35 026 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2019)

Nr. 57 VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 16 november 2018

De vaste commissie voor Financiën heeft op 5 november 2018 overleg gevoerd met de heer Snel, Staatssecretaris van Financiën, over:

  • het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2019) (Kamerstuk 35 026);

  • het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2019) (Kamerstuk 35 027);

  • het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale vergroeningsmaatregelen 2019) (Kamerstuk 35 029);

  • het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de kansspelbelasting voor landgebonden weddenschappen op de sport (Wet aanpassing kansspelbelasting voor sportweddenschappen) (Kamerstuk 35 031);

  • het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet implementatie artikel 1 richtlijn elektronische handel) (Kamerstuk 35 032);

  • het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet modernisering kleineondernemersregeling) (Kamerstuk 35 033);

  • het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Invorderingswet 1990 in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2016/1164 van de Raad van 12 juli 2016 tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken welke rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt (PbEU 2016, L 234/26) (Wet implementatie eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking) (Kamerstuk 35 030).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Anne Mulder

De griffier van de commissie, Weeber

Voorzitter: Anne Mulder

Griffier: Freriks

Aanwezig zijn twaalf leden der Kamer, te weten: Bruins, Leijten, Lodders, Anne Mulder, Edgar Mulder, Nijboer, Omtzigt, Van Raan, Van Rooijen, Snels, Stoffer en Van Weyenberg,

en de heer Snel, Staatssecretaris van Financiën.

Aanvang 11.02 uur.

De voorzitter:

Ik open dit wetgevingsoverleg Belastingplan 2019 en ATAD 1. Ik heet de Staatssecretaris en zijn twee ambtenaren van harte welkom. Wij weten allemaal dat er nog heel veel ambtenaren dit debat elders volgen om ons van antwoorden te voorzien. Vandaag is de eerste termijn van de Kamer en vrijdag – u hoort het goed: vrijdag – is dan de termijn van het kabinet. Dan doen we volgende week twee dagen lang de plenaire afronding en donderdag volgen de stemmingen.

Mevrouw Leijten, ik ben nog helemaal niet uitgesproken, maar u stak uw vinger al op. Zegt u het maar.

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter, wij hebben bij de schriftelijke behandeling ook een paar vragen gesteld over zaken waarvan wij vinden dat ze prioriteit hebben. Daarvan heeft de Staatssecretaris gezegd dat hij die pas in januari 2019 gaat beantwoorden. Ik vind eerlijk gezegd dat dat niet kan. Dus ik wil graag vragen of die vragen vandaag of deze week nog beantwoord kunnen worden.

De voorzitter:

Die vraag bewaar ik even. De Staatssecretaris kan dan nadenken over het antwoord.

De volgorde van sprekers is in de volgorde van de zogeheten begrotingsbehandeling. Daarom ziet u ook de heer Van Rooijen op het einde zitten, want misschien komt nog een aantal leden. Spreektijden zijn er eigenlijk niet. Ik heb u indicatief iets doorgestuurd over de begroting, maar als ik zo kijk... We hebben tot zeven uur, als iedereen 20, 25 minuten zou spreken, dan zouden we op tijd klaar kunnen zijn. Maar ik zeg nogmaals dat dit richttijden zijn; we hebben geen spreektijden.

Op de interrupties zit ook geen maximum. Ik wil graag een debat, maar past u op voor herhalingen. Als u hetzelfde zegt op een andere toon is dat ook een herhaling. Dus dat helpt niet in het debat. Ik zeg dat op een moment dat de stemming nog rustig is. Ik weet wat er kan gebeuren in de hitte van het debat.

Ik wil ergens rond halfeen, kwart voor een schorsen voor drie kwartier lunchpauze. Hier en daar zal ik gedurende de middag ook nog even schorsen voor een ander type pauze. U mag zelf bedenken wat u dan gaat doen.

De vraag van mevrouw Leijten was een punt van orde. Misschien kan de Staatssecretaris iets daarover zeggen, als hij de vraag heeft gevolgd.

Staatssecretaris Snel:

Voorzitter. Wij gaan vooral even kijken welke vragen dat precies zijn. We hebben een clustering gemaakt van alle vragen die betrekking hadden op het Belastingplan en die we hebben beantwoord. Dat waren bijvoorbeeld ook vragen van de NOB die over andere onderwerpen gingen. Gezien de hoeveelheid vragen en de tijd die we hadden, hebben we daar inderdaad maar een keuze in gemaakt. Maar we gaan dat gewoon even na. Als er vragen zijn waarvan u het echt belangrijk vindt, gaan wij kijken of we die alsnog kunnen beantwoorden voor het tweede wetgevingsoverleg, van vrijdag. Maar ik weet uit mijn hoofd niet precies welke vragen dat zijn, dus misschien kunnen wij nog even met uw fractiemedewerker nagaan welke vragen dat waren. Dan weten wij welke het zijn, want dat weten we nu niet een-twee-drie.

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. Ik kom er in mijn spreektekst op terug, dan zal het ministerie meteen scherp weten waar het over gaat. Maar ik vind het ook procedureel niet kunnen. Wij steken veel tijd en moeite in het analyseren van de voorstellen van het kabinet, maar wij hebben zelf ook initiatief. Als je dan zegt: nou, daar geven we geen antwoord op, want dat is nu te druk voor ons... Wat mij betreft gaat het niet om de vragen van de NOB, maar over vragen van fracties in deze Kamer. Ik zou toch willen afspreken dat we dát voor de volgende keer in ieder geval anders doen.

De voorzitter:

Mevrouw Leijten komt daar straks in haar spreektijd nog op terug. Dan denk ik dat we nu van start kunnen gaan met het WGO. De heer Omtzigt nog.

De heer Omtzigt (CDA):

Nou, u noemde ATAD. Gaan we ATAD hierna apart doen?

De voorzitter:

Ja. We hebben afgesproken dat we eerst het Belastingplan doen. Dan sluiten we die eerste termijn af en doen we ATAD apart.

Goed, dan geef ik nu het woord als eerste aan de heer Mulder. Gaat uw gang.

De heer Edgar Mulder (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Even aansluitend op de opmerkingen van mevrouw Leijten over «het volgend jaar anders doen». Toen ik begon in deze commissie werd mij gezegd dat de behandeling van het Belastingplan of in ieder geval het debat daarover een van de belangrijkste debatten was in deze commissie. Dan is het toch wel droevig om te constateren dat voor het tweede jaar op rij de hele aanloop nogal onrustig is en ondoorzichtig. Nota's van wijziging, andere termijnen, moeten reageren op een verlaging van iets, op een voorgenomen verhoging die dan weer niet doorgaat. Erg onprettig en ook erg onoverzichtelijk, voor de mensen hier in de commissie al, laat staan voor de mensen thuis. Dus als we het hebben over volgend jaar iets anders doen, dan zou dat misschien ook een aandachtspunt kunnen zijn.

Voorzitter. De lastendruk voor de Nederlander is ongekend hoog. Zoals tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen al aangetoond werd, stijgt die door tot 39,2%. Ondanks een goed draaiende economie krijgt de gewone Nederlander het geld niet terug dat hij de afgelopen jaren heeft moeten inleveren om de EU en de bankencrisis te betalen. Dus ook dit jaar is er weer geen extra geld, want onder de streep is er dit jaar ook gewoon weer een lastenverzwaring.

Voorzitter. Wat je ook vindt van dit Belastingplan, feit is en blijft dat er ook nu niet gekozen wordt voor de gewone man. Die trekt wederom aan het kortste eind. Het CPB rekende ons al eerder voor dat de economie in de afgelopen vijftien jaar met 15% is gegroeid en ook de bedrijfswinsten zijn verdubbeld, maar het reëel besteedbare inkomen steeg nauwelijks. Onder andere via het Belastingplan zou je zo'n negatieve trend kunnen stoppen en zelfs omkeren. Via het Belastingplan zou je een begin kunnen maken met een eerlijke verdeling van het geld, maar niets van dat alles. Dat is niet alleen een gemiste kans, dat is schandalig. Rutte III maakt wel een hoop lawaai rondom een zogenaamde sociale vlaktaks. Maar dat is natuurlijk volslagen kul, want er is helemaal niks vlaks aan deze taks en hij is zeker ook niet sociaal. Hij is niet vlak omdat er effectief nog steeds meerdere schijven zijn, zelfs voor ouderen. En hij is niet sociaal omdat de burger er nauwelijks op vooruitgaat. De gewone werknemer, de gewone man krijgt helemaal niets. Pas vanaf € 100.000 of meer wordt het een beetje feest.

Voorzitter. Dan heb ik het natuurlijk over de beroemde schaal van Wopke, hét meetinstrument bij uitstek voor een oneerlijke inkomensverdeling. Volgens het Nibud gaat een gezin met twee kinderen waarbij de partners allebei werken en samen € 30.000 verdienen er € 8 per maand op achteruit. Maar indien het gezin 2 ton verdient, gaan ze er € 128 per maand op vooruit. Dat is een verschil van ruim € 1.600 per jaar in het nadeel van de gewone Nederlander. De schaal van Wopke slaat rood uit, donkerrood. De PVV wil graag van deze Staatssecretaris weten waarom hij de Minister niet anders heeft geadviseerd. Ik weiger eigenlijk te geloven dat deze Staatssecretaris het sociaal vindt, dat hij akkoord gaat met het feit dat veelverdieners netto meer overhouden dan ze deden voor de introductie van dit plan, terwijl de gewone man dus weinig tot niets krijgt. Graag een reactie.

Over verschillen gesproken. Tijdens zowel de Algemene Politieke Beschouwingen als de Financiële Beschouwingen werd er al geconstateerd dat deze coalitie, deze Staatssecretaris wel heel erg eenzijdig bezig was om de multinationals te spekken. Een deel van dit probleem zit toch in dit Belastingplan, want de multinationals krijgen wel een cadeau: een duidelijke verlaging van de vennootschapsbelasting. Het is toch wel belangrijk om hier even bij stil te staan. Zoals ik al zei, zijn de bedrijfswinsten verdubbeld. Het geld klotst over de plinten in de boardrooms. En wat doen we dan? Dan gaan we opnieuw belasting verlagen en ook nog ongevraagd en onnodig.

Als je daartegenover stelt wat de werknemer krijgt: krijgt hij dan een eerlijk deel? Nou ja, zoals net besproken gaan de lagere inkomens er sowieso niet op vooruit. Ook de gepensioneerden hebben een probleem. Dat hebben we onder andere vorige week gezien in het rapport van het Nibud over de koopkrachtontwikkeling. Maar Rutte III beweert toch echt dat werknemers erop vooruitgaan via dit nieuwe stelsel. Welke groepen zijn dat dan? De lage inkomens dus niet en de ouderen ook niet. Laten we dan de middeninkomens eens bekijken, de mensen tussen € 36.000 en € 68.000 per jaar. Misschien wil de Staatssecretaris met mij meerekenen. Er is een tariefsverlaging van 3,8%, want het was 40,85% en we gaan naar 37,05%. Maar klopt het dan, vraag ik de Staatssecretaris, dat doordat de arbeidskorting en de algemene heffingskorting versneld worden afgebouwd, de inkomens tussen € 36.000 en € 68.000 eigenlijk geen tariefsverlaging overhouden? Er zijn namelijk mensen die hiervoor doorgeleerd hebben. Die rekenen ons voor dat de beloofde belastingverlaging van 3,8% dan verdampt tot een armzalige 0,26%. Dit omdat door de inkomensafhankelijke afbouw het marginale tarief opeens bijna 49% zou bedragen. Kloppen deze berekeningen, Staatssecretaris? En als die kloppen, is dat dan eerlijk?

Daar komt nog bij natuurlijk dat dit hele verhaal nog versterkt wordt door het versneld afbouwen van de hypotheekrenteaftrek. Dat blijft eigenlijk toch ook wel ongemakkelijk. Hoezo een betrouwbare overheid? Mensen die ooit een keuze maakten met een belofte voor aftrek van 52%, moeten binnenkort rekenen met 37%. De spelregels veranderen tijdens de wedstrijd. Niet echt lekker, zeg maar. En natuurlijk gaat de btw ook nog omhoog. De afschaffing van de dividendbelasting heeft terecht heel veel aandacht gekregen, maar ook de btw-verhoging is onacceptabel en moet van tafel.

Zoals ik al zei, dit Belastingplan is een gemiste kans. De lasten gaan enorm omhoog en de burger moet gaan betalen, en dan ook voor een groener stelsel. Ja, wij gaan vergroenen. Als je dat dan weet, dan lees je het interview met deze Staatssecretaris in Het Financieele Dagblad toch met geheel andere ogen. Want het zal toch niet zo zijn dat de Nederlanders mogen bloeden voor al die onzinnige klimaatonzin, omdat deze Staatssecretaris opgegroeid is met ecologie, zoals ik las? Dat Jan Modaal straks niet meer op vakantie kan met het vliegtuig, omdat de vader van deze Staatssecretaris moerasplanteilandjes in de grachten van Amsterdam dumpte? Het was het Nederlands Dagblad, niet Het Financieele Dagblad? Oké, dank u, Staatssecretaris. Ja, u geeft zo veel interviews de laatste tijd. Die in NRC lees ik natuurlijk niet, maar deze is dus uit het Nederlands Dagblad.

Maar wel even serieus, naar aanleiding van dat interview, in welk dagblad het ook stond: de Staatssecretaris moet echt stoppen met het framen en het door elkaar heen gebruiken van de woorden «milieu» en «klimaat». Zeker als ik de interviews lees, denk ik dat hij meer dan slim genoeg is om te weten dat er een verschil is. Hij doet dat dus bewust. Dat kan echt niet. Het is wel heel slim natuurlijk, want de meeste mensen willen wel iets doen voor het milieu, en terecht, want iedereen wil een schoner milieu, maar dat is iets totaal anders dan die onzinnige klimaatonzin.

Dat laatste wordt ook wel duidelijk door het onderzoek van Natuur & Milieu, om nog maar eens een subsidiespons te noemen. Die hebben het bureau Motivaction laten onderzoeken hoeveel de Nederlander bereid is om maandelijks extra te betalen om klimaatverandering tegen te gaan. Slechts 9% wil meer dan € 40 betalen. 23% is bereid tussen wel € 1 en € 10 te gaan betalen. 30% wil gewoon helemaal niets betalen. Als zelfs uit een zeer gekleurd onderzoek van een subsidiespons blijkt dat Nederland niet wil betalen voor klimaatonzin, dan is dit Belastingplan een meer dan duidelijk bewijs van de enorme kloof tussen de zelfvoldane elite en de gewone man, die iedere maand maar moet zien hoe hij rondkomt. Deze Staatssecretaris is een soort omgekeerde Robin Hood, ondanks zijn geweldige jeugd. Hij neemt van de armen en geeft aan de rijken, want dat is wat er feitelijk gebeurt als je kijkt naar de effecten van zonnepanelen en Teslasubsidies. Het geld stroomt van arm naar rijk. Dan krijgen we straks ook nog onbetaalbare warmtepompen, een vliegtaks en gaat Rutte ook nog gasaansluitingen verbieden. Al die maatrelen rondom het gas, maken langzamerhand van een gewone energiefactuur die de mensen thuis krijgen, een ordinaire belastingbrief. Bedankt, Staatssecretaris.

Maar het toppunt is natuurlijk de fiscale promotie van elektrisch rijden. Ik vraag me af: hebben we dan helemaal niets geleerd van het debacle met hybride auto's? Gaan we opnieuw vele miljarden verbranden met de Tesla's van deze wereld? Al in 2016 waarschuwde de PVV bij de behandeling van het Belastingplan voor de absurd grote fiscale voordelen van elektrische auto's. Wij pleiten al jaren voor het gelijk behandelen van auto's. Wat zou het opleveren indien we het elektrisch rijden net zo zouden behandelen als de rest? Met hoeveel euro's kan de motorrijtuigenbelasting voor auto's dan omlaag?

Vraag twee aan de Staatssecretaris, voorzitter. Als we alle klimaatmaatregelen van hem bij elkaar zouden optellen, hoeveel millimeter zeestijging heeft de Staatssecretaris dan voorkomen met dit plan? Graag een antwoord met onderbouwing.

Voorzitter, als derde. Deze Staatssecretaris wil zogenaamde groene obligaties uit gaan geven. Dat is natuurlijk leuk en lekker voor proseccodrinkend Nederland, maar komen die obligaties dan ook te vallen onder de vrijstelling groen beleggen? Zo ja, hoeveel kost dat Nederland dan aan gederfde belastingen?

Dan de expatsubsidie of de 30%-regeling. Ik vind het echt onbegrijpelijk dat deze absurde multinationalsubsidie blijft bestaan. Niet alleen is al heel vaak aangetoond dat deze regeling niet effectief is, ze is vooral ook heel erg onrechtvaardig. De Nederlander moet gewoon 100% betalen, maar voor de buitenlander is 30% onbelast. Zoals de PVV als voorbeeld gaf bij de Algemene Financiële Beschouwingen: als in een straat de familie Jansen naast de familie Mbeki woont en hetzelfde soort werk doet, krijgt de familie Mbeki netto heel veel meer. Vroeger heette zoiets discriminatie.

Voorzitter. In 2016 waren er 225 buitenlanders die gemiddeld bijna 2,5 miljoen per jaar verdienden; niet samen maar zelf, gemiddeld. Via de expatregeling mochten ze per persoon ruim € 370.000 extra opstrijken. Waarom staat de Staatssecretaris dit toe? Waarom is dit sociaal? Durft hij dit te verdedigen? Ik wil het graag van hem horen.

Voorzitter. In het Belastingplan wordt voorgesteld om ook de fiscale aftrekbaarheid van het hoogste tarief van giften aan goede doelen per 2020 versneld af te bouwen. Maar die aftrekbaarheid maakt ook weer eens heel duidelijk hoe absurd het is om islamitische organisaties fiscaal voordeel te geven. We kennen natuurlijk de zaak van grootschalige oplichting met belastinggeld bij de Islamitische Universiteit Europa: in totaal 2.000 moslims die voor in totaal 8,5 miljoen fraudeerden. Dat is maar één instelling. Zou het daarom niet een goed idee zijn om giften, juist aan moskeeën, beter te controleren? Ook los van die fraude gaan islam en algemeen nut niet samen, nooit. Geen anbi-status dus. Nogmaals, het mag niet zo zijn dat Nederland de meest walgelijke organisaties fiscaal steunt.

Voorzitter. Aan al het goede komt een eind, dus nog slechts een paar vragen. In het voorstel tot wijziging van de Wet op de kansspelbelasting voor landgebonden weddenschappen op de sport – een hele mond vol – is sprake van het gelijktrekken van tarieven, op verzoek van Brussel. Klopt het dat die wijzigingen pas ingaan als het wetsvoorstel KOA in werking treedt en dat er dus voor geheel 2019 geen budgettaire gevolgen zijn? Als dat zo is, waarom is het dan niet nodig, ook gezien de verzoeken vanuit de sector zelf, om deze wijzingen ook pas te bespreken in 2019? Dan kunnen we dit voorstel uit het plan halen, zodat het goed en rustig besproken kan worden.

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

Dank. Dan geef ik het woord aan mevrouw Lodders.

Mevrouw Lodders (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Voor ons ligt een uitgebreid pakket aan wetsvoorstellen waarin we de voornemens van dit kabinet op het gebied van de belastingen gaan regelen. Belasting betalen is nooit leuk, maar wel noodzakelijk om te kunnen investeren in goede zorg, goede bereikbaarheid, veiligheid en onderwijs. Immers, de investeringen die wij doen in onze veiligheid, infrastuur of zorg, moeten betaald worden, zo ook de mensen die het werk doen: de onderwijzers, de politieagenten en de medewerkers in de zorg. De belastingen worden opgebracht door de mensen en de bedrijven. Het is zaak dat we daar netjes mee omgaan. Belastingontduiking en belastingontwijking passen hier niet bij. Om die aan te pakken ligt de Wet implementatie ATAD 1 bij ons voor. De woorden die ik daar in mijn tekst verder aan wil wijden, zal ik naar achter schuiven.

Voorzitter. Het gaat goed met Nederland. Na een aantal jaren van financiële tegenwind staat Nederland er beter voor. Veel mensen en ondernemers vragen zich af wanneer zij daar ook iets van gaan merken. Dat is terecht, want we hebben allemaal de broekriem moeten aanhalen de afgelopen jaren. Daarom is het zo belangrijk dat dit kabinet zich kan richten op het verlagen van de belastingen. Het gaat erom dat mensen nu zelf ook in hun portemonnee gaan voelen dat het beter gaat. Het gaat erom dat mensen, wanneer zij in januari op hun loonstrookje kijken, zien dat de belastingen omlaaggaan en dat ondernemers, wanneer zij aangifte doen, zien dat we ook hun tarieven gaan verlagen. Want zij, en niet wij, hebben de afgelopen jaren geknokt om ervoor te zorgen dat het beter gaat in Nederland.

Voorzitter. Dit kabinet doet drie belangrijke dingen: we verlagen de belastingen voor mensen, we verlagen de belastingen voor ondernemers en we investeren in onze publieke sector. Het gaat om investeringen in goede zorg, onderwijs, veiligheid en wegen. Dat is allemaal belangrijk, want als er banen bij komen, als mensen meer te besteden krijgen en als we onze publieke sector op orde hebben, kunnen we ervoor zorgen dat Nederland ook in de toekomst sterk staat. Natuurlijk zijn er nog een aantal vragen van mijn partij en zullen andere partijen ook hun vragen hebben, maar de conclusie is wel dat dit kabinet echt werk maakt van de verlaging van de belastingen. Daar is de VVD trots op.

Voorzitter. Ik wil in mijn inbreng stilstaan bij drie belangrijke kernpunten, namelijk de belastingverlaging voor burgers en bedrijven...

De voorzitter:

De heer Nijboer wil graag interrumperen.

De heer Nijboer (PvdA):

Ja, want ik dacht: wat is nou de term die past bij de grootse woorden over lastenverlichting voor mensen die het kabinet in de mond neemt? Mevrouw Lodders, de VVD begint daar ook mee. Ik zou zeggen: eerst het zoet en dan het zuur. Want de grootste operatie die het kabinet uitvoert, is het naar voren halen van heel veel van de lastenverlichting die de hypotheekrenteaftrekbeperking na deze kabinetsperiode zou opleveren en het daarna nog op het bord van mensen schuiven. Erkent mevrouw Lodders dat?

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik heb in mijn inleiding aangegeven – ik zal daar zo meteen ook op doorgaan – dat dit kabinet echt werk maakt van belastingverlichting. De lasten voor mensen worden met 5 miljard euro verlaagd. Een deel wordt naar voren gehaald, maar mensen kunnen beter nu iets aan de lastenverlichting hebben dan over 20 of 30 jaar. Dus dit kabinet zet wel degelijk in op lastenverlaging.

De heer Nijboer (PvdA):

Ja, in deze kabinetsperiode. Het CPB denkt daar overigens anders over. Dat zegt dat u dit jaar de belastingen ook voor mensen gewoon met 800 miljoen verhoogt. Maar als je kijkt naar de stukken van de Staatssecretaris zelf, van dit kabinet zelf, dan zie je dat het hele structurele effect van dit pakket – met de tweeschijventaks bijvoorbeeld; het is ook een beetje vestzak-broekzak, want de btw wordt verhoogd en de tarieven gaan dan weer naar beneden – ongeveer € 2 per persoon per jaar is. Het gaat om 38 miljoen of 36 miljoen in 2042. Dat is het effect van de grote woorden van de VVD over lastenverlichting. De PvdA is geen lastenverlichtingspartij, maar ik spreek u er in het debat wel op aan dat u grote woorden daaraan wijdt, maar dat het eigenlijk niks anders is dan wat schuiverij en vestzak-broekzakbeleid met de btw, wat er uiteindelijk niet toe leidt dat mensen er veel aan overhouden.

Mevrouw Lodders (VVD):

Ja, terecht, want de Partij van de Arbeid wil inderdaad helemaal geen lastenverlichting voor mensen. Laten we dat hier dus vaststellen. Ik kan alleen maar concluderen dat dit kabinet inzet op lastenverlichting. Het gaat om 5 miljard euro. Daarnaast investeren we in de publieke sector. Dat is volgens mij ook ontzettend belangrijk. Dat delen de Partij van de Arbeid en de VVD wel. Dat is wat ik hierop kan zeggen.

Mevrouw Leijten (SP):

Je kan het geld natuurlijk steken in het verlagen van de belastingen, maar je kan ook mensen tegemoetkomen in de hoge kosten die ze hebben, zoals de hoge huren, de zorgtoeslag, allerlei eigen bedragen. Zo kan je mensen ook zeker tegemoetkomen. Dat is veel meer gericht op mensen die bijvoorbeeld ziek zijn of die bijvoorbeeld een wat lager inkomen hebben en die daarom aangewezen zijn op een huurhuis. Ik wou er maar even op wijzen dat wij dat in ons voorstel Mensen boven multinationals zeker doen.

Daarom een vraag over de lastenverlichting. Er wordt gezegd dat de laagste inkomens er € 300 op vooruitgaan door het pakket, maar we weten tegelijkertijd ook dat iedereen € 300 extra gaat betalen vanwege de btw-verhoging. Waar gaan de laagste inkomens dan de stijging van de huur, van de zorgpremie en van de energierekening van betalen? En hoe gaan ze dan precies in uw systematiek erop vooruit?

Mevrouw Lodders (VVD):

We verlagen niet alleen de belastingen. Ik denk dat je naar het totaalplaatje zou moeten kijken. Dan zie je dat we ook de algemene heffingskorting aanpassen, dat we iets doen in de arbeidskorting en dat verschillende toeslagen worden verhoogd. Er worden dus wel degelijk maatregelen genomen in de categorieën waar mevrouw Leijten op doelt.

Mevrouw Leijten (SP):

U verlaagt inderdaad niet voor iedereen de belasting. U verhoogt de belasting voor de laagste inkomens en u compenseert die met kortingen. Zoals het CPB zegt, gaan de gewone gezinnen meer belasting betalen, maar worden zij via de kinderopvangtoeslag en andere kortingen nog enigszins gecompenseerd. Maar dat is natuurlijk geen antwoord op de vraag. Je ziet dat de hoogste inkomens een enorme belastingverlaging krijgen omdat er een gigantische overcompensatie plaatsvindt, bijvoorbeeld omdat ze minder hypotheekrente kunnen aftrekken, maar je ziet die overcompensatie niet voor de laagste inkomens. Ik vraag niet om een totaalplaatje, maar ik vraag gewoon naar die € 300 die de laagste inkomens er volgens de modellen van dit kabinet op vooruit zouden gaan, met die kortingen en met die toeslagen, terwijl die € 300 meteen uitgegeven wordt aan de extra btw. Waar moeten ze dan de rest van de stijging van de kosten van het gewone levensonderhoud van betalen?

Mevrouw Lodders (VVD):

Het CPB heeft aangetoond en berekend dat de mensen 1,5% erop vooruitgaan, dus dat lijkt me helder.

De heer Snels (GroenLinks):

Heel kort, voorzitter. Volgens mij is dit debat bedoeld om helderheid te krijgen over wat de plannen zijn en wat ze betekenen. Ik begrijp de inzet van mevrouw Lodders en haar verhaal dat lastenverlichting voor de VVD heel belangrijk is, maar het lijkt me goed om ook duidelijk te krijgen, ook voor de mensen die meekijken, dat volgens het Centraal Planbureau de beleidsmatige lasten – dus: wat is het beleid voor komend jaar – toch een lastenverzwaring van 800 miljoen betekenen. De heer Nijboer wees daar al op. Er zit altijd wat verschil tussen Financiën en het Centraal Planbureau, maar ook het Ministerie van Financiën zegt dat er per saldo een lastenverzwaring is van 100 miljoen komend jaar. Dat zou mevrouw Lodders toch moeten beamen.

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik ga nu in op de plannen voor deze kabinetsperiode. Ik vind dat we naar de hele kabinetsperiode moeten kijken. Dan kan ik niet anders dan concluderen dat de belastingen met 5 miljard worden verlaagd en dat er daarnaast een stevige investering in het publieke domein wordt gedaan.

De heer Snels (GroenLinks):

Ik snap uw politieke antwoord, maar dit gaat even over de feiten. De feiten zeggen dat met alles wat naar voren gehaald wordt en naar achteren geschoven wordt, met alle knoppen waaraan gedraaid wordt en met alle beleid dat in het verleden is ingezet en dat nu gevoerd wordt door dit kabinet, er per saldo per 2019 een lastenverzwaring voor huishoudens overblijft van 100 miljoen volgens Financiën en 800 miljoen volgens het Centraal Planbureau. Het is toch wel belangrijk om over deze conclusie helder te zijn naar de buitenwereld.

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik blijf bij het antwoord dat ik eerder heb gegeven. Ik kijk naar deze kabinetsperiode en ben er trots op dat we die 5 miljard aan belastingverlaging kunnen doorvoeren. Volgens mij wilde ook uw partij, zeg ik tegen mijn collega van GroenLinks, geen lastenverlichting.

Voorzitter, ik ga verder met mijn betoog. Ik was gebleven bij dat ik in mijn inbreng wil stilstaan bij de drie belangrijke kernpunten, namelijk bij de belastingverlaging voor de burgers en de bedrijven, bij het verbeteren van het vestigingsklimaat en nog even kort bij de staat van de Belastingdienst.

De belastingverlaging. De economie draait op volle toeren. Meer mensen vinden een baan en de overheidsfinanciën zijn op orde. De aanpak van de afgelopen jaren heeft ervoor gezorgd dat we er goed voor staan. De mensen moeten dit ook gaan voelen in de portemonnee. Het kabinet komt met een pakket aan maatregelen om de lasten te verlagen. Dit pakket kan op onze steun rekenen. Werken wordt lonender en mensen gaan dat dan ook zien. Naast deze maatregelen heeft het kabinet geld vrijgemaakt om te investeren in de politie, leraren en verplegers. Ook dit vinden mensen belangrijk. Voor het bedrijfsleven ligt er een mooi pakket aan maatregelen, waarbij de belastingen op winst flink verlaagd worden. Ik kom bij het vestigingsklimaat terug op de verschillende maatregelen voor het bedrijfsleven.

Voorzitter. Een van de belangrijke maatregelen die mensen raken is de invoering van het tweeschijvenstelsel in de inkomstenbelasting. Voor veel mensen is het huidige systeem ingewikkeld. Het kabinet kiest voor een vereenvoudiging met een basistarief en een toptarief, waar voor gepensioneerden dan nog een extra schijf bij komt. Ik spreek mijn hoop uit dat het voor mensen ook daadwerkelijk eenvoudiger wordt. Ik benoem in elk debat dat belasting betalen niet leuk is, of niet het allerleukste is, zeker niet als je ook nog hulp moet inroepen om je aangifte in te vullen. Het gros van de mensen valt in de nieuwe systematiek onder het basistarief van 37,05%, en voor het eerst sinds het bestaan van de inkomstenbelasting krijgen we een toptarief onder de 50%. Ik vraag de Staatssecretaris te reflecteren op de vereenvoudiging van het belastingstelsel. De Raad van State heeft daar ook een opmerking over gemaakt.

Voorzitter. De VVD, maar ook andere partijen, hebben al eerder aandacht gevraagd voor mensen met een alimentatieverplichting in relatie tot de grondslagverminderende posten. Kan de Staatssecretaris er nog een keer op ingaan hoe deze maatregel voor mensen uitpakt?

Voorzitter. Het kabinet doet een aantal vergroeningsvoorstellen. Zo wil het kabinet het gebruik van milieuvriendelijke taxi's stimuleren. Het doet dit door het afschaffen van de bpm-teruggaafregeling voor taxi's en openbaar vervoer. Deze maatregel lijkt heel oneerlijk uit te pakken voor mensen die van dit vervoer afhankelijk zijn. Dan denk ik met name aan mensen die vanwege een rolstoel afhankelijk zijn van een taxibus, of aan vrijwilligersprojecten, bijvoorbeeld als het gaat om sport, waar veel met kinderen gewerkt wordt, of aan doelgroepenvervoer. Ik heb een aantal vragen.

De voorzitter:

Maar eerst is er een interruptie van de heer Van Rooijen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Tenzij mevrouw Lodders daar nog nader op terugkomt, wilde ik haar toch twee vragen stellen over de lastenverlichting voor de burgers. De eerste gaat over de lastenverzwaring van 800 miljoen voor de burger die volgend jaar optreedt, aansluitend op wat collega Snels daar al over heeft gezegd. Ik heb daar in het debat met Minister Hoekstra uitvoerig over gedebatteerd. In de antwoorden zien we nu dat het volgens Financiën 0 of 100 miljoen is, maar ik ga toch maar uit van de cijfers van de MEV. Het is voor de burger overigens absurd dat het Planbureau zegt dat het 800 miljoen is, terwijl Financiën zegt dat het 0 of 100 miljoen is. Kunnen we volgend jaar eenduidige cijfers krijgen en de goede keuze maken?

Mijn vraag aan mevrouw Lodders is de volgende. Ze spreekt over lastenverlichting, maar in antwoord op vragen die wij hebben gesteld, blijkt dat er op vier onderdelen een enorme nivellering plaatsvindt, in totaal voor 3,6 miljard. Ik heb het hier voor me. Het gaat om de afbouw arbeidskorting, beperken aftrektarief voor eigen woning en de overige aftrekposten, en bevriezing van het beginpunt van de hoogste tariefschijf. Dat gaat bij elkaar om 3,6 miljard. Dit kabinet, de VVD voorop, heeft het over lastenverlichting voor burgers – die treedt overigens niet op, want per saldo is het een stijging van 800 miljoen – maar als je naar de verdeling kijkt, dan zie je dat de middengroepen van de VVD een enorme opdonder krijgen van 3,6 miljard, die bestaat uit deze vier posten, die extreem nivellerend zijn. Ik zou graag van mevrouw Lodders willen horen hoe zij dat, nog los van het verkiezingsprogramma, zou kunnen verdedigen.

Mevrouw Lodders (VVD):

De vraag om eenduidige cijfers, waarmee de heer Van Rooijen zijn inleiding begon, kan ik natuurlijk alleen maar ondersteunen. Ik denk dat het altijd goed is als cijfers maar op één manier te interpreteren zijn. De tweede vraag is een herhaling van zetten. Ik ben daar al op ingegaan. Dit kabinet kiest voor een belastingverlaging van 5 miljard euro in deze kabinetsperiode. Ik vind dat je naar het pakket aan maatregelen moet kijken. Je kan inzoomen op iedere individuele maatregel. Dan kan ik er ook wel een aantal vinden die misschien negatief uitpakken. Maar het gaat om het totaalpakket aan maatregelen. Daar hebben de mensen ook mee te maken.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Dat heb ik allemaal gehoord, en dat hoor ik nu voor de tweede keer, maar u gaat niet in op de vraag die ik stel. Mijn vraag is hoe de VVD kan verdedigen dat dat pakket, waar allerlei verlichtingen in zitten, per saldo zo uitpakt dat de groep tussen de € 35.000 en € 70.000 – dat zijn niet de hoge inkomens; dat is maximaal tweemaal modaal, dus nog maar net de middengroepen – voor 3,6 miljard specifiek aan vier lastenverzwaringen wordt blootgesteld. Hoe kunt u dat verdedigen? Als u het generiek doet, gelijk verdeeld over alle groepen, dan kan ik me dat voorstellen. Maar als de VVD met een nivellering van 3,6 miljard nu de mensen met een bruto inkomen tussen € 35.000 en € 70.000 pakt, hoe kan mevrouw Lodders dat dan verdedigen?

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik blijf bij mijn eerder gegeven antwoord. Ik kijk naar het totaalpakket aan maatregelen. Dit kabinet zet in deze kabinetsperiode in op een belastingverlaging. Ik ga niet in op alle individuele maatregelen, maar ik kijk naar het totaalpakket waar mensen mee te maken hebben.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Laat ik er één uit pakken, namelijk de eerste. De afbouw van arbeidskorting leidt tot een nivellering van 1,5 miljard. Ogenschijnlijk is er voor de inkomens tussen de € 35.000 en € 70.000 een tariefverlaging. Als je de afbouw van de arbeidskorting daar bijtelt, betekent dit voor die groep dat de lastenverlichting totaal wordt weggenivelleerd doordat er 1,5 miljard wordt weggepakt bij mensen met een inkomen tussen € 35.000 en € 70.000. Die mensen denken dus dat ze een lager tarief krijgen, maar ze worden via de achterdeur van de afbouw van de arbeidskorting enorm teruggepakt, waardoor ze er per saldo niet op vooruitgaan.

Mevrouw Lodders (VVD):

Het CPB heeft berekend dat de mensen er 1,5% op vooruitgaan. Het is misschien interessant als de Staatssecretaris zijn licht laat schijnen over deze heel specifieke vraag. Mij gaat het om het totaalpakket aan maatregelen.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Van Rooijen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ja, maar ik vraag u om een antwoord. We krijgen vrijdag nog een tweede ronde en spreken hier zeker ook nog plenair over. U kunt van mij verwachten dat ik er dan op terugkom. Bereidt u zich dan beter voor om dit aan uw eigen kiezers uit te leggen.

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik kan heel goed uitleggen dat dit kabinet inzet op een lastenverlichting en daarnaast op een forse investering in het publieke domein.

Ik heb een aantal vragen aan de Staatssecretaris over het stimuleren van milieuvriendelijke taxi's. Is de Staatssecretaris bereid om met zijn collega van VWS in kaart te brengen wat de gevolgen zijn van deze maatregelen voor mensen die vanwege hun beperking afhankelijk zijn van dit vervoer en wat de gevolgen zijn voor de vrijwilligersprojecten en het doelgroepenvervoer? Zou het mogelijk zijn om onderscheid te maken op basis van het type vervoer of het type auto? Als dat niet kan, wil ik graag weten wat de overwegingen zijn. Wat kan de Staatssecretaris wel doen om deze groep tegemoet te komen?

Een ander punt waar ik enkele vragen over wil stellen, is de stimulering van de volledig elektrische auto. Per 1 januari 2019 wordt er een cap geïntroduceerd op de bijtelling van elektrische auto's. Voor een auto tot € 50.000 bedraagt deze 4%, daarboven 22%. Dit komt uit het energieakkoord van 2013 – meen ik – waarin aangenomen is dat er vanaf 2020 voldoende elektrische auto's beschikbaar zouden zijn met een bereikbaarheidsrange van meer dan 200 kilometer. Die beschikbaarheid van voldoende auto's is natuurlijk nodig voor een volwassen markt. Kan de Staatssecretaris aangeven of er inmiddels voldoende typen auto's beschikbaar zijn met de range die nodig is, met name voor de zakelijke rijders? Zijn er met de voorgestelde maatregel gedragseffecten te verwachten? Zo ja, welke?

Kan de Staatssecretaris ingaan op deze maatregel met betrekking tot de tweedehandsmarkt? Wat gebeurt er met de zakelijke auto's die bijvoorbeeld na 60 maanden op de markt komen? Zijn deze aantrekkelijk voor de tweedehandsmarkt of gaan we straks een export zien van deze auto's die eerst flink gesubsidieerd zijn en daarna de grens over gaan? Aan dat laatste denk ik gezien de antwoorden van afgelopen week op de vragen van de heer Omtzigt en nog een collega. Ik zie daarin een tegenbeweging. Het aantal youngtimers in Nederland neemt toe en ook de import. Kan de Staatssecretaris dit bevestigen? Welke maatregelen gaat hij treffen om te voorkomen dat importauto's uit bijvoorbeeld uit Duitsland, waar de diesel steeds meer geweerd wordt, in Nederland aantrekkelijke auto's worden en de gesubsidieerde auto uit Nederland de grens over verdwijnt?

Voorzitter. De mensen zullen met dit Belastingplan een aantal maatregelen zien die betrekking hebben op de energierekening. Zo wordt het gebruik van gas duurder en de elektriciteit goedkoper. De korting die mensen op de energierekening krijgen wordt met € 51 verlaagd. De opbrengst van deze laatste maatregel is gebruikt om de inkomstenbelasting te verlagen. Het is naar de mening van mijn fractie effectiever om de inkomstenbelasting te verlagen, dus deze maatregel kan op onze steun rekenen.

De verlaging van de hypotheekrenteaftrek wordt versneld en dat was niet de makkelijkste maatregel voor de VVD, zeg ik. Kan de Staatssecretaris nog eens uitleggen hoe woningbezitters zelfs met de beperking van de hypotheekrenteaftrek profiteren van deze belastingplannen?

Voorzitter. Nu ik het over de eigen woning heb, is dat een mooi bruggetje naar mijn volgende punt. Als je zonnepanelen koopt om je energierekening te verlagen, is het zuur als je vervolgens meer belasting moet gaan betalen. Dan wordt je gestraft voor goed gedrag. Dat wil de VVD niet. Goed gedrag – of liever gezegd: goede initiatieven – moet je belonen. Daarom zou ik willen vragen om zonnepanelen als roerend goed aan te merken. Dan tellen ze niet mee bij de vaststelling van de waarde van je huis, de zogenoemde WOZ-waarde, die gebruikt wordt om verschillende belastingen en heffingen te heffen. Is de Staatssecretaris het met de VVD-fractie eens dat de mensen die willen investeren in zonnepanelen niet gestraft dienen te worden met hogere belastingen? Ik voel me in dit voorstel overigens gesterkt door veel raadsleden van verschillende politieke partijen, die mij benaderd hebben naar aanleiding van eerder gestelde vragen.

Voorzitter. Nu we het toch over de lokale lasten hebben: middels schriftelijke vragen heb ik al een aantal keren aandacht gevraagd voor de ontwikkeling van de lokale lasten. Dit kabinet richt zich op het verlagen van de belastingen, maar niet alleen de rijksoverheid heft belastingen. Ook lokaal worden belastingen geheven. Ik vraag de Staatssecretaris om samen met zijn collega van Binnenlandse Zaken scherp te blijven op de lastenontwikkeling van decentrale overheden.

Voorzitter. Ik kom bij het vestigingsklimaat. Nederland is een mooi land. Het is vele ondernemers rijk. De zzp'er die na jaren ervaring bij zijn werkgever...

De heer Nijboer (PvdA):

Ik zag het plan van de VVD al. Aan de ene kant is het wel sympathiek om die investeringen in woningen voor verduurzaming niet mee te tellen en daardoor wat minder belasting te betalen. Maar toen dacht ik er wat langer over na. Geldt dit ook voor isolatie of een warmtepomp die je aanbrengt in je huis? Zou dat dan niet ook een roerend goed moeten zijn? Of geldt het alleen voor zonnepanelen?

Mevrouw Lodders (VVD):

Een terechte en goede vraag van de heer Nijboer. Het zou mooi zijn als we alle stimulerende maatregelen als roerend goed kunnen aanmerken, maar ik denk dat dit op de korte termijn vrij ingewikkeld is. Ik heb een voorstel gelanceerd voor alleen zonnepanelen. Die kun je, als je wil, uiteindelijk nog van je dak afschroeven en meenemen naar je volgende woning. Dat wordt niet vaak gedaan, zeg ik er eerlijk bij, maar het kan. Bij een warmtepomp doe je dat al een stuk minder makkelijk. Maar dit is wat mij betreft de eerste stap, om de mensen die willen investeren om duurzamer te gaan wonen tegemoet te komen.

De heer Nijboer (PvdA):

Nu moeten mensen al met zonnepanelen gaan schroeven om ze mee te nemen. Zou het niet veel effectiever zijn – dat wil de PvdA-fractie ook – om mensen gewoon een stimuleringsmaatregel aan te bieden om zonnepanelen aan te schaffen en hun huis te verduurzamen? Wij zouden ook voor sociale huurwoningen serieus geld willen uittrekken om verduurzaming te stimuleren. Dat zou niet moeten worden geregeld via toch een beetje een gezochte omweg, die het belastingstelsel ook niet echt vereenvoudigt, wat toch ook een prioriteit van de VVD is met de uitvoeringsproblemen bij de Belastingdienst.

Mevrouw Lodders (VVD):

Als we één punt simpel kunnen regelen, zou het dit voorstel zijn, zeker als je je beperkt tot alleen zonnepanelen. Op het moment dat je zonnepanelen als roerend goed aanmerkt, denk ik dat mensen bereid zijn om die op de woning te laten zitten en niet mee te nemen. We gaan nog praten over het klimaat en het klimaatakkoord. Ik denk dat daarbij zeker nog een aantal voorstellen naar voren zullen komen. Maar dit vind ik een belangrijke eerste stap, omdat het door veel mensen als heel oneerlijk wordt gezien dat je gestraft wordt voor investeringen. Dat hoor ik overigens niet alleen van raadsleden uit VVD-hoek. Ik krijg dit signaal breed.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Mevrouw Lodders (VVD):

Voorzitter. Ik was bij het vestigingsklimaat. Nederland is een mooi land. Het is vele ondernemers rijk. De zzp'er die na jarenlange ervaring bij zijn werkgever voor zichzelf gaat beginnen. De bakker in het dorp. De makelaar. De start-up die vanaf een zolderkamertje is uitgegroeid tot een kek communicatiebedrijf. Of het bedrijf waar je online inkopen doet of je vakantie boekt. Stuk voor stuk bedrijven om trots op te zijn. En of het nou de ondernemers of de mensen die er werken zijn, zij maken dit mooie land.

