35 030 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Invorderingswet 1990 in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2016/1164 van de Raad van 12 juli 2016 tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken welke rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt (PbEU 2016, L 234/26) (Wet implementatie eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking)

A GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

15 november 2018

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Invorderingswet 1990 aan te passen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/1164 van de Raad van 12 juli 2016 tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken welke rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt (PbEU 2016, L 234/26);

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 13 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 19. In afwijking van het negende lid is de deelnemingsvrijstelling van toepassing op voordelen uit hoofde van een beleggingsdeelneming voor zover die voordelen rechtstreeks samenhangen met op grond van artikel 13ab in aanmerking genomen voordelen uit hoofde van een gecontroleerd lichaam.

B

Aan artikel 13a wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. In afwijking van het eerste lid wordt een waardeverandering van het belang in een lichaam niet in aanmerking genomen voor zover die waardeverandering rechtstreeks samenhangt met voordelen die uit hoofde van artikel 13ab bij het bepalen van de winst van de belastingplichtige in aanmerking zijn genomen of in mindering kunnen worden gebracht op grond van het zevende lid van dat artikel.

C

Na artikel 13aa wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 13ab

  • 1. Bij het bepalen van de winst worden in aanmerking genomen de voordelen uit hoofde van een gecontroleerd lichaam naar tijdsgelang en naar rato van het belang dat de belastingplichtige in dat gecontroleerde lichaam heeft. De voordelen uit hoofde van een gecontroleerd lichaam zijn de in een jaar door dat lichaam genoten besmette voordelen, zijnde:

    • a. rente of andere voordelen uit financiële activa;

    • b. royalty’s of andere voordelen uit immateriële activa;

    • c. dividenden en voordelen uit de vervreemding van aandelen;

    • d. voordelen uit financiëleleasingactiviteiten;

    • e. voordelen uit verzekeringsactiviteiten, bankactiviteiten of andere financiële activiteiten; of

    • f. voordelen uit weinig of geen economische waarde toevoegende factureringsactiviteiten bestaande uit verkoopvoordelen of dienstenvoordelen behaald met goederen of diensten, gekocht van of verkocht aan de belastingplichtige of een aan hem gelieerd lichaam of gelieerde natuurlijk persoon;

    verminderd met de met die voordelen verband houdende kosten.

  • 2. Het eerste lid vindt slechts toepassing voor zover het saldo van de in een jaar door een gecontroleerd lichaam genoten besmette voordelen positief is en voor zover dat saldo voor het einde van dat jaar niet is uitgekeerd door dat lichaam.

  • 3. Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder een gecontroleerd lichaam verstaan: een lichaam waarin de belastingplichtige al dan niet tezamen met een aan hem gelieerd lichaam of gelieerde natuurlijk persoon een belang heeft:

    • a. van meer dan 50% van de aandelen in het nominaal gestorte kapitaal;

    • b. dat meer dan 50% van de statutaire stemrechten vertegenwoordigt; of

    • c. dat recht geeft op meer dan 50% van de winst;

    mits dat lichaam in een bij ministeriële regeling aangewezen staat is gevestigd volgens de fiscale of andere regelgeving van die staat, waarbij die aangewezen staat:

    • d. op 1 oktober van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarin het jaar, bedoeld in het eerste lid, aanvangt lichamen niet of naar een tarief van minder dan 9% onderwerpt aan een belasting naar de winst; of

    • e. is opgenomen in een in het kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarin het jaar, bedoeld in het eerste lid, aanvangt geldende EU-lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden;

    tenzij dat lichaam volgens de fiscale regelgeving van een andere staat dan een aangewezen staat aldaar als inwoner is onderworpen aan een belasting naar de winst.

  • 4. In afwijking van het derde lid is geen sprake van een gecontroleerd lichaam:

    • a. indien de door het gecontroleerde lichaam genoten voordelen doorgaans hoofdzakelijk bestaan uit andere voordelen dan besmette voordelen; of

    • b. indien het gecontroleerde lichaam een financiële onderneming is als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, van Richtlijn 2016/1164/EU van de Raad van 12 juli 2016 tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken welke rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt (PbEU 2016, L 234/26) en de door dat lichaam genoten besmette voordelen doorgaans hoofdzakelijk afkomstig zijn van anderen dan de belastingplichtige of een aan hem gelieerd lichaam of gelieerde natuurlijk persoon.

  • 5. Het eerste lid is niet van toepassing indien het gecontroleerde lichaam een wezenlijke economische activiteit uitoefent.

  • 6. Indien bij de belastingplichtige voordelen uit hoofde van een gecontroleerd lichaam in aanmerking worden genomen wordt ter verrekening van de op die voordelen drukkende winstbelasting de verschuldigde vennootschapsbelasting verminderd volgens artikel 23e.

