35 034 Maatschappelijke diensttijd

Nr. 3 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 maart 2019

Op 17 september jl. zijn de eerste proeftuinen maatschappelijke diensttijd gestart. En inmiddels zijn er ook al de eerste jongeren die hun maatschappelijke diensttijd hebben afgerond. Jongeren die om verschillende redenen de uitdaging van een diensttijd zijn aangegaan en die er allemaal iets anders uithalen. Zoals Revellinho, Sophie, Bradley en Jesaja. In de tekstkaders in deze brief geef ik een beeld wat de diensttijd door jongeren met totaal verschillende achtergronden betekent. Uitgebreidere portretten zijn als mini-magazine1 bij deze brief gevoegd2. De veelzijdigheid van deze verhalen laat zien dat er niet één vorm van diensttijd is die voor alle jongeren passend is. Een succesvolle maatschappelijke diensttijd houdt rekening met deze veelzijdigheid en speelt hier op in. Om te ontdekken hoe dat het beste kan heb ik bewust gekozen voor een aanpak van onderop en in nauwe samenwerking met iedereen, zeker ook jongeren, die met de diensttijd te maken heeft. Deze aanpak heeft goede resultaten opgeleverd. Er zijn succesvolle concepten ontwikkeld voor jongeren op school, voor jongeren met een afstand tot de arbeidsmarkt en voor jongeren in een kwetsbare positie. Door steeds met elkaar te werken op basis van de cyclus van vormgeven, uitvoeren, leren en bijstellen is een groeiend netwerk rond de maatschappelijke diensttijd ontstaan. Ik geloof in de kracht van deze aanpak en ben heel blij om te zien dat ook alle partners veel waarde hechten aan onze manier van samenwerken.

Inleiding

Zoals toegezegd aan uw Kamer3 stuur ik u met deze brief de eerste resultaten van de proeftuinen. De tussenrapportage4 geeft een eerste indruk van de beweegredenen van de jongeren die vanaf de start meedoen met de maatschappelijke diensttijd5. Daarnaast stuur ik u ook het motivatieonderzoek onder jongeren die nog niet deelnemen aan de diensttijd. Dit onderzoek brengt in kaart welke factoren de houding van jongeren ten opzichte van de diensttijd bepalen en hoe jongeren hierin verschillen. De onderzoeken leveren onder meer inzicht in de belangrijkste motivaties van jongeren en de grootste uitdagingen voor organisaties. Elementen waar ik met de partners goed naar wil kijken bij het verder ontwikkelen en uitvoeren van de maatschappelijke diensttijd.

In het tweede deel van de brief ga ik in op het proces richting het eerste ontwerp en op de belangrijkste elementen hiervan. Het ontwerp markeert de overgang van de experimentele fase naar de officiële start van de maatschappelijke diensttijd. Hiervoor breiden we de basis die we met elkaar hebben ontwikkeld verder uit, waarbij ook de uitvoering in het teken zal staan van dezelfde continue cyclus van vormgeven, uitvoeren, leren en bijstellen. Om specifieke doelgroepen te bereiken, om nieuwe sectoren te laten participeren en om in te blijven spelen op actuele ontwikkelingen in de samenleving. Dit ontwerp is in de zomer gereed. Ik zal uw Kamer dan ook verder informeren.

Maatschappelijke diensttijd als opstap naar een betere toekomst

Zoals voor Revellinho, een jongen met een volledige Wajong-uitkering die via een zorgorganisatie met de maatschappelijke diensttijd in aanraking kwam. Door goede begeleiding, het gemotiveerd volgen van trainingen en workshops en het actief meedoen tijdens groepsavonden, kreeg Revellinho nieuw perspectief. Niet alleen deed hij mee met het organiseren van allerlei verschillende evenementen nieuwe vaardigheden op, ook merkte hij dat zijn zelfvertrouwen en overtuigingskracht groeiden. Tijdens de diensttijd stond voor Revellinho opeens centraal wat hij wél kan. De organisatie ziet veel potentieel in hem en kijkt zelfs, samen met zijn jobcoach, of een stap naar betaald werk haalbaar is. Revellinho is nog altijd actief bij het diensttijdprogramma, omdat hij er belangrijke sociale contacten opdoet. En inmiddels heeft hij zelfs een voorbeeldrol voor andere jongeren die net starten in het programma.

Voor Revellinho is de diensttijd het eerste belangrijke opstapje naar weer mee kunnen doen.