Maar ondernemer zijn is meer. Als ondernemer voel je je ook verbonden met de plek waar je bedrijf staat of waar je woont. Het zijn de ondernemers die bij de vele lokale initiatieven de handen uit de mouwen steken. Als ik alleen al naar mijn eigen gemeente Zeewolde kijk: of het dan de nieuwjaarsduik is, de tijdelijke ijsbaan in het centrum, de voetbalcompetitie of al die andere sportclubs met activiteiten, zij kunnen niet zonder de steun van onze ondernemers. Laten we ervoor zorgen dat dit land aantrekkelijk is voor ondernemers en bedrijven door te zorgen voor een beheersing van de administratieve lasten, een aantrekkelijk fiscaal stelsel, goed onderwijs zodat er voldoende goed gekwalificeerd personeel is, voorspelbare regelgeving, goede digitale infrastructuur, bereikbaarheid enzovoort. Deze bedrijven zorgen immers voor de banen en de investeringen, zowel bedrijfsmatig als in de maatschappelijke initiatieven. En daar worden we allemaal beter van. Het is dan ook goed dat dit kabinet inzet op het aantrekkelijk houden en het aantrekkelijk maken van dit vestigingsklimaat. Dat doet het onder andere door lagere belastingen, de kosten op arbeid te verlagen, te investeren in bereikbaarheid en te investeren in kennis en innovatie.

Het kabinet had het voornemen om de dividendbelasting af te schaffen, een belangrijke maatregel in het kader van het vestigingsklimaat. Mijn fractie vindt de maatregel nog steeds een goede maatregel maar we sluiten onze ogen niet voor wat er is gebeurd. Ik wil de Staatssecretaris vragen te reflecteren op de toekomst van de dividendbelasting.

De voorzitter:

Voordat u verdergaat, mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):

Als de VVD zelf over mijn favoriete onderwerp begint, dan laat ik dat natuurlijk niet lopen. De dividendbelasting. Wat is er precies gebeurd volgens mevrouw Lodders?

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik had een vraag verwacht maar niet deze vraag. Volgens mij heeft het kabinet een regeerakkoord gesloten, waarin het een voorgenomen maatregel heeft gepresenteerd om de dividendbelasting af te schaffen. Vervolgens hebben we er een heel aantal debatten met elkaar over gevoerd. Het laatste debat dat we hierover hebben gevoerd, ging over de uitkomst van de heroverweging in relatie tot het afschaffen of het niet afschaffen van de dividendbelasting.

Mevrouw Leijten (SP):

Volgens mij vergeet mevrouw Lodders iets cruciaals. Al die debatten die we erover hebben gevoerd, het weinige bewijs dat er was dat dit goed was voor het vestigingsklimaat, de vele vragen of we dit toch niet alleen deden voor Unilever en Shell – zelfs tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen hebben we het daarover nog gehad – en al die wetenschappelijke artikelen ten spijt, er kwam een sms'je uit Londen van de topman van Unilever en toen was het van de baan. Hoe kijkt de VVD er nou op terug?

Mevrouw Lodders (VVD):

Dat debat hebben we met elkaar gevoerd, weliswaar op fractievoorzittersniveau, maar dat heeft uitgebreid plaatsgevonden. Ik heb zojuist ook gezegd dat we onze ogen niet sluiten voor wat er gebeurt. Dat betekent dat ervoor gekozen is om naar een heroverweging van deze maatregel te kijken. En dat is gebeurd. Overigens wil ik hier nog wel een keer aangeven dat wij deze maatregel niet alleen hebben voorgesteld voor Shell en Unilever. Dat zijn de bedrijven die vaak in de debatten naar voren komen, maar er zijn meer bedrijven. Er zijn ook bedrijven die contact gezocht hebben en overwegen naar Nederland te komen en die ook naar deze discussie kijken.

Mevrouw Leijten (SP):

Als je je oren laat hangen naar bedrijven die hiernaartoe willen komen, moet je de belasting op nul zetten, dan moet je de expats maximaal compenseren, dan moet je de bonuswetgeving voor financiële instellingen in de prullenbak gooien en dan moet je wellicht de dividendbelasting afschaffen. Maar als dat echt het enige was, dan is het toch gek dat na een sms'je van de heer Polman van Unilever het van de baan was? Ik vraag niet voor niets aan de VVD wat hier is gebeurd. Ik heb dit niet eerder gewisseld met mevrouw Lodders. Wat is er precies gebeurd? Unilever zegt: we komen niet. En een maatregel van 1,9 miljard is van de baan. Wij maken hier geen wetten voor bepaalde bedrijven, wij maken hier wetten voor het hele land, voor alle mensen. Als het nou gaat over de compensatie van dit soort grote bedrijven, vindt mevrouw Lodders dan ook niet dat er gewoon ook een goede compensatie moet zijn voor bijvoorbeeld de nadelige gevolgen van de btw-verhoging voor de laagste inkomens, als zij zo begaan is met compensatie van mensen of bedrijven?

Mevrouw Lodders (VVD):

Nou, mevrouw Leijten hoeft mij niet te overtuigen van de belangrijkheid van het zo laag mogelijk houden van de belastingen. Daar zullen wij zelf altijd aandacht voor hebben.

Dan het afschaffen van de dividendbelasting, de heroverweging daarvan en het nu handhaven van de dividendbelasting. Voor ons is het een belangrijke maatregel in het kader van het vestigingsklimaat. Er zijn allerlei argumenten waarom wij dat belangrijk vinden. Daarbij worden wij overigens ook door een aantal hoogleraren en door andere mensen buiten deze Kamer gesteund. Dat punt staat nog steeds. Maar je moet je ogen niet sluiten als er ontwikkelingen zijn. Dat heeft geleid tot die heroverweging, en als gevolg daarvan ligt er een bedrijfslevenpakket. Daar ga ik zo nog verder op in.

De heer Snels (GroenLinks):

Een hele korte vraag. Ik heb goed geluisterd naar de premier in het plenaire debat. En als ik het goed begrijp, dan is de VVD nog de enige partij die vindt dat de dividendbelasting alsnog afgeschaft zou moeten worden. Ik wil mevrouw Lodders vragen: is de VVD dan ook zo stoer om dat in het volgende verkiezingsprogramma op te nemen? Dat zou namelijk betekenen dat er geen 2 miljard extra ruimte meer is voor bijvoorbeeld lastenverlichting voor burgers of voor extra investeringen in Defensie. Want het lijkt me dan wel zo netjes om dat deze keer wél in het verkiezingsprogramma van de VVD terecht te laten komen.

Mevrouw Lodders (VVD):

Gelukkig ga ik niet alleen over het verkiezingsprogramma van de VVD. Dat is een partijaangelegenheid. Ik zal de wens van GroenLinks in ieder geval doorgeven. Het is overigens niet een maatregel die wij nooit eerder genoemd hebben. Dat bevestig ik hier nog maar eens een keer.

Voorzitter. Ik heb een aantal vragen voor... O, excuus.

De voorzitter:

Eén moment nog. De heer Van Rooijen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Daargelaten wanneer er verkiezingen gaan plaatsvinden en we hier van de VVD nader over horen, is mijn vraag op dit moment of de VVD eigenlijk vindt dat de dividendbelasting afgeschaft had moeten worden. En mogen we in deze kabinetsperiode nog een initiatiefvoorstel van u verwachten om de dividendbelasting alsnog af te schaffen? Dat lijkt mij consequent. U blijft het namelijk met verve verdedigen. En vlak voordat u geïnterrumpeerd werd, wilde u aan de Staatssecretaris vragen wat de toekomst van de dividendbelasting is. Nou, als u daar zorgen over heeft, zou ik zeggen: dien een voorstel in om de dividendbelasting alsnog af te schaffen. Dan hoeven we niet tot de volgende verkiezingen te wachten.

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik begrijp dat de heer Van Rooijen mijn spreektekst heeft ingezien.

Ik heb inderdaad een aantal vragen aan de Staatssecretaris. Die wil ik stellen en ik hoop daar vrijdag ook een reactie op te krijgen. Want de afschaffing is een belangrijke maatregel in het kader van het vestigingsklimaat, maar voor ons spelen daarbij ook een aantal andere aspecten mee.

Het antwoord op uw vraag: nee. Wij hebben nu een regeerakkoord en een heroverweging als het gaat om het niet afschaffen van de dividendbelasting. Dus wij zullen deze kabinetsperiode niet actief met een nieuw voorstel daaromtrent komen.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Mevrouw Lodders (VVD):

Voorzitter. Ik wil de Staatssecretaris graag vragen om te reflecteren op de toekomst van de dividendbelasting. De problematiek voor de bedrijven blijft immers overeind. De Staatssecretaris heeft aangegeven te kijken naar hoe de administratieve lastendruk verminderd kan worden. Wat is hij op dat punt van plan? Mijn fractie heeft ook vragen over de juridische houdbaarheid. Op welke manier gaat het kabinet deze ontwikkelingen volgen?

Het niet doorgaan van het afschaffen van de dividendbelasting heeft geleid tot een alternatief pakket: de wet bedrijfslevenbeleid 2019. De VVD vindt dat een mooi pakket, waarbij we erin geslaagd zijn om het vestigingsklimaat en het ondernemersklimaat te verbeteren. Zo zien we dat dit kabinet de winstbelasting voor mkb'ers verlaagt van 20% naar 15%. Ook de veelal grotere bedrijven met een hogere winst, meer dan € 200.000, zien een verlaging van de winstbelasting, naar uiteindelijk 20,5%. Dat is goed nieuws, want de mensen en de ondernemers hebben de broekriem de afgelopen jaren flink moeten aanhalen, zoals ik aan het begin van mijn verhaal al aangaf.

Bij de verlaging van de Vpb wil ik de Staatssecretaris vragen hoe hij aankijkt tegen het globaal evenwicht. Dan heb ik het over de verhouding tussen de ib-ondernemer en de dga. Het kabinet heeft de maatregel genomen in het kader van het globaal evenwicht, en dat is met name voor de winstreserves uit het verleden een vervelende maatregel. Mijn vraag is: is er echt niets te doen voor met name die categorie, als we het over het verleden hebben?

De tweede vraag is dit. Bij de discussie over het globaal evenwicht hebben we het vaak over de keuze tussen ib-ondernemer of dga. Er zijn een aantal ondernemers die daartussen niet een eerlijke of open keuze kunnen maken. Neem bijvoorbeeld de veehouderijsector. Deze ondernemers kunnen niet van rechtsvorm veranderen, want dan zouden zij bijvoorbeeld gekort worden op de fosfaatrechten. Is de Staatssecretaris het met de VVD eens dat het kiezen voor een rechtsvorm die het beste bij de ondernemer past een eerlijke en gelijke keuze zou moeten zijn voor alle ondernemers? Zijn er andere sectoren waarvoor geldt dat men beperkt wordt in zijn ondernemerschap?

Kan de Staatssecretaris ingaan op de vraag hoe de start-ups en scale-ups profijt hebben van het voorliggende Belastingplan? Uit gesprekken blijkt dat deze groepen nog niet altijd voldoende mogelijkheden hebben om medewerkers aan te trekken. Kleine innovatieve ondernemers maken gebruik van het uitkeren van het eigen vermogen, omdat ze niet altijd het geld hebben om mensen aan te trekken. Ik heb een voorbeeld van een snel groeiend bedrijf dat een bonusequityprogramma heeft opgetuigd voor de medewerkers. Maar het traject was dermate complex, duur en tijdrovend dat dit het ondernemen in de weg heeft gezeten. Kan de Staatssecretaris hier eens op reflecteren?

Voor de VVD is het ook belangrijk dat we werk maken van de verlaging van de kosten op arbeid. In de oorspronkelijke plannen heeft het kabinet 100 miljoen euro beschikbaar gesteld voor het mkb. In het bedrijfslevenpakket is daar nog eens 200 miljoen euro bij gekomen. Dat is een fors bedrag, waar we blij mee zijn. Nu moeten we ervoor zorgen dat dit ook goed wordt ingezet en dat de bedrijven echt merken dat de kosten op arbeid verlaagd gaan worden. Ik wil graag weten wanneer de Staatssecretaris meer kan zeggen over de invulling van dit bedrag en hoe hij voornemens is om het bedrijfsleven bij deze invulling te betrekken. Ik zou hem graag de suggestie willen doen om eens een 25- of misschien zelfs wel 50-tal ondernemers uit te nodigen en vooral van hen te horen waar de meeste pijn zit.

Uit de gesprekken die ik met ondernemers heb, blijkt dat de kosten voor arbeid een heikel punt zijn, maar ook de werkkostenregeling. Die laatste is recentelijk geëvalueerd. Op welke manier gaat de Staatssecretaris ook op dat punt een aantal frustraties van de ondernemers wegnemen?

Als onderdeel van het vestigingsklimaat is het belangrijk dat de bedrijven de juiste mensen kunnen aantrekken, uit binnen- en buitenland. De expatregeling geeft fiscaal voordeel aan mensen die een aantal jaren in Nederland werken. Dat is goed verdedigbaar, omdat deze mensen tegen allerlei extra kosten aanlopen, zoals huisvesting. Maar denk ook aan kinderen die in Nederland onderwijs volgen. De regeling is in het regeerakkoord versoberd. Mijn fractie is blij dat in het bedrijfslevenpakket ruimte is gevonden voor de overgangsregeling. Wel ben ik benieuwd hoe andere landen omgaan met het aantrekken van mensen. Is de Staatssecretaris bereid om eens een inventarisatie te maken hoe andere landen met deze uitdaging omgaan? Dat hoeft niet op korte termijn, maar als het begin volgend jaar kan, dan graag.

De invoering van de rekeningcourantmaatregel voor dga's kwam als een verrassing uit de hoge hoed. Een maatregel waarmee buitensporig lenen van de bv wordt ingeperkt. Ik begrijp heel goed dat we excessen willen aanpakken, zeker als dit leidt tot een situatie dat er geen belasting wordt betaald. Maar op deze manier ondernemers schrik aanjagen is niet goed. In het bedrijfslevenpakket is 10 miljoen uitgetrokken voor verzachting van de maatregel. De VVD vindt het belangrijk dat ondernemers geld kunnen lenen voor hun eigen woning en daarbovenop een bedrag kunnen lenen voor andere zaken. Kan de Staatssecretaris aangeven wanneer hij meer zicht denkt te hebben op de uitwerking van deze maatregelen?

Naast de financiële lastenverlichting wil ik aandacht vragen voor de administratievelastenverlichting. Hoe gaat de Staatssecretaris, samen met zijn collega van Economische Zaken, ervoor zorgen dat de administratieve lasten voor ondernemers verlaagd gaan worden? Een deel ligt nadrukkelijk bij EZK, maar het is belangrijk dat ook de Staatssecretaris de input van ondernemers gebruikt bij het invoeren en/of wijzigen van de belastingregels. Te vaak zien we dat regels in de praktijk anders uitpakken. Ik neem aan dat de Staatssecretaris dat deelt. Als we het hebben over het verlagen van de administratieve lasten, zie ik in de kleine ondernemersregeling een hele gekke. Ondernemers met een jaaromzet waarover zij maximaal € 1.883 btw per jaar betalen, moeten voortaan een kwartaalaangifte gaan doen. Ik denk dat de betreffende kleine ondernemer meer geld kwijt zal zijn aan zijn boekhouder die de aangifte verwerkt dan het daadwerkelijk opbrengt, zeker nu een grotere groep ondernemers gebruik kan maken van de mogelijkheid in de KOR van een vrijstelling op de btw-aangifte blijft er maar een heel beperkte groep over. Ik wil de Staatssecretaris dan ook vragen om de mogelijkheid te handhaven van een jaaraangifte btw voor de hele kleine ondernemers tot dat maximum van € 1.883.

Voorzitter. In de KOR zie ik zeker een aantal verbeteringen. De KOR kent een aantal vereenvoudigingen voor de kleine ondernemers en de KOR gaat ook gelden voor de bv's en stichtingen en/of verenigingen die onder de omzetgrens van € 20.000 blijven. Dat is positief. Wel vraagt mijn fractie waarom het kabinet bij de keuzes die het maakt niet meer heeft aangesloten bij de landen om ons heen. Wij zijn geen eiland en bij dit soort regelingen is het goed om te kijken wat er in de landen om ons heen gebeurt. De omzetgrens in Nederland is gesteld op € 20.000. In de landen om ons heen zie je dat die op € 30.000 en soms wel € 35.000 is gesteld. Kan de Staatssecretaris daarop een toelichting geven?

Voorzitter. De EIA, de MIA en de VAMIL worden verlengd. Dat zijn fiscale maatregelen waarmee duurzame investeringen zoals in energiezuinige technieken gestimuleerd worden. Dat de regeling voor vijf jaar wordt verlengd, lijkt me verstandig. Ik wil er wel graag voor pleiten dat er tijdig gecommuniceerd wordt waar deze fiscale maatregelen voor ingezet kunnen worden. Met name wijzigingen dienen actief gemeld te worden. Laat ik bij dit punt ook de wetswijziging elektronische handel benoemen. Ik zie in deze wetswijziging vooral een vereenvoudiging. Ook dat dit geregeld wordt is fijn.

Dan ga ik even een stukje ATAD overslaan en kom ik bij het punt over de spoedreparatie fiscale eenheid. Mijn fractie is tevreden met de beperking van de periode van de terugwerkende kracht, ook uit het bedrijfslevenpakket. Daar is een klein bedrag voor gereserveerd. Het wetsvoorstel heeft u reeds aan de Kamer gestuurd. Onze vragen vanuit de Kamer zijn beantwoord, maar kan de Staatssecretaris ingaan op hoe het proces loopt?

De voorzitter:

Mevrouw Leijten wil volgens mij iets vragen, terwijl ze haar vinger niet bij de knop heeft.

Mevrouw Leijten (SP):

Volgens mij hebben we afgesproken dat er geen fiscale maatregelen in het Belastingplan gefietst zouden worden. Daarom keek ik eventjes naar u, voorzitter.

De voorzitter:

Poeh.

Mevrouw Lodders (VVD):

Bedoelt mevrouw Leijten de fiscale eenheid?

Mevrouw Leijten (SP):

Ja.

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik stel alleen even de vraag hoe het proces loopt. Ik ga niet verder in op de inhoud, want het is, denk ik, te complex om dat mee te nemen bij de uitgebreide stukken die we al gehad hebben. Toen ik bezig was met de voorbereiding, zeg ik ook even tegen mevrouw Leijten, hadden wij de antwoorden nog niet binnen, dus dat is ook een reden waarom ik dat punt adresseer.

Voorzitter. Dan kom ik bij de Belastingdienst. De Belastingdienst staat iedere werkdag aan de lat om 1 miljard euro belastinggeld te innen. Geld dat nodig is om onze voorzieningen te kunnen betalen. Het is dan ook zaak dat de Belastingdienst goed functioneert. Maar helaas is dat nog niet op alle onderwerpen van de dienst het geval. De Belastingdienst heeft te kampen met de terugloop van personeel, haperende ICT-systemen en onvoldoende sturing op de processen. We hebben recent een halfjaarrapportage ontvangen. Daar zullen we in een apart debat met elkaar over spreken.

Niet alleen de belastingbetaler heeft belang bij een goed functionerende Belastingdienst, de dienst zelf ook. De Belastingdienst 2.0 moet deskundig zijn, goed bereikbaar en zichtbaar. Mensen verwachten dat zij snel en adequaat geholpen kunnen worden als zij vragen hebben. In het verleden was het heel gangbaar dat dit vooral telefonisch ging, maar in de huidige tijd, waarin de smartphone niet meer is weg te denken, vraagt de communicatie met de Belastingdienst nieuwe mogelijkheden. De app om de belastingaangifte te doen is hiervan een mooi voorbeeld. Deze is nu nog heel beperkt, maar biedt natuurlijk wel kansen om uit te breiden, zodat het ook voor mensen met een eigen huis of voor studenten mogelijk wordt om de aangifte via je app te doen. Het zou ook mooi zijn als je via diezelfde app kon communiceren met de dienst. Je stelt de vraag op het moment dat het jou uitkomt en de Belastingdienst kan de vragen die via een app of e-mail zijn ingestuurd, op een rustig moment beantwoorden.

Voorzitter. Met de verbouwing naar de Belastingdienst 2.0 – ik noem het gemakshalve maar even zo – zijn er best veel wensen te vervullen en verbeterslagen te maken. Met de voorgenomen maatregelen in dit Belastingplan wordt ook veel gevraagd van de Belastingdienst. De Staatssecretaris heeft bij alle voorgenomen maatregelen een uitvoeringstoets laten uitvoeren. Dat geeft een goed beeld van wat de dienst kan en wat niet. De Belastingdienst is volop in ontwikkeling en we verwachten allemaal dat de winkel tijdens de verbouwing gewoon openblijft. Dat zal soms best schuren. Ik wil de Staatssecretaris vragen om hier naar een evenwicht te blijven zoeken. Aan de ene kant moeten we weten wat de Belastingdienst aankan en dus niet overvragen, maar aan de andere kant verwachten de mensen en de ondernemers ook die deskundige, goed bereikbare en zichtbare dienst.

In dit kader wil ik vragen of de Staatssecretaris bereid is om het komende halfjaar ook nog eens goed kijken of er werkzaamheden zijn die niet per se bij de Belastingdienst thuishoren. Recent hebben we het besluit genomen om de fiscale maatregelen rond de monumentenaftrek onder te brengen bij het Ministerie van OCW. Dat is een mooi voorbeeld en wellicht zijn er meer te vinden.

Tot slot nog een enkel ander punt, voorzitter, dus ik ga wel richting een afronding. Als eerste de kansspelbelasting. De voorgestelde wijziging van de belastinggrondslag voor de kansspelbelasting voor sportweddenschappen pakt slecht uit voor deze sector. Met deze wijziging krijgt de sector te maken met een verzesvoudiging van de belasting. Dit betekent dat we ons grote zorgen moeten maken of de toto nog bestaansrecht heeft. Dat geldt ook voor de weddenschappen op paarden in de Nederlandse draf- en rensport. Daar blijft het niet bij, want de derving van inkomsten leidt ook tot minder inkomsten voor de aandeelhouders van de Nederlandse Loterij. Dan heb ik het over NOC*NSF, achttien goede doelen en de Nederlandse Staat. Als de toto of de weddenschappen op paarden niet meer aangeboden kunnen worden vanwege deze verzesvoudiging van de belasting, dan zijn er ook nog eens een keer 6.000 retailers en de mensen die met de draf- en rensportweddenschappen bezig zijn die geraakt worden door deze maatregel.

Voorzitter. De aanbieder van de toto kan niet sturen op de kosten van het aanbieden van de toto. In de vergunning, waar de rijksoverheid bij aan tafel zit, is geëist dat een landelijk netwerk in de benen wordt gehouden. In de Eerste Kamer ligt de wet KOA, kansspelen op afstand, waarmee we van illegaal onlineaanbod naar legaal aanbod willen gaan. Met dit voorstel wordt voor de toto en de weddenschappen op paarden naar mijn mening het tegenovergestelde bereikt. Een aantal vragen.

Dit wetsvoorstel komt voort uit de uitspraak van de Europese Commissie over staatssteun. Heeft de Staatssecretaris de verschillende opties onderzocht die er zijn om hieraan tegemoet te komen? Zo ja, welke opties? Ik heb mij laten informeren dat blijkt dat er in Europa verschillende landen zijn waar verschillende tarieven gebruikt worden met instemming van Europa. Waarom heeft de Staatssecretaris hier niet voor gekozen? Graag een reactie. Als het staatssteunaspect echt niet anders uitgelegd kan worden, dan is er altijd nog de mogelijkheid om bij de belastingheffing rekening te houden met de extra kosten die in dit geval de aanbieder moet maken.

Ik heb de voorbeelden van de toto en de weddenschappen op paarden gebruikt, maar zijn er nog andere die hier dezelfde problemen mee gaan hebben? Heeft de Staatssecretaris gesproken met de aanbieder van de toto en zich rekenschap gegeven van het feit dat er niet aan de kostenkant gestuurd kan worden?

Voorzitter. De Staatssecretaris heeft ervoor gekozen om 3,2 miljoen euro beschikbaar te stellen ter compensatie. Realiseert de Staatssecretaris zich dat de compensatie via het Ministerie van VWS niet alle goede doelen bereikt die van deze maatregel hinder ondervinden? Is de Staatssecretaris bereid hier nog eens goed op te studeren en daar uiteraard ook de collega van VWS bij te betrekken? Het zal toch niet zo zijn dat de toto uit de winkel verdwijnt.

Dan nog een vraag over de btw in relatie tot de sport. Het kabinet stelt een wijziging voor om de ongewenste structuren in relatie tot de btw te voorkomen. Veel mensen die actief zijn in de sport maken zich grote zorgen over dit nieuwe btw-regime, dat vanaf 1 januari gaat gelden. Hier is al eerder aandacht voor gevraagd door de gehanteerde omschrijving van het begrip «winstoogmerk». Daar lijken nu ook de sportbedrijven die voor bijvoorbeeld gemeenten de sportaccommodaties exploiteren de dupe van te worden. Kan de Staatssecretaris aangeven waarom voor de huidige route gekozen is? Is de Staatssecretaris bereid om de sportbedrijven als winstbeogend aan te merken? Of zijn er andere oplossingen om de grote zorgen bij deze grote groep weg te nemen? We vinden het allemaal belangrijk dat kinderen en mensen sporten. Dat moeten we niet met de regels frustreren.

Klopt het dat verschillende regelingen voor belastingrentes worden gehanteerd? Dat is ook zo'n los puntje. Waarom is dit, vraag ik de Staatssecretaris. Kan hij overwegen om de belastingrente in lijn te brengen met de regeling zoals deze voor de aangifte inkomstenbelasting en de erfbelasting gaan gelden? Hier zal waarschijnlijk een kostenplaatje aan hangen, maar kunnen we dan met elkaar afspreken dat we bij wijzigingen of nieuwe momenten waar de belastingrente om de hoek komt kijken, gaan toewerken naar één regeling?

In dit Belastingplan wordt de cameracontrole voor handhaving motorrijtuigenbelasting weer geïntroduceerd. Mijn eerste vraag is waarom dit in het Belastingplan geregeld moet worden. De VVD is voor controle en handhaving op de motorrijtuigenbelasting, maar dit voorstel reikt verder. Het gaat ook over het bewaren van gegevens, de reikwijdte en de proportionaliteit van de maatregel. Met het toezicht zoals het nu geregeld is, gaan we vooral de mensen pakken die een oude auto naar de stalling brengen, net een dag nadat die is uitgeschreven voor de motorrijtuigenbelasting. Dat is op zich niet erg, want dat is handhaven op de afspraken, op regels, maar volgens mij is ook de vraag hoe wij auto's gaan controleren die langere tijd in Nederland gebruikmaken van onze infrastructuur. Volgens mij gaat deze maatregel daar niet bij helpen. Eigenlijk is de vraag of de Staatssecretaris bereid is er nog eens even naar te kijken of dat per se hier moet en of dat niet op een later moment, samen met de collega van BZK, naar de Kamer gestuurd zou moeten worden. Op dit punt geef ik wel vast mee dat naar de mening van de VVD een evaluatiebepaling voor het cameratoezicht op zich wel aardig zou zijn. Die ontbreekt nu in de wet.

Voorzitter, ik rond af. Dit kabinet doet drie belangrijke dingen. Het verlaagt de belasting voor mensen, het verlaagt de belasting voor de ondernemers en het investeert in de publieke sector. Het is goed dat we hier vandaag met elkaar over spreken, maar dan ook aan de slag om deze voornemens om te zetten in daden.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank. Uw stem heeft het goed gehouden, met behulp van Strepsils, zie ik. Dan ga ik naar de heer Snels.

De heer Snels (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Het is een heel groot pakket maatregelen. Ik zal proberen mijn inbreng zo systematisch mogelijk te doen. Ik zal zo beginnen met het algemeen deel van het Belastingplan. Dan komt er een blok vergroening, daarna een blok bedrijfsleven en dan later vandaag belastingontwijking en ATAD. Maar ik begin met een politieke inleiding. De wat meer politieke discussies zullen in het plenaire debat volgen, maar het lijkt me ook goed om nu kort vooraf wat politieke opmerkingen te maken.

Voorzitter. Mijn fractie heeft grote moeite met de keuzes van het kabinet en van de coalitie: de vlaktaks, de btw, de wijze van vergroening, de lastenverlichting voor het bedrijfsleven en de aanpak van belastingontwijking. Het huidige stelsel is ingewikkeld. Het loopt tegen grenzen aan om inkomensgevolgen te compenseren. De uitdaging wordt daarop steeds groter, zeker als we straks gaan vergroenen. Dat levert problemen op voor het draagvlak. Ook de Raad van State maakt daar kritische opmerkingen over. Ook het draagkrachtverschil tussen één- en tweeverdieners loopt tegen grenzen aan, geef ik ook mijn christelijke vrienden mee, met hoge marginale druk op sommige trajecten. Alle wetsvoorstellen en alle voorstellen in dit Belastingplan vormen daarom volgens mijn fractie ook geen stelselwijziging of hervorming. Het is draaien aan heel veel knoppen, zonder dat het een noemenswaardige bijdrage levert aan het verhogen van de arbeidsparticipatie, bijvoorbeeld voor kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt. Er zijn ook nauwelijks werkgelegenheidseffecten. Qua inkomenseffecten is het volgens mij niet evenwichtig. Hoge inkomens gaan er meer op vooruit dan lage inkomens. Lage inkomens lopen ook het grootste risico dat ze er ook echt op achteruitgaan.

Bovendien doet het pakket ook mee aan de race naar de bodem; lagere tarieven winstbelasting. Volgens mij wordt het probleem alsmaar urgenter in Nederland en in Europa, in de verhouding tussen lasten voor mensen en lasten voor bedrijven. Het niet afschaffen van de dividendbelasting, een lastenverlichting die oorspronkelijk een lastenverlichting van 2 miljard voor het buitenland was, wordt nu omgezet in een lastenverlichting voor het bedrijfsleven. Daarmee lijkt mij toch een evenwicht verstoord te worden tussen bedrijven en huishoudens. Daarom is er ook geen ruimte om de werkdruk, salarissen en tekorten in de publieke sector met voorrang aan te pakken.

Mijn fractie staat dan ook zeer kritisch tegenover dit pakket aan maatregelen. Maar we zullen deze behandeling constructief doen. Ons stemgedrag wordt pas volgende week bepaald. Die zal ook afhangen van de vraag of de coalitie en het kabinet bereid zijn om ons tegemoet te komen in belangrijke aanpassingen van dit Belastingplan. Het vergroeningspakket is daarin cruciaal. Ik zal daar later op terugkomen.

Voorzitter. Ik begin met het Belastingplan, het algemene deel en de lastenverlichting en lastenverzwaring. De verschillen tussen CPB en Financiën blijven voor onhelderheid zorgen. Het kabinet – ik had hier net een debatje over met mevrouw Lodders – tamboereert op lastenverlichting voor burgers, maar het klopt toch dat met de lastenverzwaring die al in de boeken stond er per saldo in 2019 sprake is van een lastenverzwaring? Als ik het verslag goed gelezen heb, is het volgens het kabinet een lastenverzwaring van 100 miljoen, maar de notitie van het Centraal Planbureau over de beleidsmatige lastenontwikkeling laat zien dat er sprake is van een lastenverzwaring van 800 miljoen. Hoe komt het toch dat deze verschillen steeds zo groot zijn tussen Financiën en het Centraal Planbureau? Voor bedrijven moeten de getallen weer worden aangepast, want de notitie van het CPB was nog van voor de heroverweging van de dividendmaatregel. Hoe ziet de verhouding tussen burgers en bedrijven eruit als we volgens de CPB-methode de getallen opnieuw bekijken en uitrekenen? Kan de Staatssecretaris deze vergelijking geven, wellicht ook in overleg met het Centraal Planbureau?

Voorzitter, dan de vlaktaks. Welk maatschappelijk debat/probleem wordt er opgelost met de vlaktaks? Welk arbeidsmarkteffect moet er zijn voor verlaging van het toptarief? Waarom moeten de allergrootste inkomens er zo onevenwichtig op vooruitgaan? Waarom moet het tarief van de eerste schijf dan weer omhoog? Dit is volgens mijn fractie een verkeerde richting. We hebben de cijfers gekregen. Een modale eenverdiener – € 40.000, niet het hoogste inkomen, ook niet het laagste; echt modaal – gaat er met € 600 nog wat op vooruit, maar een modale tweeverdiener gaat meer belasting betalen: € 200. Hoe hoger het inkomen, hoe groter het voordeel: zo'n € 1.200 bij € 80.000 inkomen en meer dan € 22.000 bij 1 miljoen. Het budgettaire beslag van de vlaktaks komt voor de groep met 25% hoogst belastbare inkomens uit op 4,8 miljard. Ik kom hierop terug, meneer Bruins, ik zie u kijken. Voor de hoogste 10% inkomens komt het uit op 2,7 miljard, voor de hoogste 5% inkomens op 1,6 miljard en voor de hoogste 1% inkomens op een half miljard. Ik weet dat dit partieel is, meneer Bruins, en dat dit wordt aangepast met andere maatregelen, zoals de beperking van het tarief waartegen aftrekposten mogen worden verrekend, en met compenserende belastingmaatregelen. Maar dit is precies het probleem. Door de tarievenstructuur minder progressief te maken, moet er gegoocheld worden met belastingkortingen die ook weer nadelen hebben, bijvoorbeeld voor de arbeidsparticipatie. Is de Staatssecretaris dit met mij eens? Is dit niet de belangrijkste reden waarom al deze maatregelen uiteindelijk geen of nauwelijks extra werkgelegenheid opleveren?

Tegelijkertijd wordt ook het verzilveringsprobleem groter. Mensen met lage inkomens kunnen belastingkortingen niet meer verzilveren. Dat is nadelig voor het inkomen, maar heeft ook negatieve arbeidsmarkteffecten. Is de Staatssecretaris dat met mij eens? Ik kom straks nog op vergroening, maar de correctie van het CPB op de inkomensverdeling zoals bij de MEV gepresenteerd is, lijkt mij belangrijk. Het kabinet kan met 0,2% extra verlaging van het inkomen voor lage inkomens en 0,2% verhoging van de hoge inkomens niet volhouden dat het inkomensbeeld zoals bij de MEV gepresenteerd, nog evenwichtig is. Is de Staatssecretaris het met mij eens dat we zouden moeten kijken of we dit niet moeten herstellen?

Dan de IACK en de arbeidskorting. De behandeling van de IACK, inkomensafhankelijke combinatiekorting, is een voorbeeld van wat ik maar ondoordacht beleid noem. Eerst de bezuiniging van 200 miljoen. Die zit in het opbouwtraject van de IACK. Dit geeft volgens mij een groot inkomenseffect voor gezinnen met kinderen, waarbij de minst verdienende partner tussen € 5.000 en € 20.000 verdient. Het negatieve effect van deze maatregel kan zo € 1.000 per jaar zijn. Dit gaat over mensen met kleine banen, ik vermoed mensen die in de zorg werken, misschien nog wat schoonmaakwerk doen, mensen die volgens mij niet zo heel veel invloed hebben op meer verdienen of urenuitbreiding. Ik begrijp de maatregel wel – een steilere opbouw van de IACK moet mensen stimuleren tot meer verdienen – maar ik denk dat het effect beperkt is. Er is namelijk ook een omgekeerd of ander effect. Door deze bezuiniging is er een negatief effect op de participatiebeslissing: mensen gaan helemaal niet werken of trekken zich terug van de arbeidsmarkt. Volgens mij is dat een ongewenst effect. Ik krijg daar graag ook een reactie op van de Staatssecretaris.

De bezuiniging op de IACK snap ik vanuit de opvatting van vooral de ChristenUnie, de SGP en het CDA om een- en tweeverdieners meer gelijk te behandelen, maar ik wil toch het volgende voorhouden. We weten dat de armoede onder gezinnen met kinderen toeneemt, ook bij huishoudens waar wél gewerkt wordt, bij mensen die geen uitkering hebben, maar kleine baantjes. Ik steun de ChristenUnie, het CDA en de SGP als ze zeggen dat we meer oog voor eenverdieners moeten hebben, maar we kunnen de IACK, de inkomensafhankelijke combinatiekorting, dan beter op een hoger traject afbouwen, zoals we dat eigenlijk ook bij de arbeidskorting doen. Het is tenslotte ook een arbeidsmarktinstrument. Op die manier zouden we gezinnen met kinderen kunnen ontzien. Ik zou dat eigenlijk vooral aan de christelijke partijen willen vragen – want voor hen is dat het belangrijkste, maar ik heb mijn steun daar vaker voor uitgesproken – want dan zouden we tot een wat eerlijker voorstel kunnen komen. Graag creatieve coöperatie op dit punt.

Aan de Staatssecretaris zou ik willen vragen hoe we de IACK kunnen afbouwen zonder dat dit weer in combinatie met andere kortingen leidt tot problemen met de marginale druk op trajecten voor hogere inkomens. Ik ben bezig met een amendement. De amendentenservice kon deze vragen niet beantwoorden. Ik krijg daar nog graag antwoord op. Dat mag eventueel ook op papier of in samenwerking met de amendementenservice. Maar de vraag is dus: hoe kunnen we de IACK zo afbouwen dat dat niet leidt tot marginaledrukproblemen op hogere trajecten? Want ook dat probleem zie ik.

Een vergelijkbaar probleem heb ik met het niet meer overdraagbaar maken van de arbeidskorting en de IACK-maatregel die vorig jaar in het Belastingplan is opgenomen. Ook dat treft mensen en gezinnen met lage inkomens. We hebben in het verslag gevraagd naar het verzilveringsprobleem. Je ziet dat de cijfers voor de IACK en de arbeidskorting het komend jaar omhoogvliegen als die maatregel ingaat, respectievelijk van 4,5% naar 12,5% en van 7% naar 16,4% van het aantal huishoudens. Het gaat om 900.000 huishoudens extra die de arbeidskorting niet meer of niet meer helemaal kunnen verzilveren en 80.000 gezinnen extra die de IACK niet meer of niet meer helemaal kunnen verzilveren. Volgens mij is dat slecht vanuit het inkomensbeleid – ook voor gezinnen met kinderen, zeg ik tegen de heer Bruins – maar ook voor de participatiebeslissing van mensen. Ook dit zouden we anders kunnen doen. We zouden ook hier kunnen kijken naar een afbouw van de combinatiekorting op een later traject. Ook hier zie ik de Staatssecretaris en de coalitie graag creatief meedenken.

De voorzitter:

Eens kijken. De heer Bruins.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Dat was een mooi verhaal van mijn deskundige collega van GroenLinks. Natuurlijk had de ChristenUnie de heffingskortingen ook liever niet verder opgepompt, want we hebben nog maar weinig vertrouwen in het activerend vermogen van die maatregel. We hebben eerder een tekort aan werknemers dan een overschot aan mensen die niet werken. Iedereen die wil werken, is nu wel zo'n beetje aan het werk in Nederland. De heffingskortingen werken dus niet meer zo erg. Je zou de lage inkomens inderdaad kunnen tegemoetkomen via toeslagen, via toeslagen die trouwens nu ook al deels bestaan. Het IACK-amendement zie ik met interesse tegemoet, maar ik begon toch even te steigeren toen de heer Snels begon over de overdraagbaarheid van de IACK. Dat is naar het karakter van het instrument helemaal niet logisch. Maar wil de heer Snels dan ook alle overdraagbaarheden weer terug in het systeem? Dan doe je wat, maar volgens mij ben je dan wel een heleboel knoppen enorm fors aan het verdraaien.

De heer Snels (GroenLinks):

Nee, dat zou ik niet willen, hoewel ik ook wel af en toe met gefronste wenkbrauwen kijk naar de inkomenseffecten van het beperken van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting. Ik zie dus wel degelijk de negatieve effecten daarvan. Mij gaat het echt om deze twee nieuwe maatregelen. Allebei zijn het arbeidsmarktinstrumenten. Ik vind dat we bij deze maatregelen vooral moeten kijken naar wat het effect is voor mensen met lage inkomens: wat doen ze voor het besluit om deel te gaan nemen op de arbeidsmarkt en wat betekenen ze voor het inkomen? Ik denk dat we echt een betere vormgeving van betreffende maatregelen kunnen voorstellen.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Als we praten over overdraagbaarheid, moeten we ook kiezen voor wat consistentie in het systeem. Bijvoorbeeld de aftrekbaarheid over de eerste schijf gaat gelden voor alle aftrekposten en niet alleen voor een paar. Met overdraagbaarheid heeft de heer Snels me wel, maar niet als het alleen maar gaat over de IACK.

De heer Snels (GroenLinks):

Dit was van mijn kant een poging om de financiering van mijn compenserende maatregelen nu juist in de IACK te zoeken, want daarmee doe je nog meer recht aan het meer in evenwicht brengen van lastendruk van eenverdieners en tweeverdieners. Als je de overdraagbaarheid van de arbeidskorting herstelt en je die niet financiert door de arbeidskorting zelf, maar in de IACK, kom je ook nog de christelijke partijen tegemoet, dacht ik zo. Je ziet dat het kabinet heel veel maatregelen moet nemen in de kortingen, maar dat is nu juist het probleem van het minder progressief maken van het belastingstelsel. Dat is het probleem van de vlaktaks: hoe meer we de tarieven in elkaar gaan drukken, hoe meer we moeten gaan goochelen met kortingen en wellicht ook nog met toeslagen om én qua inkomenseffecten én qua werkgelegenheidseffecten toch nog iets recht te trekken. Dat is mijn grote, wat meer algemene en fundamentele kritiek op de voorstellen van het kabinet.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Tot slot. Ik zal alle voorstellen van de heer Snels met interesse bekijken, maar hij is toch wel met mij eens dat het gewoon niet redelijk is dat een eenverdiener al belasting begint te betalen onder de € 10.000 en de minstverdienende partner met kinderen pas vanaf € 20.000. Als diegene dan ook nog als zzp'er werkzaam is, is dat zelfs pas vanaf € 30.000. Daar zit toch iets vreselijk scheef in ons systeem?

De heer Snels (GroenLinks):

Met de heer Bruins ben ik het eens dat het draagkrachtbeginsel uiteindelijk een van de beginselen zou moeten zijn, überhaupt in het belastingstelsel. Je zou daar zeker naar kunnen kijken. Maar er is ook nog steeds – dat blijft voor mijn fractie echt belangrijk – echt een argument om ervoor te zorgen dat partners en minstverdienende partners gestimuleerd worden om te werken. In het belastingstelsel mag je nog steeds instrumenten toepassen die dat effect beogen. Ik zou graag willen dat we hier een soort middenweg vinden waarmee we de participatie en de economische zelfstandigheid van meestal vrouwen proberen te stimuleren en tegelijkertijd oog hebben voor het drukverschil tussen een- en tweeverdieners.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik ga met belangstelling kijken waar collega Snels mee komt. Hij zegt nu zelf dat het ook belangrijk is dat zowel gaan werken als misschien ook zorgen dat minstverdienende partners – in dit land zijn dat in de praktijk meestal vrouwen – meer economisch zelfstandig en wat mij betreft zelfredzaam worden. Dan past een maatregel die eraan bijdraagt dat het gaat lonen dat mensen gemiddeld een paar uur extra gaan werken, toch heel goed in de filosofie van collega Snels? Dat doet deze maatregel namelijk wel. De marginale druk voor de minstverdienende partner neemt mede hierdoor toch serieus af. Dan gaat het wel lonen om een deeltijdbaan van zeg acht uur per week om te zetten naar eentje van zestien uur per week. Mensen mogen daar altijd zelf voor kiezen, maar dat past toch ook wel in de filosofie waar ik in het verleden de partij van collega Snels altijd warme woorden over heb horen spreken?

De heer Snels (GroenLinks):

Zeker. Dat zat net ook in mijn opmerkingen. Volgens mij zijn er twee effecten, die ik ook toegaf. Het ene is het effect van de marginale druk, waardoor gestimuleerd wordt om meer te gaan verdienen, dan wel door te proberen promotie te maken dan wel door urenuitbreiding. Maar er is ook wel degelijk het andere effect, namelijk de participatiebeslissing om überhaupt te gaan werken. Wat deze maatregel volgens mij iets te veel doet – ik vrees daar in ieder geval voor – is dat partners zich überhaupt gaan terugtrekken van de arbeidsmarkt. Dan zijn we verder van huis. Dat is precies de reden waarom ik denk dat je volgens mij die maatregel slimmer, anders, beter zou kunnen vormgeven, zodat we aan allebei recht doen. Ten slotte – misschien kan de Staatssecretaris daar vrijdag wat meer antwoord op geven – denk ik dat het bij het effect aan de onderkant van de arbeidsmarkt, om die urenuitbreiding voor elkaar te krijgen, heel vaak gaat om mensen die niet zo heel veel grip hebben op de eigen urenuitbreiding. Het is lastig voor mensen met echt kleine banen, bijvoorbeeld in de zorg of in de schoonmaak, om zelf invloed te hebben op die urenuitbreiding. We weten dat de IACK op dat terrein minder effectief aan het worden is; daar geef ik de heer Bruins weer gelijk in. Daarmee krijg je dus alleen een negatief inkomenseffect, zonder dat je het effect van de heer Van Weyenberg krijgt.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik heb in het verleden gezegd – volgens mij vinden we elkaar daarin – dat ik het ook heel raar vind dat in sectoren waar nog relatief veel mensen in kleinere deeltijdbanen werken en waar een groot tekort is aan personeel, zoals de zorg, juist de werkgever vaak nee verkoopt aan mensen die vragen om urenuitbreiding. Dat ben ik volstrekt met de heer Snels eens. Ik ben aan de kant van Sociale Zaken ook al een tijdje bezig – ik weet dat GroenLinks dat met ons eens is – met juist dit stuk arbeidsaanbod, om te zorgen dat mensen misschien wat meer kunnen werken en we ook nog eens de krapte kunnen oplossen in de zorg. Dat maakt een wereld van verschil. Ik ben dus misschien ook één slag minder pessimistisch dan hij over de impact.