  • 7. Voor zover het saldo van de door een gecontroleerd lichaam in een jaar genoten besmette voordelen negatief is en op grond van het tweede lid niet in aanmerking wordt genomen, wordt het positieve saldo van de besmette voordelen van dat lichaam van de zes volgende jaren vermeerderd met dat negatieve saldo, doch niet verder dan tot nihil. Het vermeerderen met negatieve saldi vindt plaats in de volgorde waarin deze zijn ontstaan en de positieve saldi zijn ontstaan.

  • 8. Voor de toepassing van dit artikel wordt als een aan de belastingplichtige gelieerd lichaam of gelieerde natuurlijk persoon aangemerkt:

    • a. een lichaam waarin de belastingplichtige een belang heeft;

    • b. een lichaam dat of een natuurlijk persoon die een belang heeft in de belastingplichtige.

  • 9. Indien een natuurlijk persoon of een lichaam een belang heeft in de belastingplichtige en in een of meer andere lichamen wordt voor de toepassing van dit artikel ieder van die lichamen aangemerkt als een aan de belastingplichtige gelieerd lichaam.

  • 10. Onder een belang als bedoeld in het achtste en negende lid wordt verstaan een belang dat:

    • a. ten minste 25% bedraagt van de aandelen in het nominaal gestorte kapitaal van het lichaam;

    • b. ten minste 25% vertegenwoordigt van de statutaire stemrechten in het lichaam; of

    • c. recht geeft op ten minste 25% van de winst van het lichaam.

  • 11. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld voor de bepaling van hetgeen onder een wezenlijke economische activiteit als bedoeld in het vijfde lid wordt verstaan.

D

Na artikel 15a wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

AFDELING 2.9A GENERIEKE RENTEAFTREKBEPERKING

Artikel 15b

  • 1. Bij het bepalen van de in een jaar genoten winst komt het saldo aan renten niet in aftrek voor zover dat meer bedraagt dan het hoogste van de volgende bedragen:

    • a. 30% van de gecorrigeerde winst;

    • b. € 1.000.000.

  • 2. Het saldo aan renten is het bedrag aan rentelasten ter zake van geldleningen verminderd met het bedrag aan rentebaten ter zake van geldleningen, welke rentelasten en rentebaten zonder toepassing van dit artikel in aanmerking worden genomen bij het bepalen van de in een jaar genoten winst. Het saldo aan renten bedraagt ten minste nihil.

  • 3. De gecorrigeerde winst, bedoeld in het eerste lid, is de winst zoals die zonder toepassing van het eerste lid wordt bepaald:

    • a. vermeerderd met het bedrag van de afschrijvingen op een bedrijfsmiddel van het jaar zoals dat zonder toepassing van het zevende lid wordt bepaald;

    • b. vermeerderd met het bedrag van de afwaarderingen tot lagere bedrijfswaarde van een bedrijfsmiddel van het jaar en verminderd met het bedrag van de terugnamen van afwaarderingen tot lagere bedrijfswaarde van een bedrijfsmiddel van het jaar; en

    • c. vermeerderd met het saldo aan renten van het jaar, met uitzondering van het in dat saldo begrepen bedrag aan renten ter zake van geldleningen als bedoeld in het zesde lid, onderdeel d;

    waarbij de gecorrigeerde winst ten minste op nihil wordt gesteld.

  • 4. Onder het saldo aan renten worden niet begrepen rentelasten ter zake van geldleningen en rentebaten ter zake van geldleningen voor zover die deel uitmaken van winst uit een andere staat als bedoeld in artikel 15e waarop de objectvrijstelling voor buitenlandse ondernemingswinsten van toepassing is.

  • 5. Voor zover in een jaar het saldo aan renten ingevolge het eerste lid niet in aftrek komt, wordt dat voortgewenteld naar het volgende jaar en komt dat in aftrek bij het bepalen van de winst van dat jaar, voor zover het saldo aan renten van dat jaar lager is dan het hoogste van de bedragen, bedoeld in het eerste lid. Het in aftrek brengen van saldi aan renten die ingevolge het eerste lid niet in aftrek zijn gekomen, geschiedt in de volgorde waarin die saldi zijn ontstaan. De inspecteur stelt het voort te wentelen saldo aan renten van een jaar vast bij voor bezwaar vatbare beschikking.

