35 049 Voorstel van wet van de leden Raemakers en Van Meenen tot wijziging van de Wet kinderopvang teneinde te bevorderen dat ouders kunnen kiezen tussen kindercentra die wel of niet kinderen toelaten die niet deelnemen aan het rijksvaccinatieprogramma

R BRIEF VAN DE TWEEDE KAMERLEDEN RAEMAKERS EN VAN MEENEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 juni 2021

Hierbij vragen wij uw aandacht voor de behandeling van het wetsvoorstel van onderstaande leden van de Tweede Kamer tot wijziging van de Wet kinderopvang teneinde te bevorderen dat ouders kunnen kiezen tussen kindercentra die wel of niet kinderen toelaten die niet deelnemen aan het rijksvaccinatieprogramma (35 049).

Dit wetsvoorstel staat geagendeerd voor de plenaire vergadering van de Eerste Kamer op 29 juni a.s.

We hebben daarover heden een brief gezonden aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Een afschrift van deze brief treft u hierbij aan.

Naar aanleiding van deze brief verzoeken wij uw Kamer om de behandeling van het vorengenoemde wetsvoorstel aan te houden.

Raemakers Van Meenen

BRIEF VAN DE TWEEDE KAMERLEDEN RAEMAKERS EN VAN MEENEN

Aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Den Haag, 21 juni 2021

Hierbij vragen wij uw aandacht voor de behandeling van het wetsvoorstel van onderstaande leden van de Tweede Kamer tot wijziging van de Wet kinderopvang teneinde te bevorderen dat ouders kunnen kiezen tussen kindercentra die wel of niet kinderen toelaten die niet deelnemen aan het rijksvaccinatieprogramma (35 049).

Dit wetsvoorstel staat geagendeerd voor de plenaire vergadering van de Eerste Kamer op 29 juni a.s.

We hebben kennisgenomen van het standpunt van het kabinet dat de in het kader van de proportionaliteitstoets noodzakelijk belangenafweging nog onvoldoende inzichtelijk zou zijn gemaakt. Dat heeft ons ertoe gebracht na te gaan op welke punten die inzichtelijkheid nog zou kunnen worden verbeterd. Daarbij denken wij aan het zogenaamde clusterrisico. Weliswaar hebben wij daaraan in onze nadere memorie uitvoerig aandacht geschonken, maar het kabinet is daar in zijn rol van adviseur van de Eerste Kamer (nog) niet inhoudelijk op ingegaan. Wij willen niet treden in de overwegingen die het kabinet daartoe hebben geleid, maar willen als initiatiefnemers wel graag een beroep kunnen doen op de deskundigheid van het RIVM. Daarom verzoeken wij u aan het RIVM te vragen om een rapport uit te brengen over de eventuele relatie tussen het wetsvoorstel en het vorenbedoelde clusterrisico.

Daarbij krijgen wij graag antwoord op de volgende vragen:

  • Wat is het risico op verheffingen van infectieziekten bij kinderen in gebieden waar kindercentra, volgens verschillende scenario’s van implementatie, de toegang beperken voor ongevaccineerde kinderen?

  • Welke kinderen lopen deze risico’s op infectie bij implementatie van de toegangsbeperking voor ongevaccineerde kinderen en wat is de verwachting voor het vóórkomen van deze infecties bij volwassenen?

  • Wat is de invloed van verschillende niveaus van groepsimmuniteit hierbij?

  • Is er voor bovenstaande vragen verschil tussen de verschillende infectieziekten waarin het rijksvaccinatieprogramma voorziet?

Wij stellen het op prijs als u deze vragen aan het RIVM wilt voorleggen en het rapport daarover aan ons wilt doen toekomen.

In afwachting van de bevindingen van het RIVM hebben wij heden, met een verwijzing naar deze brief, aan de Voorzitter van de Eerste Kamer verzocht om de behandeling van het vorengenoemde wetsvoorstel aan te houden.

Raemakers Van Meenen

Naar boven