Ik zeg toch even terug dat ik het overigens wel ingewikkeld vind dat de heer Snels in zijn betoog regelmatig verwijst naar het Centraal Planbureau, dat mij ook heel lief is. Zij zeggen hier gewoon te verwachten dat dit per saldo een positief effect op de arbeidsmarkt heeft. Maar deze keer is de heer Snels het niet met ze eens. Dat mag; ik heb ook weleens een discussie. Maar for the record: onze rekenmeesters, waar hij net ook regelmatig naar verwees, dichten deze maatregel per saldo een niet overmatig, maar wel enigszins positief effect toe.

De heer Snels (GroenLinks):

Zeker. Ik hecht daar ook veel waarde aan, zeker op het terrein van de fiscale politiek en arbeidsmarkteffecten. Tegelijkertijd weet ik ook dat het CPB zelf kritisch is over de wijze waarop de AICK de afgelopen jaren is ingezet. Het is ook lastig – dat is mijn punt – om de effecten van die maatregel op die verschillende inkomenstrajecten goed door te rekenen, omdat de arbeidsmarkt wat dat betreft ook verschillend is voor bijvoorbeeld de onderkant van de arbeidsmarkt en voor mensen die nu € 60.000, € 70.000 of € 80.000 verdienen.

De voorzitter:

Gaat u verder. O nee, bijna. Eerst is er een interruptie van de heer Van Rooijen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Die inkomensafhankelijke combinatiekorting is een bijzonder beest. Het is een heel geliefd nummer van het Planbureau. Ik wijs op het Belastingplan 2016 met de beroemde belastingverlaging van 5 miljard vlak voor de vorige verkiezingen. Die 5 miljard lastenverlichting zou 35.000 arbeidsplaatsen opleveren, maar 20.000 van die arbeidsplaatsen kwamen uitsluitend van de IACK. Met andere woorden, los van de IACK werd er eigenlijk 5 miljard uitgegeven voor 15.000 arbeidsplaatsen. Een stommer besluit vlak voor de verkiezingen heb ik mij eigenlijk niet kunnen voorstellen. Maar in het Planbureaumodel is de IACK een geweldig nummer, want wat je erin stopt, komt eruit. Hoe meer IACK-verhoging, hoe meer arbeidsplaatsen op papier. Moeten we niet eens goed gaan kijken of dit wel aansluit bij uw betoog? Dus aansluitend bij uw betoog: moeten we hier niet eens heel kritisch gaan kijken wat we eigenlijk met de IACK willen, wat het kost en wat de effecten zijn? Ik kijk ook naar de heer Van Weyenberg, en ik ben ook benieuwd wat het CDA hiervan vindt.

De heer Snels (GroenLinks):

Toen ik lang geleden op het Ministerie van Financiën werkte, heb ik ook weleens uitgerekend wat nou de meest kosteneffectieve maatregelen zijn als het echt louter gaat om het stimuleren van werkgelegenheid. Het was inderdaad heel lang zo dat iedere euro die je in de inkomensafhankelijke combinatiekorting stak, het meest effectief was om werkgelegenheid te stimuleren, een goedkopere maatregel dan alle andere fiscale maatregelen. Maar dat was eind jaren negentig, begin 2000. Het Centraal Planbureau heeft zelf ook wel aangegeven dat de arbeidsmarkt sindsdien veranderd is. Dat betekent ook dat het gedrag van partners, meestal vrouwen, niet meer zo makkelijk te beïnvloeden is met deze lastenmaatregel. Uit de modellen van het Centraal Planbureau blijkt ook dat die niet meer zo effectief is. Dat betekent inderdaad dat we goed moeten heroverwegen welke maatregelen we nou echt zouden willen gebruiken als we de werkgelegenheid zouden willen stimuleren, zeker ook voor partners.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Van Rooijen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Maar bent u het dan met mij eens – ik kijk ook naar de heer Van Weyenberg – dat het niet terecht was om voor de vorige verkiezingen 5 miljard lastenverlichting uit te zetten als de IACK de grootste drager daarvan was? Want buiten die IACK leidde het nauwelijks tot meer werkgelegenheid, terwijl het door de coalitie van toen, met name de VVD, als een geweldig nummer voor de werkgelegenheid werd beschouwd. Is die 5 miljard achteraf niet volledig verkeerd onderbouwd?

De voorzitter:

Meneer Van Rooijen, even voor de orde: het proces is dat u de vraag stelt aan degene die het woord heeft, en dus niet aan de heer Van Weyenberg. Dat komt weer later. Dat gezegd hebbende zie ik dat de heer Snels wel wil reageren.

De heer Snels (GroenLinks):

Ten opzichte van de lastenverlichting van het vorige kabinet heb ik eigenlijk een houding die vergelijkbaar is met de houding die ik nu ook heb. Ik vind het nog steeds heel jammer dat we heel veel geld in lastenverlichting steken – dat heeft het vorige kabinet ook gedaan – zonder dat we echt kijken naar vereenvoudiging van het stelsel. We doen dit ook zonder dat we kijken wat we zouden willen bereiken qua maatschappelijke doelstellingen en of zowel vergroening als arbeidsmarktparticipatie effectieve maatregelen zijn. Dat betekent dat het vorige kabinet aan allerlei knoppen heeft gedraaid en bijna voor niks 5 miljard heeft weggegooid, zo zal ik maar zeggen. In zekere zin is er ook nu weer geen sprake van een echte herziening van het belastingstelsel waarbij je inderdaad op allerlei punten systematisch kunt gaan nadenken. Wat wil je bereiken? Wat is het drukverschil tussen eenverdieners en tweeverdieners? Wat willen we uiteindelijk qua draagvlakvergroening in het belastingstelsel bereiken? We doen dat om allerlei redenen niet, onder andere omdat dat eenvoudig is voor de Belastingdienst. Maar omdat we dat niet doen, moest ieder kabinet in de afgelopen periodes aan allerlei knopjes gaan draaien zonder dat dit uiteindelijk effect heeft op de werkgelegenheid. En weet je hoeveel maatregelen er in dit Belastingplan zitten? Dat zijn er 70, 75, 80. Dat is voor mij wel een grote frustratie.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog.

De heer Snels (GroenLinks):

Voorzitter. Ik ben bij de btw gekomen. Dat is weer wat makkelijker en politieker. De verhoging van het lagere tarief van de btw is volgens mijn fractie geen vergroening. Het duurder maken van groenten, fruit, kranten en treinkaartjes is geen vergroening. Arbeidsintensieve diensten en allerlei reparatiediensten bij het mkb duurder maken is volgens mijn fractie geen vergroening. Kan de Staatssecretaris aangeven welk milieueffect hij nou eigenlijk verwacht van deze maatregel? De Staatssecretaris verwijst in het verslag, net zoals eerder, naar de OECD. De OECD zegt dat je de inkomenspolitiek beter via de loon- en inkomstenbelasting kunt voeren. Dat is volgens mij nou precies het probleem van het huidige belastingstelsel. Dat stelsel loopt tegen de grenzen van het kunnen voeren van inkomenspolitiek aan, onder andere tegen verzilveringsproblemen, maar ook tegen de problemen waar we het eerder over hadden. Daardoor lukt het niet goed meer om lage inkomens te compenseren voor milieubelasting. Dat geldt dus eigenlijk ook voor de btw.

Als je dan kijkt naar vlaktaks en btw zie je dat die eigenlijk een beetje samenhangen, want we verhogen de btw en voeren een vlaktaks in. De combinatie van die twee maatregelen zonder andere compenserende maatregelen, is uiteindelijk denivellerend. Hoge inkomens gaan erop vooruit en lage inkomens gaan erop achteruit. Ik realiseer me dat de coalitie hier strak aan vasthoudt, maar het is goed dat we in de gaten houden welke inkomensproblemen zich hier gaan voordoen. Daar hadden we het bij de Algemene Financiële Beschouwingen al kort over. Er is ook een samenstellingsprobleem, bijvoorbeeld. Hoge inkomens profiteren ook van het lage btw-tarief, maar bij hen gaat het naar verhouding veel meer om museumbezoek, theaterbezoek en restaurantbezoek, terwijl het bij lage inkomens gaat om noodzakelijke levensbehoeften. Dat is toch een probleem van de verhoging van de btw, denk ik.

De vraag is wel wat de toekomst dan is. Is de maatregel volgens het kabinet of volgens de Staatssecretaris echt een eerste stap naar een uniform btw-tarief? Kunnen we dan meer verhogingen verwachten in de visie van het kabinet? In dat geval wil ik toch vragen hoe we de differentiatie naar milieueffecten beter kunnen meewegen. Vlees mag en moet wat mij betreft duurder, maar niet groente, fruit en arbeidsintensieve diensten. Graag een reactie.

Voorzitter. Nu box 2 en dan ben ik klaar met het algemene deel Belastingplan.

De voorzitter:

Goed.

De heer Snels (GroenLinks):

Het principe van globaal evenwicht wordt wat willekeurig toegepast, valt mij op. Eerst moet tarief box 2 iets omhoog, omdat de Vpb omlaaggaat. Anders wordt het evenwicht tussen dga's en box 1 verstoord. Maar nu de Vpb extra omlaaggaat geldt dit argument niet meer. Waarom niet? Wat zijn de effecten daarvan? Worden er straks plotseling heel veel extra bv'tjes opgericht om toch maar de belastingdruk voor ondernemers te verminderen? Kan het kabinet daar bij komende belastingplannen nog eens nauwkeurig naar kijken? Dit lijkt me nu wat willekeurig en ook enigszins wispelturig.

We krijgen nog wetgeving over de rekening-courantmaatregel, het beperken van excessief lenen van de eigen vennootschap. We kennen de eerdere onderzoeken naar box 2 over winsten oppotten en belastingen uitstellen, wellicht zelfs tot het oneindige, waardoor onbelast kapitaal- of vermogensopbouw plaatsvindt. Hoe belangrijk is deze maatregel om deze effecten te mitigeren in box 2? Kunnen we van de Staatssecretaris, als we het wetsvoorstel over de rekening-courantmaatregel krijgen, ook een visie krijgen over de toekomst van box 2?

Voorzitter. Ik kom nu bij mijn vergroeningsmapje. Vergroening van belastingen is belangrijk voor GroenLinks. Dit moet bijdragen aan een effectief klimaatbeleid en ook zorgen voor draagvlak via een eerlijke lastenverdeling. De komende jaren wordt dit een belangrijk thema. De klimaattafels moeten concrete, eerlijke en effectieve maatregelen opleveren. Het is heel goed en heel mooi dat De Nederlandsche Bank laat zien dat we zonder prijsbeleid Parijs niet gaan halen. € 50 per megaton is nodig. Dat kan zonder negatieve economische effecten. Het is zelfs goed voor de economie van de toekomst, zegt De Nederlandsche Bank. De boodschap is wel dat het bedrijfsleven en de grote vervuilers moeten gaan betalen. De lasten liggen volgens De Nederlandsche Bank nu relatief veel te veel bij huishoudens, ook internationaal vergeleken. In dat kader heb ik moeite met het pakket dat voorligt voor 2019. Ik ga nu op dat pakket in.

Het schuiven tussen elektriciteit en gas, 200 miljoen extra energieheffingen in combinatie met een bezuiniging van ruim 400 miljoen op de heffingskorting van de energierekening, is wat mij betreft ongelukkig en ongewenst. De CO2-opbrengst is marginaal, met slechts 0,1 megaton, maar de gevolgen voor huishoudens zijn fors. Mijn fractie heeft dit punt bij de presentatie van het regeerakkoord gemaakt en nog eens zeer expliciet bij de Algemene en Financiële Beschouwingen. Belangrijk hierbij is de CPB-notitie van 22 maart jongstleden, die laat zien dat het risico bestaat dat het klimaatbeleid denivellerend uitpakt als niet goed gekeken wordt naar de verhouding tussen bedrijven en huishoudens en naar flankerend inkomensbeleid. Het CPB liet ook toen al het denivellerende effect zien van het 2019-pakket. Ten opzichte van de koopkrachtplaatjes uit de MEV, waarin het energiebeleid via de inflatie is meegerekend, gaan lage inkomens er 0,2% extra op achteruit en hoge inkomens er 0,2% op vooruit. Dat doorkruist volgens mij het evenwichtige koopkrachtbeeld dat de coalitie en het kabinet voor ogen stond. Dat zou de Staatssecretaris toch met mij eens moeten zijn. Het is goed dat de Minister van Financiën heeft toegezegd met het CPB in gesprek te gaan over hoe dit beter kan, maar mijn fractie vindt dat we dit effect ook al voor 2019 zouden moeten herstellen. Ik hoop op de uitgestoken hand, de deur die op een kier staat, in ieder geval op medewerking van de coalitie.

Het zijn ook de coalitiepartijen, vooral het CDA, die zich zorgen maken over het draagvlak voor de energietransitie. Dan kunnen we huishoudens niet, nog voordat we echt begonnen zijn met het klimaatbeleid, nog voordat we echt begonnen zijn met het klimaatbeleid opzadelen met een hogere energierekening. Bij de AFB had ik daar een term voor bedacht, die ik nu niet zal gebruiken, maar het signaal mag duidelijk zijn.

De heer Nijboer (PvdA):

Toch weet ik niet meer welke.

De heer Omtzigt (CDA):

We hebben het niet begrepen, dus nog een keer.

De heer Snels (GroenLinks):

Die korting op de energierekening noemde ik toen de «Bumaboete». Mijn voorstel is om de bezuiniging van ruim 400 miljoen op de korting van de energierekening ongedaan te maken en deze te financieren door een evenwichtige verhoging van de gas- en elektriciteitsheffing in tweede, derde en vierde schijf. Hiervoor is een amendement in voorbereiding in samenwerking met het ministerie. Dan gaan ook bedrijven en grootverbruikers al een klein beetje betalen. Dat is volgens mij een goed signaal aan de klimaattafels en aan het bedrijfsleven. En het is slechts een fractie, echt een fractie van de € 50 per megaton die De Nederlandsche Bank uiteindelijk voor mogelijk en noodzakelijk houdt.

Voorzitter, de auto's. GroenLinks steunt de versterking van de milieudifferentiatie bij belasting van vrachtauto's, het eurovignet. Wel vraag ik hoe het zit met de voorbereiding van de Mautheffing, de kilometerheffing voor vrachtauto's. Ligt die op schema, gaat dat voortvarend?

Steun ook voor de afschaffing van de teruggaveregeling bpm voor taxi's en openbaar vervoer. Dat verhoogt toch de prikkel om milieuvriendelijke auto's te kopen, maar ik sluit me aan bij de zorgen in het verslag en van mevrouw Lodders over wat dit betekent voor het zorgvervoer en het gehandicaptenvervoer. Kan de Staatssecretaris aangeven dat die effecten echt beperkt zijn?

Het is wel merkwaardig dat deze maatregel beperkt blijft tot deze categorieën en niet wordt toegepast op andere categorieën, zoals bestelauto's. «Het staat niet in het regeerakkoord», is dan het antwoord van de Staatssecretaris, «maar we blijven erover nadenken». Wat betekent dat? Gezien de milieueffecten en de vereenvoudiging voor de Belastingdienst zou hier toch wat meer urgentie aan kunnen worden gegeven en zou je dit ook in een samenhangend pakket willen zien. Graag een reactie.

De ambities om het autoverkeer te elektrificeren zijn torenhoog. «Alle auto's emissieloos in 2030», staat er in het regeerakkoord. Dat zal nog een heel forse extra beleidsinzet vragen. Hoe ziet de Staatssecretaris zijn fiscale verantwoordelijkheid hierin in relatie tot de gesprekken aan de klimaattafels en mobiliteit?

Voorzitter. Mijn fractie vindt artikel 3.1 Comptabiliteitswet ook hier – dat is een hobby, ik weet het – van belang. Doelstelling: doeltreffendheid en doelmatigheid. Is de Staatssecretaris dat met mij eens? Het is goed dat de Staatssecretaris in antwoord op vragen van het CDA duidelijk maakt dat het hier wellicht wat uit evenwicht is geraakt met eerdere maatregelen. Het CDA noemt dat steeds de «Teslasubsidie». Als die cijfers kloppen – ik hoor daarvan graag een bevestiging – dan lijkt mij die Teslasubsidie niet conform artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet. Graag een reactie.

Bij de Algemene Financiële Beschouwingen heb ik al gevraagd naar de relatie tussen het klimaatbeleid en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën maar ik kreeg daar toen geen antwoord op. Is de Staatssecretaris het eens dat, zeker in relatie tot de autobelastingen, we op dat punt op de langere termijn een probleem krijgen? Als straks alle auto's elektrisch zijn, dan missen we toch een hele hoop autobelastingen? Wat betekent dat voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën? Krijgen we daar een beeld van? Komen daar nieuwe sommen van en wellicht ook nieuwe mogelijke oplossingen?

Heel kort nog iets over de fiets. De fiscale regeling voor de fiets van de zaak wordt via forfaitaire bijtelling eenvoudiger. De bijtelling bedraagt 7%. Toch blijft dit lastig voor de uitvoering door de Belastingdienst. We hebben daar in het verslag ook naar gevraagd en uit de antwoorden is niet duidelijk wat de budgettaire gevolgen zijn als we die bijtelling gewoon op 0% zetten. Dat zou volgens mij een heel sympathieke maatregel kunnen zijn. Eenvoudig voor de Belastingdienst en goed voor mens en milieu. Over de afvalstoffenheffing zijn we het eens: zonder gedragseffect een lastenverhoging van € 3 per inwoner is zeer marginaal. Welke kwantitatieve milieueffecten en welke bijdrage in de transitie naar een circulaire economie verwacht dit kabinet hiervan? Ik neem aan dat dit slechts een heel kleine bescheiden stap is in de algemenere strategie naar de circulaire economie.

Ten slotte de vergroening van de verhuurderheffing. Mijn fractie steunt die, maar daar zal ik straks bij ATAD nog wel op terugkomen. Ik vrees een beetje dat dit vergroeningseffect teniet wordt gedaan door de gevolgen van ATAD.

Dan kom ik bij het pakketje bedrijfsleven. Ik probeer het systematisch te doen, voorzitter. Het is veel. Een kleine 2 miljard zou via afschaffing van de dividendbelasting de lastenverlichting voor het buitenland zijn. Nu die niet doorgaat, krijgt het bedrijfsleven 2 miljard extra lastenverlichting. Die dividendmaatregel was geheel gebaseerd op het hoofdkantorenargument. Het wordt een beetje ontkend door de coalitie, maar in het oorspronkelijke wetsvoorstel was dat toch de belangrijkste argumentatie in de memorie van toelichting. En in het debat was het een onaanvaardbaar risico als we die dividendbelasting niet zouden afschaffen. Na het besluit van Unilever om de duale structuur te handhaven – niet een hoofdkantoor in Rotterdam maar ook nog een in Londen met beursnoteringen in beide landen, wat mij voor het bedrijf een vrij logisch en verstandig besluit lijkt, zeker ook omdat we nog niet goed weten hoe de brexit afloopt – kan volgens mij niet meer dezelfde argumentatie gebruikt worden voor het complete pakket Vpb-verlagingen. Het zijn andere maatregelen met andere effecten en andere doelen. Eigenlijk zouden hier dus ook nut en noodzaak zorgvuldig gewogen moeten worden. Het lijkt mij dat dit te weinig gebeurd is. Blijkbaar had de VVD hier recht op 2 miljard lastenverlichting die aan het bedrijfsleven moet worden gegeven.

In de antwoorden uit het verslag schrijft de Staatssecretaris dat de begrotingsregels alleen door het kabinet mogen worden aangepast. Dat lijkt me niet correct, want volgens mij heeft de Kamer nogal altijd het budgetrecht. En ik ben een voorstander van prudente begrotingsregels en de scheiding tussen inkomsten en uitgaven, maar we kunnen hiervan wel zeggen dat het gaat om een forse aanpassing van het regeerakkoord. Dan kun je opnieuw kijken naar de lasten- en uitgavenkaders. Daar zijn ook veel voorbeelden van uit vorige kabinetsperioden. Ik geef toe dat het dan in eerste instantie aan de coalitie is om hier nieuwe afspraken over te maken, maar die moeten dan ook via het kabinet voorgelegd worden aan de Kamer.

Dat had ook betekend dat de startnota met de toelichting op de begrotingsregels opnieuw was voorgelegd. De heer Nijboer heeft gelijk: hét moment om dat te doen, was bij de Financiële Beschouwingen. Bij een heropening van de Financiële Beschouwingen hadden we het debat kunnen voeren over minder lastenverlichting voor grote bedrijven en meer geld voor lonen en werkdruk in de publieke sector, een van de nijpendste problemen in onze samenleving. Het verbaast mij dat de coalitie deze route niet heeft genomen. Ik vind het eigenlijk tragisch dat het lijkt alsof de coalitie hier aan de leiband van de VVD loopt. Graag een reactie.

Voorzitter. Dan de Vpb. Er gaat ruim 4 miljard naar lagere Vpb-tarieven. Welk probleem wordt hiermee opgelost? De winsten stijgen hard en de lonen blijven achter. De AIQ, de verhouding tussen lonen en winsten, verslechtert structureel ten nadele van werknemers. Belastingen hebben invloed op de inkomensontwikkeling. Bij huishoudens blijven de inkomens achter, maar bij winsten en winstuitkeringen is er volgens mij geen probleem dat nu op deze schaal gecompenseerd zou moeten worden met lastenverlichting. Welke noodzaak is er nu om de tarieven zo hard naar beneden te brengen?

In het verslag geeft de Staatssecretaris aan dat de winsten inderdaad van 100 naar 200 miljard zijn gestegen in het afgelopen decennium/anderhalf decennium. Maar die winsten zitten vooral bij dochterondernemingen, en die zijn vrijgesteld. Het zijn CBS-cijfers. Die zitten volgens mij in onze nationale rekeningen, en dus gaat het ook over onze economie. Als dat niet zo is, waar worden deze winsten dan wel belast? Of blijven ze grotendeels onbelast? En zou dit dan niet ook een indicatie kunnen zijn van hoe groot het probleem van belastingontwijking is? Graag een reactie.

Er is eerder een analyse gemaakt van de ontwikkeling van de winstbelasting op basis van cijfers van de Europese Unie. Dan zie je wel degelijk een trendmatige daling van het effectieve tarief in Europa. Nu gaan we eindelijk de grondslag aanpakken en worden bedrijven alsnog beloond met een verlaging van het statutaire tarief. Waarom is dat? En als je dan naar de ontwikkeling van de statutaire tarieven kijkt, dan zie je wel degelijk een trendmatige daling: de race naar de bodem wordt voortgezet met andere middelen. Dat zou toch iedereen zorgen moeten baren, ook de Staatssecretaris?

Overigens blijven de grote landen, ook al verlagen zij de afgelopen jaren en de komende tijd ook de tarieven, fors boven onze tarieven zitten: tussen de 25% en 30%. Nederland was vroeger een aanjager van belastingontwijking en zit nu in de kopgroep van tariefsverlaging. Waarom blijft het kabinet ontkennen dat er sprake is van een race naar de bodem? En is het kabinet bereid om in Europees verband dat debat over minimumtarieven en grondslagharmonisatie weer hoger op de politieke agenda te zetten?

Voorzitter. Ik heb een hele concrete vraag over de verliesverrekening in de Vpb. Die zit niet goed in de ramingen van de Vpb-opbrengsten, zo schrijft de Staatssecretaris in het verslag, waardoor de ramingen van de Vpb te hoog zijn. De Staatssecretaris geeft in het verslag aan te gaan onderzoeken hoe dat beter kan. Wanneer doet hij dat? En kan hij toezeggen dat hij de Kamer daarvan op de hoogte houdt?

Dan de dividendbelasting. Bij de AFB...

De voorzitter:

Een moment. Mevrouw Lodders?

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik hoor de heer Snels een aantal keren zeggen dat het nu niet het moment is om de belasting voor ondernemers te verlagen. Ik heb in mijn pleidooi aan proberen te geven hoe belangrijk het is dat we die ondernemers in dit land hebben. Wanneer wordt het voor GroenLinks wél tijd om de ondernemers tegemoet te komen?

De heer Snels (GroenLinks):

Dat ligt er maar aan welk probleem je wilt oplossen. Daar zit een beetje mijn probleem met de wijze waarop de besluitvorming in de coalitie plaatsvindt. Ik zal straks nog iets zeggen over de sociale lasten en over die 200 miljoen die in het heroverwegingspakket zit. Kijk, daar word ik al een stuk enthousiaster van, omdat je ziet dat we in Nederland langzaam maar zeker een probleem krijgen met de arbeidsmarktparticipatie van kwetsbare groepen. Dat heeft iets te maken met de wig, dus met de hoge lasten en de hoge arbeidskosten voor ondernemers. Dat is een heel concreet probleem dat ook door de WRR, het SCP het CPB wordt gezien. Daar zou je maatregelen voor kunnen voorstellen. Welk probleem wordt opgelost met die algemene tariefsverlagingen in de winstbelasting? Ik zie dat probleem niet.

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik zie juist het probleem bij GroenLinks dat de belastingen voor ondernemers alleen maar verhoogd, verhoogd en verhoogd worden. Ik zie maatregelen die afgeschaft worden. Een ondernemer staat niet op zich. Een ondernemer zorgt voor banen. Een ondernemer zorgt voor werkgelegenheid. Een ondernemer levert een belangrijke bijdrage aan allerlei maatschappelijke initiatieven. Op het moment dat de belasting verhoogd wordt, is er minder geld over om investeringen te doen. Dus nogmaals: wanneer kunnen ondernemers bij GroenLinks rekenen op een belastingverlaging?

De heer Snels (GroenLinks):

Mevrouw Lodders zou nog een keer naar de doorrekening van ons verkiezingsprogramma moeten kijken. De radicale verlaging die GroenLinks in het verkiezingsprogramma gaf aan sociale lasten – dat zijn echt de arbeidskosten voor ondernemingen – zat in geen enkele doorrekening. Die is effectief, omdat je daarmee ook milieubelastingen compenseert en daadwerkelijk de arbeidsparticipatie van kwetsbare groepen ondersteunt. Het is dus echt een lastenverlichting voor het bedrijfsleven en zorgt ervoor dat het bedrijfsleven, zeker het arbeidsintensieve bedrijfsleven, meer mensen in dienst gaat nemen. Eén. Dan heb je een maatschappelijk probleem dat moet worden opgelost. Twee. Je ziet dat werkgevers, bedrijven, daarvoor verantwoordelijk zijn. Drie. Je doet een voorstel vanuit de overheid hoe men daaraan kan bijdragen. Dat vind ik op een rationele manier nadenken over waar je lastenverlichting wel of niet zorgvuldig zou willen inzetten.

Mijn probleem met de coalitie is een zeer generieke Vpb-verlaging, van in totaal meer dan 4 miljard, zonder dat voor mij duidelijk is gemaakt welk probleem hiermee nu eigenlijk wordt opgelost, behalve dan dat het wellicht iets zou doen aan het vestigingsklimaat. Ja, dat zie ik ook wel: dat is beter dan de afschaffing van de dividendbelasting.

Mevrouw Lodders (VVD):

Dan hebben GroenLinks en de VVD toch echt een fundamenteel andere kijk op belastingen. GroenLinks wil vanuit de overheid op alle mogelijke manieren sturen. Wij vinden dat dit geld is van de ondernemers en van de mensen. Dit kabinet zet wel degelijk in op een verlaging van de kosten op arbeid en op een verlaging van de belasting voor ondernemers. Ik constateer dat de ondernemers in ieder geval niet bij GroenLinks moeten zijn.

De heer Snels (GroenLinks):

Ik mag hopen dat wij nog fundamenteel tegenover de VVD gaan staan als het over belastingen gaat. Tegelijkertijd zou ik willen zeggen dat mevrouw Lodders zelf ook heel graag stuurt met belastingen. Het valt mij op dat dit ook heel vaak aan de ondernemerskant zit. Zij heeft net in haar eigen verhaal ook een aantal voorbeelden hiervan gegeven, zoals de zonnepanelen en de WOZ-waarde. Dat lijkt mij toch ook een voorbeeld van het op een bepaalde manier nadenken over hoe je belastingen zo kunt inrichten dat ze bijdragen aan maatschappelijke doelen die je zou willen verwezenlijken.

Ik vind het te gemakkelijk van mevrouw Lodders dat zij zegt dat GroenLinks er niet voor het bedrijfsleven is. Als je kijkt naar ons verkiezingsprogramma, en de doorrekening daarvan, en naar wat daarin staat over de toekomst van de Nederlandse economie, het belang van innovatie en het belang van het klaarmaken van de Nederlandse economie voor de doelstellingen van Parijs, dan zie je dat daar wel degelijk een verhaal achter zit over hoe je het bedrijfsleven zou moeten helpen om die omslag te maken. Tegelijkertijd zorgt het voor heel veel werkgelegenheid en innovatie. Ik heb bij de Algemene Financiële Beschouwingen nog een pakketje «vestigingsklimaat en innovatie» voorgesteld, met lastenverlichtingen voor het bedrijfsleven. U zegt dus iets te makkelijk dat GroenLinks tegen bedrijven is; dat is niet zo.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Snels (GroenLinks):

soms laat ik me uitdagen, voorzitter.

Voorzitter. Dan de dividendbelasting. Bij de Algemene Financiële Beschouwingen liep ik al vooruit op het advies van de advocaat-generaal bij de Hoge Raad om de vragen aan het Europese Hof van Justitie in te trekken. Er is voor Nederland naar aanleiding van de beleggingsfondsen en dividendbelasting, het fidelityfonds, geen probleem. Mooi nieuws en dat zet de stellige argumentatie van het kabinet dat de dividendbelasting juridisch niet houdbaar is, toch in een wat ander daglicht. Toch vindt het kabinet, zo begreep ik uit de antwoorden van de Staatssecretaris, dat de Hoge Raad de vragen niet zou moeten intrekken. Waarom niet? En wat gaat de Hoge Raad dan doen? Kan de Staatssecretaris toezeggen dat de Kamer vanaf nu keurig op de hoogte wordt gehouden van de ontwikkelingen op dit vlak?

Een voorganger van deze Staatssecretaris heeft ooit eens gezegd dat de dividendbelasting niet houdbaar is. Kan de Staatssecretaris daar nu afstand van nemen? Kan de Staatssecretaris bevestigen dat, indien er wel juridische knelpunten zijn, deze ook nog altijd kunnen worden opgelost binnen de dividendbelasting, zonder haar af te schaffen? En ten slotte op dit thema: kan de Staatssecretaris toezeggen dat hij het thema van de dividendbelasting in Europa op de agenda gaat zetten? Want het is hoe dan ook een instrument om op redelijk eenvoudige wijze belasting te heffen op winstuitkeringen die anders wellicht buiten het oog van de belastingdiensten vallen.

Voorzitter. Ik kom bij de expats. Het schiet op. Om te beginnen: wij schaffen de expatregeling, die 30%-regeling, in ons verkiezingsprogramma en bij de tegenbegroting helemaal af. Toch zie ik de knelpunten bij een plotselinge beperking. Vooral het feit dat de maatregel ook duizenden jonge onderzoekers zou treffen – aio's en postdocs – aan de universiteiten gaf mij een argument om nog eens te kijken naar deze maatregel. Bij de Algemene Financiële Beschouwingen heb ik al voorstellen gedaan voor een echte overgangsregeling, waarbij de regeling wordt afgetopt op € 100.000. Uit het onderzoek van Dialogic blijkt namelijk dat het grootste budgettaire beslag van dit instrument ligt bij mensen met een inkomen van boven een ton en zelfs twee ton. In de heroverweging geeft het kabinet ook ruimte voor verzachting van de maatregel. Het kiest echter niet voor een echte overgangsmaatregel, maar voor een vorm van uitstel, waardoor nog steeds groepen getroffen kunnen worden. Ik wil daarom mijn amendement dat ik in voorbereiding had, doorzetten, om te kijken hoe we die overgangsmaatregel kunnen financieren via aftopping. Dan komt er volgens mij een echt eerlijke regeling tot stand. Ik hoop dat de coalitie hier ook met open houding naar zal willen kijken.

Nu gebeurt er, even heel kort, iets merkwaardigs in de budgettaire effecten van het voorstel, volgens wat ik terug heb gekregen van het departement. Volgens het departement levert mijn voorstel slechts 141 miljoen op. Volgens onze eigen sommetjes, zeker als je kijkt naar die aftopping en wat die betekent, zou dat minstens 100 miljoen meer moeten zijn. Het is wat lastig om dat sommetje hier te maken, maar mag ik met de Staatssecretaris afspreken dat wij wellicht via de amendementenservice die som nog eens een keertje opnieuw bekijken? De amendementenservice is minder van de budgettaire consequenties, maar dan zouden we die informatie kunnen hebben voor het WGO van vrijdag.

De heer Van Weyenberg (D66):

Er is één punt dat mij steeds verbaast. Ik waardeer alle constructieve suggesties van collega Snels. Ik ga ze allemaal goed bekijken, maar nou is er ook een tegenbegroting van de drie linkse partijen. Daar staat gewoon in: wij schaffen de hele expatregeling per direct af. Nu vind ik eerlijk gezegd dat de heer Snels knap spel speelt door ook nog zelf met amendementen te komen. Zo kan hij een beetje kiezen: pak ik het pakket met de drie linkse partijen of pak ik nog een aantal eigen punten? Is de heer Snels het op zijn minst met mij eens dat het niet erg consistent is om hier om een overgangsmaatregel te vragen en die van het kabinet opeens niet ruim genoeg te vinden, terwijl hij zelf gewoon zijn handtekening onder een tegenbegroting zet, die zegt: afschaffen? Is de conclusie dan dat GroenLinks niet meer achter die tegenbegroting staat? Want you can't have your cake and eat it, zeg ik tegen de heer Snels.

De heer Snels (GroenLinks):

Nee, voorzitter, hoe heet dat ook weer? «Voortschrijdend inzicht» vind ik een heel belangrijk dogma in de politiek. Dat zouden we ook in alle openheid vaker als politici moeten gebruiken. Als er informatie komt waardoor je denkt dat je je overwegingen toch wat anders zou moeten zien, dan vind ik dat je daar open voor moet staan. En ik sta daar open voor. Ik vind nog steeds dat we in een ideaal belastingstelsel uiteindelijk van die 30%-belastingregel af zouden moeten. Wat mij betreft zou dat dus ook kunnen gebeuren, maar ik ben in gesprek met universiteiten en de VSNU overtuigd geraakt dat die maatregel mensen ook wel hard raakt, jonge onderzoekers, aio's, postdocs, waarvan ik het belangrijk vind dat ze aan de Nederlandse universiteiten bijdragen aan onze kenniseconomie en aan onze innovatie-economie. Dus ben ik er gevoelig voor om te kijken of we deze maatregel kunnen verzachten. We zitten hier in een wetgevingsoverleg, dus dan kijken we heel specifiek en precies naar wat de effecten van maatregelen zijn. Dan mag de heer Van Weyenberg mijn voorstellen kritisch tegen het licht houden, zoals ik dat zelf ook doe.

De heer Van Weyenberg (D66):

Heel veel woorden, maar de kern is dus dat er eigenlijk steeds twee plannen van GroenLinks zijn waar ze een beetje uit kiezen, afhankelijk van wat het beste uitkomt. Dat zou je inderdaad eten van twee walletjes kunnen noemen. Dat vind ik een beetje te makkelijk; zo ken ik de heer Snels niet. Ik heb een hele simpele vraag, want hij maakt nu goeie sier: ik kom met een nog ruimere overgangsmaatregel. Vindt de heer Snels nu wel of niet dat de expatregeling eigenlijk, zoals in de tegenbegroting van drie partijen stond, meteen helemaal moet worden afgeschaft? Of zegt hij: nee, ik sta niet meer met mijn partij achter die tegenbegroting samen met de SP en de Partij van de Arbeid? Het is toch een van de twee. Je zult af en toe een compromis moeten sluiten; dat moet ik in een coalitie ook. Maar je kunt niet parallel twee plannen in de lucht hebben om in het ene debat te zeggen «ik pak mijn linkse tegenbegroting» en een dag later in het andere debat je eigen GroenLinksplan te trekken. Ik denk dat dat ook niet heel prettig is voor het vertrouwen in de politiek. Dus welke van de twee is het nou?

De heer Snels (GroenLinks):

De heer Van Weyenberg moet dan wel eerlijk zijn. Het feit dat ik nu een overgangsregeling voor de expats voorstel, is uiteindelijk wel gedekt. Ik sta nog steeds achter de tegenbegroting die we samen met de Partij van de Arbeid en de SP hebben gemaakt. Maar als ik hier nu wijzigingen voorstel... Dat doe ik ook op andere punten in het Belastingplan. Het liefst zou ik willen dat u voor mijn hele tegenbegroting gaat stemmen, maar dat gaat u niet doen. Ik probeer dus op hele concrete punten voorstellen te doen die voor de samenleving, voor mensen, voor vergroening beter zijn dan het kabinetsvoorstel en die misschien wat afwijken van wat ik eigenlijk het liefst zou willen doen.

De heer Van Weyenberg (D66):

Heel kort tot slot, voorzitter. Kijk, ik snap wel dat je soms zegt: ik heb een heel vergaand voorstel en als dat niet lukt, probeer ik of ik draagvlak kan vinden voor een minder vergaand voorstel. Maar hier doet de heer Snels precies het omgekeerde. Hij dient met de linkse partijen een voorstel in om dit radicaal af te schaffen. Als hij nu een voorstel zou doen om de overgangsregeling van het kabinet nog wat aan te scherpen – niet in één keer zoals die drie fracties willen, maar een jaar later – dan begrijp ik dat. Dat is minder vergaand. Maar dit staat diametraal tegenover zijn eigen voorstel. Hij dient een voorstel van de drie linkse partijen in, «kabinet, schaf het sneller af», om daarnaast het 180 graden andere voorstel «verruim de overgangsregeling nog wat» in te dienen in dit debat. Ik vind dat echt heel ingewikkeld. Zo ken ik de heer Snels niet.

De heer Snels (GroenLinks):

Nu maakt de heer Van Weyenberg uiteindelijk een fout, denk ik. Het meest vergaande voorstel in de tegenbegroting en in ons verkiezingsprogramma zeg ik maar voor de helderheid, is helemaal afschaffen. Dan heb je de overgangsmaatregel van het kabinet. Mijn overgangsmaatregel komt de groepen waar het om gaat nog steeds tegemoet. Maar door de aftopping op 1 ton gaat het nog steeds verder dan wat het kabinet doet, omdat het uiteindelijk structureel meer geld oplevert. Mijn voorstel gaat dus budgettair een stuk verder dan dat van het kabinet. Tegelijkertijd is het versoepelend ten opzichte van mensen met een inkomen beneden 1 ton. Daarmee is het eerlijker en zou het volgens mij ook voor de coalitie een interessante overgangsmaatregel moeten zijn. Dit verbaast me. Dat waren de expats.

De afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk. Ook hier had ik een voorstel voor gedaan bij de Algemene Financiële Beschouwingen. Ik had er ook al een amendement over ingediend. Het bevorderen van onderzoek en innovatie is volgens mij echt belangrijk voor onze economie. Daar hamert mijn fractie voortdurend op, mevrouw Lodders, in brede zin maar ook in relatie tot groene modernisering van onze economie. Nu had ik een wat ander voorstel dan de tariefswijziging die het kabinet uiteindelijk heeft voorgesteld. Ik ben niet tegen die tariefswijziging van het kabinet, maar mij ging het ook heel specifiek om het knelpunt dat je ziet in de Wbso bij hele kleine bedrijven die niet snel echt werknemers in dienst hebben die aan onderzoek en innovatie doen, maar wel tijdelijk en met tijdelijke contracten. Volgens mij ging het uiteindelijk om publiek-private samenwerking: even iemand tijdelijk in dienst nemen die dan onder de Wbso valt. Die is volgens mij in 2014 uitgesloten vanwege bezuinigingen; die maatregel is beperkt. Ik kan mijn amendement intrekken als ik van de Staatssecretaris de toezegging krijg dat hij bij de uitwerking van deze voorstellen – die komen volgens mij pas volgend jaar in het Belastingplan – toch echt nog eens zal kijken naar die hele kleine bedrijven en die publiek-private samenwerking. Ziet u hoe constructief ik ben?

Sociale lasten. Mooi dat 200 miljoen wordt uitgetrokken voor verlaging van de sociale lasten voor werkgevers. De uitwerking komt later. Waarom 200 miljoen? Waarom niet veel forser, vraag ik aan mevrouw Lodders. Hier gaat het om beleid dat ook echt belangrijk is voor bedrijven en voor de arbeidsmarkt. Ook de wig komt voortdurend voor in de schema's die zeggen hoe het staat met onze concurrentiepositie, en dan is de wig een groot probleem. Belangrijk dus voor het vestigingsplaatsargument en voor onze concurrentiekracht. Maar het gaat ook om een hele grote sociale uitdaging. We zien – dat zeggen ook instituten als de WRR en het SCP – dat het steeds moeilijker wordt om mensen met weinig kansen een plek op de arbeidsmarkt te geven. Dat probleem wordt steeds urgenter en het is belangrijk om de samenleving bij elkaar te houden.

Ik ben zeer kritisch op het niveau van lastenverlichting dat dit kabinet aan het bedrijfsleven geeft via de winstbelasting, ongericht. Op dit punt zou ik het kabinet willen stimuleren tot een extra inspanning. Mag ik het kabinet vragen bij de uitwerking van de voorstellen voor de sociale lasten, expliciet te analyseren en mee te nemen dat hier de doelstelling zou moeten zijn om aan de onderkant van de arbeidsmarkt extra werkgelegenheid te creëren?

Voorzitter, dat was het.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik wil de heer Snels complimenteren met zijn heel uitgebreide inbreng en met zijn constructieve houding, maar hij zit op heel veel amendementen. Overigens heeft iedereen veel amendementen gemaakt. Zeker de oppositie is hard aan het werk. Volgens mij zijn ze bij Bureau Wetgeving en op het ministerie ook nog hard aan de slag. Maar klopt het nou dat ik hem aan het begin hoorde zeggen dat als het Belastingplan met zijn amendementjes wat meer duurzaam en vergroend zou worden, hij dan voorstemt? Heb ik dat nou goed begrepen?

De heer Snels (GroenLinks):

U interpreteert mijn woorden wat ruim. Ik heb gezegd dat ik dit debat constructief wil doen. Dat is precies de reden waarom ik allerlei voorstellen doe om het Belastingplan te verbeteren. Ik vind het echt van een goede houding getuigen dat je je stemgedrag uiteindelijk pas bepaalt in het plenaire debat volgende week. Dat stemgedrag hangt wel degelijk ook af van de ruimte die ik van de coalitie krijg om echt concrete, goede verbeteringen in het Belastingplan tot stand te brengen.

Mevrouw Leijten (SP):

Dit Belastingplan geeft miljarden belastingverlaging aan multinationals. Daar gaat echt niks aan veranderen. Het verhogen van btw voor de gewone boodschappen, de noodzakelijke uitgaven, ook voor de allerlaagste inkomens, wordt nauwelijks gecompenseerd. Nou ga ik natuurlijk ook proberen om allerlei dingen te verbeteren, omdat ik denk dat het anders kan, in de marge, maar ook principieel. Het zou mij wel erg verbazen als GroenLinks zegt: als een paar amendementjes worden aangenomen, dan vinden wij die miljarden naar de multinationals wel prima. Ik wil erop wijzen dat dat wat anders is dan een debat constructief voeren. Dat is echt een frame dat volgens mij waardeloos is. Het gaat om de principiële keuzes. Daarna kan je heel constructief meedenken over hoe een maatregel beter of eerlijker kan. Dat probeert volgens mij iedereen in het debat te doen. Maar ik vind het wel vreemd dat GroenLinks hier zegt: als er een paar amendementen van ons worden aangenomen, dan vinden wij de belastingverlaging voor de multinationals van meer dan 3 miljard eigenlijk wel het steunen waard.