Er is in dit eerste jaar veel gebeurd: we hebben vele jongeren gesproken en hen in elke fase van het proces een bepalende stem gegeven. We hebben met maatschappelijke organisaties en met het bedrijfsleven verkend wat er aan kansen en uitdagingen liggen als het gaat om een diensttijd die voor iedereen betekenisvol is. We hebben in kaart gebracht hoe de diensttijd kan aansluiten op alles wat gemeenten en provincies al doen op het terrein van jongeren, participatie en maatschappelijke ondersteuning. En zoals de bijlage6 bij deze brief laat zien, zijn er 75 initiatieven verspreid over het hele land die met ons willen onderzoeken wat de do’s & dont’s van de maatschappelijke diensttijd zijn. Onderdeel van de aanpak is dat we in korte stappen werken en steeds snel resultaten en inzichten delen. Niet om alles daarna in beton te gieten, maar om steeds meer mensen mee te nemen en te laten participeren in een diensttijd in ontwikkeling.

Eerste resultaten

Uit het onderzoek tot nu toe blijkt dat de jongeren die deelnemen aan de diensttijd veelal jong zijn (gemiddeld 18 jaar), relatief vaak een migratieachtergrond hebben en relatief vaak een vmbo of mbo opleidingsniveau hebben. Wat ook opvalt is dat het aandeel jongeren dat al ervaring had met vrijwilligerswerk lager ligt dan het gemiddelde in Nederland. Dat betekent dat de maatschappelijke diensttijd «nieuwe» groepen jongeren aan zich weet te binden.

Kijkend naar de achtergrond van de deelnemers bereiken de proeftuinen een redelijk brede afspiegeling van de jongeren in Nederland. Dit is positief in het licht van de zorg, die ook door uw Kamer is geuit, dat de diensttijd vooral jongeren zou interesseren die ook zonder maatschappelijke diensttijd een succesvolle professionele en maatschappelijke carrière zullen maken. Voor mij is de brede toegankelijkheid van de diensttijd een absolute voorwaarde. Ik ben daarom vooral met specifieke groepen jongeren in gesprek hoe de diensttijd ook voor hen aantrekkelijk en toegankelijk kan zijn. En ik ben blij om te zien dat de grote diversiteit in proeftuinen ook leidt tot een brede deelname onder jongeren. Deelname door jongeren als Revellinho bevestigt het beeld dat brede toegankelijkheid haalbaar is, zij het dat dit het nodige maatwerk en specifieke begeleiding vergt. Ik zet deze ontwikkeling door en geef daarmee invulling aan de moties die hierover door uw Kamer zijn ingediend.7

Het aantal deelnemers laat een sterk groeiende lijn zien. In oktober, één maand na de start van de proeftuinen, waren ruim 120 jongeren actief. De bijgevoegde infographic van december 20188 laat zien dat er zo’n 1.200 jongeren zijn geworven waarvan er 950 ook concreet aan hun diensttijd zijn begonnen. Half februari is dat aantal opgelopen tot meer dan 3.600 geworven jongeren, waarvan er ruim 1.900 zijn gestart met hun diensttijd. In hun plannen gaven de projectleiders van deproeftuinen aan dat zij na een looptijd van 18 maanden (maart 2020) opgeteld ongeveer 14.000 jongeren geworven willen hebben. De onderzoekers zien het aantal deelnemers sterk stijgen. Toch is het zaak te blijven investeren in werving, zodat steeds meer jongeren meedoen. Dat doen we door het uitwisselen van kennis tussen proeftuinen en door proeftuinen die achterlopen ondersteuning te bieden in de vorm van handreikingen en goede voorbeelden over de werving van jongeren. Ook de start van de 34 proeftuinen uit de tweede ronde draagt bij aan een groter aantal deelnemers. In aanvulling op de 41 proeftuinen uit eerste ronde verwachten deze proeftuinen zo’n 5.700 jongeren te bereiken. Het gaat hierbij met name om het bereiken en laten deelnemen van specifieke groepen jongeren, zoals jongeren met een tussenjaar, en het verbreden van het aantal sectoren waar jongeren actief kunnen zijn. Op het vlak van brede werving houden we een stevige ambitie, zeker gezien het feit dat volgens het motivatieonderzoek het landelijk potentieel aan deelnemers met 1,5 miljoen jongeren groot is.

