrouwenswerk jeugd)

Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 29 januari 2019

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I, onderdeel B, vervalt in artikel 10g, eerste lid, de komma na «Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen».

B

In artikel II, onderdeel A, wordt «Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, als bedoeld» vervangen door «Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen als bedoeld».

C

Aan artikel II, onderdeel B wordt het voorgestelde artikel voorzien van een opschrift, luidende: Artikel 2.2.4.

D

In artikel II, onderdeel C, worden de artikelen 3a.1 en 3a.2 vernummerd tot 3a.1.1 en 3a.1.2 en worden de artikelen 3a.3 en 3a.4 vernummerd tot 3a.2.1 en 3a.2.2.

E

Het in artikel II, onderdeel C, opgenomen artikel 3a.1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt als volgt te luiden:

1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen heeft tot taak personen met een auditieve beperking door middel van het bekostigen van tolkvoorzieningen te ondersteunen bij het deelnemen aan het maatschappelijke verkeer, mits deze personen ingezetenen van Nederland zijn of vreemdelingen behorende tot een categorie die daaraan bij algemene maatregel van bestuur is gelijkgesteld.

2. In het tweede lid wordt na «voor die personen» ingevoegd «, gemeenten».

F

In de in artikel II, onderdeel C, opgenomen artikelen 3a.2.1, eerste lid, en 3a.2.2, en in artikel IV, eerste en tweede lid, wordt «3a.1» telkens vervangen door «3a.1.1».

G

Na artikel 3a.2.2 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 3. Bekostiging voorzieningen

Artikel 3a.3.1

1. De kosten die worden gemaakt voor het bekostigen van tolkvoorzieningen, bedoeld in artikel 3a.1.1, eerste lid, komen ten laste van het Rijk.

2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de uitvoering van dit artikel.

H

In de in artikel III, onderdeel A, voorgestelde omschrijving van «vertrouwenspersoon» wordt na «het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling,» ingevoegd «die onafhankelijk is van het college, de jeugdhulpaanbieder, de gecertificeerde instelling of het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling waarmee de jeugdige, zijn ouders of zijn pleegouders te maken hebben, ».

I

In het in artikel III, onderdeel B, opgenomen artikel 1a.1, onderdeel b, vervalt «onafhankelijke».

J

In artikel VII, tweede en derde lid, wordt «3a.2» telkens vervangen door «3a.1.2».

Toelichting

Onderdelen A en B

Deze wijzigingen strekken er louter toe een overbodige komma na «Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen» te schrappen.

Onderdelen C en E

De onderdelen C en E bevatten herstel van omissies en, wat betreft het eerste onderdeel van onderdeel E, een louter redactionele wijziging.

Onderdelen D, F en J

Met deze wijzigingen wordt de nummering van de nieuwe artikelen meer in lijn gemaakt met de nummering van de overige artikelen van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

Onderdeel G

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) heeft voor de uitoefening van de voorgestelde taak van het bekostigen van de tolkvoorzieningen van het leefdomein op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 financiering nodig. Deze financiering bestaat enerzijds uit een Rijksbijdrage op grond van artikel 45 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voor de uitvoeringskosten van het UWV zelf (personeel en organisatie) en anderzijds uit een bijdrage van het Rijk voor het bekostigen van de tolkvoorzieningen (hoofdzakelijk voor het uitbetalen van de vergoedingen van de tolken). Deze laatste financiële stoom behoeft nog een expliciete bepaling. Bij ministeriële regeling is het mogelijk om aanvullende regels te stellen over de uitvoering van dit artikel. Te denken valt aan soortgelijke regels zoals gesteld over de Rijkbijdragen in de Regeling Wfsv (bijv. hoogte en rekening-courantverhouding). De verantwoording van de gelden zal overeenkomstig de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen plaatsvinden.

Onderdelen H en I

Aan de begripsomschrijving van «vertrouwenspersoon» wordt toegevoegd dat het moet gaan om een persoon die onafhankelijk is van het college, de jeugdhulpaanbieder(s), de gecertificeerde instelling en het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling waarmee de jeugdige of zijn (pleeg)ouders te maken hebben. Voor door de Minister van VWS te financieren vertrouwenspersonen was dit al geregeld in het voorgestelde artikel 1a.1, onderdeel b, van de Jeugdwet. Jeugdigen en hun (pleeg)ouders kunnen echter ook kiezen voor een niet door de Minister van VWS gefinancierde vertrouwenspersoon. Ook die dient onafhankelijk te zijn. Dit wordt nu geregeld door de eis van onafhankelijkheid op te nemen in de begripsomschrijving van «vertrouwenspersoon» in plaats van in het voorgestelde artikel 1a.1, onderdeel b, van de Jeugdwet.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

Naar boven