De heer Snels (GroenLinks):

Nee, daar kan ik mevrouw Leijten direct opheldering over geven. Mijn fractie is tegen de 4 miljard verlaging van de winstbelasting. De koopkrachteffecten van dit Belastingplan zijn onevenwichtig. Je ziet dat ook in de aanvullende informatie die we van het Centraal Planbureau hebben gekregen. Lage inkomens dreigen er echt wat meer op achteruit te gaan dan hoge inkomens. Ik zet me nu met alles wat ik in me heb ervoor in om te kijken of we daarvoor veranderingen in het Belastingplan zouden kunnen krijgen. Die compensatie is me wel wat waard. Ik neem aan mevrouw Leijten me daarin steunt.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):

Als we compensatie, bijvoorbeeld verlaging van de belastingvrije voet in de energierekening, voor mekaar krijgen, zou dat hartstikke goed zijn. Volgens mij kan het CDA ook niet anders dan het daarmee eens zijn. Het frame van de Bumaboete is hartstikke mooi; ik zal het met heel veel zin herhalen. Maar het gaat uiteindelijk niet om de kleine verbeteringen op basis waarvan je je steun toezegt aan de coalitie als je ze voor elkaar krijgt. Het gaat uiteindelijk over het principiële geluid. Volgens mij hebben wij met betrekking tot multinationals principiële zaken neergelegd. Het zou mij erg verbazen als GroenLinks uiteindelijk voor het Belastingplan gaat stemmen.

De voorzitter:

De heer Snels tot slot.

De heer Snels (GroenLinks):

Volgens mij heb ik echt in alle mogelijke bewoordingen duidelijk gemaakt hoeveel problemen ik met dit Belastingplan heb. Dan gaat het over de btw en dan gaat het over de vlaktaks, maar dan gaat het zeker ook over de winstbelasting. Tegelijkertijd vind ik een aantal dingen wel goed in het Belastingplan, dus ik probeer – dat is niet meer dan ik gezegd heb – nu in dit wetgevingsoverleg deze week, en volgende week in een plenair debat er alles aan te doen om ervoor te zorgen dat we een aantal grote veranderingen in dit Belastingplan voor elkaar krijgen. Wat dat uiteindelijk betekent voor het stemgedrag zullen we dan zien. Daar is het nu nog veel te vroeg voor. Maar ik vind wel dat dit mijn houding als parlementariër moet zijn. Daarom ben ik ook gedetailleerd en heb ik voor het gevoel van de voorzitter misschien iets te veel ruimte genomen.

De voorzitter:

Dat ga ik zo oplossen.

De heer Snels (GroenLinks):

Ik wil zeer concreet kijken naar welke voorstellen we echt kunnen verbeteren. Volgens mij is dat belangrijk.

De voorzitter:

Dank. Dan gaan we schorsen. Ik had u drie kwartier in het vooruitzicht gesteld. Gelet op de tot dusver gebruikte spreektijden zou ik dat willen terugbrengen naar 30 minuten, tot kwart voor twee. We gaan zo verder met de heer Omtzigt.

De vergadering wordt van 13.12 uur tot 13.45 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Omtzigt.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter, dank u wel. Voor ons ligt een zeer omvangrijk pakket: een belastingplan en zeven wetsvoorstellen. Ik heb hier de helft van de documenten dubbelzijdig uitgeprint voor me liggen. Als ik de andere helft ook voor me zou hebben, zou ik gedeeltelijk onzichtbaar worden. Wat dat betreft wil ik mij wel aansluiten bij de heer Mulder, maar dan ook met het concrete verzoek of er de komende jaren eens wat vaker inhoudelijke wetgeving in het voorjaar ingediend kan worden. Er was wat ons betreft geen enkele reden geweest om bijvoorbeeld de Wet modernisering kleineondernemingsregeling, de Wet implementatie artikel 1 of de Wet op de kansspelbelasting niet gewoon in mei of juni in te dienen. «En ATAD», zegt mijn buurvrouw mevrouw Leijten. Die had gewoon eerder ingediend kunnen worden. Dan hadden we ons hier ook wat meer kunnen richten op een zeer omvangrijk pakket met zeer veel maatregelen die daarin zitten. Ik krijg dus graag van de Staatssecretaris de toezegging dat hij gaat kijken of dat de komende jaren lukt. Dit heeft nog als klein nevenvoordeel dat het dan ook iets makkelijker wordt om te amenderen en dat amendementen dan ook nog uitvoerbaar zijn. Anders krijgt mijn buurman altijd te horen: ja, het had wel gekund, als het een paar maanden eerder geweest was.

Voorzitter. Toch zijn we blij met het voorliggende plan, met een vlaktaks. Dat leidt tot lagere lasten, een rechtvaardiger systeem en een kleine vereenvoudiging van het systeem. Het is belangrijk dat middeninkomens er nu fors op vooruitgaan na jaren van belastingverhogingen. In combinatie met de persoonsgebonden aftrek zorgt de sociale vlaktaks voor een stukje vereenvoudiging. Daarom maakt het ook niet veel of minder uit wie van de partners het inkomen verdient en wie de aftrekposten in aftrek brengt. Ik heb nog wel één inhoudelijke vraag over deze aftrekpost. Ik haal die even naar voren. Vroeger moest je het saldo van de WOZ-waarde en de hypotheekrenteaftrek in mindering brengen, maar het een moet nu tegen het marginale tarief – dat is namelijk de bijtelling van de WOZ-waarde – en de hypotheekrenteaftrek wordt langzaam afgebouwd. Moet dit nu nog constant bij dezelfde persoon worden gedaan, of kan het leuk worden om de een de bijtelling te laten pakken en de ander de aftrek? Vooral als een van beide geen belasting betaalt, kan dat zeer interessant zijn.

Voorzitter. Ik zou ook graag willen weten wat het pad naar de verdere vereenvoudiging inhoudt. Welke zaken worden na deze vereenvoudiging ingesteld om ervoor te zorgen dat het belastingsysteem structureel nog een stukje eenvoudiger kan? Dat is dan natuurlijk binnen alle beperkingen van de Belastingdienst die mijn VVD-collega heeft geschetst.

Voorzitter. We zijn ook zeer tevreden met de verhoging van de maxima in de vrijwilligersregeling. Jarenlang zijn de grenzen niet geïndexeerd. Die begonnen te knellen. Vrijwilligers zijn kostbaar en van groot maatschappelijk belang. Ze zetten hun eigen tijd in voor het algemeen belang, maar ze maken vaak kosten voor hun vrijwilligerswerk. Nu de forfaitaire vergoeding hiervoor verhoogd wordt, levert dat minder gedoe met bonnetjes op. Betekent dit overigens ook dat ze per uur een iets hoger bedrag kunnen uitkeren? En is er een mogelijkheid om dit te indexeren?

De fiscale positie van eenverdieners met een niet-werkende partner, bijvoorbeeld door ziekte of onvrijwillige werkloosheid, blijft een zorgpunt. Voor nu ziet het beeld er even goed uit, maar door de afbouw van de overdraagbare heffingskorting wordt het verschil in belastingdruk in de toekomst elk jaar een stuk groter. Meer in het algemeen zien we dat de marginale druk met dit Belastingplan daalt, maar ik zou dat graag willen voortzetten. Als principe zou het mooi zijn dat je van elke euro werken en extra verdienen meer dan de helft overhoudt.

Voorzitter. Bij de vlaktaks – ik had het net al over de hypotheekrenteaftrek – gaan alle aftrekposten naar het 37%-tarief. Ik heb een vraag over één specifieke aftrekpost, namelijk alimentatieverplichtingen. Is het juridisch houdbaar als deze aftrekpost in het basistarief terechtkomt, terwijl de betaling in het hoge tarief komt aangezien er inkomen bij een andere belastingplichtige tegenover staat? Er is namelijk sprake van inkomensoverdracht. Er is dus geen belastingvoordeel.

Dan kom ik bij de Ziektewetuitkering, de arbeidskorting en de IACK. Ik heb wat inhoudelijke vragen over de maatregel om de Ziektewetuitkering niet langer te verlenen. Dat is op dit moment al zo bij de WW. Het haalt natuurlijk een rare prikkel uit de wet dat het, als je op dit moment in de WW zit, op zich profijtelijk is om je ziek te melden omdat je dan recht krijgt op de arbeidskorting en de IACK. Maar deze maatregel gaat natuurlijk niet alleen gelden voor mensen die in de WW zitten. Die gaat vooral ook gelden voor mensen die bijvoorbeeld uitzendkracht zijn en ziek worden. Zij vallen in de ZW. Ik zou weleens willen weten hoe verhouding tussen die twee groepen is. Hoeveel mensen komen er gewoon in de Ziektewet zonder in de WW te komen en hoeveel mensen komen er nu in de WW en gaan dan naar de Ziektewet? Want voor de tweede groep was de maatregel bedoeld.

Verder maak ik mij zorgen over de mogelijke terugbetaling van heffingskortingen. Kan de Staatssecretaris aangeven wat er gebeurt als een uitzendkracht die rond het minimumloon verdient – dat is € 20.000 – in enig jaar zes maanden ziek wordt? Klopt het dat er via de witte tabel dan al € 1.700 aan arbeidskorting is verrekend, terwijl er, aangezien er slechts € 10.000 inkomen is uit arbeid, recht is op € 300 arbeidskorting, waarna een jaar later dus een terugvordering van € 1.400 plaatsvindt? Wat kan deze persoon doen bij zo'n terugvordering? Is de Toeslagenwet of de bijstandswet dan van toepassing?

Het UWV is in 2016 door de Nationale ombudsman op de vingers getikt voor het op onjuiste wijze rekening houden met de heffingskortingen, toch ook niet het sterke punt van het UWV. Vergeet niet dat voor verschillende uitkeringen verschillende heffingskortingen gaan gelden. Ik zou graag een uitvoeringstoets zien van UWV en Belastingdienst samen. Laat ik het zo zeggen: voor mij is dat een leermomentje van bijvoorbeeld de zaken die wij rond SUB/Walvis gezien hebben. Deze twee instanties hadden daarbij weleens kleine moeite om samen te werken. Is het mogelijk om die te zien op dit punt?

Voorzitter. De btw-verhoging.

De voorzitter:

De heer Nijboer.

De heer Nijboer (PvdA):

Ik vind dat de heer Omtzigt heel terecht de vinger legt bij iets wat heel technisch lijkt, maar wat enorme inkomensgevolgen kan hebben voor iemand die ziek wordt. Ik wil de heer Omtzigt vragen of hij ook de redenering zou kunnen volgen die de PvdA heeft, namelijk dat als het zo'n probleem is vanuit de WW en de Ziektewet, je ook andersom zou kunnen denken: mensen die in de WW zitten, gaan al achteruit in inkomen; waarom ontneem je hun die heffingskortingen? Dan trek je het ook gelijk, alleen dan de kant op waarbij mensen er niet op achteruitgaan.

De heer Omtzigt (CDA):

De arbeidskorting en de IACK zijn ten principale voor mensen die inkomen hebben uit arbeid. Mensen in de WW en mensen die arbeidsongeschikt zijn, hebben dit inkomen op arbeid niet. Ik zie wel een probleem dat de arbeidskortingen fors opgelopen zijn en soms iets overcompenseren voor de kosten die gemaakt worden in verband met de arbeid; dat is een keuze die door een aantal partijen hier in de Kamer gemaakt is. Maar ik wijs verder de heer Nijboer erop dat als hij deze keuze maakt, deze keuze in ieder geval niet in zijn tegenbegroting staat. Sterker nog, de maatregel wordt in geen enkele tegenbegroting teruggedraaid. Maar dat ontslaat mij niet van de plicht om heel goed naar de uitwerking van deze maatregelen te kijken. Dat doe ik dan ook samen met de heer Nijboer.

De heer Nijboer (PvdA):

In onze tegenbegroting hebben wij het over zes grote keuzes. Zo is deze ook aangekondigd. Het gaat om maatregelen rond wonen, multinationals, btw die wij terugdraaien. Per begroting zullen wij voorstellen doen. Er komt ongetwijfeld ergens anders geld bij, zoals 30 miljoen bij onderwijs. Bij Defensie willen we misschien wat anders en bij zorg zullen we dingen anders willen. Dat geldt ook voor het Belastingplan. Daar valt dit ook onder. Dus ik laat me niet erop aanvallen dat we geen volledige, uitgekamde tegenbegroting zouden hebben. Dat is nooit onze claim geweest. Dit is een van de meer technische, maar wel impactvolle maatregelen in het Belastingplan.

Het tweede onderdeel van het antwoord van de heer Omtzigt stond mij meer aan, namelijk dat hij er echt serieus naar wil kijken. Ik snap best de fiscaaltechnische achtergrond van arbeidskortingen, die weer anders is dan de IACK. Je hebt kosten die met arbeid verbonden zijn. Maar ook vanuit de WW ben je natuurlijk verplicht om te solliciteren. Dan heb je ook reiskosten om daarnaar toe te gaan en heb je inspanningsverplichtingen. Dus je kunt best een redenering ophangen die ook arbeidskorting van toepassing laat zijn op de WW. Nog los van dat er heel veel mensen geen arbeidskorting meer krijgen, straks mede door de progressieve en degressieve afbouw, zou je die redenering kunnen houden. Ik vind dat het kabinet steeds één kant opkijkt, terwijl het de andere kant, waar ook argumenten voor aan te dragen zijn, die overigens beide voor- en nadelen hebben, niet heeft belicht.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik bestrijd even dat het een kleine maatregel is. Deze maatregel levert 200 miljoen op. Als je deze terugdraait, moet je 200 miljoen dekken. Als je deze ook voor de WW zou laten gelden – zoals u weet zitten er meer mensen in de WW dan in de Ziektewet – heb je er uit mijn hoofd gezegd zo 300 miljoen bij. Dan heeft u net een half miljard uitgegeven. Ik snap de redenering daarachter, maar dat zijn nogal grote keuzes om in een interruptie te doen. Ik heb juist deze technische vragen gesteld om te kijken of deze uitvoerbaar is, of deze een beetje in de praktijk uitwerkt en of de Toeslagenwet en de bijstandswet adequaat hulp bieden wanneer er problemen zijn. Ik denk namelijk dat de Toeslagenwet ook een beetje klem zit met de heffingskortingen. De Toeslagenwet zorgt ervoor dat mensen die recht hebben op een toeslag of op een uitkering zoals de WW of de Ziektewet, in principe niet onder het sociaal minimum komen zonder dat daar een bijstandstoets in zit, namelijk een toets op het vermogen. Er zit dus best een lading achter deze vraag. Die heeft de heer Nijboer goed gezien.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Nijboer.

De heer Nijboer (PvdA):

Misschien nog één ding over die tegenbegroting. Die is gepubliceerd op de dag na de indiening van de Prinsjesdagstukken. Het Belastingplan kregen wij de dag daarvoor, geloof ik. De heer Omtzigt mag mij dus euvel duiden dat ik deze maatregel in het Belastingplan niet binnen een dag van impact en dekking voorzag en tegenvoorstellen deed, maar dat lijkt mij in alle redelijkheid eerlijk gezegd wel wat veel gevraagd. Ik vind dit wel het moment om daarop door te vragen en het debat verder te voeren.

De heer Omtzigt (CDA):

De heer Nijboer heeft volledig gelijk dat dit een moment is om erop door te vragen. Deze maatregel kwam niet uit de lucht vallen; hij stond gewoon in het regeerakkoord en was ook voorzien in het Belastingplan van dit jaar. Er is geen enkel ander moment om hem in te voeren. Hij moet op 1 januari 2020 ingaan, en je kunt hem moeilijk – ik zie een senator in het publiek zitten – in december 2019 door de senaat laten aannemen. Dat werkt niet.

De voorzitter:

Inderdaad is senator Van de Ven aanwezig. Gaat u verder.

De heer Omtzigt (CDA):

Senator Van de Ven is aanwezig.

Voorzitter. Ik was gekomen bij de btw-verhoging. De schuif van belasting op arbeid naar belasting op consumptie acht ik rechtvaardig. Wel zou ik willen weten of de grenseffecten goed gemonitord blijven worden. Bij de verruiming van de sportvrijstelling codificeert de Staatssecretaris niet alleen het arrest; de definitie van winst beogen wordt ook aangescherpt. Dit maakt dat veel commerciële sportbedrijven ook onder de vrijstelling gaan vallen en dus geen recht op aftrek hebben. Dan heb ik het over zwembaden, gymzalen, sporthallen en ijsbanen. Straks valt alleen het fitnesscentrum nog onder de definitie van winst beogen. Waarom heeft de Staatssecretaris hiervoor gekozen? De Staatssecretaris geeft aan dat hij artikel 133a van de btw-richtlijn beoogt te implementeren, maar de nieuwe bepaling lijkt veel verder te gaan dan dit artikel. Bovendien staat er in artikel 133 dat lidstaten voorwaarden kúnnen stellen. Waarom zou de huidige wet niet voldoen aan de richtlijn? Is er een analyse gemaakt van welke sportbedrijven door de nieuwe formulering worden geraakt? En wat is daarvan het financiële effect? Is de nieuwe sportsubsidie nog wel genoeg als er zoveel meer rechtspersonen onder de vrijstelling gaan vallen?

Waar veel commerciële sportbedrijven niet onder de sportvrijstelling willen vallen, is dit voor de denksportverenigingen juist een grote wens. Helaas is dit door het arrest van het Hof van Justitie niet meer mogelijk, omdat denksport volgens het Hof onvoldoende fysieke component kent. De Staatssecretaris heeft al eerder geantwoord dat hij ging bezien of de denksportverenigingen dan kunnen vallen onder de sociaal-culturele vrijstelling. Wat is de uitkomst van deze denkexercitie geweest? Komt de denksport voor het eind van het jaar – ik denk bij het eindejaarsbesluit – onder de sociaal-culturele vrijstelling te vallen?

Voorzitter. Het is fijn dat er bij tijdige aangifte van de inkomstenbelasting en de erfbelasting geen belastingrente meer in rekening wordt gebracht. Dank daarvoor. Wel zou ik graag nog een kleine update willen hebben van hoeveel bezwaren en beroepen er op dit moment bij de erfbelasting worden ingediend. De vorige keer kreeg ik geen antwoord, omdat wat ik vroeg niet in de managementrapportage zat, maar misschien kan de Staatssecretaris vertellen wat er wel in die managementrapportage zit.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik heb een vraag over de btw-vrijstelling voor commerciële sportorganisaties. Mevrouw Lodders had het daar al over, u heeft het erover, en ik zou er ook een opmerking over willen maken. We willen natuurlijk niet dat door zo'n technische aanpassing de prijs van het kaartje voor het zwembad of de huur van een sportzaal fors verhoogd wordt, waardoor uiteindelijk ook de contributie van sportverenigingen omhooggaat. Dit is wat mij betreft zo'n onvoorzien gevolg van een maatregel. Maar we hebben nog meer maatregelen die onvoorziene gevolgen hebben, bijvoorbeeld de ATAD-richtlijn, die gaat betekenen dat de woningbouwcorporaties 335 miljoen extra gaan betalen aan de Staat en dat inmiddels vier maanden van de huur van een huurder direct naar de overheid gaan. Ze betalen dus vier maanden huur aan belasting. Vindt de heer Omtzigt dat ook niet een ongewenst gevolg van de maatregel?

De heer Omtzigt (CDA):

Ten eerste dank aan mevrouw Leijten dat ze de maatregel over de zwembaden helderder uitlegt dan ik. Twee: ja, dat was niet helemaal de bedoeling. Dat is een van de redenen waarom het tarief op de verhuurderheffing met 100 miljoen of 0,03% verlaagd is. Mede op aandringen van het CDA is er in de verhuurderheffing een aftrek gekomen voor het verduurzamen van woningen. Voor de rest zou ik de vraag willen laten staan: hoeveel levert dat deze termijn nog op? Als ik de sommen van de regering goed begrijp, betekent dat deze kabinetsperiode geen lastenverzwaring – en geen lastenverlichting, zeg ik erbij – voor woningbouwcorporaties.

Mevrouw Leijten (SP):

We hebben een wet die belastingontwijking van grote multinationals moet tegengaan omdat zij zo met hun schulden schuiven dat ze doen alsof ze minder winst maken. Dat doen we internationaal om elkaar als landen op die manier niet weg te concurreren. Het is toch eigenlijk heel raar dat Nederland dit ook laat neerslaan op woningbouwcorporaties? Frankrijk en andere landen zonderen woningbouwcorporaties uit via die privaat-publieke samenwerking met investeringen. Dat kunnen wij ook doen. Dan gaat vier maanden huur van een huurder niet direct de staatskas in.

De heer Omtzigt (CDA):

Het allergrootste gedeelte van die vier maanden huur is de verhuurderheffing. Die levert over twee jaar tijd 3 miljard op. Wij hadden in ons verkiezingsprogramma staan dat we de verhuurderheffing een stukje wilden verlagen. Dat blijft onze wens. Dat is niet gelukt in deze coalitie. De ATAD is inderdaad over een aantal jaren 300 miljoen en de eerste jaren een stuk minder, in de orde van grootte van 100 miljoen. Dat is dus niet vier maanden huur per jaar, maar een paar dagen huur per jaar. Daarmee blijft dit een knelpunt, maar ook hier zie ik weer dat de oppositiepartijen zeggen dat de verhuurderheffing een probleem is en ik noteer weer dat in de tegenbegroting nog niet € 1 verlaging van de verhuurderheffing zit.

Mevrouw Leijten (SP):

Jawel, die zit er zeker in.

De heer Omtzigt (CDA):

O, die 600 miljoen extra investeringsruimte. Dat is iets anders, maar dat geeft wel meer ruimte aan de woningbouwcorporaties. Dat klopt. Mooier kan ik het op dit moment niet maken.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik vind dit een beetje in contrast met elkaar. Bij het duurdere kaartjes voor het zwembad of de contributieverhoging van de sportclub zeggen we: dat moet gecompenseerd worden, want dat moet niet zo uitvallen en we vinden dat onwenselijk. Natuurlijk is die verhuurderheffing een graat in de keel bij iedereen. Je kan dan zeggen dat je constateert dat daarbovenop ook nog die belastingontwijking komt en dat die blijft staan, terwijl dit nooit voor woningbouwcorporaties geldt – die ontwijken geen belasting – maar je kan ook zeggen: ik wil dat de Staatssecretaris ook hier een oplossing voor zoekt. Dat zou ik dezelfde helderheid vinden als bij de btw-vrijstelling voor sport.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik heb net geantwoord dat we niet voor niks in het eerste compensatiepakket – er zijn dit jaar al twee pakketten gekomen – 100 miljoen extra gedaan hebben. Dat compenseert het voor deze periode. We hebben dus ook die extra aftrek voor de verduurzaming van huurwoningen. Ik denk dat dit een veel betere vergroeningsmaatregel is dan – zo zal ik het maar noemen – de Teslasubsidie. Dat compenseert het voor de komende jaren. De ATAD is inderdaad bedoeld voor bedrijven die te veel schuld hebben. Wat betreft de schuldratio's van een aantal woningbouwcorporaties die fors geïnvesteerd hebben: ze vallen wel onder de Vpb-heffing in Nederland; daar zijn ze een tijd geleden ondergebracht. Mevrouw Leijten zei dat dat geen bedrijven zijn, maar ze vallen dus wel onder de Vpb in Nederland. De ATAD is van toepassing op zaken die onder de Vpb vallen.

Voorzitter. Ik was bij de erfbelasting. Daar heb ik mijn vragen over gesteld. Dan kom ik bij Bbz, de leenbijstand. Dat is een behoorlijke graat in de keel van de hele Kamer. Nu komt de Staatssecretaris deze mensen tegemoet door terug te betalen wat deze mensen eigenlijk nog aan toeslagen hadden moeten krijgen. Dat is voor een gedeelte van deze mensen een oplossing, namelijk voor de mensen die niet failliet zijn gegaan, maar er zijn behoorlijk wat mensen die uit de leenbijstand komen.

Misschien moet ik dat even toelichten voor de mensen die nu kijken. Leenbijstand krijg je als ondernemer. Na een aantal jaren wordt gekeken of je die leenbijstand nodig had, want je weet niet hoeveel je in het jaar verdient. Dan wordt dat allemaal in één jaar omgezet in een gift. Dat jaar telt die gift bij je inkomen, maar het probleem is dat je het inkomen van vorige jaren dan in dat jaar krijgt. Dan heb je bijvoorbeeld een gift van € 10.000, die wordt opgeteld bij je belastbare inkomen van € 20.000 van dat jaar op het moment dat je uit de leenbijstand bent. Dan gaat je belastbare inkomen op basis waarvan alle toeslagen berekend worden, dus naar € 30.000, terwijl je maar € 20.000 beschikbaar hebt. Deze mensen moesten massief huur- en zorgtoeslagen terugbetalen. Dit waren natuurlijk vaak mensen die jarenlang op het bijstandsniveau gezeten hadden en die geen reserves hadden. De mensen die zich net konden redden, betalen nu terug, daar waar zij recht hadden op toeslagen op basis van die € 20.000 die zij als werkelijk inkomen hadden.

Maar er zijn ook mensen die door dit dealtje precies onder de bijstand geduwd zijn. En dan is er maar één weg en dat is de weg schuldsanering natuurlijke personen. Dan zit je dus drie jaar in de schuldsanering zonder dat je de jaren daarvoor ook maar één cent meer uitgegeven hebt dan de bijstandsnorm. Dat is snoeihard. Daar heeft de Nationale ombudsman de regering snoeihard voor op de vingers getikt een paar jaar geleden. Die zei: dat moet u onmiddellijk rechtzetten. Nu prijs ik deze Staatssecretaris ervoor dat hij het a rechtgezet heeft en b een compensatieregeling heeft geïntroduceerd. Dat is veel beter dan wat zijn voorganger deed. Maar deze personen worden niet geholpen met één keer een overmaking van € 2.000, want als je in de schuldsanering natuurlijke personen terechtgekomen bent, moet je nog twee jaar op een houtje bijten en dan zijn alle schulden opgelopen. Hoe worden deze mensen dus op een fatsoenlijke manier gecompenseerd?

Dan kom ik bij de studiekosten. Door het leenstelsel is het belangrijk dat er zo min mogelijk fiscale belemmeringen zijn, om te voorkomen dat studenten veel schuld moeten opbouwen. Ik vroeg dus of er schenkbelasting verschuldigd is als ouders de kosten van hun studerende kinderen betalen, inclusief de kosten van de kamer en de boodschappen. Dit was een van de vragen die wel gesteld maar niet beantwoord zijn. Mevrouw Leijten vroeg daar ook naar. Ik krijg hier dus graag een antwoord op. Kan een werkgever zonder belastingheffing een studiefonds verschaffen aan een excellente student? Kan de werkgever dit ook doen voor de kinderen van zijn werknemers?

Daarbij heb ik de volgende zeer concrete vraag. Klopt het dat het kind van de werknemer dat van de werkgever van zijn ouder een studietoelage krijgt, zich op grond van artikel 2 van de loonbelasting zelfstandig als werknemer kwalificeert en dat dit in eerdere jurisprudentie ook bevestigd is? Zo ja, klopt het dan dat het studerende kind recht heeft op de gerichte vrijstelling voor studiekosten? Oftewel, mag de werkgever ongeveer € 2.000 tot € 3.000 aan studiekosten overmaken, namelijk het collegegeld van € 2.000 én € 1.000 aan studiekosten van een gemiddelde studie? Mag dat belastingvrij aangezien dat studiekosten zijn? Volgens ons kan dat gezien de jurisprudentie, maar we zouden graag de bevestiging hebben.

Dan kom ik op Airbnb. Al jarenlang...

De voorzitter:

Moment, de heer Nijboer.

De heer Nijboer (PvdA):

Omdat de heer Omtzigt terecht opkomt voor studenten, heb ik een vraag. Afgelopen weekend is het CDA-congres gehouden. Daar is een uitspraak gedaan en de fractie is opgeroepen om de hogere rente op studieleningen voor studenten ongedaan te maken. Als er voorstellen komen om die hogere rente van tafel te krijgen en daar dekking voor wordt aangeleverd, is de heer Omtzigt dan bereid om daar met een positieve grondhouding naar te kijken? Want dan ga ik die voorstellen vanmiddag nog doen.

De heer Omtzigt (CDA):

Even in zijn algemeenheid: als er voorstellen door welke partij dan ook gedaan worden, kijk ik daar altijd naar. Ik vraag me dan af of het goed voor het land is of niet. Dat heb ik in de oppositie gedaan en dat blijf ik in de coalitie ook doen. Twee. We hebben nog geen fractievergadering gehad sinds deze oproep aan de fractie, dus wij komen later terug op wat wij daar precies mee doen.

De heer Nijboer (PvdA):

Ik houd me even vast aan dat eerste antwoord. Ik vind dat een goede houding. Ik heb daar overigens in het afgelopen jaar – dat zeg ik niet in het bijzonder richting de heer Omtzigt, maar wel richting de coalitie in den brede – met andere collega-oppositiepartijen weinig van gemerkt. Er zijn weinig voorstellen van de oppositie overgenomen. Ik vind dit wel een heel mooi en goed thema, want ChristenUnie en CDA waren echt tegen het leenstelsel. D66 staat normaal gesproken voor studenten. De oppositie heeft ook veel kritiek. Het zou dus goed zijn als we elkaar nog tijdens deze begroting zouden vinden om hier een oplossing voor te vinden. Ik ben daar graag toe bereid. Ik hoop dat de fractie van het CDA morgen ook tot die conclusie komt. Ik doe vanmiddag een voorstel dat misschien voor iedereen dragelijk is, maar ik wil ook naar andere voorstellen kijken. Ik zou het echt goed vinden om de studierenteleningverhoging voor studenten samen van tafel te krijgen.

De heer Omtzigt (CDA):

Zoals ik zeg: ik zal elk voorstel dat hier gedaan wordt, zorgvuldig bestuderen. Dat geldt ook hiervoor.

Voorzitter. Ik kom bij Airbnb. Er is al jarenlang...

De voorzitter:

De heer Van Rooijen nog.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik heb het CDA-congres zaterdag ook gevolgd. Als de jongeren graag willen dat de rente op studieleningen niet wordt verhoogd, kost dat geld. Heeft het CDA of de heer Omtzigt nu er ook aan gedacht om de rekenrente voor de pensioenen dan wat te verhogen, want dat levert via de indexatie een paar honderd miljoen op? Daar kunt u makkelijk een lagere rente voor de studenten mee financieren. Heeft u daar al aan gedacht? Anders wil ik u wel helpen volgende week.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Voor deze suggestie had ik echt vandaag de heer Van Rooijen nodig. Daar had ik nog niet aan gedacht.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Omtzigt (CDA):

Nog een keer over Airbnb, als dit afgerond is. Er is al jaren geen duidelijke definitie wanneer verhuur van onroerend goed meer is dan vermogensbeheer. De rechterlijke uitspraken op dit punt hebben een zodanige casuïstiek dat ik er geen touw meer aan kan vastknopen. De uitkomst ervan is dat de verhuur van de eigen of een tweede woning veelal onbelast is. Nu Airbnb gemeengoed geworden is in Nederland, kun je in Amsterdam met je woning zo ongeveer een modaal inkomen bijverdienen, zonder dat je daarover enige belasting verschuldigd bent. Dit is niet helemaal eerlijk en helpt ook niet mee om te zorgen dat er betaalbare woningen in Amsterdam beschikbaar zijn. Kan de Staatssecretaris bestuderen wat de precieze staat is en wat wenselijk zou zijn?

Om een voorzet te geven: als iemand tot zes weken per jaar iets verhuurt, snap ik heel goed dat je niks oplegt, maar als iemand dat bedrijfsmatig gaat doen en de verhuur van de woning als resultaat uit overige werkzaamheden kwalificeert, dan zou je wellicht iets anders moeten doen. Italië kent een bronheffing op Airbnb. Dat is ook een mogelijkheid. Kan de Staatssecretaris daar eens over nadenken en over een paar maanden laten weten wat hier rechtvaardig zou zijn? Ik zal hierover niet met een amendement komen, zeg ik tegen de heer Nijboer.

Dan de schenkbelasting bij samenwoners. Vorig jaar zat er in het Belastingplan een bepaling om de schenkbelasting bij trouwen en samenwonen te regelen. In uitzonderlijke gevallen leidde dat tot dubbele belastingheffing over hetzelfde vermogen, en dat met een belasting die al gezien wordt als dubbele belasting. Daarom heb ik de Staatssecretaris vorig jaar bij amendement gevraagd om met alleen goedkeurend beleid te komen. Voor gehuwden is dat geregeld, behalve voor mensen die getrouwd zijn in beperkte gemeenschap van één goed. Voor samenwonenden is er nog geen beleid. Eerder schreef de Staatssecretaris dat daarvoor een wetswijziging nodig is. Waarom is het niet mogelijk om ook goed te keuren dat de belasting die nu bij samenwoners wordt geheven, achterwege kan blijven? Is de Staatssecretaris bereid te kijken wat er mogelijk is, bijvoorbeeld bij samenwoners met een samenlevingscontract?

Ik kom bij OFM. Ten eerste staan daar inderdaad de foto's van de motorrijtuigenbelasting in. Er is één groep die wij graag zouden opsporen, dat zeggen wij al jaren, en dat zijn mensen die hier met een buitenlands kenteken maanden, zo niet jaren rondrijden. Maar met de voorgestelde maatregel worden de foto's elke dag weggegooid, dus deze persoon kan elke dag gefotografeerd worden, aan het eind van de dag wordt de foto gedeletet en deze persoon loopt nooit tegen de lamp. Is de regering bereid om dit soort fraude, die grote ergernis wekt in Nederland, ook onder deze maatregel te laten vallen? Of is deze maatregel echt bedoeld voor de oldtimer die per ongeluk op de verkeerde dag naar de permanente berging gereden wordt en die dan tegen de lamp loopt? Wat ons betreft is de maatregel daar niet helemaal voor nodig.

Er zitten ook invorderingsmaatregelen in OFM. Zeer terecht dat deze constructies worden aangepakt. De maatregelen lijken geschikt, maar is er geen sprake van overkill? De voorwaarden waaronder sprake is van een verhaalsconstructie lijken bijzonder algemeen. In toevallige omstandigheden kan er bij een belastingplichtige te goeder trouw aan de voorwaarden voldaan zijn. Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om meer specifiek te zijn, zodat goedwillende belastingbetalers niet in deze fuik lopen?

Beroepspensioenfondsen mogen alleen premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid meeverzekeren, als deelneming verzekerd is voor een inkomensvervangende uitkering. Dit is een fiscale eis, dus de Minister van SZW heeft mijn fractie doorverwezen naar de Staatssecretaris van Financiën. Veel deelnemers vinden de verzekering voor een inkomensvervangende uitkering te duur en daardoor worden pensioenfondsen belemmerd in het aanbieden van premievrije voortzetting. Is de Staatssecretaris bereid deze verzekeringseis te laten vervallen?

Ook bij het pensioen van arbeidsongeschikten zit een fiscaal knelpunt. Omdat pensioenfondsen jaarlijks een stijgende franchise moeten toepassen, daalt de pensioenopbouw van de arbeidsongeschikte deelnemer elk jaar. Pensioenfondsen kunnen er wel voor kiezen om het laatstgenoten pensioengevend loon jaarlijks te indexeren, maar dat schijnt administratief zeer lastig te zijn, want niet altijd is het laatste pensioengevend loon te achterhalen in de administratie. Ik acht het niet wenselijk dat arbeidsongeschikte deelnemers een dalende pensioenopbouw kennen, namelijk een constant inkomen en een steeds grotere franchise. De Staatssecretaris heeft in een eerdere reactie op een internetconsultatie aangegeven geen noodzaak te zien tot aanpassing van de fiscale regels. Waarom mag de franchise niet bevroren worden als het pensioengevend loon ook bevroren is?

Voorzitter. Dan kom ik bij de Wet bedrijfsleven. Op de vragen over bronbelasting zie ik wat verontrustende antwoorden. De bronbelasting kan ontweken worden door een Europese vennootschap ertussen te schuiven. Daar kan dan niets aan gedaan worden. Gelden er wel substance-eisen of een antimisbruikbepaling voor vennootschappen in een andere lidstaat die ertussen worden geschoven om de bronbelasting te voorkomen?

Met betrekking tot het 7%-tarief wordt er gekeken naar het statutaire tarief. Ik heb er twijfels over of de gestelde substance-eis wel streng genoeg is. De Staatssecretaris heeft geantwoord dat het tarief niet kan worden vastgesteld boven het laagste statutaire tarief in de EU. Dat is op dit moment 9%. Daarom vraag ik wat er zou gebeuren als Nederland 10% zou hanteren. De Staatssecretaris heeft ook geantwoord dat het hanteren van het effectieve tarief voor de Belastingdienst bewerkelijk is. Dat is multi-interpretabel. Is een grens op basis van het effectieve tarief voor de Belastingdienst uitvoerbaar of niet?

Op mijn vraag over de substance-eisen is de Staatssecretaris schriftelijk nog niet ingegaan. Volgens het kabinet zijn de gestelde substance-eisen passend en voldoende effectief om structuren tegen te gaan. Kan de Staatssecretaris dit motiveren? Waarom geeft de inspecteur niet iets meer vrijheid? In de meeste gevallen lijkt het dat € 100.000 loon en 24 maanden kantoorruimte volstaan voor de substance-eisen. Dat is, wanneer er miljarden in het spel zijn, niet echt een grote belemmering. Maar als de inspecteur van mening is dat het om zoveel winst of om zoveel activiteiten gaat, waarom mag hij dan niet aannemelijk maken dat er meer substance nodig is?

Voorzitter. Ik kom op de bankenbelasting. De Staatssecretaris heeft geantwoord dat de belastingplichtige bij aanpassing van de balans, en daarbij een uitbreiding van de grondslag, een herziene aangifte moet indienen. Nu heeft ING in zijn jaarverslag over 2016 de balans over 2014 en 2015 opgehoogd met 180 miljard euro per jaar. Hij had dit ook eerder moeten doen, want in een brief die de accountant van ING, Ernst & Young, in februari 2016 – dat is dus nog voor de publicatie van het jaarverslag over 2015 – deponeerde bij de SEC, staat dat hij niet volgens de regels handelde en dat hij die 180 miljard uitbreiding had moeten opgeven. Daarover dient gewoon bankenbelasting geheven te worden, want dit is dus een off-balance vehicle. De ING geeft zelf aan dat hij geen bankenbelasting betaald heeft en geen herziene aangifte gedaan heeft, zeg ik, voordat de Staatssecretaris op de AWR artikel 67 gaat wijzen. Maar kan de Staatssecretaris in zijn algemeenheid zeggen dat je, als je dit doet en als je dit van je accountant moet doen, ook gewoon een herziene aangifte voor de bankenbelasting moet indienen? In dit geval zou die tussen de 100 en 200 miljoen kunnen bedragen. Dat is nog exclusief naheffing. Graag een duidelijk antwoord hierop. Misschien vinden ze het bij ING ook zeer gewenst dat ze weten waar ze aan toe zijn.

Voorzitter. Dan de afschrijving van bedrijfsgebouwen. Voor deze maatregel sta ik uit principe niet echt te juichen. Door de forse tariefsverlagingen gaan ondernemers erop vooruit, zelfs als ze niet of later mogen afschrijven op hun bedrijfspand. Maar het voordeel komt dus meer bij ondernemers zonder pand dan bij ondernemers met een pand of veel onroerend goed – denk aan agrariërs – terwijl juist deze ondernemers in Nederland investeren en zich duurzaam vestigen. Dit zijn niet de mensen van wie wij denken dat ze bij het minste of geringste zullen denken: hé, het tarief is ergens anders 1% lager, zullen we eens naar het buitenland gaan? Bedrijven met een pand in eigendom zijn dus voor een groot deel mkb. Die kijken naar de lange termijn. Graag een reactie van de Staatssecretaris. Treft deze maatregel nu niet precies de verkeerde groep? Ik moet zeggen dat die op lange termijn voordelen kan hebben, want bijvoorbeeld bij overdracht van het familiebedrijf met een eigen pand is er minder belasting verschuldigd.

Voorzitter. Ik kom bij de fiscale vergroening, de EIA, de MIA en de VAMIL. Hoe voorkomen we een stapeling van faciliteiten, bijvoorbeeld bij de ondernemer die een elektrische auto of zonnepanelen aanschaft? De Teslasubsidie is hier al even genoemd.

Mevrouw Leijten (SP):

De heer Omtzigt is klaar met het onderdeel bedrijfsleven, maar er was een wetsvoorstel dat eerst bronbelasting 2020 heette en nu Wet bedrijven...

De heer Omtzigt (CDA):

... bedrijfsleven 2019.

Mevrouw Leijten (SP):

Dat, of bedrijvenpakket, hervormingspakket, maar in ieder geval: 2019. Daar is nu een angel uitgehaald, maar ik zou toch nog graag van de heer Omtzigt willen weten hoe hij terugkijkt op hoe het precies met de dividendbelasting is gegaan.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik heb vandaag de belastingpakketten die voorliggen bestudeerd. Ik vind het heel prettig dat daar een verlaging van de belastingen voor het bedrijfsleven in zit, omdat ik het belangrijk vind dat zowel kleine als grote ondernemingen hier kunnen ondernemen en hun winst kunnen herinvesteren. Daarom ben ik blij met de verlaging van de Vpb in het voorliggende pakket.

Mevrouw Leijten (SP):

Maar voor het herinvesteren van winst hebben wij geen enkele regeling. Heel veel buitenlanden hebben die wel. Zeker buitenlandse ondernemingen die winst behalen in een bepaald land moeten dat vaak weer in datzelfde land investeren. Het zou slim zijn als we dat zouden doen, maar daar gaat het natuurlijk niet over. Het is een verlaging van de winstbelasting, als compensatie voor het niet afschaffen van de dividendbelasting. Ik zou graag van de heer Omtzigt willen weten hoe verstandig hij het afschaffen van de dividendbelasting heeft gevonden.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik constateer dat er zowel in de samenleving als in het bedrijfsleven meer draagvlak is voor de voorliggende maatregelen, en ook bij de oppositie voor zover ik kan zien, dan voor de ingetrokken maatregelen. Daarom denk ik dat er op dit moment een verstandig pakket voorligt.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik vind dat de heer Omtzigt zich hier wel heel makkelijk van afmaakt. Wij weten natuurlijk veel van hoe het is gegaan. Het was een helder inzicht van de Minister-President, die het voelde in al zijn vezels. Het kwam helaas pas nadat er verkiezingen waren geweest en het stond niet in verkiezingsprogramma's, maar ook de heer Buma heeft het toch heel enthousiast staan verdedigen bij de Politieke Beschouwingen. Hij wist zeker dat het nodig was. En nu zegt de heer Omtzigt eigenlijk dat hij er blij mee is dat het er niet meer in staat. Ik zie dus toch wel een verschil in toon. Was het CDA nou hartgrondig voorstander van het afschaffen van de dividendbelasting, deze zomer en tijdens de kabinetsformatie? Of was het een van de partijen die zei: van ons hoeft het eigenlijk niet?

De heer Omtzigt (CDA):

Ik sta voor de maatregelen die er op dit moment, na heronderhandelingen, in staan. Ik denk dat het een evenwichtiger pakket is, dat ook beter rekening houdt met bijvoorbeeld kleine ondernemers. Het houdt ook rekening met de lasten op arbeid. Mijn buurman ter rechterzijde gaf al aan: die zullen met een paar honderd miljoen dalen, ook voor werknemers. Ik denk dus dat het een goed pakket is.

De voorzitter:

Wilt u echt nog, mevrouw Leijten?

Mevrouw Leijten (SP):

Het is wel een beetje treurig. Toen het in het debat over het heroverwegingspakket ging, stond de heer Buma te schelden op de oppositie, want het was allemaal haar schuld als bedrijven niet zouden komen. Maar als je nu vraagt wat het CDA eigenlijk beter vond, afschaffen van de dividendbelasting of wat er nu ligt, zegt de heer Omtzigt heel duidelijk: nou, ik ben eigenlijk wel blij dat we van de afschaffing van de dividendbelasting af zijn. Kan ik constateren dat de heer Omtzigt en de heer Buma gewoon een verschil van inzicht hebben? Want de heer Buma verdedigde het hartstochtelijk, niet alleen tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen, niet alleen in eerdere debatten en niet alleen bij het debat over het heroverwegingspakket. Maar hier zegt een tevreden Omtzigt: wat er nu ligt, is wel een beetje beter.

De heer Omtzigt (CDA):

Er wordt een wat rare stand van zaken gegeven. Schelden is een van de weinige dingen die ik de heer Buma echt nog nooit heb horen doen.

Mevrouw Leijten (SP):

Oké, ik haal dat terug. Ik zal het «jij-bakken» noemen.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik moet wel zeggen: dat doen politici meer in deze omgeving. Ik reageer op het pakket dat er nu ligt. Ik denk dat we een alleszins verdedigbaar pakket hebben. Ik zeg het maar: wij als CDA hadden een behoorlijke verlaging van de Vpb in ons verkiezingsprogramma staan. Die staat hier ook in. Ik kan niet zeggen dat ik er ontevreden over ben dat iets wat in het verkiezingsprogramma stond, uitgevoerd wordt na een heroverweging. Ik vind het dus lastig om te zeggen dat ik dat heel vervelend vind.

