35 049 Voorstel van wet van het lid Van Meenen tot wijziging van de Wet kinderopvang teneinde te bevorderen dat ouders kunnen kiezen tussen kindercentra die wel of niet kinderen toelaten die niet deelnemen aan het Rijksvaccinatieprogramma

A GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

18 februari 2020

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in het belang van de keuzevrijheid van ouders wenselijk is om de Wet kinderopvang zodanig te wijzigen dat het voor ouders kenbaar kan zijn wat het beleid van kindercentra is met betrekking tot het al dan niet toelaten van kinderen die niet deelnemen aan het Rijksvaccinatieprogramma;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Na artikel 1.49 van de Wet kinderopvang wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1.49a

  • 1. De houder van een kindercentrum kan bepalen dat uitsluitend of nagenoeg uitsluitend personeel in enigerlei vorm in dienst wordt genomen en kinderen worden toegelaten die aantoonbaar deelnemen aan het vaccinatieprogramma, genoemd in artikel 6b, eerste lid, van de Wet publieke gezondheid, voor zover medische redenen daaraan niet aantoonbaar in de weg staan.

  • 2. Indien de houder van een kindercentrum het eerste lid toepast, doet hij daarvan, onder vermelding van de ingangsdatum, schriftelijk mededeling aan het college. Het college draagt zorg voor de verwerking van de mededeling in het landelijk register kinderopvang.

  • 3. Voor zover handelen overeenkomstig het eerste lid het maken van indirect onderscheid op grond van godsdienst of levensovertuiging met zich meebrengt is dat gerechtvaardigd in de zin van artikel 2, eerste lid, van de Algemene wet gelijke behandeling.

ARTIKEL IA

Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zendt binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges, en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Naar boven