35 049 Voorstel van wet van de leden Raemakers en Van Meenen tot wijziging van de Wet kinderopvang teneinde te bevorderen dat ouders kunnen kiezen tussen kindercentra die wel of niet kinderen toelaten die niet deelnemen aan het rijksvaccinatieprogramma

V BRIEF VAN HET TWEEDE KAMERLID VAN MEENEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 november 2021

Hierbij vragen wij uw aandacht voor de behandeling van het wetsvoorstel van onderstaande leden van de Tweede Kamer tot wijziging van de Wet kinderopvang teneinde te bevorderen dat ouders kunnen kiezen tussen kindercentra die wel of niet kinderen toelaten die niet deelnemen aan het rijksvaccinatieprogramma (35 049). Op 12 oktober 2021 heeft uw Kamer en de initiatiefnemers de brief ontvangen van Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport houdende voor het wetsvoorstel relevante informatie afkomstig van het RIVM. Het RIVM gaat nader in op de eventuele relatie tussen het wetsvoorstel en het zogenaamde clusterrisico.

Het wetsvoorstel heeft primair als doel om invulling te geven aan het recht van ouders om geïnformeerde keuzes kunnen maken rond de gezondheid van hun kind, in het bijzonder bij de keuze van een kindercentrum. Het secundaire doel van het wetsvoorstel is het bevorderen van de volksgezondheid. De initiatiefnemers willen benadrukken dat de bescherming daarvan niet iets is dat met één enkele wet of maatregel beschermd en bevorderd kan worden. Het gaat om een complex van maatregelen die ieder een – soms kleine, maar wel relevante – bijdrage leveren. De informatie van het RIVM biedt een relevante toevoeging om de inzichtelijkheid van het wetsvoorstel te verbeteren.

Het RIVM ziet geen groter clusterrisico bij kinderdagverblijven als dit wetsvoorstel inwerking treedt. Dit heeft te maken met het feit dat er op kinderdagverblijven veel kinderen zijn die (nog) niet gevaccineerd (kunnen) zijn. Veel kinderen zijn nog te jong voor hun eerste vaccinatie op 14 maanden, maar zijn niet meer beschermd door de maternale immuniteit die tijdens de zwangerschap op het kind is overgedragen. Daarbij moeten nog de kinderen opgeteld worden die wel zijn gevaccineerd maar bij wie het vaccin na één dosis onvoldoende is aangeslagen.1 De groepsbescherming is dus door de leeftijdsverdeling op een kinderdagverblijf altijd beperkt en staat in zoverre los van dit wetsvoorstel.

Het risico op besmetting op een kinderdagverblijf wordt vooral gevormd door de kans dat mazelen binnenkomt. En dit risico is gekoppeld aan de vaccinatiegraad die er op landelijk, regionaal of lokaal niveau is. Als de vaccinatiegraad achterblijft en het virus in gemeenschappen snel rondgaat zal dit de kans op introductie in een kinderdagverblijf vergroten. Het is van belang om de vaccinatiegraad dus buiten het kinderdagverblijf zo groot als mogelijk te krijgen. Voornamelijk vanwege mazelen omdat mazelen een R-getal heeft van 18: elke mazelenpatiënt kan 18 anderen besmetten. Het risico op besmetting wegens een lage landelijke, regionale of lokale vaccinatiegraad vergroot dus de introductie van het virus in een kinderdagverblijf, waar de vaccinatiegraad, voornamelijk door de leeftijd, laag is.

Het RIVM geeft aan dat op wetenschappelijke gronden niet valt in te schatten of en in welke mate de algemene vaccinatiegraad beïnvloed zal worden door de mogelijkheid om niet-gevaccineerde kinderen te weigeren op kindercentra. Met andere woorden, het is onduidelijk of de vaccinatiegraad dankzij dit wetsvoorstel gaat stijgen of juist dalen, al dan niet in bepaalde gebieden. Het is echter de verwachting van de initiatiefnemers dat de voorgestelde wet een positief effect heeft op de vaccinatiegraad ten opzichte van de huidige situatie. Ouders worden extra aangemoedigd om hun kinderen te laten vaccineren door deze wet. Er zullen meer kinderdagverblijven ontstaan die een toelatingsbeleid voeren waar in beginsel alleen gevaccineerde kinderen worden opgenomen en dat bijhouden. Een aantal ouders zal na gesprek met het kinderdagverblijf alsnog kiezen om deel te nemen aan het Rijksvaccinatieprogramma. Hierdoor zal de vaccinatiegraad in de regio waarschijnlijk toenemen. Dat is ook in het voordeel van niet-gevaccineerde kinderen en hun ouders. Zij profiteren van de groepsimmuniteit die daardoor (sneller) kan worden bereikt. Bij een stijging van de landelijke, regionale en lokale vaccinatiegraad zal de kans op uitbraken, bijvoorbeeld in een kinderdagverblijf, ook dalen. Kortom, volgens het RIVM wordt het clusterrisico niet vergroot bij inwerkingtreding van voorliggend wetsvoorstel. Voorts achten initiatiefnemers, alhoewel het RIVM hier geen sluitend antwoord op kan geven op wetenschappelijke gronden, de kans dat het wetsvoorstel een positieve invloed heeft op de landelijke, regionale en lokale vaccinatiegraad, groter dan de kans dat het een negatieve invloed hierop heeft.

Van Meenen


X Noot
1

Klinkenberg e.a., «Geen wetenschappelijke ondergrens voor verplicht vaccineren», NTvtG 2020;164:D4556, p. 4.

Naar boven