De heer Snels (GroenLinks):

Niet over de dividendbelasting, hoewel het best goed is om tussen de regels door te beluisteren dat de heer Omtzigt eigenlijk tegen de afschaffing van de dividendbelasting was. Mijn vraag betreft het volgende, waar ik zelf overigens ook vragen over heb gesteld aan de Staatssecretaris. Er is nu een heroverweging gekomen met een verschuiving van ongeveer 2 miljard bij nota van wijziging die naar de Kamer is gestuurd. De heer Omtzigt is altijd het Kamerlid dat houdt van zorgvuldige wetsvoorbereiding, wat ook blijkt uit zijn bijdrage. Als ik nu kijk naar de toelichting op de nota van wijziging, dan kan het toch niet anders zijn dat dit een heel slordige manier van besluitvorming is? Als je artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet op de die Vpb-verlagingen loslaat, dan is er eigenlijk nauwelijks een argumentatie te vinden voor welk probleem dit zou moeten oplossen. Dus graag een oordeel van de heer Omtzigt over deze besluitvorming.

De heer Omtzigt (CDA):

Als de vraag van de heer Snels is of het wenselijk geweest zou zijn dat wij deze nota van wijziging en het herziene moment twee weken eerder gehad hadden, dan is mijn antwoord volmondig ja. Al is het alleen maar omdat ik een aantal mensen hier aan tafel keihard heb zien werken, evenals de ambtenaren van het Ministerie van Financiën om dit allemaal nog te doen. Dus ja, ik had deze herziening graag een paar weken eerder gehad. Daar wil ik geen misverstand over laten bestaan. Wat betreft de doelmatigheid verwijst de heer Snels naar de modellen. De Vpb-verlaging doet het ook behoorlijk goed in de modellen van het CPB en dat weet mijn rechterbuurman beter dan wie dan ook. Het Vpb-tarief komt gewoon in de buurt van dat in andere landen waarmee we ons vergelijkbaar achten. De meeste Scandinavische landen zitten ook rond de 20%. Dus ik vind het een verstandige maatregel. Het is ook een maatregel waarvan wij voor de verkiezingen al aangekondigd hadden dat we die wilden doorvoeren.

De voorzitter:

Tot slot de heer Snels.

De heer Snels (GroenLinks):

Dit is toch uitlokking. Precies dit is mijn probleem. Stel dat hier zorgvuldig over nagedacht was, dan had je het Centraal Planbureau kunnen vragen wat verstandiger is, zonder dat ik iets zeg over wat ik vind dat er moet gebeuren want dat is iets anders. Het gaat erom wat verstandiger en effectiever is voor het stimuleren van werkgelegenheid, verlaging van het Vpb-tarief of verlaging van de sociale premies, de sociale lasten. Ik denk dat je dan een andere afweging had kunnen maken als coalitie. Het is toch jammer dat in de snelheid van besluitvorming alternatieven op deze manier niet aan de orde kunnen komen? Dat is spijtig.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik deel de mening, in die zin dat ik graag een of twee weken eerder deze nota van wijziging gehad.

De heer Snels (GroenLinks):

Of een halfjaar.

De heer Omtzigt (CDA):

Inderdaad, hoe eerder, hoe beter. Ik vind het prima. Dat snap ik heel erg goed. Wat betreft de lasten op arbeid en de lasten voor gezinnen heb ik een klein verschil van inzicht met mijn buurman. In de alternatieve CPB-doorrekening die door de drie linkse partijen gedaan is, gaat de sociale vlaktaks niet door, wat 3,9 miljard lastenverhoging betekent ten opzichte van ons. De btw wordt ook niet verhoogd, en dat is 2,3 miljard. Als je alles optelt en aftrekt, blijft er bij de linkse partijen 2,1 miljard extra belasting over ten opzichte van wat wij doen. Dus als de linkse partijen hier serieus zouden zeggen lastenverlaging op arbeid en voor gezinnen belangrijk te vinden, dan neem ik daar kennis van, maar dan doet het kabinet meer dan hun eigen tegenbegroting.

De voorzitter:

Tot slot de heer Snels.

De heer Snels (GroenLinks):

Ik snap dat de heer Omtzigt deze vergelijking maakt, maar in de tegenbegroting wordt het eigen risico verlaagd en uiteindelijk afgeschaft en gaat de energierekening omlaag evenals boodschappenprijzen. Ook dat zijn uiteindelijk allemaal lasten, hoewel ze een andere definitie hebben bij bijvoorbeeld het CPB dan in de coalitievoorstellen. Dus ik vind dat een beetje een onterechte vergelijking. Wel is het punt terecht dat de lasten op arbeid zeker voor kleine werkgevers te hoog zijn en dat we daarnaar zullen moeten kijken. Dat is een punt waar ik mij ook zorgen over maak.

De heer Omtzigt (CDA):

In de sommen van het CPB zijn zowel de btw-verhoging als de energiebelasting gewoon volledig toegerekend aan de individuen. Dat klopt niet voor de halvering van het eigen risico die in de tegenbegroting zit, maar die twee horen bij de gezinnen.

Dan nog iets over de modellen, aangezien we het daar eerder nog over hadden. Door mijn rechterbuurman wordt hier constant de vraag gesteld of de minst verdienende partner nog wel gaat werken als deze begroting doorgaat. Ik zou graag nog een bevestiging van de Staatssecretaris willen hebben. Als ik het goed bereken, dan is volgend jaar de algemene heffingskorting € 2.477, de arbeidskorting € 3.399 en dan hebben we ook nog een forse IACK. Dat betekent dat de minst verdienende partner € 20.000 kan verdienen, zonder ook maar één euro belasting te betalen. Hoe groot wil je dat die prikkel in dit land is? Dat zeg ik mijn collega van de ChristenUnie maar even na. Dus het beeld dat hier net geschapen is dat het niet aantrekkelijk zou zijn om als minst verdienende partner te gaan werken, klopt volstrekt niet. Ik nodig deze mensen uit om ook maar één voorbeeld te geven van een andere groep die dit kan verdienen, zonder marginaal 0% belasting te betalen. Alleen van de toeslagen kun je een klein beetje minder krijgen als je partner niet al te veel verdiend. En je moet de kinderopvang regelen. Dat moet ik toegeven.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Over die afschaffing van de dividendbelasting komen we volgende week natuurlijk ook nog wel te praten, maar ik heb een vraag voor de heer Omtzigt. Is het wel terecht dat als de afschaffing van de dividendbelasting niet doorgaat, daardoor dan eigenlijk automatisch – gelet op afspraken en dergelijke – de vennootschapsbelasting moet worden verlaagd? Als toelichting bij mijn vraag wil ik stellen dat de dividendbelasting – ik heb het ook premier Rutte een- en andermaal voorgelegd – geen belasting is op het bedrijfsleven. De dividendbelasting is een voorheffing op de aandeelhouder. Dat betekent dat het bij de inkomstenbelasting thuishoort, en niet bij de vennootschapsbelasting. Een bedrijf dat dividend uitkeert, is slechts kassier of inhouder van de dividendbelasting ten laste van de aandeelhouder, net zo goed als de werkgever de loonbelasting inhoudt op het loon van de werknemer. Daarmee is de loonbelasting geen werkgeversbelasting: het blijft een inkomstenbelasting. Er worden hier dus dingen fundamenteel door elkaar gegooid.

Daarom heb ik een vraag voor de heer Omtzigt. Als hij voorgaande met mij eens zou zijn – hij kent zijn zaken net als ik redelijk goed – dan moet hij toch iets erkennen. Als de dividendbelastingafschaffing niet doorgaat en er komt twee miljard beschikbaar, dan hoeft dat toch niet automatisch naar de vennootschapsbelasting te gaan? Dat kan toch naar de burger, via arbeid of consumptie? Is dat ook overwogen in die dagen voordat de brief van 15 oktober ons geworden is?

De heer Omtzigt (CDA):

Een aantal dingen; ik probeer de vraag even te ontleden. Vraag één: is het een voorheffing? Daar waar dat zo is, maakt het geen ene mallemoer uit of we het handhaven of niet. Want het gedeelte van de dividendbelasting dat een voorheffing is – bijvoorbeeld als je het uitkeert uit je eigen bedrijf in box 2 – mag je volledig in mindering brengen. Daarop heeft het afschaffen van de dividendbelasting geen enkel effect. Ook als je een kleine spaarder bent en dividendbelasting betaalt, mag je de betaalde dividendbelasting volledig in mindering brengen op wat je in box 3 of elders moet betalen. Dus waar het een voorheffing betreft, maakt het niet uit of die bestaat of niet. Het maakte wel uit voor een aantal mensen die vooral in het buitenland zitten. Voor hen was het geen voorheffing, of ze konden het aftrekken voor hun eigen aandeelhouders. In de coalitie hebben wij aan het begin met z'n allen gezegd dat dit voor ons een onderdeel was van het bedrijvenpakket, omdat wij het belangrijk vinden om zowel kleine als grote bedrijven te hebben om ook in de toekomst mensen aan het werk te houden. Daarom hebben we de Vpb voor kleine bedrijven het forst verlaagd, naar 15%, en voor grote bedrijven naar 20,5%. Dat is ietsjes minder, maar is ook een forse belastingverlaging.

Dat komt erg dicht in de buurt van wat wij in ons verkiezingsprogramma hadden staan. U zult zeggen dat het CDA de Vpb verlaagde naar 22%, en niet naar 20,5%, maar dan kan ik opmerken dat wij weinig aan grondslagverbreding deden in ons verkiezingsprogramma. Wij voerden de ATAD veel beperkter door. Wij hadden niet de voorwaartse verliesverrekening, die een miljard oplevert, waardoor bedrijven niet meer 9 jaar lang hun verliezen mee mogen nemen, maar slechts 6 jaar. Dus we kwamen erg dicht bij ons programma uit.

Twee. In het heroverwegingspakket gaat het niet alleen naar de verlaging van de Vpb, maar er is ook nog een paar honderd miljoen apart gezet voor de verlichting van de lasten op arbeid. Er is ook nog een tegenvaller van 300 miljoen op de CO2-heffing meegenomen. Die zat in de ramingen. Het is een evenwichtig pakket. En ja, in dat pakket is het een politieke keuze om de begrotingsregel te doorbreken of niet. Dat is heel simpel: dat kan. Wij hebben als partijen in de coalitie voor dit pakket gekozen.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Van Rooijen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

De heer Omtzigt erkent dat de dividendbelasting in ieder geval relevant is voor het buitenlandse gedeelte, voor die 2 miljard. Maar ook dan blijft het een belasting die wordt uitgekeerd aan een buitenlandse aandeelhouder, die als regel verrekenbaar is met de buitenlandse schatkist. Met andere woorden, het is met name de Amerikaanse schatkist die profiteert van het niet afschaffen van de dividendbelasting. Daarmee wil ik zeggen dat niet aangetoond is dat de dividendbelasting een belasting is ten laste van het bedrijfsleven. Dus dividendbelasting is voor het binnenland gewoon een stukje inkomstenbelasting, eerder geïnd voor de aandeelhouder. Wat het buitenland betreft heeft het niets te maken met lasten op het bedrijf dat het dividend uitkeert. Bijvoorbeeld een Nederlandse multinational voelt die dividendbelasting niet. Het is de Amerikaanse schatkist die het of moet verrekenen of van de premier cadeau krijgt. Mijn punt is dus dat als je de dividendbelasting niet afschaft, je 2 miljard over hebt die je niet noodzakelijkerwijs – afgezien van de compartimentering die het kabinet doet – aan verlaging van de vennootschapsbelasting moet besteden. Op die vraag geeft u geen antwoord.

De heer Omtzigt (CDA):

Daarop gaf ik een antwoord. Wij hebben als coalitiepartijen een politieke keuze gemaakt voor dit pakket. Die politieke keuze had ook een andere kunnen zijn. Ik denk dat de heer Van Rooijen een volstrekt andere keuze gemaakt had. Dat is zijn politieke keuze. Onze politieke keuze is a dat in ons verkiezingsprogramma staat dat wij een lagere Vpb wilde hebben en dat ook doorgevoerd hebben. En b hebben wij een aantal andere flankerende maatregelen genomen, namelijk om een tegenvaller van 300 miljoen die verstopt zat te doen, om 200 miljoen verlaging lasten op arbeid door te voeren en om een aantal dingen juist voor de kleine bedrijven te doen. Die werden op zich niet geraakt door dividendbelasting of niet, want zij betalen geen dividend uit, zoals u weet. Op basis daarvan zijn wij tot dit pakket gekomen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Die keuze begrijp ik, maar u geeft nog steeds geen antwoord op mijn vraag of u erkent dat de dividendbelasting geen belasting op het bedrijfsleven is. De multinationals betalen die niet, en geen enkele vennootschapsbelastingplichtige in Nederland betaalt dividendbelasting. Die houdt in een dividendbelasting, een voorheffing, op binnenlandse of buitenlandse aandeelhouders. Door de framing van het kabinet dat het eigenlijk één pot nat is, zitten wij nog steeds in dit schip dat gezonken is.

De voorzitter:

Dit is helder. De heer Omtzigt.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik ben zelden in een Belastingplan waar ongeveer 180 maatregelen in staan, zo lang bevraagd over de ene maatregel die er niet in staat.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Gelukkig.

De heer Omtzigt (CDA):

«Die de oppositie er gewoon uit wilde hebben», zegt mijn collega van D66. Voor ons is het van groot belang dat ook grote bedrijven zich hier vestigen. Het is geen enkel geheim dat een aantal grote Nederlandse bedrijven, die al eerder zijn genoemd, een duale structuur hebben moeten opzetten omdat er in het andere land geen dividendbelasting geheven wordt. Wij vinden het belangrijk dat Nederland aantrekkelijk is voor zowel de kleinere als de wat grotere bedrijven om zich te vestigen. Daarom kiezen wij ervoor dat er ook lastenverlichting voor het bedrijfsleven in zit, omdat wij het ook belangrijk vinden dat over vijf, tien of dertig jaar hier gewoon ons geld verdiend kan worden, zowel bij de kleine als bij de grote bedrijven. Dat betekent dat wij die bedrijven niet maximaal belasten. Dat betekent dat wij bijvoorbeeld in tegenstelling tot de oppositie ook niet de bankenbelasting met een miljard verhogen. Dat lijkt ons zeer interessant om te doen, maar dat holt de vermogenspositie van banken uit. Zij moeten wel hun belasting betalen. Daarom de vraag over de ING, heeft die wel 200 miljoen op tijd betaald? Maakt u zich niet druk. Wij maken deze keuze op deze manier.

De voorzitter:

Meneer Van Rooijen, dit moet geen herhaling van zetten worden.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Nee, ik heb nog een slotvraag aan de heer Omtzigt. Vindt hij dan dat de dividendbelasting niet afgeschaft had moeten worden? Want die was in het belang van de bedrijven met die duale structuur, zoals Buma ook een- en andermaal verdedigd heeft. Of u bent voor afschaffing en dan moet u dat volhouden, en niet zeggen dat er nu een vervangend pakket komt dat ook goed is. Dit vervangende pakket doet niets voor de bedrijven die met die duale structuur te maken hebben. Helemaal niets.

De voorzitter:

Helder. Nu echt tot slot, meneer Omtzigt.

De heer Omtzigt (CDA):

Die bedrijven hebben ook profijt van een lage vennootschapsbelasting. En ja, het zou fijn zijn als de bedrijven die een duale structuur hebben, die structuur in Nederland gezet hadden. Dat had ik op zich gewoon wenselijk gevonden. Met een enkelvoudige structuur, bedoel ik dan.

De heer Nijboer (PvdA):

Ik kan heel kort zijn. Er is een beroep gedaan op de begrotingsregels om het aan het bedrijfsleven te geven. Begrijp ik nu goed dat de heer Omtzigt zegt dat dit beroep niet terecht is, dat het gewoon een politieke keuze is en dat het politieke afspraken zijn, waar het CDA achter staat, om het zo toe te delen?

De heer Omtzigt (CDA):

Wij houden ons aan de begrotingsregels die wij in de coalitie hebben afgesproken en wij staan achter deze politieke keuze. Het is een politieke keuze, en die keuze en die begrotingsregels zijn van de 76 zetels in het kabinet en niet van de 150 Kamerleden hier. Als de andere partijen een andere keuze hadden gemaakt, lijkt me dat volstrekt logisch en legitiem. Anders zouden we geen verschillende politieke partijen hoeven te hebben in dit land.

De heer Nijboer (PvdA):

Er is een verschil tussen begrotingsregels – die kun je niet anders uitleggen, die zijn gewoon zo, dat zijn de regels en daar houd je je aan – en een politieke afspraak. Ik ben het met de heer Omtzigt eens: het is het laatste. Als je een regeerakkoord openbreekt, mag je het geld zo besteden als je zelf wilt. Je kunt zeggen: de rubriek is vestigingsklimaat, laten we kijken wat ertoe doet. Onderwijs doet er ook toe. Daar kun je het ook aan besteden, maar dat doen we niet. Of je zegt: we willen het gewoon besteden aan het bedrijfsleven. Dan houdt u een gloedvol betoog, waar ik het niet mee eens ben, maar dat houdt u dan gewoon. Is de heer Omtzigt het met mij eens dat er in dit pakket gewoon een politieke keuze is gemaakt om het bij lastenverlichting te houden, maar dat het niet dwingend voortvloeit uit de begrotingsregels?

De heer Omtzigt (CDA):

Het vloeit voort uit de begrotingsregels die wij zelf nodig vinden. Maar als andere partijen andere begrotingsregels willen hanteren, staat ze dat volledig vrij. Het is vaker gebeurd dat bij grote herzieningen er iets over de begrotingsregels heen is gedaan. Maar wij hebben ervoor gekozen om ons hier op deze manier aan te houden.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Zoals ik al heb gezegd, zal straks blijken dat de meeste vragen gegaan zijn over de ene maatregel die niet wordt ingevoerd.

Voorzitter. Het is mij nog niet helemaal duidelijk welk probleem wij oplossen met de bijtelling van de leasefiets. Hoe voorkomen wij overmatig gebruik van de bijtelling, zoals we eerder hebben gehad bij de computerregeling?

Als we echt iets voor het milieu willen doen, is het goed dat de cap nu wordt ingevoerd. Ik zou dan ook weleens willen weten wat de vergelijking is met andere landen die ook zeer ambitieus zijn op het terrein van elektrisch rijden. Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Frankrijk hebben ook targets. Hoeveel subsidiëren zij die auto nou? Even voor de helderheid: het CDA is voor de overgang naar elektrisch rijden, maar is ertegen om een subsidie per auto van € 72.000 te geven. De verhouding tussen de milieuwinst en de kosten zijn dan enigszins uit het lood geslagen, hoewel «lood» hier wel het verkeerde metaal is.

Die vraag over de Duitse diesels is wel bloedserieus. Ik zou de Staatssecretaris echt heel hard hiertoe willen oproepen. Als Duitsland straks al die diesels van dik tien jaar oud afschaft, kunnen wij hier een paar leuke elektrische auto's hebben rondrijden in de binnensteden, maar als daar nog wat extra Duitse diesels bij komen, dan is de luchtkwaliteit echt ver beneden wat die zou moeten zijn. Dan wordt alle winst die wij beogen met elektrisch rijden tenietgedaan. Is er bijvoorbeeld een mogelijkheid om ervoor te zorgen dat de youngtimerregeling zo wordt aangepast dat die zeer onaantrekkelijk wordt voor diesels die uit het buitenland worden geïmporteerd, om maar eens één vraag te stellen? Voor elk ander alternatief sta ik ook open. Als straks blijkt dat wij onze tweedehands Tesla's gaan exporteren naar Duitsland en daar diesels voor terugkrijgen, doen we toch iets verkeerd met onze fiscale prikkels.

De voorzitter:

Dat leidt tot een interruptie van mevrouw Leijten?

De heer Omtzigt (CDA):

Nee, van de rechterkant.

De voorzitter:

O, van de heer Mulder. Niet alle interrupties zijn van u, mevrouw Leijten.

De heer Edgar Mulder (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Heel goed dat het CDA niet € 70.000 subsidie wil geven aan een Tesla model S70. Met dank voor de vragen van de heer Omtzigt over andere types, vraag ik hem: vindt hij het dan wel goed dat een Opel Ampera zwaar gesubsidieerd wordt? Maakt het wat uit of er € 70.00 of € 35.000 subsidie wordt gegeven? Waar houdt dan bij het CDA de grens op qua subsidie?

De heer Omtzigt (CDA):

Zoals u misschien in 2016 hebt gezien, heeft het CDA een amendement ingediend om de bijtelling voor elektrische auto's niet 4%, maar 11% te laten zijn. Dat zou betekenen dat men een belastingkorting van de helft gehad zou hebben op niet-elektrische auto's. Dat vinden wij een redelijke marge. 4% is wat aan de hoge kant, maar gezien hoe verschillend er ook binnen de coalitie over gedacht wordt, zijn wij vooral blij dat de cap wordt ingevoerd en dat de overmatige subsidie die op de duurdere elektrische auto's zit, wordt afgebouwd. Ik heb in de stukken van de regering ook gezien dat we, wanneer elektrisch rijden toe zou nemen, waarschijnlijk te maken zouden krijgen met wat meer belasting op elektrische auto's. Dat is echt alleen voor de fase waarin er nog een duw nodig is.

De heer Edgar Mulder (PVV):

Dat is dan interessant, want dan zegt u dat vergroenen leuk is, behalve als het te duur wordt. Dan schaffen we het af.

De heer Omtzigt (CDA):

Nee, als het goed is, wordt elektrisch rijden de nieuwe normaal. Ik denk dat wij hier over vijftien of over twintig jaar op terugkijken en dan zeggen: hey, hoe zag zo'n dieselauto er ook alweer uit; een diesel, wat was dat? Net zoals we nu naar een Commodore 64 kijken en zeggen: hey, daar hebben we vroeger ook op gespeeld, met Pac-Man.

Mevrouw Lodders (VVD):

Met wat?

De heer Omtzigt (CDA):

Sorry, jullie zijn jonger. Mevrouw Lodders wil aangetekend hebben dat zij niet meer weet wat Pac-Man en Commodore 64 zijn.

De heer Edgar Mulder (PVV):

Dit is toch wel vreemd, want ik hoor toch echt zeggen dat de subsidies die nu worden verleend, afgebouwd moeten worden op het moment dat het te duur wordt. En dan hebben we het nog niet eens gehad over de accijnzen die op benzine en dergelijke verloren gaan. Dus nogmaals de vraag: is dit dan alleen een trucje van het CDA? Hoeveel subsidie mag een auto krijgen? Heel concreet, gewoon een getal.

De heer Omtzigt (CDA):

Het CDA is constant voorstander geweest van het afbouwen van deze subsidie in stapjes. De bijtelling was 0% en werd 4%. Er zat geen cap op, er komt een cap op. En ik verwacht de komende jaren dat stapsgewijs deze zaken dichter bij elkaar gebracht worden, omdat je eigenlijk alleen de extra kosten van een auto met batterij – namelijk die voor de batterij – dient te subsidiëren. Op het moment dat die batterij fors goedkoper gaat worden, en de elektriciteit die nodig is om de auto een kilometer voort te bewegen is nog steeds, ondanks alle belasting op elektriciteit, een stuk goedkoper dan als je dat met benzine of diesel doet, dan moet je oppassen dat je niet oversubsidieert. Ik denk dat we dat de komende jaren gewoon zullen zien.

De voorzitter:

De heer Mulder, tot slot.

De heer Edgar Mulder (PVV):

Dat is al een stuk duidelijker, maar is het niet gewoon het allereerlijkst om gewoon alle auto's gelijk te belasten? Dus om consequent tegen discriminatie te zijn en gewoon alle auto's gelijk te belasten?

De heer Omtzigt (CDA):

Ik hou erin dat de PVV consequent tegen discriminatie is. Dat vind ik een fijne zin. Ik denk dat enige mate van milieudifferentiatie zeer wenselijk is. We hebben niet voor niks... We kunnen praten over de mate waarin. Ik vind dat we hier in het verleden veel te vaak gezegd hebben: o, deze auto is iets beter voor het milieu, het maakt niet uit hoeveel subsidie daaraan opgaat. Dat wij hier nog steeds autobelasting laten afhangen van de CO2-uitstoot en dus van de mate van vervuiling, vind ik op zich wenselijk. Hopelijk gaat die dieseltoeslag door, zeg ik tegen de Staatssecretaris. Als je extra betaalt wanneer je extra vervuilt, daar zit echt een rechtvaardigingsgrondslag in.

De voorzitter:

Mooi. Dan gaat de heer Omtzigt verder.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Ik zal proberen wat sneller te gaan. Zal ik mij dan maar aansluiten bij de teruggaveregeling over taxi's en de woorden die al gezegd zijn, vooral door mevrouw Lodders, maar ook door de heer Snels? Ik zou willen kijken of er een onderscheid gemaakt kan worden voor taxi's – volledig mee eens – en rolstoelbusjes en openbaar vervoer.

Voorzitter. Bij de afvalstoffenbelasting is overgangsrecht nodig. Dat kan ook makkelijk, want de import neemt af en dus gaat de afvalstoffenbelasting meer opleveren dan geraamd. Je kan niet vereisen dat afvalverwerkers op basis van het regeerakkoord alvast hun prijzen hebben verhoogd. Bovendien is er sprake van langlopende contracten, dus de afvalverwerker wordt betaald voor hoeveelheden die nog niet verbrand zijn. Wat zijn de verwachte gedragseffecten van de verhoging van de afvalstoffenbelasting? En kan er een toename verwacht worden van export, immobilisatie en het verwerken in fundatiemateriaal? Dat laatste zou natuurlijk zeer ongewenst zijn. Wordt dit gemonitord?

Voorzitter. De vliegbelasting. Het zou de CDA-fractie een lief ding waard zijn als dit nou eens een keer Europees geregeld wordt. Nou verwacht ik weer een PVV-interruptie, voorzitter. Dit is een van de weinige dingen waarbij harmonisatie op belastinggebied in Europa grote voordelen heeft, vooral aan de grens. Ik ben dan ook blij dat de Staatssecretaris heeft toegezegd om een Europese conferentie te organiseren. Ik hoor graag waar en wanneer die plaatsvindt en hoe het staat met het overtuigen van andere landen. Als we onze milieudoelstellingen ook maar iets serieus nemen, dan zal er bij vliegen en bij bepaalde vormen van varen op zee ook opgelet moeten worden.

De heer Snels (GroenLinks):

Ik ben ook voor een Europese vliegbelasting, maar de heer Omtzigt neemt met deze vragen toch geen afstand van het regeerakkoord dat, als dat niet lukt in internationaal verband, wij in Nederland gewoon doorgaan met het invoeren van een vliegbelasting?

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter, wat ben ik blij dat een oppositiepartij eindelijk vraagt of ik mij wel aan het regeerakkoord houd vandaag. Op dit punt neem ik geen afstand van het regeerakkoord, zeg ik tegen mijn collega van GroenLinks.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Dan kom ik op de kansspelbelasting. Nederland schijnt door de Europese Commissie opgedragen te zijn om de wet aan te passen, maar ons bereiken berichten dat België, Frankrijk, Italië en Denemarken juist een gedifferentieerde belastingheffing hebben op kansspelen. Wij zouden eigenlijk wel willen weten: is de uitkomst van de Wet kansspelen op afstand dat we straks onze eigen lotto en Duindigt een beetje de nek omdraaien en daardoor gokbedrijven in Malta hier de bingo gaan organiseren? Het klinkt misschien een beetje populistisch, maar dat is toch echt onwenselijk. Als wij de Wet kansspelen op afstand niet zouden laten ingaan, zou dit dan ook niet in hoeven gaan? Hoe kan de Staatssecretaris ramen dat dit geld oplevert, als zijn eigen staatsdeelneming... Zoveel heeft hij er nu niet meer na de Munt, moet ik maar denken. De enige staatsdeelneming die hij nog heeft – o, hij heeft er nog eentje; ik ben die vergeten en kom erop terug – zegt: het spel eindigt. Ja, als het spel eindigt, dan is er ook geen afdracht meer. Graag een toelichting op een wetsvoorstel dat geld zal moeten opbrengen, maar waarvan zijn eigen Staatsloterij zegt dat dat niet het geval is. Vergeet niet dat sportbonden minder competities kunnen organiseren en minder trainers en coaches kunnen opleiden. Dit is dus niet erg fijn voor de amateursport. Heeft hij ook overleg gevoerd? Tot slot een concrete vraag. Heeft de Staatsloterij ook een formele zienswijze ingediend in de ronde? Waarom hebben ze dat wel of niet gedaan?

De kleineondernemersregeling. De voorgestelde regeling is rechtvaardiger. Wat zijn de financiële gevolgen voor ondernemers die vooral onder het lage btw-tarief presteren? Omdat € 20.000 een harde grens is, kan de wet ongunstig uitpakken voor ondernemers met wisselende omzetten, bijvoorbeeld kunstenaars en landbouwers, en voor kleine ondernemers. Waarschijnlijk hebben ze nauwelijks kosten en zitten ze dan net rond de € 20.000 omzet. Heb je een goed jaar, dan zit je daarboven. Moet je dan drie jaar lang die KOR implementeren? Kan de Staatssecretaris uitleggen hoe het voor die groep werkt en of daar iets mogelijk is?

Voor starters is de vierwekentermijn lastig. Kunnen we kijken hoe dat loopt? Ik sluit mij aan bij mevrouw Lodders. Ik deel alle acties tegen btw-carrouselfraude, maar ik had niet de indruk dat die plaatsvond uit ondernemingen met een btw-afdracht van onder de € 1.800. Is het echt niet mogelijk om die jaaraangifte mogelijk te maken tenzij het natuurlijk totaal door het dak schiet? Wat mij betreft moet je dan onmiddellijk aangifte doen, dus laat daar geen misverstand over bestaan. Ik vond de redenering wat raar die ik in de antwoorden zag.

Voorzitter. Tot slot. Ik snap en heb groot respect voor de hoeveelheid werk die door de ambtenaren op het Ministerie van Financiën op zeer korte termijn gedaan is. Respect daarvoor. Toch zou ik willen kijken of vooral de vragen van de NOB en het RB, maar ook de vragen die we zelf gesteld hebben, die over een aantal uitvoeringsvraagstukken gaan, vaak zeer technische vragen, wel op enig moment beantwoord worden. Ze geven een houvast voor de praktijk. Het kan zeer behulpzaam zijn om die antwoorden te hebben, want in tweede instantie levert dat weer minder werk op voor de Belastingdienst, waar toch wel enige druk op de organisatie zit.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank. Dan ga ik naar mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. Belastingen zijn niet stoffig. Ze zijn ook niet alleen technisch. Belastingen zijn vooral heel erg politiek. Het gaat erom wat je ermee doet. Gebruik je ze om bepaald gedrag van de consument te stimuleren of om gedrag af te straffen? Gebruik je ze om de welvaart te herverdelen? Gebruik je ze om voldoende middelen te hebben voor voorzieningen die voor ons allemaal goed zijn? Of doe je een beetje van alles? Vorig jaar vroeg ik de Staatssecretaris welke visie hij precies op de belastingen had, welke werking die precies moeten hebben. Als we vandaag kijken naar de meer dan 60 maatregelen die we in twee maanden moeten bestuderen, bevragen, bediscussiëren en uiteindelijk beoordelen, dan heb ik een aantal globale observaties.

De eerste is dat er veel compensatie plaatsvindt voor gevolgen van fiscale maatregelen, maar dat deze compensatie voornamelijk gaat naar grote bedrijven en multinationals of naar hoge inkomens. Ik mis heel veel compensatie voor juist mensen die al krap zitten. Belastingen worden bijvoorbeeld verlaagd voor de hoogste inkomens en verhoogd voor de laagste inkomens. Het is een uitdrukkelijke keuze tegen mensen, gewone mensen met een dunne of een legere portemonnee, die vaak werken. De werkende arme is in opmars in Nederland. Dat is niet iets om trots op te zijn.

De multinationals, de corporates, zijn deze regering veel liever dan het midden- en kleinbedrijf. De eerste krijgen miljarden belastingverlaging en het midden- en kleinbedrijf maar een schijntje. Ook een miljard hoor, maar een schijntje in vergelijking met de grote jongens. Het kleinbedrijf krijgt echter de btw-verhoging een stuk harder voor de kiezen dan het grootbedrijf. De gevolgen daarvan zijn niet in kaart gebracht.

Dit kabinet verschuift de rekening van directe belastingen naar indirecte belastingen en maakt zichzelf daarmee niet alleen kwetsbaar, maar legt ook de rekening verkeerd neer. Kwetsbaar, omdat bij vraaguitval – mensen hebben minder te besteden en kopen dus minder – er wellicht minder aan belastingen binnenkomt. Niet dat dat nu overigens een probleem is: er komt veel meer binnen dan geraamd. Maar we weten ook dat gewone mensen deze belastingen niet kunnen ontlopen. De gewone belastingen op brood, water, een treinkaartje, de ov-pas voor je kind dat naar school moet: ze zijn niet te vermijden. We weten ook dat de gevolgen van die indirecte belastingen zijn weggewerkt in koopkrachtplaatjes, die ook weer een farce zullen zijn.

In de begroting zitten veel maatregelen waarvan niet onderzocht is welke gevolgen ze hebben. Ik wijt dat aan de hoeveelheid voorstellen en de snelheid. Er zijn een hoop organisaties die bij ons – dat zal bij de collega's van alle partijen zo zijn – aan de bel trekken omdat er iets gebeurt wat eigenlijk niet voorzien was. Zo is het verhogen van de kansspelbelasting heel erg logisch, maar als dat uiteindelijk betekent dat de toto verdwijnt, dan zien we dat juist voor die sigarenboertjes die al heel veel op hun bord krijgen, dat misschien wel de doodsteek is. We weten helemaal niet wat de gevolgen zijn van het verdwijnen van de toto. Verschuift er dan wellicht wel veel meer naar internetgokken en illegaal gokken? Krijgen we minder binnen? Wat betekent dat voor de afdracht naar de sport? Ik zou toch wel van de Staatssecretaris willen weten a. of hij dit voorzien had en b. of we dit niet kunnen voorkomen. Niet dat ik een totospeler ben.

Iets anders is – daar is het al over gegaan – dat we allemaal schonere auto's willen en dat we natuurlijk allemaal vinden dat je moet bespoedigen dat je via allerlei maatregelen zorgt dat het wagenpark in Nederland een beetje schoner wordt. Maar als je daarmee het vervoer voor mensen die ouder, beperkt, ziek zijn de nek omdraait of zo verhoogt dat zij niet meer kunnen deelnemen aan de samenleving volgend jaar of de jaren daarna, dan doe je toch iets fout. Ik vind het in principe heel erg goed dat zowel VVD, CDA, GroenLinks als SP vragen om compensatie op dit vlak. Wij zouden ons kunnen voorstellen dat we het er nu uithalen en dat we het bij een volgende autobrief besluiten. Ik ben aan het broeden op een amendement, maar wellicht is dat helemaal niet nodig. Je ziet hier toch al een Kamermeerderheid zich aftekenen. We schrikken er allemaal van wat dat betekent.

Maar ook de btw-vrijstelling op commerciële sportorganisaties – het zwemkaartje wordt duurder, net als de contributie van de sportclub – willen we niet. Tegelijkertijd kregen wij een oproep van deze organisaties: het moest toch niet zo zijn dat wij gingen deprivatiseren. Nou, ik zou het niet erg vinden als gemeentes gewoon weer goede eigen voorzieningen hebben, zoals zwembaden, sportlocaties en gymzalen. In het verleden is dat misschien te veel op afstand gezet, maar dat is een andere discussie. Die hoort thuis in de gemeenteraadszaal.

Voorzitter. Wat mij nog meer opvalt aan dit Belastingplan is dat dit een Belastingplan van schone schijn is. We kunnen een mooie opsomming maken van wie er allemaal belastingverlaging krijgt, maar hoe het straks echt landt? We zien dat het de inkomensverschillen enorm zal vergroten. Zeggen dat we iets doen aan belastingontwijking is schone schijn, omdat ATAD – daar hebben we het straks nog apart over – wel een heel minimale uitwerking is van de Europese regels. Daarbij vind ik het signaal dat je belastingverlaging krijgt als je jarenlang belasting hebt ontdoken/ontweken als grootbedrijf, totaal verkeerd.

Voorzitter. Het zal je maar gebeuren... Overigens, hier komt een constructief voorstel! Mijn hele bijdrage, zeg ik tegen de heer Omtzigt, die zich buiten de microfoon hardop afvraagt of ik niet altijd constructief ben, is ook zo bedoeld. Ik denk dat je zonder goede oppositie ook geen goede maatregelen krijgt. Door discussie met de oppositie wordt altijd alles beter, of in ieder geval herzien. Maar het zal je maar gebeuren. Je zit op de fiets. Je wordt aangereden door een hardrijder. Zonder je eigen schuld of wellicht door een ongeluk door eigen schuld raak je invalide. Je kan niet meer werken, je hele leven lang niet. Dat heeft pijn, verdriet, trauma's tot gevolg. Je moet jarenlang onderhandelen met verzekeraars, schade-experts en juristen en als je dan uiteindelijk een uitkering voor letselschade hebt omdat je een flink verminderd inkomen hebt – je kan niet meer werken, je hebt aanpassingen nodig aan je huis – dan komt de Belastingdienst even langs, want «je hebt vermogen en je moet dokken». O ja, je hebt ook geen recht meer op toeslagen, want daarin zit overal een vermogensgrens. Je zit goed in de slappe was – op papier. Maar op papier is dit geen vermogen. Op papier is dit een tegemoetkoming in inkomen dat je bent misgelopen. Nou zegt het kabinet in antwoord op Kamervragen: wij zien dit toch als vermogen en dat zullen we ook blijven doen omdat letselschade-experts, juristen en verzekeraars bij het vaststellen van de hoogte van de letselschade-uitkering soms – let wel: soms – ook kijken naar de belasting die je moet betalen. Maar we weten dat de belastingen jaarlijks worden aangepast.

De voorzitter:

Meneer Mulder, bij de derde keer is het telefoon inleveren.

Mevrouw Leijten (SP):

We weten dat de belastingen ieder jaar worden aangepast. Stel dat iemand in 2000 een letselschade-uitkering kreeg. Niemand in de rechtszaal kon toen voorzien dat er een toeslagensysteem met een vermogensgrens zou worden ingevoerd. Het is onmogelijk om in zo'n rechtszaal bij de vaststelling van een letschade-uitkering mogelijke fiscale consequenties in de toekomst te voorzien. Dit moet makkelijker kunnen. Eigenlijk vinden heel veel mensen dat. Ik ben voor vermogensbelasting, ik ben ervoor dat je aan rijken een hogere bijdrage vraagt, maar juist deze groep heb ik daarbij niet op het oog. We zien dat er qua vermogen een uitzondering is voor sommige letselschadevergoedingen. Dan krijg je wel huur- en zorgtoeslag. Dan gaat het om mensen die gecompenseerd zijn voor seksueel misbruik in de katholieke kerk, slachtoffers van DES-medicatie, slachtoffers van de Volendambrand. Of neem vermogen in de vorm van zorggeld, pgb-gelden. Dat is immers ook vermogen dat niet geldt als bezit maar meer als toekomstige zorgkosten. Ook Minister De Jonge besloot deze zomer dat een letselschade-uitkering niet meer als vermogen wordt gezien als het gaat over de eigen bijdrage in de Wmo en de Wlz. Ik vind dat een goed begin. Ik zou de Staatssecretaris om een volgende stap willen vragen.

Ik had gevraagd hoeveel het kost als je letselschade zou uitzonderen van de vermogensbelasting en die tot bijzonder vermogen zou rekenen. Daar heb ik geen antwoord op gehad. Dat vind ik heel jammer, want ik wilde hier graag een amendement of iets anders op voorstellen. Ik vraag de Staatssecretaris hier om de mensen met een letselschade-uitkering tegemoet te komen. Zij kloppen al langer op de deur, net als hun advocaten. Ook de letselschadeverzekeraars hebben al eerder de noodklok geluid dat dit niet eerlijk is. Het lijkt mij echt heel erg verstandig als we dit voor eens en altijd gaan regelen.

De vraag is of je dat in dit debat moet doen. Ik heb er kritiek op dat je meer dan 60 maatregelen in een debat hebt en dat je die eigenlijk niet goed kunt overzien. Ik zou graag zien dat we meer belastingwetgeving gedurende het jaar hebben, zodat we dit soort dingen op een andere manier misschien beter kunnen uitzoeken en kunnen introduceren. Maar daar waar alles gepresenteerd wordt op Prinsjesdag en wij echt maar kort de tijd hebben om dat te bestuderen en te bediscussiëren en er vervolgens over te stemmen, is dit het enige moment waarop ik dit voorstel kan doen voor volgend jaar. Als de Staatssecretaris nu bijvoorbeeld zegt «mevrouw Leijten, ik wil best wel kijken en ik wil het best wel onderzoeken, maar laten we dat volgend jaar oppakken» – dat is wellicht zijn constructieve antwoord – vraag ik hem ook om het mogelijk te maken dat wij volgend jaar niet met zo'n absurd Belastingplan zitten. Meerdere mensen hebben dat hiervoor al gezegd. Ook is het niet voor eerst dat dit gezegd wordt. De heer Omtzigt is al heel lang woordvoerder, maar ook mijn voorganger, de heer Bashir, heeft het vaker opgebracht. Ik denk echt dat de belastingmaatregelen beter worden als je langer de tijd hebt om te kijken hoe ze neerslaan. Kijk alleen al naar de noodkreten die we krijgen uit het veld: «dit slaat niet goed neer, en dat en dat ook niet». Beter vooraf compenseren dan achteraf, waardoor alles weer ingewikkelder wordt.

Het dividenddebacle had ik nog niet genoemd, maar dat hangt natuurlijk wel een beetje boven dit Belastingplan en heeft het alleen nog maar ingewikkelder gemaakt. Door de behandeling van de nieuwe Wet bedrijfsleven en de nota's van wijziging op het Belastingplan hebben we wel heel veel extra stapels aan papier gehad. Dat doet onze controletaak geen goed. Als ik dan bijvoorbeeld vraag in een schriftelijk overleg of u kan aangeven welke uitwerking de tien heroverwegingsmaatregelen precies hebben op het vestigingsbeleid, vind ik het niet goed dat ik daar geen antwoord op krijg. Ook dat zijn vragen die u moet hebben liggen. Ik zie namelijk dat er ook maatregelen in zitten die niks met het vestigingsklimaat te maken hebben. Daar kan best een goede reden voor zijn, maar dan moet je niet zeggen: het bedrijfslevenpakket is het bedrijfslevenpakket. Want u shopt toch wel een beetje in die 1,9 miljard. Net zo goed had je kunnen zeggen dat er noden zijn in de samenleving: er gaan ziekenhuizen failliet, leraren verdienen te weinig; we zetten daarvan eventjes ook een gedeelte in voor de noden in de samenleving. Dat kan in het heroverwegingspakket zelf ook.

Als het gaat over het heroverwegingspakket, wil ik toch vragen of er één maatregel nog uit kan. Eén gevolg van het afschaffen van de dividendbelasting was dat buitenlandse financiële instellingen niet op onze vastgoedmarkt mochten beleggen. Dat zou heel goed zijn voor onze vastgoedmarkt. Kunnen we dat niet gewoon introduceren? Het zou toch goed zijn dat de starters gewoon een woning kunnen kopen en niet de beleggers uit het buitenland? Ik ben aan het kijken naar een amendement. Dat schijnt allemaal weer heel erg ingewikkeld te zijn. Het kon met één pennenstreek afgeschaft worden en weer ingevoerd worden, maar een Kamerlid krijgt het niet voor elkaar. Maar u kunt ervan op aan dat ik dit constructief zal indienen en zal vragen of dit verbod op beleggen in vastgoed door buitenlandse financiële instellingen behouden kan worden.

De inkomenspolitiek. De afgelopen jaren is de economie fors gegroeid, als je het over langere tijd neemt. Ik weet dat we net een economische recessie hebben gehad, maar als je kijkt naar het bruto binnenlands product, is dat verdrievoudigd in de afgelopen decennia. De winsten van bedrijven zijn verdubbeld en toch staan de inkomens stil. Het besteedbaar inkomen staat eigenlijk al vanaf de jaren negentig stil. De vraag is of de veranderingen in inkomstenbelasting daar wat aan gaan doen. Wij denken van niet. Er komen twee schijven. Ik vraag mij werkelijk af voor welk bestaand reëel probleem dit een oplossing is. Is het het probleem van mensen die 52% belasting betalen? Ja, dat kan je een probleem vinden. Wat mij betreft is dat het niet. Is het een tegemoetkoming aan de hoogste inkomens omdat de hypotheekrenteaftrek wordt verlaagd? Dat zou wel een bizarre redenering zijn, want er zijn duizenden arbeidsbeperkten die werkloos thuiszitten, in de bijstand of de WIA. Die worden ook niet gecompenseerd voor wegvallende inkomens. Zorgmedewerkers zijn niet gecompenseerd voor de grote bezuinigingen op de zorg toen ze hun baan verloren omdat het verzorgingshuis sloot. Ouderen zijn niet gecompenseerd voor de pensioenverlaging.

Ik vind dus eigenlijk dat het compensatieargument er een beetje aan de haren bij gesleept is. Het tweeschijvenstelsel leidt tot een iets kleiner verschil in belastingdruk tussen eenverdieners en tweeverdieners. Dat zou je ook nog kunnen aanhalen. Maar volgens mij zijn er andere maatregelen te bedenken dan het op die manier te doen. Want je kunt de belastingdruk echt eerlijker verdelen tussen een- en tweeverdieners zonder de progressiviteit uit het belastingstelsel te halen.