Maatschappelijke diensttijd als kans om iets voor een ander te doen

Zoals voor Sophie, 23 en net afgestudeerd als sociaal wetenschapper. Na veel tijd achter de boeken ging ze bewust op zoek naar een plek om «echte ervaringen op te doen, om uit haar bubbel te stappen en om nieuwe plekken en mensen te leren kennen». Sophie had al van de maatschappelijke diensttijd gehoord en onderzocht welke organisaties hieraan meedoen. Het werd een diensttijd bij een vrijwilligersnetwerk voor jongeren. Hier nam Sophie het initiatief om de bestaande vrijwilligersgroepen van de organisatie uit te breiden met studenten en om meer impact te hebben onder de vele doelgroepen van het netwerk: dak- en thuislozen, nieuwkomers en statushouders, kinderen, ouderen, gehandicapten, drugsverslaafden en mensen in de geestelijke gezondheidszorg. Vijf maanden en meer dan 150 uur inzet verder kijkt ze tevreden terug op deze ervaring. Wat voor haar belangrijk was, was dat ze veel verantwoordelijkheid en vrijheid kreeg, ze zich meteen onderdeel van de organisatie voelde en ze veel waardering kreeg voor de dingen die zij deed. Ze kreeg de kans om zich voor anderen in te zetten en nieuwe dingen te leren. En: de samenwerking beviel wederzijds zo goed dat ze er een baan aan over heeft gehouden.

Voor Sophie is de maatschappelijke diensttijd vooral een kans om iets te kunnen betekenen voor een ander.

Motivatie om deel te nemen

De onderzoeksresultaten laten zien dat de motivatie voor jongeren om mee te doen nadrukkelijk twee componenten bevat: zowel persoonlijke ontwikkeling als iets betekenen voor een ander. Naast het opdoen van vaardigheden, het ontdekken waar je goed in bent of het leren kennen van nieuwe mensen, willen jongeren – los van leeftijd of opleidingsniveau – maatschappelijk impact hebben. Dit beeld zag ik ook bevestigd in bijvoorbeeld de dialoogsessie die we tussen jongeren en het bedrijfsleven organiseerden. Jongeren waarderen het enorm dat er ruimte is om nieuwe dingen te leren, maar niet zonder een maatschappelijke component. Zingeving speelt voor de jongeren een grote rol. De combinatie van persoonlijke ontwikkeling en maatschappelijke impact vormt dan ook de belangrijkste rode draad in de ontwikkeling van de maatschappelijke diensttijd.

Los van de inhoudelijke drijfveer laat de tussenrapportage zien dat het voor deelnemende jongeren ook van belang is dat ze plezier beleven aan hun diensttijd. Het sociale aspect raakt direct aan de intrinsieke motivatie om mee te doen. Onderdeel zijn van een groep, iets kunnen leren van mensen die je anders niet zou ontmoeten of samen met vrienden iets kunnen doen, staat voor de meeste deelnemende jongeren op één. Direct gevolgd door goede begeleiding. Dit geldt voor alle jongeren, dus ook hier maakt opleidingsniveau niet uit. Wat wel opvalt is dat met name begeleiding door jongerencoaches heel positief uitpakt. Dit aspect komt ook terug in het motivatieonderzoek onder jongeren die nog niet deelnemen. Goede begeleiding is één van de twee belangrijkste randvoorwaarden in de overweging om mee te doen. Net als de mate waarin de diensttijd aansluit bij de eigen interesses. Jongeren zijn duidelijk op zoek naar een uitdaging die in het verlengde ligt van wat hen drijft en interesseert.

Minder eenduidig is wat jongeren zeggen over beloning. Deelnemende jongeren hechten sterk aan zichtbare aandacht en erkenning voor wat zij hebben gedaan.

Een financiële beloning als vergoeding scoort onder deze groep opvallend laag. Uit de focusgroepen onder niet deelnemende jongeren komt een heel ander beeld. Bij hen scoort een financiële beloning juist het hoogst. Niet als belangrijkste motivatie om deel te willen nemen, maar wel als belangrijke randvoorwaarde om deel te kunnen nemen. Hierbij zouden verschillen in achtergrond van de jongeren een rol kunnen spelen. Denk bijvoorbeeld aan jongeren die moeten bijdragen aan het gezinsinkomen. Het ontvangen van een certificaat komt in alle onderzoeken daarentegen wel terug als vorm van beloning die jongeren waardevol vinden.