  • 6. Voor de toepassing van dit artikel:

    • a. wordt onder een geldlening verstaan: een vordering of schuld die voortvloeit uit een overeenkomst van geldlening of een daarmee vergelijkbare overeenkomst;

    • b. worden onder rentelasten ter zake van geldleningen mede begrepen: kosten ter zake van geldleningen en ter zake van rechtshandelingen die strekken tot het afdekken van renterisico’s of valutarisico’s ter zake van geldleningen;

    • c. worden onder rentelasten ter zake van geldleningen en rentebaten ter zake van geldleningen mede begrepen: valutaresultaten ter zake van geldleningen, alsmede resultaten ter zake van rechtshandelingen die strekken tot het afdekken van renterisico’s of valutarisico’s ter zake van geldleningen;

    • d. worden onder rentelasten ter zake van geldleningen mede begrepen: renten ter zake van geldleningen die vóór toepassing van het zevende lid als voortbrengingskosten van een activum worden geactiveerd, waarbij buiten beschouwing blijft dat die renten niet als zodanig in aanmerking worden genomen bij het bepalen van de in een jaar genoten winst.

  • 7. Voor zover een bedrag aan renten als bedoeld in het zesde lid, onderdeel d, meer bedraagt dan het hoogste van de bedragen, bedoeld in het eerste lid, worden die renten in afwijking van artikel 8 juncto artikel 3.25 en 3.29b van de Wet IB 2001, niet geactiveerd als voortbrengingskosten van het activum en komen die renten niet in aftrek bij het bepalen van de in een jaar genoten winst. Daarbij geldt dat indien het saldo aan renten in een jaar naast uit renten ter zake van geldleningen als bedoeld in het zesde lid, onderdeel d, bestaat uit overige rentelasten ter zake van geldleningen, die overige rentelasten in dat jaar bij voorrang niet in aftrek komen.

E

Aan artikel 15e worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 10. De objectvrijstelling voor buitenlandse ondernemingswinsten vindt geen toepassing op de aan een vaste inrichting toerekenbare besmette voordelen, bedoeld in artikel 13ab, eerste lid, indien die vaste inrichting is gelegen in een aangewezen staat als bedoeld in artikel 13ab, derde lid. De artikelen 13ab, tweede lid, vierde lid, onderdeel a, vijfde tot en met zevende lid en elfde lid, en 23e zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat daarbij voor gecontroleerd lichaam wordt gelezen: vaste inrichting.

  • 11. De winst die wordt behaald met de overdracht van een onderneming die, of een zelfstandig onderdeel van een onderneming dat, wordt gedreven met behulp van een vaste inrichting wordt verminderd met de met die winst rechtstreeks samenhangende besmette voordelen voor zover die voordelen reeds in aanmerking zijn genomen op grond van het tiende lid.

F

In het opschrift van hoofdstuk Va wordt «en verrekening bij buitenlandse ondernemingswinsten» vervangen door «, verrekening bij buitenlandse ondernemingswinsten en verrekening bij voordelen uit hoofde van een gecontroleerd lichaam».

G

In artikel 18, eerste lid, wordt «de artikelen 8b tot en met 15aj en artikel 15d» vervangen door «de artikelen 8b tot en met 15aj, artikel 15b en artikel 15d».

H

Aan hoofdstuk Va wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 23e

  • 1. De op de voet van hoofdstuk V berekende belasting wordt verminderd wegens de verrekening bij voordelen uit hoofde van een gecontroleerd lichaam als bedoeld in artikel 13ab.

  • 2. De vermindering wegens de verrekening bij voordelen uit hoofde van een gecontroleerd lichaam is het laagste van de volgende bedragen:

    • a. het door de belastingplichtige aan te tonen werkelijke bedrag aan winstbelasting dat ter zake van de in aanmerking genomen voordelen uit hoofde van een gecontroleerd lichaam door dat lichaam is betaald;

    • b. het bedrag dat tot de volgens hoofdstuk V berekende belasting in dezelfde verhouding staat als de voordelen, bedoeld in onderdeel a, staan tot het belastbare bedrag.

  • 3. De vermindering ingevolge dit artikel bedraagt ten hoogste het bedrag van de op de voet van hoofdstuk V berekende belasting, verminderd met de verminderingen volgens de regelen ter voorkoming van dubbele belasting, de deelnemingsverrekening en de verrekening bij buitenlandse ondernemingswinsten.

  • 4. Voor zover in een jaar het volgens het tweede of derde lid berekende bedrag niet leidt tot een vermindering van de volgens hoofdstuk V over dat jaar berekende belasting, wordt het overgebracht naar het volgende jaar en in dat jaar bij de berekening van de verrekening bij voordelen uit hoofde van een gecontroleerd lichaam in aanmerking genomen door het toe te voegen aan het bedrag van het tweede lid, onderdeel a. Deze overbrenging vindt alleen plaats indien het naar het volgende jaar over te brengen bedrag door de inspecteur is vastgesteld bij voor bezwaar vatbare beschikking.