Hoe meer je verdient, hoe meer je eraan hebt. De laagste inkomens betalen als gevolg van het tweeschijvenstelsel € 300 minder belasting. Maar dat is precies even veel als ze kwijt zullen zijn aan de verhoging van de btw. Dan komen ze zorgpremies nog, de energierekening en wellicht de huur. De balans is dus zoek. Dat iedereen er volgend jaar op vooruitgaat, verbaast mij. Ik denk dat we volgend jaar niet verbaasd hoeven te zijn als de inkomensverschillen zijn vergroot. De laagste inkomens gaan een hoger tarief betalen en de hoogste inkomens een lager tarief. De SP vindt dat de wereld op z'n kop. De compensatie voor de laagste inkomens is veel te dun, en moet ook jaarlijks worden vastgesteld bij de «augustusbesluitvorming». Dat is een Haags woord voor de onderhandelingen tussen coalitiepartijen waarbij ze eventueel geld dat er is, besteden. Met andere woorden, ieder jaar is de compensatie voor de laagste inkomens een gunst. Daar moet over onderhandeld worden, terwijl de verlaging van het tarief voor de hoogste inkomens een recht is. Ik vind dat niet eerlijk. Een tweeschijvenstelsel is niet sociaal. We kunnen het zo noemen, maar dat wordt het niet, net zoals het sociale leenstelsel niks sociaals was, maar gewoon studenten in de schulden duwen omdat ze studeren.

Wat ik eigenlijk niet begrijp, is het volgende. Als je de hoogste schijf verlaagt, waarom moet het starttarief waarbij die schijf begint dan ook opschuiven? Als je € 68.000 bruto verdient, betaal je over wat je meer verdient nu 52% belasting. Dat wordt dus 49,5%. Maar die grens van € 68.000 wordt ook nog eens opgetrokken naar € 75.000. Dat is een lastenverlichting van 1,5 miljard. Dat is wel erg veel. Kan de Staatssecretaris uitleggen hoe dat zit?

Voorzitter. De verhoging van het lage btw-tarief betekent een verhoging op boodschappen die we allemaal nodig hebben, zoals groente, fruit, water en medicijnen, en diensten die we allemaal nodig hebben, zoals de fietsenmaker, de kapper en de trein. De verhoging van indirecte belastingen via de btw is een principiële kwestie. Het lijkt heel erg technisch, maar het is uiteindelijk een verschuiving van dat wat je zeker vooraf betaalt naar iets wat je zeker kwijt bent in je – dikke of dunne – portemonnee. Het kabinet verschuilt zich achter het argument dat de koopkracht er in het totaalpakket op vooruitgaat, maar we weten twee dingen zeker. Eén: op eten en drinken kan je niet bezuinigen; dat doe je altijd, onafhankelijk van de situatie. En twee: de koopkrachtvoorspellingen zitten er altijd naast. Er is geen onderzoek naar hoe de btw-voorstellen uitvallen voor hoge en lage inkomens, voor mensen die meer of minder in hun portemonnee hebben. Er is alleen gekeken naar de bijdrage van btw door die inkomens. Maar er zitten ook vermijdbare uitgaven in. Iemand met een wat hoger inkomen kan een keertje minder naar de film of uit eten gaan, maar iemand die echt geen geld overhoudt aan het einde van de maand moet nog altijd zijn brood, zijn melk en het ov-kaartje naar school voor het kind kopen.

Nu heb ik hier een brief die uw voorganger in 2015 aan de Eerste Kamer heeft gestuurd. Daarin is gevraagd naar de effectieve belastingdruk van verschillende inkomens. Je ziet dat die van het eerste kwart, de laagste inkomens, tot het hoogste kwart zo ongeveer hetzelfde is, 33,4% tegen 35,5%. Maar daarin staan ook de CBS-cijfers over indirecte belastingen opgenomen. Dan zie je dat indirecte belastingen voor 16,5% drukken op de laagste inkomens. Bij de hoogste inkomens is dat nog maar 6%. Dan wil ik weleens weten hoe die btw-verhoging uitvalt. Dat is niet onderzocht. Dat vind ik eigenlijk heel erg kwalijk, want we hadden hier zojuist de opsomming van allerlei gevolgen van belastingmaatregelen voor commerciële sportuitbaters, voor de toto en voor het doelgroepenvervoer, maar dit is wel cruciaal. Als een kwart van de bevolking, de mensen met de laagste inkomens, 16,5% van de druk voelt en de hoogste inkomens maar 6%, weet ik wel waar de klappen gaan vallen. Is het dan nog eerlijk verdeeld in dat tweeschijvenstelsel?

Ik heb dit gevraagd bij de Algemene Financiële Beschouwingen. We zijn nu drie weken verder. Ik snap dat de Staatssecretaris dat onderzoek niet in drie weken kan doen, maar ik vraag hem wel of het mogelijk is om dat in ieder geval te versnellen. Hij heeft destijds toegezegd dat hij wel een motie wilde uitvoeren, maar dat liet hij meelopen met een later onderzoek. Maar dan is het waarschijnlijk al ingevoerd. Ik zou toch wel willen weten hoe dit zit. De brief waar het om gaat, is vastgesteld op 28 augustus 2015 en ging naar de Eerste Kamer, met stuknummer 34002-Q. Zo heet die brief; dat is misschien handig voor de ambtenaren die de beantwoording maken. En het gaat hier over tabel 1-B. Zo! Dit heb ik al zo vaak gevraagd, maar we hebben het lang over de dividendbelasting gehad. Misschien hadden we het uitgebreider over de btw kunnen hebben als u de afschaffing van de dividendbelasting eerder had laten gaan.

Voorzitter. De verschuiving van directe belastingen naar indirecte belasting heeft negatieve welzijnseffecten. Dat komt uit een promotieonderzoek; dat is onderzocht. Het kabinet doet dit onderzoek een beetje af: het is «gewoon» een universitaire promotie, waar in twee alinea's van de beantwoording op wordt ingegaan. Ten eerste zou het onderzoek gaan over een algemene btw-verhoging. Ja, dit gaat over een algemene btw-verhoging, namelijk over de btw-verhoging van de dagelijkse boodschappen. De luxegoederen zijn al verhoogd van 19% naar 21%; die verhoging hebben we al gehad. Dus waarom zou je zeggen dat het promotieonderzoek daarom totaal irrelevant zou zijn? Het tweede argument dat de regering aandraagt, is dat het onderzoek uitgaat van een even grote verlaging van de inkomstenbelasting. De inkomstenbelasting wordt dus verlaagd en dat wordt helemaal door de indirecte belasting opgebracht. Ja, maar dat is wel bijna het geval. Ik zou de Staatssecretaris dus toch graag willen vragen om hier wel op in te gaan.

Ik vraag ook wat de btw-verhoging gaat doen voor de relatie- en gezinstherapeuten. Dan kijk ik eventjes naar de ChristenUnie, want die heeft altijd gezegd dat het zo ontzettend belangrijk is dat voorkomen wordt dat scheidingen plaatsvinden. Dat onderstreep ik overigens. Nu weten we dat de relatie- en gezinstherapeuten onder de btw vallen. Dat is eigenlijk heel gek, want de hele gezondheidszorg valt daar niet onder en zij krijgen het wel voor hun kiezen. Hoeveel minder mensen gaan hierdoor in therapie? Dat zou ik weleens willen weten. Kunnen we hier wat aan doen?

De voorzitter:

Wil de heer Bruins wat zeggen?

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ik dank mevrouw Leijten voor het stellen van de vraag, meneer de voorzitter.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik ga ervan uit dat deze relatie- en gezinstherapeuten zeker ook bij de ChristenUnie langs zijn gekomen, want in het verleden hebben we op dat punt vaak samen opgetrokken; toen zat ik nog in een andere commissie en dat was niet met de heer Bruins maar wel met de ChristenUnie.

De procedure rond de afschaffing van de dividendbelasting en rond de Wet bronbelasting verdient geen schoonheidsprijs. Allereerst was het afschaffen van de dividendbelasting weggemoffeld bij het introduceren van een bronbelasting, die vervolgens ook weer vervalt. De afschaffing van de dividendbelasting is het afgelopen jaar natuurlijk helemaal kapotgeschoten door zo'n beetje iedereen, maar druk van onderop mocht niet baten, een sms'je van Unilever wel. Het non-argument van de begrotingsregels vind ik wel goed genoeg uitgediscussieerd. Er werd door de heer Omtzigt gewoon letterlijk erkend: ja, het kan ook anders. Maar als je binnen een week 1,9 miljard van de buitenlandse beleggers in de zakken van de bedrijven kunt schuiven, laat dat wel zien waar voor dit kabinet de prioriteit ligt, daar waar je de noden dag in, dag uit ziet.

Ziekenhuizen laten we in 24 uur failliet gaan, maar voor het bedrijfsleven hebben we binnen 24 uur een alternatief voor een belastingverlaging, namelijk een andere belastingverlaging. Het «vestigingsklimaat» is een prachtige, maar niet kwalificeerbare term waarmee rechtse hobby's zoals belastingverlaging worden goedgepraat. Maar ik heb een vraag aan de Staatssecretaris. Zouden bedrijven naar Nederland komen en in Nederland blijven als hier geen goede zorg, geen politiek stabiel klimaat en geen goede politie en veiligheid zijn? Zouden ze komen als de wegen te slecht zijn om je daar veilig over te begeven en er geen onderwijs en geen goed opgeleide mensen zijn?

De stelling van de SP is dat een investering van 2 miljard in de samenleving net zo goed een investering in het vestigingsklimaat is. Want waarom zou het vestigingsklimaat eigenlijk alleen over bedrijven gaan? Dat gaat toch ook over mensen? Veilig kunnen wonen en op kunnen groeien, iets kunnen worden wat je misschien niet voorzag bij geboorte...

(Hilariteit)

De heer Omtzigt (CDA):

Het is de manier waarop je het zegt.

Mevrouw Leijten (SP):

Iedereen lacht erom, maar ik bedoel daarmee dat je te vaak ziet dat zowel de plek waar je geboren wordt als de ouders die je hebt, heel erg voorspellen wat je in de toekomst gaat doen of niet. Het zou beter zijn als je je gewoon zelf kunt ontwikkelen, zonder dat het van belang is waar je geboren wordt of wie je ouders zijn. Het kabinet trekt 4 miljard uit voor de verlaging van de winstbelasting. Daarvan gaat 1 miljard naar het mkb en 3 miljard naar het grootbedrijf. Vindt de Staatssecretaris dit in verhouding? Hoe ver wil hij de Vpb-tarieven verlagen als andere landen ook gaan verlagen? Erkent hij dat Nederland hiermee eigenlijk vooroploopt in de race naar minder belasting betalen?

Dan de bronbelasting. Wij vinden dat een prima plan. Dat is ook al voorgesteld door de heer Braakhuis van GroenLinks en de heer Bashir van mijn partij, maar alle huidige coalitiepartijen behalve de ChristenUnie stemden toen tegen. Voortschrijdend inzicht, zullen we maar zeggen. Ik ben er blij mee, maar ik ben niet blij met de uitvoering. De bronbelasting kan namelijk gemakkelijk ontlopen worden. De wetenschappers schieten er nu al gaten in. Dan gaat het inderdaad over het voorstel dat je bronbelasting int als iets naar landen gaat met een statutair tarief van 7% of minder. Nu is 7% al absurd laag, maar je zult zien dat de landen die nu 7% hebben, gewoon op 8% gaan zitten en het effectieve tarief veel lager hebben liggen. Maar dan zijn ze geen belastingparadijs meer. Een statutair tarief zegt er eigenlijk heel weinig over of een land laag belastend is. Dus waarom wordt er niet gekozen voor het effectieve tarief? Het lijkt mij goed om daarbij aan te sluiten. Ook is er volgens het kabinet alleen bij de gelieerde lichamen kans op belastingontwijking. Wij zouden graag zien dat de Staatssecretaris dat toelicht.

Dan kom ik op de vestigingseisen, ook wel substance-eisen genoemd, die het kabinet hanteert. Die zijn makkelijk te ontlopen. Dit is al genoemd door de heer Omtzigt. Het CPB zegt ook dat de eisen die nu opgehoogd worden, weinig uithalen. Ik zou eigenlijk de afspraak willen maken dat we met vestigingseisen komen die niet uitgevoerd kunnen worden door een trustkantoor. Als een Belastingdienst dan ziet dat een bedrijf bij een trustkantoor zit, zegt die gewoon: nee, doen we niet. Als de Staatssecretaris dat niet wil, zou ik graag van hem een antwoord willen op de volgende vraag. Hoeveel minder duizend miljard wil hij dat door Nederland zoeven? Wij weten dat nu 4.400 miljard jaarlijks door Nederland gaat. 4.400 miljard! Hoeveel zou dat minder moeten worden? Wij weten dat dat grotendeels te maken heeft met het fiscale vestigingsklimaat.

Dan de 30%-regeling. Voordat de heer Van Weyenberg komt met wat de SP precies vindt, zeg ik dat wij vinden dat de 30%-regeling de hoge inkomens van expats voornamelijk bevordert. Dat vinden wij niet alleen; dat komt ook uit onderzoek. Expats maken gemiddeld 6% extraterritoriale kosten – dat zijn gewoon kosten om hier te komen wonen – en krijgen veel te veel voordeel. We weten dat een kwart van de totale kosten van de regeling komt van 2.000 expats die meer dan twee ton verdienen. Welk nut dient dit? Is dit doelmatig? Zou de Staatssecretaris bij de herziening van de 30%-regeling, als hij daaraan toe is, vooral daarnaar willen kijken; niet naar de duur maar vooral naar de hoogte en dat het profijt ervan verkeerd uitvalt? Dat is iets anders dan het uiteindelijke doel om het af te schaffen, zeg ik tegen de heer Van Weyenberg.

Het kabinet presenteert verschillende belastingmaatregelen voor vergroening. We zien als terugkerend thema: zwaardere lasten bij de gewone mensen en de zwakste groepen. Klimaatrechtvaardigheid is nodig, dat zeggen wij al een tijdje. De rekening moet niet bij de mensen liggen maar bij de vervuiler.

Ik vind het echt ongelofelijk dat de belastingvrije voet in de energierekening wordt verlaagd. Ik hoorde dat GroenLinks kijkt naar het ongedaan maken van die verlaging en dat over alle vier schijven uitsmeren. Ik heb een amendement ingediend waarbij we het in de vierde schijf leggen. Het zou mij een lief ding waard zijn om tot behoud van die belastingvrijstelling te komen. Ook dat is weer niet meegerekend in die koopkrachtplaatjes. Het gaat ons erom dat de maatregelen voor klimaatkosten die er moeten komen, rechtvaardig worden getroffen en dit is nou juist niet rechtvaardig. Mensen worden geconfronteerd met een hogere energierekening en bedrijven komen er makkelijk vanaf. Sterker nog, het verhogen van allerlei energiebelastingen voor de bedrijven is weer een argument om ze belastingverlaging te geven.

Ik ga er wat sneller doorheen. Op het gebied van wonen zijn de woningbouwcorporaties de klos, zoals ik al zei tegen de heer Omtzigt. Vier maanden huur van een huurder gaat direct naar de staatskas en daarmee zijn huurders echt de melkkoe van dit kabinet geworden. Het verduurzamen van woningen is nodig. Met het isoleren van woningen beperk je de uitstoot en het is goed voor de portemonnee, maar toch weigert dit kabinet om de verhuurderheffing in haar geheel in te zetten voor verduurzaming, nieuwbouw en betaalbaarheid. Het verlagen van de verhuurderheffing zou al voldoende ruimte zijn voor investeringen door de sector, maar het kabinet laat de belasting in stand. Het zegt dat men voor 100 miljoen een beetje mag verduurzamen, maar dat zet geen zoden aan de dijk. Is de Staatssecretaris bereid tot heroverweging van de verhuurderheffing?

Ook bij de verhoging van de belasting op aardgas zie je dat het kabinet de verduurzaming afwentelt op mensen. We hebben gevraagd aan de regering waarom er wordt gekozen voor deze maatregel en niet voor het hoger belasten van bedrijven die het gas in Groningen uit de grond halen. Shell en Exxon verdienen miljoenen, maar in plaats van aangepakt te worden krijgen zij extra geld toe en mensen die een warmtepomp willen aanschaffen, krijgen belastingverhoging. Wat ons betreft gaan we dit andersom doen.

Over de bpm en het zorgvervoer heb ik het ook al gehad. Ik zou graag zien dat het wagenpark van doelgroepenvervoer verduurzaamt, maar je kan een sector niet iets opleggen wat deze niet aankan. Hierbij geldt ook dat als de kosten voor het doelgroepenvervoer stijgen, dat linksom of rechtsom toch weer terugkomt op de rekening van de gemeente, de school of de zorginstelling, dus precies waar we niet willen dat dit terechtkomt. Wij zouden graag willen dat deze maatregel wordt opgenomen in de derde Autobrief, die in 2021 komt, zodat we de sector meer tijd geven om te verduurzamen, en dat deze nu uit deze wet gaat. Kan de Staatssecretaris daarop reageren?

En dan het gebruiken van foto's van de trajectcontrole voor het innen van de motorrijtuigenbelasting. Ik vind dit eerlijk gezegd een heel omslachtige maatregel om op te nemen in de wet, terwijl we heel veel privacydiscussies hebben. Vorige week zag ik in het nieuws dat camerabeelden niet meer gebruikt zullen worden voor controle van de Belastingdienst op de bijtelling van het privégebruik van een zakelijke auto. Nu maken we dit wetstechnisch mogelijk, maar moeten we überhaupt die weg wel opgaan? Ik wil natuurlijk ook dat mensen die geen wegenbelasting betalen, dat wel gaan doen, maar is dit daarvoor het geëigende middel? Moeten wij op deze manier onze wetgeving gebruiken? Ik ben er niet van overtuigd.

Voorzitter. Een begroting is er voor mensen en een samenleving om te doen wat je belangrijk vindt voor elkaar, om voorzieningen te maken waar iedereen van profiteert. Hierdoor is het voor iedereen een prettig land om je in te vestigen en om te blijven. Ik vind deze begroting uit het lood. Zij die niet kunnen vluchten voor maatregelen, die hier wonen in een huurhuis, die gebruik moeten maken van het openbaar vervoer en de btw zien stijgen, die niet eventjes een groot bedrijf hebben en het buitenland kunnen gebruiken om minder belasting te betalen, krijgen hogere rekeningen. En zij die jarenlang belasting hebben ontweken, krijgen belastingverlaging. Ik vind dat echt de wereld op zijn kop.

De voorzitter:

Dank. Dan gaan we naar de heer Van Weyenberg.

De heer Van Weyenberg (D66):

Dank u wel, voorzitter. We bespreken vandaag een heel uitgebreid pakket aan belastingmaatregelen, grotendeels voortkomend uit het regeerakkoord, en een aanpassing rondom de dividendbelasting. Ik kom daar zo nog nader over te spreken. Het is geen stelselwijziging. Ik denk dat we daar ook allemaal duidelijk over zijn. Die zat er ook niet in. Qua uitvoerbaarheid was dit voor de Belastingdienst op dit moment ook niet mogelijk. Desalniettemin is het wel een forse hervorming.

De voorzitter:

Meneer Nijboer, de heer Van Weyenberg is nog niet eens begonnen!

De heer Nijboer (PvdA):

Maar ik reageer wel op wat ik hoor in het debat, voorzitter, namelijk: die stelselwijziging zat er niet in. En ik dacht: dat is eerlijk van de heer Van Weyenberg. U kwam er gewoon niet uit met de VVD, de ChristenUnie en het CDA en daarom kwam er maar een beetje lastenverlichting. Dat dacht ik te horen, maar toen kwam de vervolgopmerking dat het qua uitvoerbaarheid niet kon. Maar je kunt in een kabinetsperiode toch wel een paar basisuitgangspunten bereiken, zoals vergroening en het vergroten van de arbeidsparticipatie en de emancipatie? Dat is echt bereikbaar. Ik zou zeggen: geef de moed niet op en houd de ambitie vast waarmee u aan de regering begon. U bent nog maar net begonnen.

De heer Van Weyenberg (D66):

Tegen de heer Nijboer zou ik zeggen: wacht misschien af en toe even 30 seconden langer. Want mijn stelling is dat we wel groots hervormen. We belasten arbeid minder, we vergroenen en we pakken belastingontwijking aan, veel meer dan het vorige kabinet, zeg ik met een knipoog tegen mijn buurman hoewel het helaas ook gewoon waar is. Op dat gebied gebeurde er een stuk minder. En we maken inderdaad ook het vestigingsklimaat aantrekkelijker. Dat zijn grootse bewegingen, waar heel veel geld in omgaat, die er uiteindelijk toe leiden dat mensen aan het eind van deze kabinetsperiode jaarlijks 5,2 miljard minder belasting betalen. Na de heroverweging zullen bedrijven iets van 700 miljoen minder betalen, als ik goed reken. Graag een bevestiging van de Staatssecretaris. Daarmee is het wel degelijk een ambitieus pakket. Het is geen grote stelselherziening. Dat was het punt dat ik wilde maken. Ik denk overigens dat de heer Nijboer en ik elkaar hierin ook wel vinden.

Dit roept natuurlijk wel de vraag op welk denkwerk we, als de Belastingdienst meer op orde komt, daar kunnen inzetten rondom de administratieve lasten en de uitvoerbaarheid. Collega Omtzigt vroeg ernaar. Ik heb ook andere collega's ernaar horen vragen. Daar heeft een kabinet al wel een aantal zaken voor aangekondigd, die niks afdoen aan de grote bewegingen die nu worden gemaakt. Maar die laten wel zien dat we ook een aantal fundamentele denkprocessen starten, bijvoorbeeld over de toeslagen. Hoe willen we daar in de toekomst mee omgaan? Of denk aan de verzilverbaarheid. Ik vind dat een terecht zorgpunt van velen, ook van mij. Aan de onderkant kun je mensen met belastingmaatregelen eigenlijk niet meer bereiken om hun inkomen te geven. Dat is een aandachtspunt. De groep die je niet kunt bereiken, neemt ook toe. De Staatssecretaris heeft een aantal losse bouwstenen aangekondigd, bijvoorbeeld bij de toeslagen. Wanneer gaan die ook nog ergens samenkomen? Wat is zijn tijdsplanning? Dan zijn we er, ook naar een volgende regeerperiode, goed op voorbereid.

Daarbij zou ik de Staatssecretaris ook willen vragen of hij nog eens dieper wil duiken in box 2. Eerdere commissies, de commissie-Van Dijkhuizen en de commissie-Van Weeghel, hebben heel uitgebreid bekeken wat er gebeurt met geld dat bijvoorbeeld in een bv blijft. Ik ben blij met een aantal maatregelen die nu worden genomen, ook in het nieuwe pakket, zoals die rekeningcourantmaatregel voor excessieve leningen voor een tweede huis of iets dergelijks. Ik vind het goed dat dit wordt aangepakt. Ik snap ook dat we besloten hebben om het box 2-tarief iets minder te verhogen dan we oorspronkelijk van plan waren. Maar wat gebeurt er eigenlijk binnen die bv's? Ik wil daar eigenlijk wel een visie van de Staatssecretaris op. Wat is er aan de hand? Ik wil ook gewoon wat feitenmateriaal. Wil de Staatssecretaris dit meenemen in die verschillende blokken voor het denken over de toekomst? We bereiden ons natuurlijk allemaal voor op de toekomst. Het denken hierover mag niet stilstaan. Hoe mooi ik ook het pakket van dit kabinet vind: het mag nooit een eindpunt zijn.

Ik zie mevrouw Leijten, voorzitter.

De voorzitter:

Ja, precies. Mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik vind het mooi om te horen dat D66 zich zorgen maakt om de verzilveringsproblematiek. Voor de mensen thuis: dat betekent dat er allerlei belastingkortingen zijn voor iedereen, maar dat de laagste inkomens daar niet van profiteren. Ik zeg het maar op zijn begrijpelijkst – er is altijd een komma en een maar – maar het is natuurlijk wel waar. We hebben een heel belastingstelsel opgetuigd dat uiteindelijk niet voor iedereen werkt. Maar als u zich dan afvraagt waarom mensen dat geld of die belastingkortingen niet kunnen krijgen en u hen tegelijkertijd wel opzadelt met een btw-verhoging, waarvan je zeker weet dat die hen extra raakt, doet u het dan in de juiste volgorde? U vraagt nu om in kaart te brengen hoe je die verzilveringsproblematiek kunt verbeteren, maar legt ze al wel een belastingverhoging op via de btw.

De heer Van Weyenberg (D66):

Om te beginnen is de btw gewoon meegenomen in de sommen, hoewel je een heel debat kunt voeren over of dat perfect is, met name bij de korting op de energiebelasting. Ik heb een aantal collega's een terecht vraagteken horen zetten omdat het CPB daar in verschillende studies verschillend mee omgaat. We willen allemaal graag dat dit meer eenduidig gebeurt. Daarover gaat de Minister van Financiën ook met het CPB in gesprek. We doen veel via toeslagen, maar ik constateer dat dit een van de knelpunten is waar we toenemend tegen aanlopen. Ik ben het met mevrouw Leijten eens dat moet worden bekeken wat we daaraan kunnen doen. Ik kom zo nog over de btw te spreken – ik gok zomaar ook met mevrouw Leijten – en die is wel via de inflatie meegenomen in de koopkrachtsommen, die er voor volgend jaar heel mooi uitzien. Mevrouw Leijten zal mij niet euvel duiden dat ik er nog steeds trots op ben dat het regeerakkoord in zijn totaliteit de inkomensongelijkheid verkleint.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik durf die laatste stelling in twijfel te trekken. Dat komt ook door hoe dingen weggemoffeld zitten in de koopkrachtplaatjes. Ik heb er meerdere keren om gevraagd en ik heb het ook bestudeerd: het CPB zegt eigenlijk dat die btw in de koopkracht bij de verschillende inkomensgroepen gelijk neerslaat in hun inkomen. Maar we weten ook dat het voor hogere inkomens heel veel luxe en uit te stellen aankopen zijn, of een keertje uit eten of naar de film. Maar hoeveel je noodzakelijk kwijt bent aan de btw omdat je moet eten en drinken, je de wc moet doorspoelen, je moet douchen, je moet reizen en je af en toe eens naar de kapper moet – dat is wat mij betreft geen luxe – weten we niet. In die brief – u kunt meekijken – staat dat de indirecte belastingen bij de eerste 25% van de inkomens voor 16,5% wordt aangeslagen en bij de hoogste 50% maar voor 6%. Dat gaat enorm diep ingrijpen. En dit zit niet in de modellen van het CPB.

De heer Van Weyenberg (D66):

Het gaat mij ook niet zozeer om de modellen van het CPB. Het gaat mij om de werkelijkheid. Ik heb allemaal studies gezien van het Centraal Planbureau die zeggen dat het aandeel van uitgaven voor goederen in het lage btw-tarief ongeveer gelijk is voor de verschillende inkomenscategorieën. Dat is relevant. Ik kijk ook naar de koopkrachtcijfers voor volgend jaar. Dan zie ik dat 96% van de Nederlanders er in inkomen op vooruitgaat. Dat geldt zeker ook voor de lage inkomens. Dus per saldo vind ik het goed. U stelt de terechte vraag om hier continu oog voor te houden, maar de laatste cijfers die ik over de btw gezien heb, komen tot een andere uitkomst dan de cijfers die u heeft. U had daar net een vraag over aan de Staatssecretaris. Met u wacht ik nieuwsgierig op het antwoord. Maar ik houd mij wel even vast aan de cijfers die ik gezien heb. Nogmaals, dat zijn geen modellen. Het zijn cijfers over wat er in de praktijk gebeurt. Dat vind ik wel echt iets anders.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):

Dan wil ik toch tegen de heer Van Weyenberg zeggen dat het advies van het Centraal Planbureau, dat Bouwstenen voor een moderne btw heet, een theoretische verhandeling is en niet de modellen van de praktijk heeft genomen. En het zegt wel degelijk dat de effectieve btw-druk bij de laagste inkomens hoger is. Maar men heeft gekeken naar bestedingspatronen. Bestedingen voor de noodzakelijke spaghetti die op tafel moet en de appels die je de kinderen meegeeft, zijn iets anders dan één keer per week uit eten gaan, wat je kunt laten. En juist naar de noodzakelijke uitgaven is geen onderzoek gedaan in relatie tot de btw. Dat vind ik zo erg.

De voorzitter:

Uw punt is helder.

Mevrouw Leijten (SP):

U zit hier te puzzelen over de vraag hoe we ervoor kunnen zorgen dat er meer verzilvering van ons belastingstelsel plaatsvindt, maar tegelijkertijd zadelt u juist die laagste inkomens met een groot probleem op, namelijk die hogere btw. Het is de verkeerde volgorde.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik herhaal dat je in de sommen ziet dat naarmate mensen meer verdienen het aandeel zelfs nog iets toeneemt, zoals met cultuur en uit eten gaan. Dat is overigens ook prima, omdat het niet alleen leuk is maar ook goed is voor de mensen die daarmee hun boterham kunnen verdienen, en dus ook voor bedrijven waar ook weer mensen werken. Ik stelde volgens mij overigens een wat bredere vraag over de toekomst en waarover wij het volgens mij met elkaar eens zijn, namelijk om dit mee te nemen. Net zo goed als ik heb gevraagd wat er eigenlijk gebeurt binnen box 2. Ik zou vrijdag ook wel van de Staatssecretaris willen horen wat zijn beeld is van wat er binnen box 2 gebeurt.

De voorzitter:

De heer Snels.

De heer Snels (GroenLinks):

Om duidelijk proberen te krijgen wat nou de politieke betekenis is van de opmerking van de heer Van Weyenberg dat hij ook de verzilveringsproblematiek in de toekomst op de agenda wil, het volgende. Ik had overigens ook die vraag over box 2 en volgens mij komt box 3 ook op de agenda. Ik noemde de vereenvoudiging van toeslagen als een van de zaken die belangrijk zijn. De verzilveringsproblemen heb ik vorig jaar al aan de orde gesteld en heb ik ook in mijn bijdrage nu expliciet aan de orde gesteld. Het punt is nu dat de kabinetsmaatregelen betekenen dat die verzilveringsproblematiek eigenlijk alleen maar groter wordt. Dus wat is de politieke betekenis van de opmerking van de heer Van Weyenberg dat de Staatssecretaris aandacht moet geven aan de verzilveringsproblemen? Vraagt hij een toezegging om in de komende tijd echt na te denken over hoe we die kunnen verminderen of ziet hij alleen maar het probleem en blijft het daarbij?

De heer Van Weyenberg (D66):

In de maatregelen die we nemen, hebben we al juist heel veel oog voor lagere inkomens. We hebben ook maatregelen genomen die hoge inkomens raken. Ik kan mij het debat over de wet-Hillen nog herinneren, overigens door uw partij gesteund maar door een aantal andere van uw linkse vrienden tot mijn verbijstering niet. Op die manier moeten we naar evenwicht zoeken. Nogmaals, ik vind het oprecht heel goed dat het totaalpakket van dit kabinet leidt tot minder inkomensongelijkheid. Politiek mag u het als volgt duiden. Wij hebben – zie ook de koopkracht – oog voor mensen met minder hoge inkomens. Tegelijkertijd zie ik dat als je nadenkt over een echt toekomstig stelsel, een aantal punten veel worden genoemd, zoals het punt van de toeslagen. Ik voeg daaraan – daarin ben ik niet de enige, want mevrouw Leijten en u deden dat ook – heel bewust dit punt toe als een van de zwaktes in het stelsel. Volgens mij vinden we elkaar.

De voorzitter:

De heer Van Rooijen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Als een van de collega's het woord «verbijsterd» gebruikt, word ik nog wakkerder dan ik al ben. Kan de heer Van Weyenberg mij uitleggen waarom hij andere partijen verwijt dat ze eigenlijk tot zijn verbijstering de afschaffing van de Wet-Hillen niet hebben gewild, terwijl het de bedoeling was om de mensen te belonen die de schulden op hun woning hadden afgelost? Waarom bent u verbijsterd over sommige partijen die zich, anders dan u, zo opstellen? Dat begrijp ik niet.

De heer Van Weyenberg (D66):

Omdat het om te beginnen een maatregel is die de ongelijkheid doet afnemen. Er waren partijen – dat geldt niet voor de partij van de heer Van Rooijen – die dit nog verdergaander in hun verkiezingsprogramma hadden staan, maar dit voorstel niet hebben gesteund bij de stemmingen. Dat heeft mij verbaasd, zeker als ik sommige van die partijen nu hoor zeggen dat we meer moeten doen aan de inkomensongelijkheid.

De voorzitter:

De wet-Hillen was vorig jaar, hè. Dat was het Belastingplan van vorig jaar.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Maar het gaat nu even over de actuele verbijstering van de heer Van Weyenberg. De aflosboete leverde structureel voor het houdbaarheidstekort 2 miljard op. En wat wil nou? Dat uitgerekend D66, zij het niet in het verkiezingsprogramma maar wel bij de doorrekening, zei: wij willen alsnog die wet-Hillen afschaffen. Dat leverde structureel 2 miljard op en daarmee kon de afschaffing van de dividendbelasting, waar u overigens misschien niet zo'n voorstander van was maar wel voor tekende, gefinancierd worden. Vindt u het redelijk dat mensen die hun hypotheek hebben afgelost en geen renteaftrek meer hebben en die beloond zouden worden met vrijstelling van de bijtelling, alsnog voor de langere termijn – het begint volgend jaar want per 1 januari zullen ze het in de loonbelasting merken en zullen ze minder overhouden – moeten boeten voor de destijds voorgestelde afschaffing van de dividendbelasting waarvoor u toen ook getekend heeft?

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik zie ook de voorzitter naar mij kijken met een blik van: wilt u alstublieft niet het hele debat over gaan doen? Ik vond het een gerechtvaardigde maatregel, nu mensen allemaal hun hypotheek moeten aflossen. We nemen daar 30 jaar de tijd voor. En mijn opmerking betrof slechts partijen die dat wél in hun programma hadden staan en vaak nog verdergaand of sneller dan in het uiteindelijke regeerakkoord, maar die uiteindelijk die maatregel in de Kamer niet hebben gesteund. Die opmerking was niet aan 50PLUS gericht, want uw positie is buitengewoon helder.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Van Weyenberg (D66):

Dank u wel, voorzitter. Dat brengt me bij het Belastingplan. De lasten op arbeid gaan fors omlaag, en de inkomensongelijkheid neemt af. Je ziet aan de koopkracht dat dat de komende paar jaar effect heeft. Ik heb sommigen horen zeggen, en ik begrijp dat wel, dat wij vooral lastenverlichting naar voren halen. Dat is deels waar, maar dat lijkt me niet iets om je voor te schamen. Want dat betekent dat mensen al over een paar jaar elk jaar miljarden aan lastenverlichting krijgen die ze anders pas in 2045 zouden krijgen. Ik heb sommigen hier weleens horen zeggen dat je niet te veel naar de structurele cijfers van de doorrekening moet kijken. Nou, hier ga je elk jaar zien dat er een heel blok lastenverlichting via de inkomstenbelasting komt, die anders pas veel en veel later zou zijn gekomen. Ik zou de Staatssecretaris willen vragen om vrijdag het totaalbedrag van die naar voren gehaalde lastenverlichting met ons te delen. Het is namelijk 5 per miljard per jaar. In 2025 is het 5,7 miljard en in 2035 4 miljard. Als je dat allemaal optelt, wat is dan het totale bedrag aan lastenverlichting die mensen nu eerder krijgen dan zonder dit kabinet? Volgens mij loopt dit zo op tot 60, 70 of misschien wel meer miljard.

Kan de Staatssecretaris dat even in perspectief plaatsen: de belastingen die mensen nu niet hoeven te betalen, en die ze wel hadden moeten betalen via dat zogenoemde basispad? Ik ben heel nieuwsgierig.

De voorzitter:

Eerst de heer Nijboer en dan de heer Snels.

De heer Nijboer (PvdA):

Ik schrik hier een beetje van. De heer Van Weyenberg doet het nu voorkomen alsof de belastingverlaging de komende jaren elk jaar 5 miljard zal zijn, en dat dat dus optelt tot een bedrag van 50 of 60 miljard dat dit kabinet geeft. Dat is echt vele procenten bbp, en dat heb ik echt helemaal nergens gezien. Ik zou ook niet weten waar je die lastenverlichting, die anders was voorspeld en voorgespiegeld aan de mensen, vandaan zou moeten halen, want de zorgkosten stijgen, de AOW-kosten stijgen enzovoorts. Dus ik denk dat ik hem verkeerd heb begrepen. Dat hoop ik, want anders hebben we hier een stevig debat.

De heer Van Weyenberg (D66):

Zeker. Ik heb de kritiek gelezen. Ik zag het ook terug in een aantal vragen die een aantal partijen hebben gesteld: ja, maar het is lastenverlichting die anders ook in 2040 wel zou zijn gegeven. Maar als je die dus nu al aan de mensen geeft, dan profiteren ze daar de komende jaren elk jaar weer van. En dat heeft waarde, elk jaar weer. Ik ben wel nieuwsgierig naar wat de totale waarde is die je daarmee aan opgetelde lastenverlichting geeft ten opzichte van het basispad. Volgens mij is dat een groot bedrag: niet wat mensen elk jaar op elkaar gestapeld krijgen, maar als de totale waarde van die naar voren gehaalde lastenverlichting.

De heer Nijboer (PvdA):

Ik ben daar zo kritisch over, omdat het natuurlijk ook samenhangt met bijvoorbeeld de annuïtaire hypotheeklasten. Mensen moeten hun huizen aflossen. Dus mijn kritiek op het kabinet is dat het geld nu aan de mensen wordt gegeven, terwijl de rekening na deze kabinetsperiode komt. En dat vind ik niet fair. In het vorige kabinet zijn er moeilijke maatregelen genomen, zoals het verplicht annuïtair aflossen van huizen. Dat merk je pas in 2030 of 2035 echt, want je hebt steeds minder renteaftrek. Maar nu deelt het kabinet dat mooi uit. Dan zitten de komende kabinetten daar tot 2040 mee, en dan gaat de VVD zeggen dat de lastenverzwaring verder naar beneden moet. En dat vind ik niet zo fraai. Dat siert deze coalitie niet. En dan te koop lopen met: We gaan de lasten verlichten met 5 miljard, en als je het voor tien jaar optelt is het zelfs 50 miljard! Dat is toch potsierlijk? Het siert D66 niet, dat altijd structurele maatregelen neemt en zich daarop voorstaat. D66 zou daar veel bescheidener in moeten zijn dan het nu is.

De heer Van Weyenberg (D66):

Volgens mij heeft u mij horen zeggen dat het naar voren halen is. Daar schaam ik mij totaal niet voor. Het betreft inkomen dat mensen nu en in de komende jaren krijgen, en wat ze anders niet hadden gekregen. En ik begrijp de link met de annuïtaire hypotheken eerlijk gezegd niet helemaal, want we doen ook iets aan de maatregel die daartegenover stond, namelijk de hypotheekrenteaftrek. Daar is niet iedereen in de coalitie even enthousiast over als ik. Mevrouw Lodders was daar heel eerlijk over in haar eigen bijdrage. Die gaat ook in 2023 terug naar het tarief van de eerste schijf, namelijk naar 37%, dus volgens mij halen wij niet alleen het zoet, maar ook het zuur naar voren. Maar per saldo leidt dat ertoe dat heel veel lastenverlichting veel eerder bij mensen landt, wat volgens het basispad niet zou zijn gebeurd.

De voorzitter:

U bent klaar, dan komt de heer Snels.

De heer Snels (GroenLinks):

Het wordt een waanzinnig sommetje als wij die lastenverlichting per jaar gaan optellen tot 50, 60, 70 miljard. Is de heer Van Weyenberg het met mij eens dat als de Staatssecretaris zich laat verleiden om dit rare sommetje te maken, wij dan ook het sommetje maken van wat de Vpb-verlaging jaarlijks gaat opleveren? Dan kom je ook al heel snel tot 10, 20, 30, 40, 50, 60, 70, 80 miljard voor het grote bedrijfsleven. Dat lijkt mij dan wel zo eerlijk.

De heer Van Weyenberg (D66):

Dat is volgens mij niet helemaal waar. Als je kijkt naar het saldo van de Vpb-bedragen en de grondslagverdeling erbij pakt, gaan kleine bedrijven en grote bedrijven per saldo ongeveer een half miljard per jaar minder belasting betalen. Dat is van andere orde. De reden waarom ik deze opmerking maak, is dat het mij niet gaat over het structurele. Ik denk ook graag structureel, net als de heer Snels en ook de heer Nijboer. Ik las echter in het verslag nogal wat vragen van collega's die de indruk wekten dat lastenverlichting niet echt is als je die naar voren haalt. Ik denk dat mensen het heel fijn vinden als zij niet tot 2040 hoeven te wachten op een lastenverlichting die zij al vanaf volgend jaar elk jaar krijgen. Dat punt wil ik maken, geen ander. Het is waar dat je pas aan het eind van de kabinetsperiode op die 5,2 miljard zit, wat de heer Nijboer net buiten de microfoon zei. Daarin heeft hij helemaal gelijk.

De voorzitter:

De heer Snels en dan de heer Van Rooijen.

De heer Snels (GroenLinks):

Het blijft natuurlijk waanzinnig, maar dat heeft iets te maken met de systematiek die wij sinds een aantal jaren hanteren dat we de lastenverlichting en de tarieven ook al in wetgeving zetten. Dan ga je schuiven tussen jaren heel ver in de toekomst naar nu. Ik snap best dat de heer Van Weyenberg dat plaatje een beetje wil inkleuren. Maar dan moet hij ook het andere plaatje inkleuren, namelijk dat er ook een lastenverzwaring in het basispakket zit en dat uiteindelijk per saldo dit kabinet in 2019 niet de lasten verlicht, maar per saldo verzwaart, met 100 miljoen volgens Financiën en 800 miljoen volgens het CPB.

De voorzitter:

De heer Van Weyenberg, tot slot.

De heer Van Weyenberg (D66):

De jaren daarna is het iets anders, maar u heeft helemaal gelijk dat er ook een basispad is. De lastenverlichting is het effect van het beleid. Daar staat inderdaad een lastenstijging in het basispad tegenover, zeker in het eerste jaar. Daarbij heb ik overigens nog wel een vraag, en laat ik die maar meteen nu stellen, want dit is ook het logische moment. In hoeverre speelt daarin mee dat gelukkig op dit moment bijvoorbeeld ook honderdduizenden extra mensen werk hebben in dit land? Dus in hoeverre zie je dat in basispaden terug? Dat is geen beleidsmatige wijziging. Maar als in Nederland iedereen ineens opslag krijgt, gaan we ook meer belasting betalen. Dat lijkt mij een basispadeffect en geen beleidseffect. Misschien kan de Staatssecretaris dat nog iets meer inkleuren voor mij.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik weet niet waarom de heer Van Weyenberg naar mij keek toen hij het over opslag had, want ik als oudere krijg al tien jaar geen opslag.

De voorzitter:

Stelt u uw vraag.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Het sommetje van de heer Van Weyenberg volgend, vraag ik of hij ook erkent dat de afschaffing van de dividendbelasting met 2 miljard in 40 jaar 80 miljard zou hebben gekost. Daarmee had je heel lang de verhoging van de AOW-leeftijd kunnen terugdraaien. Ik citeer nu de Miljoenennota...

De voorzitter:

Kunt u uw vraag stellen?

De heer Van Rooijen (50PLUS):

... de antwoorden. Ik heb de vraag aan de heer Van Weyenberg of hij erkent wat hier staat: «De structurele lastenverlichting vanaf 2042 ten opzichte van het basispad is € 36 miljoen.» Op bladzijde 81 van de nota staat dat de structurele lastenverlichting 36 miljoen is ten opzichte van het basispad. Immers: «Structureel zijn de kosten van het invoeren van het tweeschijvenstelsel hierdoor beperkt. In feite wordt de lastenverlichting» – van 2042 – «naar voren gehaald». Structureel stelt het geen bal voor.

De heer Van Weyenberg (D66):

Voorzitter, zo zijn we weer waar ik begon. Dit was het vertrekpunt waarvan ik zei: dat klopt. Maar dat doet er niets vanaf dat je nu tientallen jaren mensen 5 miljard per jaar lastenverlichting geeft die zij anders niet hadden gehad. Ik begon zelf met de bevestiging van het punt waar de heer Van Rooijen mij nu meent te hebben klemgereden. Dat was gewoon de eerste zin die ik zelf uitsprak.

De voorzitter:

Meneer Van Rooijen, houd het kort. Het reglement zegt dat interrupties kort en bondig moeten.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik dacht dat het kort en bondig was, voorzitter, zeker als we het ook over klemrijden hebben. Het gaat mij erom dat als wij in de Kamer een jaar lang tegen het kabinet zeggen dat het niet 2 miljard per jaar over de balk moet gooien... Ik heb tegen Rutte toen gezegd dat het in 50 jaar 100 miljard is. Hij begon een beetje te lachen, zo van «rekenen kan ik ook wel». Maar dat is natuurlijk het punt. Als je de dividendbelasting afschaft, ben je in 50 jaar 100 miljard kwijt, waar je heel veel andere dingen voor kan doen. Dan moet je niet zeggen: ja, maar elk jaar is het dan toch... Het is over de jaren gezien heel veel. Dat geldt ook voor de dividendbelasting. Toch steunde u dat.