Maatschappelijke diensttijd als kans om te ontwikkelen

Zoals voor Bradley, een leerling op het voortgezet speciaal onderwijs. Via een MDT-programma op school werd hij uitgedaagd om zijn talenten meer te ontwikkelen, leerde hij nieuwe vaardigheden en ging hij op stage. Hij koos voor deze vorm van diensttijd omdat het op school kon en hij tegelijkertijd een veel duidelijker beeld van zijn toekomst en mogelijkheden kreeg. Bradley ontwikkelde zich via de diensttijd op een andere manier dan op de beschermde manier waarop hij dat op het speciaal onderwijs gewend was. Door de grotere uitdaging kreeg hij veel meer zelfvertrouwen en solliciteerde hij zelfs naar een baan.

Voor Bradley is de diensttijd een manier om volwaardiger mee te kunnen doen in de samenleving en op de arbeidsmarkt. Door zichzelf te ontplooien is hij in staat iets voor een ander te doen.

De eerste resultaten laten verrassende uitkomsten en positieve rode draden zien. Tegelijkertijd is het nodig om deze nader onder de loep te nemen, zeker waar het gaat om het goed inspelen op verschillen in de achtergrond van jongeren. En er zijn zaken die beter kunnen. In de opbouw van organisaties rond de proeftuinen gaan soms dingen mis, zoals het stellen van de juiste verwachtingen bij jongeren wat zij precies kunnen verwachten en het opzetten van netwerken voor het werven en het goed begeleiden van de jongeren. Van deze ervaringen kunnen en moeten we leren. Daarnaast zijn veel organisaties waardevolle nieuwe samenwerkingen aangegaan. Meestal gericht op een partnerschap dat de duur van de pilot overstijgt. Toch geven veel organisaties aan dat het duurzaam inrichten van hun initiatief lastig is en zij onvoldoende financiële zelfstandigheid ontwikkelen. Ook op dit punt moeten organisaties nog stappen zetten. Tot slot zijn ook aspecten als het opschalen van de werving buiten het bestaande netwerk, het aantrekkelijk maken van de diensttijd naast een studie of een (parttime) baan voor de iets oudere doelgroep (18+) en het beter benutten van bestaande infrastructuren, zoals binnen gemeenten, van belang om de diensttijd breed toegankelijk te maken.

Eerste ontwerp

Om de officiële start van de maatschappelijke diensttijd te markeren is een eerste ontwerp nodig, dat wordt gebaseerd op de inzichten uit verkenningen, focusgroepen, werkbijeenkomsten en de onderzoeksresultaten tot nu toe. Deze inzichten geven een beeld van behoeften, werkzame elementen en uitdagingen waar met de inrichting van de diensttijd rekening mee moet worden gehouden. Het eerste ontwerp moet een invulling geven aan de persoonlijke ontwikkeling én aan de maatschappelijke impact van de jongere. Persoonlijke ontwikkeling bestaat uit het ontdekken en het ontwikkelen van talenten en uit het ontmoeten van andere mensen. Maatschappelijke impact kan verschillende vormen hebben, afhankelijk van de jongere om wie het gaat. Voor het eerste ontwerp houden we de volgende definitie aan; maatschappelijke impact is dat jongeren:

  • 1. iets doen voor een ander,

  • 2. iets doen voor de samenleving,

  • 3. zelf eerst een stap verder komen in (weer) meedoen met de samenleving om vervolgens ook iets voor een ander te kunnen betekenen.

Maatschappelijke impact kan dus zowel individueel gericht zijn als ten goede komen aan het grotere geheel. En hoewel de laatste omschrijving om een ogenschijnlijk kleine maatschappelijke impact gaat, is deze vorm van impact een randvoorwaarde voor een daadwerkelijk inclusieve diensttijd. Want waar vele jongeren in staat zijn en de ruimte hebben om iets te doen voor een ander, is dat voor een deel van de jongeren niet vanzelfsprekend. In de proeftuinen zie ik bijzonder waardevolle initiatieven die jongeren met een beperking of dak- en thuisloze jongeren weer perspectief geven op meedoen in de samenleving. Door hun actieve ontmoetingen met andere mensen ontstaat persoonlijke groei. En door het delen van hun verhaal en het inzetten van hun ervaringen hebben zij op hun beurt impact op anderen. Ook dat kan ons als samenleving sterker maken.