  • 5. Indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat het volgens het vierde lid over te brengen bedrag te hoog is vastgesteld, kan de inspecteur de beschikking, bedoeld in het vierde lid, herzien bij voor bezwaar vatbare beschikking. Een feit dat de inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, kan geen grond voor herziening opleveren, behoudens in de gevallen waarin de belastingplichtige ter zake van dit feit te kwader trouw is. Artikel 16, tweede lid, aanhef en onderdeel c, derde lid en vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is van overeenkomstige toepassing.

I

In artikel 28c, zevende lid, wordt «zeventiende lid» vervangen door «zeventiende en negentiende lid».

ARTIKEL II

De Invorderingswet 1990 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 25a, eerste lid, eerste zin, wordt «vennootschapsbelasting of inkomstenbelasting» vervangen door «inkomstenbelasting» en wordt «vennootschapsbelasting, onderscheidenlijk inkomstenbelasting,» vervangen door «inkomstenbelasting».

B

Na artikel 25a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 25b

  • 1. Op verzoek van een belastingschuldige die is gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie wordt een belastingaanslag voor zover daarin is begrepen vennootschapsbelasting die betrekking heeft op voordelen ter zake van vermogensbestanddelen die bij de belastingschuldige bij het vaststellen van die belastingaanslag in aanmerking zijn genomen terwijl bij die belastingschuldige deze voordelen niet in aanmerking zouden zijn genomen ingeval deze ter zake van die vermogensbestanddelen voor de heffing van vennootschapsbelasting belastingplichtig in Nederland zou zijn gebleven onder bij ministeriële regeling te stellen regels in vijf gelijke jaarlijkse termijnen voldaan waarvan de eerste termijn één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet vervalt en elk van de volgende termijnen telkens een jaar later. De in de eerste zin bedoelde regels zien op de uitvoering van dit artikel, waaronder begrepen regels betreffende de administratieve verplichtingen.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een belastingschuldige die is gevestigd in een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, ingeval in relatie tot die staat een verdrag van kracht is dat, of een regeling is getroffen die, voorziet in wederzijdse bijstand inzake de invordering van belastingschulden die voortvloeien uit belastingen naar de winst.

  • 3. Indien de ontvanger aannemelijk maakt dat gegronde vrees bestaat dat de belastingschuld niet kan worden verhaald, stelt hij aan de toepassing van het eerste lid de voorwaarde dat voldoende zekerheid wordt gesteld.

  • 4. Het eerste lid is niet langer van toepassing:

    • a. ingeval de belastingschuldige niet meer is gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie of in een staat als bedoeld in het tweede lid;

    • b. ingeval niet meer wordt voldaan aan de bij de in het eerste lid bedoelde ministeriële regeling gestelde regels;

    • c. ingeval niet meer voldoende zekerheid als bedoeld in het derde lid is gesteld; of

    • d. voor zover de in het eerste lid bedoelde voordelen ter zake van vermogensbestanddelen bij de belastingschuldige in aanmerking zouden zijn genomen indien hij belastingplichtig in Nederland zou zijn geweest.

  • 5. Het in het eerste lid bedoelde verzoek wordt gedaan tegelijk met de aangifte waarin een voordeel als bedoeld in het eerste lid is opgenomen.

ARTIKEL IIA

Voor de toepassing van artikel 15b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969:

  • a. worden onder het saldo aan renten niet begrepen rentelasten en rentebaten ter zake van geldleningen die verband houden met de financiering van bij ministeriële regeling aan te wijzen op 25 oktober 2018 bestaande langlopende openbare-infrastructuurprojecten waarbij op basis van een geïntegreerd contract voor het ontwerp, de bouw, de financiering, het onderhoud of de exploitatie de overheid een periodieke vergoeding voor de beschikbaarheid is verschuldigd; en

  • b. worden de voordelen uit de projecten, bedoeld in onderdeel a, niet in aanmerking genomen bij de bepaling van de gecorrigeerde winst.

ARTIKEL III

  • 1. Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2019, met dien verstande dat:

    • a. artikel I voor het eerst toepassing vindt met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2019;

    • b. artikel II voor het eerst toepassing vindt met betrekking tot belastingschulden waarvoor op of na 1 januari 2019 uitstel van betaling is verleend.

  • 2. In afwijking van het eerste lid treedt artikel IIA in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, waarbij kan worden bepaald dat artikel IIA terugwerkt tot en met 1 januari 2019.

ARTIKEL IV

Deze wet wordt aangehaald als: Wet implementatie eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Financiën,

Naar boven