De heer Van Weyenberg (D66):

Nogmaals, bij de heroverweging heeft het kabinet besloten de dividendbelasting niet af te schaffen. Het onderscheid dat ik probeer te maken is dat het hierbij heel erg ging over iets wat structureel anders is dan de komende 30 jaar. Dat is het punt waar ik aandacht voor vroeg.

Mevrouw Leijten (SP):

De belastingverlaging wordt heel erg verkocht met het argument dat het een compensatie zou zijn voor belastingverhoging elders. Zou je dat volgens de heer Van Weyenberg in het totaalplaatje moeten meenemen?

De heer Van Weyenberg (D66):

Je moet volgens mij altijd kijken naar wat er onder de streep overblijft. Ik heb het hier over de netto lastenverlichting die je de komende jaren per saldo ziet en die er structureel niet inzit, wat collega Van Rooijen netjes voorlas uit de antwoorden. Daar ging het mij om.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik heb een beetje een déjà vu met D66 en dit soort duiding van begrotingen. Het is altijd in het voordeel van D66 of van het beleid dat zij verdedigen. Zo zeiden ze ook altijd: wij bezuinigen niet op zorg.

De voorzitter:

Stelt u uw vraag nu even kort en bondig. Er hoeft geen beschouwing bij.

Mevrouw Leijten (SP):

Zo zeiden ze ook altijd: wij bezuinigen niet op zorg, maar geven minder méér uit. Maar mensen hebben toch echt wel gemerkt dat zij een hogere eigen bijdrage kregen en een hoger eigen risico. Daarmee wordt de politiek behoorlijk ongeloofwaardig. Kan de heer Van Weyenberg daar eens op ingaan?

De heer Van Weyenberg (D66):

Volgens mij zijn de zorguitgaven fors gestegen, maar los daarvan: het enige punt dat ik wilde maken, is dat ik erken – en daar begon ik mee – dat een deel van de lastenverlichting niet structureel is, maar een kwestie van naar voren halen. Waar ik het niet mee eens ben, is dat het daarmee eigenlijk een soort waardeloze maatregel zou zijn. Dat zat in een aantal van de vragen in het verslag. Ik vind dat dat onrecht doet aan al die mensen die nu een fors lagere inkomstenbelasting krijgen de komende 30 jaar die zij anders niet hadden gekregen. Niets meer, niks minder. Dat lijkt me een feit. Ik maak daarmee helemaal niets mooier dan het is. Ik kleur in wat de komende jaren die lastenverlichting voor mensen betekent. Ik erken daarbij dat het vooral een kwestie is van naar voren halen, maar ook daar ben ik nog steeds erg blij mee, ja, dat klopt.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Van Weyenberg (D66):

Waar het pakket ook toe leidt, is dat de marginale druk zo tussen € 20.000 en € 35.000 afneemt en ook dat wij ervoor zorgen dat wij evenwichtig omgaan met kostwinnersgezinnen en tweeverdienersgezinnen. Dat is een punt waar ook stevig over is onderhandeld – dat zal u allen niet verbazen – en waarover wij met deze vier partijen een heel mooi compromis hebben gesloten, vind ik nog steeds. Overigens zie je die lagere marginale druk voor de minstverdienende partner echt terug in alle antwoorden.

Laat ik overigens om te beginnen even mijn complimenten uitspreken voor alle medewerkers van de Staatssecretaris, die niet alleen onze vragen op heel korte termijn hebben beantwoord, maar die ons ook van een werkelijk indrukwekkend pakket aan wetsvoorstellen hebben voorzien. Ik ben mij er buitengewoon van bewust dat het geen kaboutertjes zijn die deze dingen hier op tafel laten verschijnen door één keer met hun vingers te knippen, maar dat er heel veel bloed, zweet en ik hoop eigenlijk geen tranen achter vandaan komen. Mijn waardering daarvoor is heel groot, niet alleen voor de Staatssecretaris, maar ook voor al die mensen op het departement, want hier is heel hard aan gewerkt en dat gaan we de komende week in het inderdaad moordende tempo van dit belastingplan ook nog steeds van hen vragen. Maar daar is de waardering van mijn fractie groot voor.

Dan ga ik nog in op een aantal specifieke punten. Ik wilde iets vragen over de woningmarkt en Airbnb. Eigenlijk stelde ook de heer Omtzigt vragen in hetzelfde kwadrant. Laat ik me daar kortheidshalve bij aansluiten. Hoe gaan we nu om met iemand die bijvoorbeeld nog een tuinhuisje verhuurt? Hebben we dat nu goed geregeld?

Over box 2 heb ik net in mijn inleiding al wat gezegd. Ik ben nieuwsgierig naar de antwoorden.

Dat brengt me bij de sport en de sportvrijstelling. Daarover bereiken mij een aantal vragen en zorgen uit de sportwereld. De eerste is het punt van de denksport. Onder anderen collega Omtzigt had het daar al over. Het staat een beetje los van dit voorstel, maar als er niet genoeg fysiek bewogen wordt, mocht het volgens het arrest niet meer als sport tellen. Dus schaken, bridgen en dammen telde allemaal niet mee. Pokeren ook niet, maar dat laat ik aan de heer Omtzigt over. De Staatssecretaris heeft toegezegd nog eens te kijken of hij niet op een andere manier iets voor die sportverenigingen kan doen. Ik ben erg nieuwsgierig wat daarvan nu de stand is.

Het tweede gaat over de sportvrijstelling en de mogelijke schade voor de sportsector. Kan de Staatssecretaris bevestigen dat hij de sector als geheel een-op-een compenseert via andere maatregelen? Ten tweede heb ik een vraag over de implementatie. Klopt het dat landen zoals België, Frankrijk en Duitsland nu minder ver gaan in de implementatie? Dat komt doordat – nu wordt het even technisch, maar dat past ook wel bij dit wetgevingsoverleg – het niet bij artikel 11, lid 3 wordt ingevoegd, wat gaat over de eisen aan wat «winstbeogend» is, maar volgens artikel 11, lid 4 niet per se nodig zou zijn voor de implementatie of de uitvoering van de Europese uitspraak. Graag zou ik er heel specifiek een onderbouwing van hebben waarom dat volgens het kabinet toch wel nodig is.

Voorzitter. Daarnaast zijn er vragen gesteld over de autobelastingen en de youngtimers, en het risico dat, nu Duitsland strengere dieselregels krijgt, meer diesels naar Nederland komen. Dat gebeurde al, maar er is een risico dat dat nog veel meer gaat gebeuren. Nederland heeft tot nu toe een relatief klein aandeel dieselauto's. Wat mij betreft willen we dat ook zo houden. Sterker nog, dat aandeel moet naar beneden. Welke maatregelen neemt de Staatssecretaris om te voorkomen dat we een toestroom krijgen van dieselauto's naar Nederland?

Wat elektrische auto's betreft ben ik het eens met iedereen die zegt: als we ooit allemaal elektrisch rijden, ga je dat ook weer anders belasten. Dat is natuurlijk ook het streven van dit kabinet: alleen nog maar nieuwverkopen van elektrische auto's, maar daar zijn we nog niet aangeland. Tot dat moment zul je ook de elektrische auto een steun in de rug moeten blijven geven. En dan heb je het natuurlijk hier over auto's die echt alleen maar elektrisch rijden. Die worden dus niet toch maar gewoon volgetankt, zoals in de praktijk gebeurde met de zakelijk geleasede Outlanders. Nee, dat is dan net het voordeel van een 100% elektrische auto, zeg ik ook tegen collega Mulder van de PVV: die kun je niet meer traditioneel tanken.

De ondersteuning voor de elektrische auto zullen we ook de komende jaren nog nodig hebben, maar nu gaat inderdaad die Teslacap in. Een van de zorgen is natuurlijk dat juist mensen die groter zakelijk rijden daardoor terug zouden gaan naar traditionele brandstofauto's. Zou de Staatssecretaris nog iets kunnen zeggen over hoe het nu eigenlijk zit met het aanbod van auto's voor dat soort klanten? Want we willen, denk ik, allemaal niet dat mensen door deze maatregel teruggaan naar een misschien erg vervuilende BMW VII. Nu is de Staatssecretaris er volgens mij van overtuigd dat dat ook niet het geval is, maar ik wil hem vragen om daar echt nog aandacht aan te besteden, want dat zou echt de verkeerde route zijn.

Dan hebben we ook nog de btw. Ik heb kennis genomen van de actie van de waterbedrijven, die zeiden dat door die maatregel mensen geen kraanwater meer zouden gaan drinken. Die maatregel heeft mij inderdaad wel een beetje verbaasd, als je bedenkt – ik heb gewoon even zitten rekenen – dat mensen gemiddeld per dag volgens cijfers van de drinkwatersector zelf, Waternet, 1,7 liter gebruiken om te drinken, inclusief koffie en thee. Laat ik dat gewoon meenemen. Dat is 1,7 liter per dag. Ik zag dat Mathijs Bouman het alleen over 0,7 liter had. Ik tel de koffie en de thee gewoon mee en dan wordt er per dag per persoon 1,7 liter water gedronken. Dat betekent dat je als gemiddelde Nederlander, die niet bestaat, 620 liter water per jaar drinkt via koffie, thee en water in je Dopper.

Daarvoor betaal je op dit moment met de huidige prijzen bijvoorbeeld bij Vitens 37,23 cent per persoon per jaar. Dus wij drinken het hele jaar door water voor minder dan 40 cent. Dat is echt minder dan een flesje spa blauw op het station. Door die btw-verhoging – ik heb het proberen uit te rekenen – kwam ik erop uit dat ik dan 1,1 cent per jaar meer moet gaan betalen voor mijn drinkwater. Kan de Staatssecretaris dit cijfer bevestigen? Daar komt nog bij dat wij het – ik zie mevrouw Leijten – heel belangrijk vinden dat mensen zuinig zijn met dat water. Van het water dat in Nederland uit de kraan komt, kunnen heel veel landen alleen maar dromen. Dat is gebaseerd op een intensief proces en enige zuinigheid daarmee zou ik per saldo eenieder toewensen, maar dat terzijde.

De voorzitter:

Zodra de heer Van Weyenberg een som maakt, komen er interrupties. Mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik heb de denigrerende reactie van Matthijs Bouman bij Nieuwsuur ook gezien. Mensen hebben natuurlijk veel meer water nodig en krijgen wel degelijk ook op al die andere dagelijkse boodschappen een onvermijdelijke belastingverhoging voor hun kiezen, dus ik zou daar niet zo over schamperen. Het gaat natuurlijk vooral om de tegengestelde beweging. Aan de ene kant wordt bij VWS gepraat over een preventieakkoord. Daarbij wordt gezegd dat er eigenlijk minder belasting geheven moet worden op de drankjes die je niet dik maken, waaronder Spawater, Sourcy en al die flesjes. Die dragen weer bij aan de plasticberg, maar laten we het daar dan maar eventjes niet over hebben. Tegelijkertijd zit hier een Staatssecretaris van Financiën, verantwoordelijk voor de belastingen, die zegt dat het gewone water wel zwaarder belast mag worden. Dat steekt ze, dat steekt ze juist enorm. Dat gevoel vind ik een heel erg verklaarbaar gevolg. Ik vind het een beetje pijnlijk om daar dan zo badinerend over te doen, wat Matthijs Bouman ook deed.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik maak gewoon een sommetje. Ik maak een sommetje wat dit mensen gaat kosten. Ik denk dat mensen die die reclame zien van die waterbedrijven, die daar overigens nog een bak geld aan hebben uitgegeven, denken dat dit hen heel zwaar in de portemonnee gaat raken en dat ze misschien maar moeten overstappen op een flesje water, want dat wordt goedkoper. Dat is niet het geval en dat is het punt dat ik maak. Ik kom uit op 1,1 cent extra per persoon per jaar. Dat verbleekt overigens bij sommige eerdere maatregelen, bijvoorbeeld toen Wouter Bos de belasting op leidingwater invoerde, die vier keer zo hoog was als de btw. Dat is lang geleden, maar dat deed hij om een hele goede reden: laten we zuinig zijn met water. Zoals hij zelf zei: consumptie belasten en daar de directe belastingen mee verlagen is verstandig. Ik vond dat wijze woorden.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik denk er anders over dat je de directe belastingen moet verlagen en moet invullen met indirecte belastingen omdat er bewezen welzijnseffecten zijn. Dat vergroot niet alleen de inkomensverschillen, maar ook de gezondheidsverschillen en die zijn al extreem groot in ons land. Maar u gaat niet in op mijn punt. Aan de ene kant zie je een overheid die zegt: we gaan met een preventieakkoord proberen dat wat gezond is en waar mensen niet dik van worden goedkoper te maken. Aan de andere kant zie je een Staatssecretaris van Financiën die zegt: maar de belasting op water en gewone boodschappen gaan we allemaal gewoon verhogen. Dat is toch tegengesteld aan elkaar?

De heer Van Weyenberg (D66):

Om te beginnen heb ik dat preventieakkoord en deze maatregel nog niet gezien, dus die wacht ik eerst eens rustig af. Maar de basislijn is dat wat ze daar ook doen, even los van wat ik daarvan vind – ik wacht de voorstellen van de Staatssecretaris af – het beeld dat je daarmee wordt weggejaagd van kraanwater en dat je beter je Dopper de deur uit kunt doen om flesjes Spa blauw te kopen, in ieder geval geen grond vindt in de feiten. Daar sla ik op aan. Dat vond ik niet gelukkig aan die actie. Dat je voor of tegen een btw-verhoging bent – mevrouw Leijten is daar heel duidelijk over – respecteer ik. Maar het beeld werd hier geschetst dat daarmee gewoon drinkwater onbetaalbaar werd. Dat was de sfeer, dat was de grote kop: dat wordt allemaal heel duur. Maar het gaat om 1 cent per jaar voor water dat je drinkt. Dan pak ik een ander sommetje dan Matthijs Bouman. Ik doe daar niet denigrerend over, maar ik vind het wel belangrijk dat we het debat hier over de feiten hebben. Je mag breed over die btw-verhoging zeggen dat je daar wel of niet voor bent. Alle respect, maar laten we hier wel gewoon bij de feiten blijven.

De voorzitter:

Gaat u verder. We kijken uit naar uw volgende som.

De heer Van Weyenberg (D66):

Misschien moet ik de collega's wel teleurstellen.

Dat brengt mij bij de overige fiscale maatregelen. Daar zitten inderdaad – collega's zeiden het al – nog een aantal maatregelen in die mijn fractie steunt. Het gaat inderdaad over het toezicht op de motorrijtuigenbelasting via camera's. Ik heb de Staatssecretaris nu horen zeggen dat dit puur wordt gebruikt voor de motorrijtuigenbelasting en niet voor andere dingen. Ik vind het heel belangrijk dat de Staatssecretaris nog iets dieper ingaat op hoe het proces met de Autoriteit Persoonsgegevens heeft plaatsgevonden. Mijn fractie hecht buitengewoon veel waarde aan die toetsing door de autoriteit, juist vanwege het borgen van de privacy. In dat verband het enige kleine zijstapje dat ik me permitteer buiten het pakket van het Belastingplan, als u het mij toestaat. Hoe staat het eigenlijk met de implementatie van de AVG door de Belastingdienst, nu we het hebben over privacy?

Voorzitter. Dat brengt me bij het bedrijfslevenpakket. De 1,3 miljard, later werd dat 1,9 miljard, die zou gaan naar buitenlandse aandeelhouders van toch met name een aantal grote multinationals, slaat nu veel meer neer bij Nederlandse bedrijven. Kleine bedrijven, ondernemers, grote bedrijven, bedrijven waar in Nederland meer dan zes miljoen mensen werken in totaal. De marktsector heeft ongeveer zes miljoen banen. Dat vindt mijn fractie slimmer.

Mevrouw Leijten (SP):

De marktsector heeft zes miljoen banen, maar daarmee gooit de heer Van Weyenberg wel heel veel op één hoop. Gaat deze belastingverlaging naar iedereen in de marktsector?

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik heb al gecorrigeerd voor de zorgsector, die volgens de definitie bij de marktsector hoort. Ik heb het gehad over het bedrijfsleven. In het pakket zitten maatregelen die veel bedrijven positief kunnen raken. Bij die bedrijven werken mensen. Dat is mijn punt. Ik heb niet iets anders betoogd. Als dat wel zo overkwam, dan was dat niet mijn intentie.

Voorzitter. Ik vind het wel belangrijk om even te kijken wat er ten opzichte van het regeerakkoord is gebeurd. Wat is er ten opzichte van het regeerakkoord gebeurd, waarin 1,4 miljard was gereserveerd voor de dividendbelasting? Dat wil ik de Staatssecretaris vragen voor vrijdag. Ik heb heel veel aansluitingen gezien via de augustusbesluitvorming, maar ik probeer gewoon even de aansluiting te maken tussen de bijna 1,4 miljard voor de afschaffing van de dividendbelasting in het regeerakkoord en waar die 1,4 miljard is gebleven vandaag. Wat ik dan zie, is dat die inderdaad is gegaan naar een verdere verlaging van het hoge Vpb-tarief. Dat gaat niet naar 21%, maar naar 20,5%. Dat kost ruim 300 miljoen. Verder is die wat mij betreft gegaan naar 100 miljoen voor woningbouwcorporaties in augustus, naar 130 miljoen voor ondernemers in box 2, naar een lastenenveloppe van 100 miljoen voor het mkb, naar een uitzondering voor pps'en van 30 miljoen, naar het lage tarief extra verlagen naar 15% voor mkb'ers, naar 76 miljoen elk jaar weer voor innovatie, naar 200 miljoen voor lagere werkgeverslasten op arbeid, en naar een aantal kleinere maatregelen. En naar, inderdaad, een dekking van de raming voor de minimum-CO2-prijs; eigenlijk gewoon een rekenfout bij de doorrekening van het regeerakkoord, omdat er bij de inschatting van die effecten geen rekening was gehouden met het versneld sluiten van de kolencentrales, wat mijn fractie overigens zeer verwelkomt.

Als ik daarnaar kijk, merk ik dat van die oorspronkelijke 1,4 miljard er dus heel veel gaat naar het midden- en kleinbedrijf, naar lasten arbeid, naar de woningbouwcorporaties. Overigens is dat laatste ook heel terecht, want dat zorgt er ook voor – ik zie collega Nijboer al vrolijk rechtop gaan zitten – dat we ook daar iets doen voor de lasten van ATAD.

Ik denk dat ik nu een punt zet, want de heer Nijboer wil volgens mij een vraag stellen.

De voorzitter:

Volgens mij is hier een interruptie uitgelokt.

De heer Nijboer (PvdA):

Ik lees mijn stukken. Dan heb ik ze goed gelezen en dan doe ik ze weg, anders kom je erin om. Ik wil de heer Van Weyenberg vragen of hij last heeft van een sommetjestekort. We hebben een pakket stukken en analyses van het CPB en het ministerie. Daar staat alles duidelijk in. Ook bij die 1,9 miljard en wat er wel naar de woningcorporaties gaat en vooral wat er niet naar gaat, wat de PvdA betreft. Waarom wil de heer Van Weyenberg nu allemaal nieuwe, eigenbedachte sommen van het kabinet? Wat wil hij daarmee verbloemen? Wat wil hier daarmee niet duidelijk maken? Waarom gaat hij gewoon niet voor zijn keuze staan: dat dit kabinet gewoon meer kiest voor de grote bedrijven dan voor de mensen? Want dat is uiteindelijk wat dit kabinet doet. Ga daar gewoon voor staan. Dat deed de heer Omtzigt in zijn inbreng. Die verschool zich ook niet achter begrotingsregels of zo. Die zei gewoon: dit vinden wij gewoon. Waarom die sluier van sommetjes?

De heer Van Weyenberg (D66):

Het feit is dat ik buitengewoon verheugd ben dat we nu een pakket hebben gekozen in ruil voor die dividendbelasting, waarvan we overigens ook steeds hebben gezegd dat we geen voorstander waren van de afschaffing ervan, maar waar we stonden voor onze afspraken. Ik zit te kijken wat er ten opzichte van het regeerakkoord is veranderd. Dat vind ik helemaal geen rare vraag, eerlijk gezegd. Wat is er nou ten opzichte van het regeerakkoord veranderd? Dat leidt tot de opstelling die ik net had. Overigens ben ik het volledig niet eens met de duiding van collega Nijboer, ik ben het volledig niet eens. Mensen gaan er veel meer op vooruit dan het bedrijfsleven. Die Vpb-verlaging wordt voor het overgrote deel opgebracht door grondslagverbreding, wat ik buitengewoon verstandig vind. Ik zie dat van het oorspronkelijke bedrag voor de dividendbelasting ook heel veel geld gaat naar kleinere bedrijven, naar woningbouwcorporaties, naar lagere lasten op arbeid, naar innovatie. Dat vind ik verstandige keuzes. Ik sta voor die keuzes. Sterker nog, ik vind dat een verstandig pakket.

De heer Nijboer (PvdA):

Dan toch over die 1,9 miljard voor de dividendbelasting. Dat was echt voor het vestigingsklimaat. Dat woord is hier in het parlement denk ik het vaakst gevallen dit jaar. Als ik naar studies kijk, zie ik dat een goed opgeleide bevolking, investeren in onderwijs, leefbare steden, cultuur – D66: cultuur – belangrijk zijn voor het vestigingsklimaat. Heeft u als fractie dat soort onderwerpen ingebracht in de besprekingen over die 1,9 miljard? Heeft u gezegd: dat vinden we nog belangrijker dan allerhande fiscale maatregelen?

De heer Van Weyenberg (D66):

Wat ik wel of niet in de onderhandelingen doe, doe ik met mijn onderhandelingspartners. Maar laat er geen misverstand over zijn, ik ben het volstrekt eens met de heer Nijboer dat het vestigingsklimaat veel meer is dan alleen fiscaliteit, waar dit specifieke pakket wel over gaat. Daarom ben ik ook hartstikke trots dat dit kabinet elk jaar weer iets van 1,9 miljard investeert in onderwijs, onderzoek en innovatie, en dat we eindelijk weer investeren in cultuur. Ik ben het helemaal met de heer Nijboer eens. Ik weet dat hij dat net zo belangrijk vindt als mijn partij. Daarmee heeft hij helemaal gelijk, het is veel breder. Dit is een fiscaal pakket, maar wat we bijvoorbeeld doen met onderwijsinvesteringen is ook hartstikke goed voor het vestigingsklimaat, net zoals het punt dat Nederland vanwege de ligging, het feit dat wij over het algemeen goed Engels spreken en om veel meer redenen een buitengewoon aantrekkelijk land is om je als bedrijf te vestigen. Dat is ook een van de redenen waarom ik «vestigingsklimaat» een heel positief woord vind. We moeten zorgen dat we die aantrekkelijkheid ook houden.

De voorzitter:

U lijkt het eens te zijn, dus zou ik de heer Van Weyenberg...

De heer Nijboer (PvdA):

Als dit de conclusie wordt, moet ik nog een interruptie plegen!

De voorzitter:

Vooruit.

De heer Nijboer (PvdA):

Die 1,9 miljard was bestemd voor het vestigingsklimaat. De heer Omtzigt heeft naar aanleiding van mijn interrupties gezegd: het is een politieke keuze waar ik het mee eens ben, het waren niet de begrotingsregels die ertoe leidden. Wat ik niet begrijp, is dat D66 niet heeft ingezet op meer geld voor onderwijs, meer geld voor steden, meer geld voor cultuur, zaken die veel belangrijker zijn dan fiscaliteit en het vestigingsklimaat. Daar had u ook de oppositie enthousiaster voor kunnen krijgen dan voor het nog verder verlagen van de winstbelastingtarieven.

De heer Van Weyenberg (D66):

Er gaat geen dag voorbij of een D66'er denkt bij het opstaan: hoe kan ik nog wat meer voor het onderwijs doen? In die zin dank voor de aansporing. De kern is dat we het hier specifiek hadden over wat we aan de belastingkant deden. Nogmaals, ik ben trots op wat er allemaal gebeurt op het gebied van onderwijs. Dit kabinet investeert veel breder in de publieke sector, niet alleen in het onderwijs.

De voorzitter:

Gaat u verder. Om de interrupties wat te beperken zal ik zeggen dat we na u gaan pauzeren. Misschien helpt dat.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik heb nog één vraag over de inkomstenbelasting. Die was ik net vergeten te stellen. Ik heb het kabinet gevraagd hoe het staat met de fiscale behandeling van ib-ondernemers versus dga's en werknemers als je kijkt naar de totale opbouw van kosten, het fiscale speelveld. Die sommen heb ik nu voor 2019 gekregen; ik heb zelf de vraag niet goed gesteld. Dank voor die sommen. Ik zag dat collega's soortgelijke vragen hadden gesteld over de periode tot 2021. Maar ook daarna gebeurt er natuurlijk nog iets in de aftrektarieven. Ik vroeg mij af of mijn vraag ook voor 2023 beantwoord kan worden. Dan zitten we namelijk op de definitieve aftrekbaarheidspercentages. Die vraag zou ik dus graag nog willen stellen. Ik ben nieuwsgierig hoe dan het beeld eruitziet.

Voorzitter. Dat brengt mij bij de vergroening. Daar zet dit kabinet stappen. Natuurlijk komt er ook nog een klimaatakkoord aan. Daar zullen een heel aantal nadere aspecten van vergroening vast nog weer een rol spelen. Ik heb in de kabinetsbrief gezien dat er onder meer werd verwezen naar die vrijstelling. Collega Snels had het er al over, ook over hoe we de komende jaren zorgen dat mensen de stap naar de elektrische auto maken. Ik ben blij met de leasefiets als een instrument dat kan helpen. Ik heb wel de vraag waarom is gekozen voor een bijtellingstarief van 7% en niet voor 4%.

Voorzitter. Over de vliegbelasting ben ik het met iedereen eens die zegt dat je dit idealiter internationaal doet door eindelijk btw te gaan heffen op tickets en door eindelijk kerosine te gaan belasten. Overigens vind ik dat we bij de zeescheepvaart ook nog grote stappen kunnen zetten. Het regeerakkoord heeft eigenlijk een soort drietrap gezet: wat doe je als dat niet lukt? Als eerste kom je op differentiatie in tarieven terecht. De Staatssecretaris gaat een conferentie doen. Dat vind ik goed. Ik ga ervan uit dat hij zich überhaupt zal blijven inspannen voor internationale afspraken hier. Maar om de vliegbelasting op tijd in te voeren, moet waarschijnlijk wel ergens volgend jaar een wetsvoorstel naar de Kamer. Zou de Staatssecretaris kunnen aangeven wanneer we dat dan krijgen? Ook als dat er ligt, hoop ik dat hij zich nog steeds blijft inspannen voor wat mij betreft het echte en meest effectieve element, namelijk eindelijk gewoon btw op vliegtickets en eindelijk gewoon accijns op kerosine. Graag een reactie.

Wat betreft de zonnepalen als onroerende zaak voor de ozb sluit ik me graag aan bij mevrouw Lodders. Ik had dezelfde vraag. Je kunt overigens hetzelfde debat voeren over de zonneboilers. De heer Nijboer had daar een punt. Ik vind het in die zin wel echt anders dan keukens en zo. In voorbereiding op dit debat kwam ik een artikel tegen waarin mensen werd geprobeerd te verleiden om zonnepanelen te plaatsen. Een van de dingen die dan werd verteld is: het is goed, want uw huis wordt meer waard. Maar het slotzinnetje was: maar als de nieuwe koper het niet wil, kunt u ze er altijd af slopen. Toen dacht ik: dat is toch wel de definitie van een «roerende zaak». Uit het artikel in Binnenlands Bestuur krijg ik ook het beeld dat sommige gemeenten hier anders mee omgaan dan andere. Hier zijn veel vragen over gesteld in gemeenteraden. Klopt het dat er al gemeenten zijn die zonnepalen wel heel bewust buiten beschouwing laten, maar andere niet? Graag zou ik daar iets meer duidelijkheid over krijgen.

Voorzitter. Tot slot de taxi's en de bpm. Ik steun de maatregel, die als het goed is gaat bijdragen aan meer elektrisch vervoer, maar ik ben met anderen wel op zoek of er met name voor het doelgroepenvervoer voldoende perspectief is om over te stappen op bijvoorbeeld emissievrije busjes. Het moet op een manier gebeuren waarbij we het zorgvervoer niet in de problemen brengen en het niet tot verschraling van vervoer leidt. Veel collega's hebben daarnaar gevraagd, van de coalitie en de oppositie. Graag zou ik daar meer informatie over krijgen, ook over hoe met name het Ministerie van VWS dit wil gaan borgen.

Voorzitter. Rondom de kansspelen is vooral voor mij sprake van een heel groot verschil tussen de Staatssecretaris, die eigenlijk aangeeft dat hij hier een beperkte impact van verwacht, en de toch nogal alarmistische zorg van de Nederlandse Loterij, die zegt dat dit het einde van de toto is. Die twee kan ik moeilijk bij mekaar brengen. Nu kan het soms zijn dat een klein prijsverschil zorgt dat een heel product, in dit geval toto, opeens niet meer rendabel is en dat ze daarom stoppen, maar op dit moment heb ik er vooral vragen over. Ik vind namelijk het verschil groot tussen hoe het in de stukken staat en de zorgen die leven. Ik vraag me af in hoeverre er echt veel contact is geweest met deze organisaties, misschien ook nog recent sinds zij die zeer bezorgde informatie hebben gedeeld. Ik ben nieuwsgierig of de Staatssecretaris ons daar wat meer over wat kan zeggen vrijdag.

Heel specifiek vraagt deze inwoner van Den Haag in het bijzonder aandacht voor de gevolgen voor Renbaan Duindigt. Dat zal u van mij misschien niet verbazen, voorzitter. Ik weet dat deze baan het al gewoon heel zwaar heeft. Dat geldt ook voor de baan in Wolvega, als ik het goed zeg, meneer Nijboer. Ik heb dus de vraag hoe dit zit en of misschien de gesprekken van de afgelopen dagen tot meer eenduidige beelden hebben geleid.

Rondom de KOR en de elektronische handel steun ik de richting, die ik een vereenvoudiging vind. Misschien kan dit kleine ondernemers helpen.

Voorzitter. We gaan zo ATAD doen, maar ik heb wel alvast één vraag over de bronbelasting. Ik zag dat een aantal collega's de vraag ook stelden. De vraag gaat over het feit wat je als een «laagbelastend land» definieert. Ik ga daar veel diepere en veel gedetailleerdere vragen over stellen, maar wat mij wel verbaast is het volgende. In de stukken die bijvoorbeeld zijn gemaakt door de Studiegroep Duurzame Groei, materiaal voor heel van de partijen als input voor de verkiezingsprogramma's en zo, is een low-tax jurisdiction – «laagbelastend land» in goed Nederlands – nog gedefinieerd als een land met een statutair tarief van onder de 10%.

Ik vraag mij dus af hoe zich dat nu verhoudt tot de keuze voor 7% en ook tot het punt van de Staatssecretaris. Ik begrijp het zo dat hij zegt: ja, ik heb nu ook wel te maken met Hongarije; dat heeft een Vpb-tarief van 9%, dus dat belemmert mij überhaupt in wat ik zou kunnen. Mijn vraag is dan wel of dat specifiek voor Hongarije geldt, of dat dat eigenlijk elke vorm van maatregelen onmogelijk zou maken. Maar ik ben in deze fase, voordat ik zo meteen veel meer vragen over substance ga stellen, eigenlijk vooral nieuwsgierig waarom de Staatssecretaris hier voor een percentage heeft gekozen dat afwijkt van wat de ambtenaren bij Financiën in de studiegroep steeds zelf hebben gebruikt. Dat begrijp ik niet. Misschien stel ik die vraag nu dus alvast, omdat die wat breder gaat dan puur over ATAD.

Tot zover. Dank u.

De voorzitter:

Dank. Dan gaan we nu vijf minuten schorsen... U wilt iets langer de tijd? Dan schorsen we tien minuten.

De vergadering wordt van 16.21 uur tot 16.33 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Nijboer.

De heer Nijboer (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ik begin met een drietal noties. Daarna kom ik op het Belastingplan, de vergroeningsmaatregelen en de maatregelen voor het bedrijfsleven. Dat is een beetje de opzet.

Voorzitter. De eerste kenmerkende notie die ik zou willen delen, is dat het kabinet multinationals boven mensen stelt. Door in dit Belastingplan 4 miljard uit te trekken voor verlaging van de winstbelasting, door voor te gaan in de race naar de bodem in Europa, door de btw te verhogen voor de gewone mensen, door ervoor te kiezen om de hoge inkomens boven de lage te bevoordelen en door de kopers er meer op vooruit te laten gaan dan de huurders maakt het kabinet wat de PvdA betreft de verkeerde en ook oneerlijke, onevenwichtige keuzes in tijden van voorspoed. Dat is ook de achtergrond waartegen de PvdA dit Belastingplan zal afwegen. Als deze hoofdkeuzes zo blijven bestaan, is het wel moeilijk om van een sociaaldemocratische partij steun te verwachten. Dat is mijn eerste opmerking vooraf.

Mijn tweede opmerking gaat over de begrotingsregels. Ik heb bij de regeling van werkzaamheden inmiddels negen keer gevraagd om de Financiële Beschouwingen te heropenen. Dat is niet voor niks. Dat heb ik ook nog nooit eerder gedaan. Dat is niet voor niks. Dat is omdat ik vind dat als een kabinet een begroting indient en we de Financiële Beschouwingen hebben gehad, en het kabinet nog geen 24 uur daarna eigenlijk de belangrijkste politieke maatregel die daaronder lag intrekt – die ging over 1,9 miljard; het was een van de grootste debatten van dit jaar in de Kamer – het hoort dat de Kamer daar ook tijdens de Financiële Beschouwingen op terugkomt en daarover debatteert. Daarom heb ik daar een paar keer om gevraagd, negen keer zelfs. Dat kreeg steun van de hele oppositie, 74 zetels. En daarom heb ik vandaag gevraagd om de Minister van Financiën erbij te hebben. Ik vind namelijk dat wij een debat moeten voeren over de vraag of die 1,9 miljard nou per se naar lastenverlichting hoort te gaan, of dat je daar ook andere prioriteiten voor kunt hebben, zoals investeren in de zorg, betere beloning van leraren, werkdrukvermindering in de collectieve sector, of studenten van wie de lening duurder wordt. Dat debat kun je eigenlijk alleen bij de Financiële Beschouwingen voeren, want ik spreek nu met de Staatssecretaris van Financiën, en ik vind het ons recht als Kamerlid om die alternatieven bij amendement in te dienen – dat zal ik ook zeker doen – en daar een debat over te voeren, ook met collega's. Dat wordt steeds onmogelijk gemaakt, en dat is best ernstig.

Ik vind het dus ook niet goed dat de coalitie dat keer op keer heeft tegengehouden. Ik doe dat nu maar zo veel mogelijk bij het Belastingplan. Het gaat nog niet eens over het overnemen van alternatieve voorstellen van oppositiepartijen, maar alleen al om het bieden van de mogelijkheid om dat te doen. Dat die mogelijkheid niet wordt geboden, is echt ongepast in onze democratie. Ik wijs er ook nog maar eens op dat het om een minderheid van 74 zetels gaat. De maximale minderheid wordt op grond van procedures dus overstemd door de coalitie. Dat is een slechte zaak.

Voorzitter. De derde algemene notie sluit ook een beetje aan bij een opmerking die mevrouw Leijten heeft gemaakt. Wat zie ik steeds gebeuren in het Belastingplan? Ik denk dat dat het beste zo te benoemen is: er sluipt een vorm van achteloosheid in sommige maatregelen en in sommige vormen van beleid. Ik zal straks een aantal voorbeelden daarvan noemen. Dat leidt tot ellende en ook tot schrijnende situaties. De meest schrijnende maatregel vind ik de Ziektewetmaatregel. Wij hebben gevraagd wat het betekent als je in de Ziektewet komt met een inkomen van € 25.000. Dat betekent gewoon dat je voor de regeling recht had op € 4.000 netto per jaar meer dan erna. Zo'n maatregel is in deze tijden toch ongekend? Je kunt er wel allemaal techniek over bedenken, maar dit kan toch niet zomaar passeren? Dat gaat over wonen. Er is woningnood in Nederland en er wordt een brievenbusmaatregel genomen, ATAD, waar we straks verder over komen te spreken. De rekening gaat naar de huurders. Dat is volgens de systematiek nou eenmaal zo en we kunnen dat niet aanpassen.

Het gaat ook over verduurzaming. De heer Van Weyenberg heeft net sommetjes gemaakt over de drinkwaterbelasting. Op zichzelf snap ik heus wel dat die btw-verhoging op drinkwater het drinkwater niet onbetaalbaar maakt. Daar heeft de heer Van Weyenberg gelijk in, maar als je zegt «wij willen verduurzaming; we zijn het groenste kabinet ook» en als je tegelijkertijd drinkwater duurder maakt en flesjes water goedkoper maakt, snapt niemand daar wat van. Het moet wel een beetje bij het beleid passen. Als je het over verduurzaming hebt en als je de energieteruggave- of de energieverminderingsregeling, die voor iedereen gelijk is, afschaft en zegt dat het inkomenspolitiek is om daar wat aan te doen, maar als je verder geen voorstellen doet waaruit blijkt dat je de laagste inkomens het meest ontziet, wat ben je dan aan het doen? Doe je dan niet heel makkelijk een greep in de portemonnee van mensen?

En dan de studenten; ik had al aangekondigd dat ik vandaag wel wat over de begroting zou zeggen. Je hebt een probleem in de begroting van Onderwijs en je maakt de studiefinanciering maar even wat duurder door de rente te verhogen om dat probleem op te lossen. Dan heb je geen oog voor de impact voor mensen. Ik vind dit achteloosheid en ik vind het ook onverstandig om het zo te doen. In het Belastingplan zitten een aantal maatregelen die hierop wijzen. Daar ga ik nu verder op in.

Voorzitter. Allereerst is een rechtvaardig belastingstelsel natuurlijk belangrijk voor de PvdA: is de inkomenspolitiek een beetje redelijk? De PvdA is ervan overtuigd dat dit Belastingplan Nederland ongelijker en oneerlijker maakt. Dat komt door de tweetaks: de allerhoogste inkomens gaan straks een tarief onder de 50% betalen. Dat komt ook door de btw-verhoging, waar dat onder andere mee betaald wordt. Dat maakt het belastingstelsel minder nivellerend en minder progressief. Daar zijn wij geen voorstander van. De vraag aan het kabinet is dus wat het nou zo nodig heeft gemaakt om dat zo te doen. Is dat nou rechtvaardig?

Het tweede wat mij opviel en dat nu ruiterlijk wordt erkend, is dat het motto van het kabinet ten aanzien van de fiscaliteit lijkt te zijn: eerst het zoet, dan het zuur. Dat is echt een nieuw motto, dat ik nog niet eerder in de politiek heb gezien. Alle belastingvoordelen worden naar voren gehaald, terwijl kabinetten daarna de belastingen mogen verhogen. Structureel blijft er in 2042 van dit Belastingplan nog € 2 per Nederlander over. Dat hangt een beetje af van de definitie die je gebruikt. De Staatssecretaris zegt dit, maar volgens het CPB moeten ze zelfs iets meer betalen. Hoe verhoudt dat zich tot de hoogconjunctuur waarin wij ons bevinden? Is dat nou de beste macro-economische politiek die je met een Belastingplan kunt voeren? De werkloosheid daalt als een gek; dat is hartstikke goed. De huizenprijzen stijgen enorm en dat leidt tot problemen. Moet je dan, op dat moment, die forse lastenverlichting inzetten die je daarna, zoals de heer Van Weyenberg ten volle erkende, weer moet inleveren? Is dat nou zo verstandig?

Voorzitter. Ik noemde de Ziektewet al even. Als mensen ziek worden, verwacht je dat ze een arm onder de schouder krijgen en een steun in de rug. Ik vind dat er met deze maatregel die technisch volgt uit «als je in de WW zit krijg je het ook niet» eerder een klap in het gezicht en een trap in de rug wordt gegeven. 180.000 mensen gaan er gemiddeld € 900 op achteruit en dat kan oplopen tot € 4.000 netto voor mensen die € 25.000 bruto verdienen. Ik snap niet hoe je het in je hoofd haalt om zoiets voor te stellen. Er is ook geen overgangsregeling of niks bij. Ja, bestaande gevallen krijgen het nog, maar verder zit er niks in. Mensen houden het niet voor mogelijk dat ze dat voor de kiezen krijgen als ze zo'n technische bijzin zien. Is de Staatssecretaris bereid om hierop terug te komen?

Dan kom ik op wonen. Ik kom nog te spreken over ATAD en de woningcorporaties, want die zitten in een apart pakket. De PvdA-fractie heeft een amendement gemaakt om beleggers zwaarder te belasten – voor derde huizen 10% overdrachtsbelasting – en om starters te helpen. Beleggers nemen onze steden over en starters komen er niet tussen. Dat amendement heb ik ingediend en ik hoop op een positieve reactie van de Staatssecretaris. Want het zou goed zijn dat mensen die gewoon in onze steden willen wonen, voorrang krijgen boven beleggers die onze steden overnemen en torenhoge huren vragen die mensen niet kunnen betalen.

Over het verzilveren van de heffingskorting hebben collega's al het een en ander gezegd. Hun zorgen deel ik zeer. Ik zou de Staatssecretaris willen vragen of hij bereid is tot het doen van een onderzoek naar de werking van de heffingskortingen, specifiek in relatie tot de koopkrachtbesluitvorming in augustus. Want de indruk van de PvdA-fractie is dat op die koopkrachtplaatjes wordt gestuurd en dat de algemene heffingskorting daarom verhoogd. Dat is ook logisch en Kamer vraagt daar ook om. Maar bij de mensen die het meest kwetsbaar zijn, komen die maatregelen niet terecht, want inmiddels kan 10%, 15% of 20% er geen gebruik van maken, afhankelijk van de regeling. We zijn hier echt helemaal verkeerd bezig als we sturen op de koopkrachtplaatjes en daarom de heffingskorting verhogen, maar de mensen die dit het meest nodig hebben, het niet krijgen. Dit is geen gemakkelijke discussie. Is de Staatssecretaris bereid om echt in kaart te brengen of wij dat goed aan het doen zijn met z'n allen?

Ik heb nog twee andere opmerkingen over het Belastingplan zelf. De eerste gaat over de leenbijstand. De PvdA, vooral collega Groot, en ook de heer Omtzigt hebben daar veel tijd aan besteed de afgelopen jaren. Het is goed dat de Staatssecretaris eindelijk met een oplossing is gekomen.

En dan de fietsbelasting. Als «vereenvoudiging» een van de motto's van de Staatssecretaris is, kun je aan de ene kant zeggen dat het nu eenvoudiger is dan het was. Maar je kunt ook zeggen: was het nou niet veel eenvoudiger geweest om werkgevers gewoon toe te staan om mensen een fiets te geven? Zo was het in het verleden ook en dan zonder bijtelling van € 5 per maand, met 7% of 4% bijtelling, en ook zonder de vraag of het een fiets is, drie wielen heeft of dat er elektrisch motortje op zit en hoe hard dat gaat. Dat zit ook allemaal in die regeling. De Staatssecretaris zegt: precies. Ik zou zeggen: geef toch gewoon die fiets want u wilt vergroenen! Wat is het dan toch voor flauwekul om daar dan weer € 5 per maand bij te tellen? Graag krijg ik een reactie daarop?

Voorzitter. Ik kom op de vergroeningsmaatregel. Het is duidelijk dat mensen meer moeten betalen. De belastingvermindering gaat eraf. Dat is voor iedereen hetzelfde. Het wordt niet duidelijk hoe dat wordt gecompenseerd. Er wordt wel een theoretisch verhaal gehouden: de belastingvermindering kan via de inkomstenbelasting worden gecompenseerd. Maar als ik dan kijk naar de uitwerking van het totale pakket, zie ik dat de laagste inkomens er het meest op achteruitgaan. Maar bij de ondernemers moeten we het nog maar zien. Er zit wel wat in. Ere wie ere toekomt. Maar wie gaat die verduurzaming nou betalen? Dat is de grote opgave straks. Daar zullen ondernemers toch ook een grote bijdrage aan moeten leveren? Minister Wiebes heeft al gezegd dat de Staat dat niet allemaal gaat compenseren. Dat is op zichzelf hoopvol. Maar de maatregelen zitten hier nog niet in. Ik vraag de Staatssecretaris of dat wel zo gaat gebeuren. Erkent hij ook dat, als we echt gaan vergroenen in de mate waarin het kabinet dat wil – dat wil de PvdA ook en daarom steunt de PvdA dat – er nog een behoorlijke rekening voor ondernemers aankomt? Die kan niet worden gecompenseerd, want anders is het geen rekening. Anders moeten de mensen er weer voor opdraaien. Is de Staatssecretaris dat met mij eens?