Daarnaast bouwen we verder aan het groeiende netwerk van jongeren en organisaties. Met het eerste ontwerp versterken we wat werkt en verbinden we de opgebouwde expertise rond de werving, begeleiding en waardering van de jongeren. Uit het onderzoek blijkt dat er door de maatschappelijke diensttijd veel nieuwe samenwerkingen en netwerken ontstaan. Dat is van belang om zoveel en zo divers mogelijk jongeren te werven. We zien dat gemeenten en bedrijven nu al betrokken zijn bij initiatieven uit de proeftuinenrondes. Zo leveren bedrijven bijdragen in de vorm van trainingen, workshops, sponsoring, logistiek, coaching en het faciliteren van certificaten en MDT-plekken. Met de nieuwe concepten voor gemeenten en het bedrijfsleven vergroten we het netwerk verder. Hiervoor ben ik met 23 gemeenten concreet in gesprek hoe we vanaf oktober – naar analogie van de Belgische samenlevingsdienst – de diensttijd lokaal zo kunnen inrichten dat we hier dezelfde goede resultaten boeken op uitstroom naar werk en opleiding en op sociale cohesie. En ook vanuit het bedrijfsleven is interesse om samen met jongeren een goed diensttijdconcept te ontwikkelen. Hiermee geef ik ook invulling aan de toezegging om het bedrijfsleven bij de diensttijd te betrekken.9

De komende tijd werken we de werkzame elementen verder uit, en toetsen dit bij jongeren, bedrijven, maatschappelijke organisaties en medeoverheden. Zoals tijdens het «MDT-festival» op 29 maart. Daarnaast werken we aan de praktische randvoorwaarden om de diensttijd mogelijk te maken, zoals een digitale verzamelplaats om jongeren en activiteiten van organisaties te matchen. Om jongeren die geïnteresseerd zijn in de maatschappelijke diensttijd op weg te helpen, ontwikkelen we een website.

Maatschappelijke diensttijd als bron voor nieuwe ontmoetingen

Zoals voor Jesaja, een havo 3 leerling. Jesaja werd overgehaald door vrienden om mee te doen met de maatschappelijke diensttijd. Voor hem een manier om nieuwe dingen te ontdekken en te oriënteren op zijn toekomst na school. Jesaja wilde in elk geval graag zijn passie voor zingen inzetten. Samen met zijn vrienden kwam hij terecht bij een woonzorgcentrum voor ouderen. Niet omdat hij koos voor ouderen, maar zijn interesse in zang bracht hem hier om een zanggroep te begeleiden. Hier ontdekte Jesaja dat hij goed met ouderen kan opschieten en dat zijn verlegenheid bij hen weg valt. Ook brengt de komst van deze leerlingen een nieuwe dynamiek. Waar het vaste personeel naar de bewoners kijkt als ouderen die zorg nodig hebben, kijken de jongeren naar hen als mensen die verhalen hebben. Dit zorgt voor nieuwe interactie en voor ervaringen die voor iedereen waardevol zijn: voor de leerlingen, voor de ouderen en voor het personeel.

Voor Jesaja is de diensttijd een manier om in contact met nieuwe mensen te komen en via hen tot nieuwe inzichten te komen.

Met het versterken van de expertise en netwerken die rond de diensttijd zijn opgebouwd, gaan we een volgende fase in. De uitvoering en doorontwikkeling zullen echter een cyclisch proces blijven, met als perspectief om de maatschappelijke diensttijd nog in deze kabinetsperiode duurzaam te verankeren in de samenleving. Hiervoor vorm ik een brede alliantie met jongeren, bedrijven, maatschappelijke organisaties, private fondsen en medeoverheden.

Zoals gezegd informeer ik uw Kamer na het zomerreces over het eerste ontwerp. In het najaar hoop ik hierover met uw Kamer het gesprek te voeren, zodat we, na de huidige experimentfase, in januari 2020 de diensttijd kunnen invoeren. De partners met wie ik de maatschappelijke diensttijd ontwikkel hebben aangegeven graag met uw Kamer in gesprek te gaan over de manier waarop de diensttijd vorm krijgt. We willen de woordvoerders van de verschillende fracties daarom uitnodigen voor een gezamenlijk werkbezoek naar één van de maatschappelijke diensttijd initiatieven en aansluitend voor een rondetafelgesprek op locatie.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis


X Noot
1

Digitale versie van het magazine: https://issuu.com/mdt2/docs/mdt_mini-magazine?e=0

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

Algemeen Overleg Maatschappelijke diensttijd d.d. 14 juni 2018.

X Noot
4

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
5

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
6

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
7

Moties van het lid Westerveld c.s. (Kamerstuk 34 775 XVI, nr. 136) en het lid Diertens (Kamerstuk 34 775 XVI, nr. 138).

X Noot
8

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
9

Toezegging aan het lid El Yassini tijdens het Algemeen Overleg maatschappelijke diensttijd van 14 juni 2018, Kamerstuk 34 775 XVI, nr. 144.

Naar boven