Het derde punt ten aanzien van vergroening is de corporatiesector. Daar wordt heel veel van verwacht. Dat is ook goed, want de huurders zitten in tochtige huizen, dus daar moet in geïnvesteerd worden. Alleen het bedrag is veel te laag. Met 100 miljoen kun je net iedereen een spaarlamp geven, maar daarmee kun je niet isoleren. Ik ben heel veel bij woningcorporaties geweest, want ik ben ook woordvoerder wonen. Het loopt echt in de tienduizenden euro's en dat is eerder een onderschatting dan een overschatting van wat het kost om een woonhuis echt energiezuinig te maken. Hoe gaan ze dat redden met die 100 miljoen van het kabinet?

Mijn tweede vraag is meer van technische aard. Het kabinet geeft die subsidie in een combinatie van investeringsbedragen – en dat lijkt mij juist – en labelverhoging, maar zijn die labels wel een goede maatstaf om dat op te enten? Daar is steeds meer kritiek op. Ik heb mij er zelf laatst even in verdiept, nou poeh. Als je zegt dat iemand bij twee of drie labelsprongen zoveel duizend euro krijgt, is dat dan de beste basis om wetgeving op te baseren? Ik heb daar mijn twijfels bij, maar ik word graag overtuigd door de Staatssecretaris dat dit het beste aangrijpingspunt is.

Dan de auto's, tot slot bij het blokje vergroening. Ik denk dat we daarin zijn doorgeschoten: een Tesla met € 70.000 subsidie meegeven, net als andere auto's die vaak bij ondernemers in de belastingsfeer zitten en die bijna geen belasting betalen. Autorijden blijft wel vervuilend. Elektriciteit moet ook worden opgewekt. Ik vind het heel redelijk als je auto rijdt, zeker als je een dikke auto rijdt, zoals wij in Groningen zeggen, dat je daar wel een beetje belasting voor betaalt. De Staatssecretaris lijkt wat ontwijkend en dat snap ik wel, want het is een mijnenveld, als je je daarin begeeft. Ik wens hem daar sterkte mee, met die autobelastingen, maar er moet wel wat gebeuren, want we zijn daar echt in doorgeschoten. Ik steun de lijn van collega Omtzigt om die excessen eruit te halen. Is de Staatssecretaris daartoe bereid?

Ik kom op het derde en laatste grote blok en dat gaat over werkgevers, ondernemers en multinationals. De PvdA vindt het ronduit verwerpelijk dat Nederland vooroploopt in de race naar de bodem met de winstbelastingtarieven. Vier miljard! Als je kijkt naar wat er macro-economisch aan de hand is: de winsten van bedrijven zijn torenhoog, zij zijn nog nooit zo hoog geweest in de geschiedenis. De lonen blijven achter. De bijdragen van het bedrijfsleven nemen jaar op jaar af, als je structureel kijkt naar de economie, behalve misschien dit jaar, omdat de Vpb meevalt. En wat doet het kabinet? Vier miljard steken in lastenverlichting via de Vpb-verlaging. Dat vind ik echt een slechte keuze.

Daar kan tegenin worden gebracht: we doen ook aan grondslagverbreding. Dat deed de Staatssecretaris ook eerder, namelijk na het debat over de earnings-strippingbepaling, en dat is ook waar. Maar ik vind de redenering zo slecht en zo onbegrijpelijk als je belastingontwijking aanpakt, want dat is wat we doen. Jarenlang hebben bedrijven veel te weinig betaalt. Nederland heeft daarin ook een schandalig grote rol gespeeld. En dan pak je dat aan en dan zeg je: we pakken dat aan, want we willen die belastingontwijking niet meer, maar we belonen jullie door minder belasting te hoeven betalen. Dat begrijp ik gewoon niet.

Wat de PvdA betreft moet het evenwicht in wat mensen en bedrijven betalen worden hersteld. En dan snap ik niet dat je die belastingontwijking aanpakt, en dat gelijk weer teruggeeft aan bedrijven. Dat vind ik echt een verkeerde keuze. Wat de PvdA betreft kan het Vpb-tarief zelfs naar 27%. We willen ze nog meer belasten en de bankbelasting moet omhoog, omdat we vinden dat deze achterblijft. Dat je de opbrengst van het tegengaan van belastingontwijking niet gebruikt, als je al lastenverlichting wil, om die aan mensen te geven, dat begrijpt de PvdA niet. Waarom verdedigt de Staatssecretaris dat?

Een tweede opmerking over de ondernemingsbelasting. We waren verheugd dat de ontwijkingsroutes die directeuren-grootaandeelhouders hadden, door het kabinet werden aangepakt, toen er geld gevonden moest worden voor die ellendige afschaffing van de dividendbelasting. Dat vond ik een goede maatregel. En nu komt de Staatssecretaris weer met een afzwakking daarvan. Mevrouw Lodders van de VVD zit daar instemmend bij te knikken, maar die maatregel wordt afgezwakt met een derde. Dat vind ik niet goed. En dat zou ik ook tegen de coalitie willen zeggen. De VVD was aan boord; die ontwijking werd aangepakt, door eindeloos miljoenen te lenen voor uitstel of afstel van belastingbetaling. Ik zou zeggen: houd die overeind. Ik ben ook bereid om een amendement in te dienen om dat oorspronkelijke voorstel van het kabinet weer in te dienen. Hoe staat de Staatssecretaris daar tegenover? Ik hoop neutraal, dan kunnen we daar een Kamermeerderheid voor krijgen.

Het derde en laatste punt ten aanzien van ondernemingsbelastingen is de lastenverlichting met 200 miljoen op arbeid. Daar is de hele Kamer wel voorstander van, mits dat niet de spuigaten uitloopt. Als je het bedrijfsleven lastenverlichting geeft, had ik veel liever gezien dat het was bij de inhuur van mensen, de werkgeverspremies of de arbeidsongeschiktheidspremies. Doe dat aan die kant en niet bij die ellendige Vpb, want dat levert veel minder werkgelegenheid op.

Maar is de Staatssecretaris bereid om die 200 miljoen die beschikbaar is in te zetten om de afbouw in het lage-inkomensvoordeel geleidelijker te laten verlopen? Je ziet nu dat mensen die loonsverhoging krijgen net moeilijker in dienst worden gehouden. Bijvoorbeeld bij grote supermarkten en grote detailhandelsketens is dat echt een probleem. Je zou dit bedrag kunnen aanwenden om dat op te lossen. Dat zou wat de PvdA betreft ook qua omvang van het bedrag – laten we wel zijn, je kunt het ook in WW-premies stoppen, maar met 200 miljoen schiet je niet vreselijk veel op in dit land – een goede aanwending zijn. Is de Staatssecretaris bereid om daarnaar te kijken? Hij heeft even de tijd, want ik geloof dat het pas per 2021 wordt ingezet.

Voorzitter. Tot slot. Wat de PvdA betreft is dit niet het belangrijkste punt. Daarom heb ik er geen hoofdpunt van gemaakt, maar het is wel een illustratie van mijn vraag of er sprake is van achteloosheid. Hoe gaat het kabinet om met fiscale maatregelen? Ik heb het over de kansspelbelasting. Het effectieve tarief wordt van het ene op het andere moment verzesvoudigd, zonder dat iemand dat heeft zien aankomen. De PvdA is helemaal geen voorstander van het stimuleren van gokken. Die belasting mag ook best wat omhoog. Het is helemaal niet wat de sociaaldemocratie voorstaat, maar het is wel heel gek als je dat van de ene op de andere dag doet. Het effectieve tarief was 5% en wordt 29%, bijvoorbeeld bij de Lotto en bij paardenraces. Wat is dat nou toch? Hoe kan je dat nou in één keer op het bord van zo'n sector gooien? Moet je daar niet veel preciezer en zorgvuldiger mee omgaan?

Dat is mijn oproep tot slot van mijn betoog: wees u bewust van wat de impact kan zijn van fiscale maatregelen, of het nu gaat over het niet meer geven van zo'n IACK-korting of over arbeidskorting voor mensen die in de ziektewet zitten. Zij gaan er al in inkomen op achteruit. Ik kan het ook hebben over de kansspelbelasting, over de woningbouw of over de ATAD-maatregel voor brievenbusfirma's. De enige mensen met een echte brievenbus zijn mensen die in een huurhuis zitten. Die worden daardoor geraakt. Dat heeft echte impact op mensen. Wees daar precies in en wees er in het vervolg zorgvuldiger in.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u. Dan geef ik het woord aan de heer Omtzigt voor een interruptie.

De heer Omtzigt (CDA):

Dat laatste, namelijk dat de PvdA niet zo voor die kansspelen is, klonk me als muziek in de oren. Het vorige kabinet, waar de PvdA in zat, heeft de Wet kansspelen op afstand aangenomen. Daar volgt dit rechtstreeks uit. We hebben dus nu een voorstel dat er eigenlijk in voorziet dat we kansspelen vanuit landen die vooral onlinecasino's hebben hier moeten toestaan. Het rechtstreekse gevolg hiervan is dat we de bingo hier gelijk moeten stellen aan de bingo uit Malta. Met terugwerkende kracht, was het wel zo verstandig om hier die kansspelen op afstand zo enthousiast toe te staan?

De heer Nijboer (PvdA):

Ik ben voorstander van het wetsvoorstel kansspelen op afstand. Het toenmalige kabinet – ik weet het nog goed, dat was Staatssecretaris Teeven – wilde een lager tarief voor de onlinegokboeren, want anders zou iedereen illegaal gaan gokken. Daar heb ik me met hand en tand tegen verzet, ook persoonlijk, want ik vond het echt niet verdedigbaar om die Maltezers – precies waar u nu op doelt – voorrang te geven op Nederlandse kansspelaanbieders. Maar het kabinet gaat nu met één pennenstreek precies de andere kant op. Voor die onlineboeren is er een vrijstelling van € 449, € 454 of iets in die orde van grootte, maar die wordt in één keer afgeschaft, omdat die wet is gemaakt. Dat is nooit bij de behandeling van die kansspelen op afstand aan de orde geweest. Dat weet ik heel zeker, want ik heb daar heel precies naar gekeken. Ik heb een hele strijd gevoerd, eerst met Teeven, die dat echt niet wilde, en daarna met Staatssecretaris Dijkhoff, die er wat soepeler in zat. Daardoor is die wet er ook door gekomen. Maar ik ben er geen voorstander van om te zeggen: Europa heeft wat kritische vragen en daarom schaffen we in één keer de vrijstelling af. Ik zou naar een oplossing zoeken. Als u echt een oplossing wilt in het kansspeldomein, kunt u ook kijken naar 0,5%. Dan wordt het 29,5%. Het is ook weleens 30,1% geweest. Dan houden we die vrijstelling, ook voor die onlinekansspelaanbieders. Er zijn allemaal methodes om dat zorgvuldig te doen die onderzocht kunnen worden, zonder dat de sector in één keer zo'n enorme schok wordt toegebracht.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Omtzigt.

De heer Omtzigt (CDA):

Het klopt dat de heer Nijboer er toen voor gezorgd heeft dat die buitenlandse kansspelen niet nog goedkoper werden dan die uit Nederland. Maar vindt de heer Nijboer het nog steeds een goed idee om die buitenlandse kansspelaanbieders hier online toe te laten? Want daar stemde hij wel voor. Als dat niet gebeurd was, zouden wij de problemen die wij straks gaan krijgen met de buitenlandse aanbieders niet krijgen. Dan zouden wij de belasting op de toto, die in deze Kamer geloof ik niet als het meest problematische spel wordt gezien, niet omhoog hoeven te doen.

De heer Nijboer (PvdA):

Nee. Niet dat ik per se zo'n voorstander van online gokken ben, maar ik zie wel dat het gebeurt. De PvdA-fractie heeft al jaren geleden gezegd dat het gereguleerd moet worden. Ze zouden ook verplicht moeten afdragen aan goede doelen en belasting moeten betalen. Dat moeten ze formeel nu ook, maar niemand doet dat. Dat levert geld op voor het collectief. Wij zijn daar voorstander van. Maar ik vind niet dat door deze wetgeving Nederlandse aanbieders, die altijd al netjes waren en al jarenlang actief zijn, zo'n enorme rekening moeten krijgen. Ik bestrijd ook dat deze specifieke oplossing nodig is. Ik vind het niet redelijk.

De voorzitter:

De heer Omtzigt, echt tot slot.

De heer Omtzigt (CDA):

Toch volgt dit wetsvoorstel rechtstreeks uit de behandeling in de Eerste Kamer, die hierover een vraag stelde. Daar verwijst de Staatssecretaris ook naar in zijn antwoorden. In de Eerste Kamer is de vraag gerezen of het moet. Het antwoord van de Staatssecretaris is dat het moet. En dus verhogen we nu, als uitwerking van het wetsvoorstel kansspelen op afstand, de belasting op de toto.

De heer Nijboer (PvdA):

Ik bestrijd dat dit zo is. Er staat niet: je mag geen vrijstelling meer hanteren. Er staat dat je het gelijk moet trekken. Je kunt ook een model bedenken met een wellicht iets hoger tarief, een andere maatstaf voor het bruto spelresultaat. Ik heb hier destijds helemaal mijn tanden in gezet en je houdt het niet voor mogelijk: er zijn zes basissen om de kansspelbelasting op te heffen, zoals het prijzengeld, de brutowinstmarge of een vrijstellingsbedrag. Eén methode moet je op beide toepassen, maar er is niet gezegd dat het deze methode is en dat die deze uitwerking heeft. Ik vraag de Staatssecretaris er dus veel preciezer naar te kijken, zodat de effecten evenwichtiger zijn.

De voorzitter:

Dank. Dan gaan we naar de heer Bruins.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik kan me het wetgevingsoverleg van precies een jaar geleden nog levendig herinneren. Het was het eerste optreden van een kersvers lid van het kabinet, zijn vuurdoop. Ook voor mij was het een vuurdoop, weliswaar niet als Kamerlid maar als financieel woordvoerder. Ik zat op de uiterste stoel, precies tegenover waar ik nu zit, tegenover een batterij zeer ervaren financieel woordvoerders. Ik zat aan te hikken tegen een enorme meloen. Ik heb in deze zaal dat woord voor het eerst genoemd, het is ook de enige keer dat ik het in een debat heb genoemd en ik heb het nu voor de laatste keer genoemd. Wat dat betreft sluit voor de ChristenUnie hier het hoofdstuk definitief.

Vele debatten hebben we sindsdien gevoerd, natuurlijk over de Belastingdienst, by far de grootste klus voor de Staatssecretaris, maar ook talloze debatten over het fiscale beleid zelf. Er was een memorabel debat over het afschaffen van de anomalie-Hillen, waarvan collega Van Rooijen geen genoeg kon krijgen. Ook was er een debat over de beleidsagenda van de Staatssecretaris en over eenverdieners, die nog steeds enorm onder druk staan in ons belastingstelsel. Wel, er blijft nog genoeg werk over. We hoeven wat dat betreft niet op onze lauweren te rusten.

Voorzitter. Dat brengt me als vanzelf bij het eerste punt dat ik wil benoemen, het draagkrachtbeginsel. Belasting op inkomen hoort wat de ChristenUnie betreft te worden geheven naar draagkracht. Dat beginsel is zeker het afgelopen decennium behoorlijk ondergraven. Er worden door dit kabinet stapjes gezet in het Belastingplan om dit beginsel in ere te herstellen. Dat is een zwaarbevochten en zeker ook gewaardeerd compromis, zoals collega Van Weyenberg het al noemde, maar daarmee komen we nog niet op het punt dat alle vormen van inkomen fiscaal gelijkwaardig worden behandeld.

Bij het «eenverdieners onder druk»-debat heb ik al de vinger gelegd bij het doorgeschoten instrumentalisme in de inkomstenbelasting, gericht op enerzijds het vergroten van de arbeidsparticipatie en anderzijds een evenwichtige koopkrachtontwikkeling, met als resultante de zwaar opgepompte inkomensafhankelijke heffingskortingen. Er is in totaal jaarlijks bijna 50 miljard euro mee gemoeid, die de grondslag enorm versmallen. Hierdoor zeggen de nominaleschijftarieven, waar de heer Mulder zich in zijn bijdrage zo enorm over opwond, eigenlijk steeds minder over de belasting die je werkelijk moet betalen als belastingplichtige. Je kunt als eerzaam burger nauwelijks meer achterhalen wat nu eigenlijk je gemiddelde belastingdruk en marginale belastingdruk zijn. De tarieven zijn daardoor – daarin ga ik zeker met de heer Mulder mee – natuurlijk onnodig hoog.

In die context baart het steeds hogere basistarief, van inmiddels dik 37%, mij wel degelijk zorgen. Mijn oproep aan de Staatssecretaris is dan ook dat hij de komende jaren als een leeuw vecht om dit basistarief weer onder de 37% te laten zakken en dat dus niet automatisch het basistarief in de inkomensbelasting wordt verhoogd als bijvoorbeeld de zorgpremieontwikkeling weer eens meevalt. Dus als er op enig moment ruimte ontstaat, benut deze dan alstublieft. Ik zie uit naar een reactie en nog meer naar de inspanningen van de Staatssecretaris.

Terug naar de spanningsvolle relatie tussen economische doelmatigheid en rechtvaardigheid. De Raad van State legt hier in zijn advies ook de vinger bij.

De heer Snels (GroenLinks):

Ik heb toch behoefte aan wat opheldering over de ziektekostenpremies en het tarief in de eerste schijf. Vorig jaar bij de Algemene Financiële Beschouwingen heb ik voor dat punt al aandacht gevraagd, omdat dit volgens mij ook in een voetnoot van het regeerakkoord staat. Ik ben het zeer eens met de zorgen van de heer Bruins, maar betekent zijn opmerking dat, mochten de ziektekostenpremies meevallen, dan ook het toptarief wellicht weer een klein beetje omhoog zou kunnen gaan?

De heer Bruins (ChristenUnie):

In Nederland zijn de lasten voor werknemers en voor werkgevers buitengewoon hoog en is de wig buitengewoon groot. Het zou goed zijn voor Nederland als die wig weer kleiner wordt. Dat betekent dat je zowel naar de eerste schijf als naar de tweede schijf moet kijken. Wij willen de lasten voor burgers graag laag houden en dat geldt ook voor het hogere tarief.

De heer Snels (GroenLinks):

Dat is geen antwoord op mijn vraag. Dit gaat natuurlijk gewoon over het lastenkader, over de begrotingsregels die door deze coalitie zijn vastgesteld. We hebben een vastgesteld lastenkader en in die systematiek is het zo dat als de ziektekostenpremie meevalt, het weer gezocht moet worden in andere lasten. Ik ben het met de heer Bruins eens dat het vervelend en onterecht is dat dit bij voortduring gezocht lijkt te worden in verhoging van het tarief in de eerste schijf. Maar als de heer Bruins dat laatste niet wil, dan moet hij wel aangeven hoe het op een andere manier kan. Tenzij hij met mij vindt dat we überhaupt moeten kijken naar aanpassing van het lastenkader. Als dat laatste niet is wat hij zegt, kom je toch uit op een verhoging van het tarief in de tweede schijf.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Laat ik dan in zoverre met de heer Snels meegaan door te zeggen dat alles beter is dan het weer automatisch aanpassen van het basistarief, zoals dat tot nu toe inderdaad een automatisme is.

De relatie tussen economische doelmatigheid en rechtvaardigheid. De Raad van State heeft daarover in zijn advies geschreven en stelt dat het draagkrachtbeginsel onder druk staat. De Raad van State noemt daarbij als voorbeelden de arbeidskorting en de zelfstandigenaftrek, die elk op hun eigen wijze het draagkrachtbeginsel ondergraven waardoor de doorwerking van aftrekposten op het toeslaginkomen nog eens wordt vergroot. De reactie van het kabinet op deze kritiek is buitengewoon summier. Ik onderken dat er voor het kabinet meer speelt dan alleen draagkracht, zoals ook economische doelmatigheid en evenwichtige koopkrachtontwikkeling, maar bijvoorbeeld gelet op de grote verschillen in belastingdruk bij hetzelfde brutoinkomen afhankelijk van hoe en in welke hoedanigheid het inkomen is verkregen, verwacht ik een trefzekerder beschouwing van de staatsecretaris dan die welke is gegeven in reactie op het advies van de Raad van State. Het kabinet komt in relatie tot het draagkrachtbeginsel namelijk al snel te spreken over solidariteit met lagere inkomens, maar dat is natuurlijk geen goede vertaling van het draagkrachtbeginsel. Bij dit beginsel gaat het vooral om een gelijkwaardige fiscale behandeling van inkomen.

Als je met een schuin oog kijkt naar alle grafieken over gemiddelde belastingdruk en marginale druk in de memorie van toelichting en de nota naar aanleiding van het verslag, dan valt de fiscaal ongelijke bejegening van gelijke brutoinkomens wel heel erg op. Zoals ik bij mijn interruptie op de heer Snels al zei, een werknemer zonder aftrekposten begint bijvoorbeeld bij een inkomen van nog geen € 10.000 al inkomstenbelasting te betalen terwijl de minst verdienende partner met een kind onder de 12 jaar die zijn of haar brood verdient als zzp'er pas bij bijna € 40.000 de eerste euro's belasting begint af te dragen. Dan heb ik hierbij nog niet eens de doorwerking op die genoemde toeslagen meegenomen, want anders zou het beeld nog schever worden. Ik hoop toch dat de Staatssecretaris in zijn termijn hier nog wat uitgebreider op wil ingaan en ook op de vraag of dit een van de aandachtspunten is bij het formuleren van bouwstenen voor de fiscale toekomst.

Voorzitter. Mijn hartstochtelijke woorden over het draagkrachtbeginsel nemen niet weg dat er heel veel positiefs te melden valt over dit Belastingplan, zeker ook vanuit draagkrachtperspectief. Ik denk aan de eerste stappen op weg naar het tweecijfertarief, en ook aan de versnelde afbouw van de hypotheekrenteaftrek. En er zitten nog veel meer verstandige maatregelen in de diverse wetsvoorstellen, die ik omwille van de tijd nu even links laat liggen.

Maar één punt wil ik toch zeker even noemen: de vergroening en de vergroening van het belastingstelsel. Die staan bij dit kabinet en bij mijn partij hoog in het vaandel. En waar de lasten op inkomen fors omlaaggaan ten opzichte van het basispad, daar gaan de milieubelastingen structureel met 2 miljard omhoog. In het kader van het klimaatakkoord komt daar normaal gesproken nog wat bij, met name voor bedrijven. Ik hoop wel dat het kabinet goed de draagkracht en de draaglast van de huishoudens met lage inkomens in de gaten houdt, en niet te snel denkt: we lossen het wel op via generieke instrumenten als toeslagen of de algemene heffingskorting. Dan komen we namelijk bij het probleem waar ik in het begin over sprak. Over vergroening in het kader van de energietransitie komen we op een later tijdstip vast nog uitgebreid te spreken.

Voorzitter. Ik kom op het pakket belastingmaatregelen voor het Nederlandse bedrijfsleven. Allereerst wil ik de Staatssecretaris en zijn ambtenaren bedanken voor de vakkundige en vaak ook zeer uitgebreide antwoorden, die in ieder geval op vragen van mijn fractie in korte tijd zijn geleverd. Daar was ik bij dit wetsvoorstel misschien nog wel het meeste van onder de indruk: de beantwoording van die vragen.

Het heroverwegingspakket is reeds in de plenaire zaal besproken, en toen constateerde mijn fractie al dat het Nederlandse bedrijfsleven er in het oorspronkelijke regeerakkoord wat bekaaid vanaf was gekomen. Terwijl de publieke sector op forse investeringen kan rekenen, oplopend tot 6,5 miljard in 2021, de lasten voor burgers ten opzichte van het basispad fors worden verlicht, en gezinnen daar bovenop via de diverse kindregelingen 1 miljard extra per jaar tegemoet kunnen zien, zouden voor bedrijven aanvankelijk de lasten zelfs licht omhoog gaan, zo stelde het CPB vast, om over de lastenontwikkeling inclusief het basispad nog maar te zwijgen.

Begrijp me goed: bedrijven zijn niet zielig. Als hun aandeel in de belastingopbrengsten weer wat zou stijgen, zou dat, gelet op de achterliggende decennia, niet meer dan gepast zijn, dus in zoverre kan ik ver mee met de heren Snels en Nijboer. Dat neemt niet weg dat het kabinet met dit pakket aan maatregelen meer balans aanbrengt tussen de publieke sector, burgers en bedrijven ten opzichte van het oorspronkelijke regeerakkoord. En in plaats van dat het geld naar het buitenland stroomt ten faveure van enkele buitenlandse overheden, en multinationals en hun beleggers, profiteert nu heel ondernemend Nederland, zoals collega Van Weyenberg al uitgebreid duidelijk maakte in zijn opsomming.

De Staatssecretaris heeft het allemaal netjes op een rijtje gezet. Natuurlijk profiteren van het heroverwegingspakket vooral de bedrijven met rechtspersoonlijkheid en de dga's. Maar via de verlaging van de werkgeverslasten profiteren toch ook wel de bedrijven zonder rechtspersoonlijkheid. Figuur 5 op pagina 42 van de nota naar aanleiding van het verslag, met daarin de gemiddelde belasting- en premiedruk voor en na de maatregelen van dit belastingpakket, laat mooi zien dat per saldo werknemers, ib-ondernemers en dga's iets naar elkaar toe kruipen in de gemiddelde belastingdruk. Dat is mooi. Tegelijkertijd past de vraag hoe de Staatssecretaris ervoor wil en kan zorgen dat die diverse lijnen nog dichter bij elkaar komen te liggen. Want zolang de verschillen in belastingdruk tussen bijvoorbeeld werknemers en zelfstandigen groot zijn, is het risico van fiscaal gedreven ondernemerschap natuurlijk groot. Hoe kijkt de Staatssecretaris daartegen aan? En heeft hij daarover in het kader van de zzp-aanpak al overleg gehad met zijn collega van Sociale Zaken?

Met de verlaging van de werkgeverslasten zijn wij overigens heel blij. Wat mij betreft had er nog forser aan die knop gedraaid mogen worden, want ik noemde het al: de werkgeverslasten en de wig zijn in Nederland relatief hoog. Maar goed, het is in ieder geval winst. De invulling staat nog niet vast, en de ChristenUniefractie zou het mooi vinden als de werkgeverslasten voor vaste contracten nog verder omlaaggaan dan nu budgetneutraal wordt voorgesteld in het wetsvoorstel arbeidsmarkt in balans. Ik neem aan dat de Staatssecretaris ook enthousiast wordt van deze gedachtegang, al gaat zijn collega van Sociale Zaken erover.

Hetzelfde geldt voor de aanwending van de nog niet ingevulde mkb-miljoenen – 100 miljoen, meen ik – waarmee zo nodig bijvoorbeeld het collectiviseren van de loondoorbetaling bij ziekte in het tweede jaar voor kleinere bedrijven zou kunnen worden gefikst. Graag een reactie.

Voorzitter. Ik kom op een kleine, maar fijne maatregel in het heroverwegingspakket: de Wbso-impuls, die al even werd genoemd door collega Van Weyenberg. De tweede schijf van deze S&O-afdrachtvermindering gaat vanaf 2020 van 14% naar 16%. Dat is goed nieuws voor alle bedrijven die het doen van onderzoek hoog in het vaandel hebben staan: bedrijven waar we trots op kunnen zijn, die we nodig hebben en die we dus ook moeten koesteren.

Nu wil het geval dat de huidige regeling een onderuitputting kent van 107 miljoen. Dit geld blijft beschikbaar binnen de Wbso, die nu geëvalueerd wordt. Na de evaluatie zouden we gaan kijken hoe we deze middelen kunnen aanwenden. Maar nu het percentage in de tweede schijf structureel omhooggaat naar 16% in 2020, lijkt het de ChristenUniefractie wel zo logisch om deze maatregel niet pas per 2020, maar gewoon per 1 januari aanstaande te laten ingaan. Het is een incidentele onderuitputting, daar kun je dus geen structurele uitgave van doen. Vandaar mijn eenvoudige en naar ik hoop doeltreffende pleidooi om de afgesproken verhoging een jaar eerder door de voeren. Ik ben voornemens daarover een motie in te dienen, maar dat doe ik bij de begroting Economische Zaken aangezien de discussie daar primair thuishoort. Ook zal ik daar de suggestie doen om de Wbso uit te breiden naar de derde o, onderzoek, ontwikkeling en ook technisch onderwijs, omdat ik vind dat dat ook hoort bij fiscale stimulering van innovatie. De Minister van Onderwijs was enthousiast daarover en heeft toegezegd dit te willen bespreken met de Staatssecretaris van Financiën. Ik hoor graag een eerste reactie van de Staatssecretaris.

Voorzitter. Ik ben bijna aan het eind. Nog één punt, en dat is durfkapitaal. Wat wij missen in ons land, is het stimuleren van durfkapitaal. De collega's hebben het ook al genoemd. Wij willen allemaal een bloeiende start-up- en scale-uppraktijk. Dat vraagt veel inspanningen van veel partijen. Onder andere vraagt dat strategisch innovatiebeleid. Dat vraagt dat de overheid nu eens serieus haar rol als launching customer oppakt, maar ook dat de overheid faciliterend optreedt in de vorm van bijdragen aan aanloopfinanciering, aan fiscale faciliteiten voor durfkapitaal van private partijen. Aan dat laatste schort het nou net. Graag had ik deze fiscale stimulering teruggezien in het pakket maatregelen voor het bedrijfsleven dat nu voorligt. Ik begrijp dat het allemaal lastig is voor de Belastingdienst, maar hier laten wij kansen liggen. Bovendien draagt een dergelijke fiscale ondersteuning niet alleen bij aan de zo noodzakelijk funding van start-ups. Durfkapitalisten komen immers niet alleen met hun geld, maar ook met hun netwerken, hun ervaring en hun kennis.

In het verleden hadden wij de Tante Agaathregeling. Onder die regeling kon een extern persoon aan een starter een bedrag van maximaal € 50.000 fiscaal uitlenen. In het VK hebben ze de sizeregeling, ook een heffingskorting voor investeerders in groeiondernemingen. Die regeling stuit hier op praktische bezwaren, te weten uitvoeringsproblemen. Maar om crowdfunding en durfkapitaal te bevorderen en om het investeren in start-ups in de beginfase aantrekkelijker te maken, is het toch kleine moeite om weer iets slims in elkaar te timmeren. Dus waarom zouden we na een Tante Agaathregeling niet een Ome Mennoregeling introduceren, een slimme uitvoerbare Ome Mennoregeling voor investeerders en om start-ups in het leven te kunnen roepen? Is de Staatssecretaris bereid om in overleg met zijn collega van Economische Zaken tot een voorstel voor zo'n fiscale stimulans voor durfkapitaal te komen? Ik laat de naamgeving verder natuurlijk wel bij de Staatssecretaris.

Voorzitter. Het belastingpakket is zo uitgebreid dat het veel tijd zou kosten om alle voorgestelde maatregelen te noemen. Dus wat de andere onderwerpen betreft, zoals box 2, de kleineondernemersregeling, de fiscale stimulering van elektrische auto's, sport-btw-vrijstelling, zonnepanelen als roerende goederen en dergelijke sluit ik aan bij de vragen van de collega's.

De voorzitter:

De heer Nijboer nog voor een interruptie.

De heer Nijboer (PvdA):

Ik ken de ChristenUnie als een partij die altijd heel precies kijkt naar de uitwerking van maatregelen. Ik vroeg mij af hoe de heer Bruins de beantwoording van het kabinet heeft gelezen over de impact die de versobering van de Ziektewet, de arbeidskorting en de algemene inkomensafhankelijke combinatiekorting op die mensen heeft. Heeft u daar ook zorgen over? De heer Omtzigt sprak daar ook over.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ik begrijp de zorgen van de heer Nijboer. Tegelijkertijd is er ook een andere onrechtvaardigheid. Die is dat mensen die ziek in de WW, de WIA of de Wajong zitten, ook geen gebruik kunnen maken van de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Het is in die zin ook wel kiezen tussen twee kwaden. Dat is een onrechtvaardigheid die ik ook niet zou willen laten voortbestaan. In die zin kan ik mij wel in de maatregel van het kabinet vinden.

De heer Nijboer (PvdA):

Dat stelt me wel een beetje teleur. De heer Omtzigt heeft precieze vragen gesteld, en eigenlijk legt u zich er nu al bij neer. Ik zie best dat het moeilijk verdedigbaar is dat je iets niet krijgt als je in de WW zit, maar wel krijgt als je in de Ziektewet zit. Overigens, als je in de Ziektewet zit en nog in dienst bent van een baas, krijg je het ook. Dan houd je het gewoon. «Je zit in de Zietewet», zegt de heer Omtzigt nu. Maar je bent wel ziek, en dat is wat er voor mensen toe doet. Dan maakt het contract heel veel uit voor de vraag hoeveel je fiscaal ook krijgt. Ik vind het dus echt een serieus probleem, omdat het om zo veel geld gaat. Ik wil daar niet lichtvaardig overheen stappen. Ik zou ook wel willen onderzoeken wat het betekent als je dat ook zou krijgen als je in de WW zit. Als je een hoog inkomen hebt, krijg je het niet eens meer. Dat wordt afgeschaft door het kabinet. Als je een ton verdient, krijg je al geen arbeidskorting meer. Het gaat juist om inkomens van € 20.000, € 30.000 of € 40.000. Ik overdrijf niet: duizenden euro's per jaar. Die worden dan ziek. Wilt u daar toch niet eens wat serieuzer op doorvragen?

De heer Bruins (ChristenUnie):

Mensen gaan er niet op achteruit, want het gaat alleen om nieuwe gevallen per 2020, zeg ik uit mijn hoofd. Maar als de heer Nijboer dat zo graag wil repareren, stel ik voor dat wij ook de zieke partner van de eenverdiener gaan repareren, die niet alleen geen uitkering krijgt, maar binnenkort ook geen algemene heffingskorting meer. Dan stel ik voor dat de heer Nijboer ook daarvoor met een reparatievoorstel gaat komen.

De voorzitter:

Dank. Dan gaan wij verder naar de heer Van Raan.

De heer Van Raan (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. Wij willen twee punten inbrengen. Ik begin met de internationale race naar de bodem op het gebied van belastingen en dan kom ik bij het kopje klimaat en fiscale vergroening. Daarna zijn er nog wat punten die wij naar voren willen brengen.

De afschaffing van de dividendbelasting gaat niet door, maar de vennootschapsbelasting is wel fors extra verlaagd. Een van de doelstellingen van het Belastingplan is de belastingontwijking tegen te gaan. Ik geloof dat de Staatssecretaris dat ook echt wil doen. Maar waarom neemt het kabinet dan tegelijkertijd maatregelen die belastingontwijking weer aantrekkelijker maken of gemakkelijker? Oxfam Novib noemt Nederland een belangrijke aanjager van de internationale race to the bottom. In die aanjaagfunctie heeft Nederland sinds de jaren tachtig de Nederlandse vennootschapsbelasting stapsgewijs van 48% naar 20,5% verlaagd. Het is juist deze lagere vennootschapsbelasting die door organisaties als Oxfam en Tax Justice wordt gezien als een van de belangrijkste drijvende krachten achter de belastingontwijking. Onderschrijft de Staatssecretaris de conclusie dat dit een risico is en zo nee, waarom niet?

Dan natuurlijk ook meteen de vraag waarom Nederland wel de aanjager is als het gaat om deze internationale race naar de bodem op belastinggebied, maar een afstopper, dwarsligger en meestribbelaar als het gaat om klimaatbeleid. Voorbeeld: een veel te lage wettelijke CO2-minimumprijs. Dat vind nu ook DNB overigens. De heer Wiebes noemt het plan van CE-Delft over de vergoeding van externe kosten van de CO2-uitstoot wel het ei van Columbus, maar doet er doodleuk niks mee, omdat hij het te moeilijk vindt. Ik vraag dat te meer daar deze belastingvoordelen vaak significant lijken bij te dragen aan het onverantwoord ontginnen van fossiele grondstoffen of delfstoffen. Denk aan Trafigura of de Rio Tinto Mali Diamond Company, die geloof ik in IJsselstein haar activiteiten ontplooit. Belastingontwijking met klimaatontwrichting. Dat is het slechtste van twee werelden.

Nederland houdt toch een beetje een het collectieve actieprobleem zelf in stand, waarbij iedereen naar elkaar gaat zitten kijken en wacht tot de ander gaat bewegen. Nederland is daarmee ook een van de grootste freeriders van Europa. Anders zou het niet onderaan bungelen in de duurzame lijstjes. Een voorbeeld daarvan is de effectieve energiebelasting voor de grote vervuilers. Die is lager dan in de omliggende landen. Daarover later meer.

Het is volgend jaar tien jaar geleden dat Obama net na zijn aantreden als president van Amerika Nederland als tax haven bestempelde. We zien wel dat de staatsecretaris zijn best doet om paal en perk te stellen aan de belastingontwijkingsmogelijkheden die de Nederlandse verzorgingsstaat heeft opgebouwd, maar ondertussen dwingt de coalitie hem tot het verder verlagen van de vennootschapsbelasting. Daar zit een enorme discrepantie. Graag een reactie van de Staatssecretaris.

In het verlengde of afgeleide daarvan het volgende, ook naar aanleiding van de vragen die onder andere de heer Omtzigt stelde over de balansverkleining van de ING. Heel scherpe vragen, wil ik hem zeggen. Fijn dat de Staatssecretaris aangeeft dat een bank die zijn jaarrekening herziet, ook zijn aangifte moet herzien. ING heeft publiekelijk in 2017 zijn balans bijgesteld over 2014 en 2015. Ze hebben ook aangegeven daar geen belasting over te gaan betalen. Hun accountant, Ernst & Young, zei echt wel een jaar eerder in een brief dat ze die aanpassing hadden moeten doen. Nu heeft de heer Omtzigt dat allemaal al heel goed uitgelegd en toegelicht, maar de ontbrekende vraag, die toch nog even gesteld moet worden, is: wilt u deze informatie ook doorgeven aan de Belastingdienst en de inspecteur? Dat zouden wij zeer op prijs stellen.

Voorzitter. Dan over het Belastingplan als geheel. We moeten vaststellen dat dit Belastingplan een 3°C-plan is, vooralsnog. Wat bedoel ik daarmee? Het is een plan dat de 3°C-temperatuurstijging waar IPCC voor waarschuwt bij business as usual, grotendeels in stand houdt. Het 3°C-temperatuurscenario is desastreus, zoals wij allemaal weten. Nu gaat het kabinet wel allerlei dingen doen, dat heeft het ook aangekondigd, maar vooralsnog is het een 3°C-plan. Dat zouden we graag bevestigd krijgen. Althans liefst horen we een ontkenning, dat het een 1,5°C-plan is, maar vooralsnog is het gewoon een 3°C-plan. Het zou goed zijn als we dat met zijn allen vaststellen. Het zou ook goed zijn als de Staatssecretaris dat vaststelt. Er gebeurt natuurlijk wel iets om de stijging van de temperatuur tegen te gaan. De afvalstoffenheffing gaat wat omhoog en in de eerste schijf van de energiebelasting wordt gas duurder en elektriciteit goedkoper. Maar daar houdt het wel mee op. En nogmaals, er komen nog allerlei maatregelen als we het kabinet mogen geloven, maar vooralsnog is dit een 3°C-begroting, een 3°C-Belastingplan. Goed als dat wordt vastgesteld.

Voorzitter. De degressieve structuur van de energiebelasting wordt gewoon in stand gehouden. Daar is al veel over gezegd. Dat is niet direct een prikkel om te gaan verminderen. Met andere woorden: het is eigenlijk in tegenspraak met «de vervuiler betaalt». Ook daarvan heeft uw voorganger weleens gezegd: als we dat te snel aanpassen, kan Tata Steel de deuren wel sluiten. Nou, misschien is dat ook wel het geval. Dat weten we niet, wie zal het zeggen, maar het gaat er wel om dat het in tegenspraak is met «de vervuiler betaalt». Het zou ook goed zijn als we dat vaststellen. Wat vindt de Staatssecretaris van de constatering van wederom het accountantskantoor Ernst & Young «dat de energiebelasting dankzij haar degressieve karakter innovatie in de weg zit»? Ernst & Young schrijft hierover dat in de energiebelasting «nagenoeg voor elke grootverbruiker een serieuze prikkel om te innoveren ontbreekt». Dat moet toch te denken geven.

In de fiscale beleidsagenda van mei gaf de Staatssecretaris aan dat de energiebelasting beter in balans wordt gebracht, omdat er veranderingen in de eerste schijf van de energiebelasting hebben plaatsgevonden. Dan gaat het om het zwaarder belasten van gas en het minder belasten van elektriciteit. Maar is het nu juist dat die degressieve structuur wordt aangepast, zo vraag ik nogmaals. Bestaat het gevaar dat, omdat de kleinverbruiker door het degressieve karakter van de energiebelasting relatief meer belasting betaalt, er weerstand kan ontstaan tegen de vergroeningsmaatregelen bij de burger? Deze weerstand etaleerde zich bijvoorbeeld ook al in de verlaging van de heffingskorting, wat in onze ogen overigens een inkomenspolitieke maatregel is en niet zozeer een vergroeningsmaatregel. Is de Staatssecretaris het met dat laatste eens?

Wat vindt de Staatssecretaris van de volgende maatregel om dat draagvlak te vergroten? Compenseer lage inkomens voor de eventueel stijgende energierekening met een opslag – en nou komt-ie – op de zorgtoeslag. Waarom halen we nou net de zorgtoeslag erbij? Omdat het hele systeem voor die zorgtoeslag al helemaal is ingeregeld en precies aangeeft wat nou die lage inkomens zijn. Daar heb je dus een systeem dat werkt, dat opereert, waar je niet allerlei nieuwe zaken voor hoeft uit te vinden, maar waar je gewoon kan zeggen: als je zorgtoeslag krijgt, heb je wellicht ook recht op die toeslag op je energierekening. Dat zou een hoop kunnen betekenen, een hoop kunnen doen om het draagvlak te vergroten. Zo liggen er wellicht nog andere quick wins om de burger te ontzien en fiscaal te vergroenen. Graag een reactie daarop.

Dan nog even de verschuiving van output naar input als het gaat om de energiebelasting. Er is veel te aandacht voor de verschuiving van de outputbelasting naar inputbelasting. Nog even voor de kijkers thuis: dat betekent niet zozeer het eindproduct belasten, maar de schadelijke productiewijze belasten en de niet-schadelijke productiewijze niet of minder belasten. Daar hamert het PBL ook al jarenlang op. Wanneer zien we dat de Staatssecretaris daar serieus mee aan de slag gaat? Misschien hebben wij het gemist; dat zou kunnen. Dan hoor ik het ook graag.

Nog twee plannen die nu toch wel heel erg pregnant worden, ook in dat 3°C-scenario, in de belastingplannen. Begin oktober stopte DNB het klimaatrisico in een stresstest voor de financiële sector. Paniek! Er is gewoon paniek uitgebroken. De conclusie was kraakhelder: het uitstellen van klimaatbeleid vergroot het risico op een plotselinge en destructieve transitie. Dat moeten we niet hebben. U weet er waarschijnlijk alles wat er dan gebeurt. De heer Swank van De Nederlandsche Bank gaf vorige week al een voorzet: verhoog die prijs nou naar € 50. CE Delft kwam ook met een plan om de CO2-uitstoot te beprijzen en die negatieve gevolgen te voorkomen. Het is interessant dat Minister Wiebes, uw voorganger op uw post, dat het ei van Columbus noemde. Dat was de vergoeding externe kosten, nog even los van die € 50, wat de CO2-prijs moet worden. Hij noemde dat het ei van Columbus, maar vervolgens zei hij: maar ik ga het niet doen. Dat is toch heel bijzonder. Graag een reflectie daarop.

In het kader van de fiscale vergroening zijn er natuurlijk nog meer slagen te maken, bijvoorbeeld groente en fruit naar 0% btw, maar het kabinet maakt dat juist duurder. Het kabinet zou zich inzetten voor de eiwittransitie. Nog even voor de collega's die niet bij de begrotingsbehandelingen van Landbouw en Onderwijs waren: een transitie weg van dierlijke eiwitten naar plantaardige eiwitten. Dat is goed voor mens en dier, goed voor het klimaat en gunstig voor de Nederlandse tuinders. Linzen, bonen, peulvruchten, maar ook andere klassieke groente als doperwten, boerenkool en spruitjes zijn een uitstekende bron van plantaardige eiwitten. Belast dat wat schaadt, ontlast dat wat goed is; het btw-tarief op groente naar 0%. Volgens de Partij voor de Dieren mag je het in het kader van de aangepaste btw-richtlijn – daar komen we nu op – een tarief van 0% hanteren voor bepaalde goederen of een verlaagd tarief inrichten dat uitkomt tussen de nul en vijf. Kan de Staatssecretaris een quickscan laten doen in hoeverre het technisch en juridisch uitvoerbaar is om groente of fruit onder een nultarief of een zeer laag tarief te laten vallen?

We hebben het al eerder over gehad en omwille van de tijd zullen we dat hier kort herhalen: dat geldt ook voor de btw diergeneeskundige hulp. Ja, daar was-ie weer. Ik hoor een «o ja», dus daar is-ie weer. Dat kan nu technisch, dus laten we dat vooral doen. De regering heeft binnenkort in de EU alle vrijheid om dat te doen.

Dan nog twee zaken, sorry, drie zaken. Het sociale karakter van de vlaktaks ontgaat ons een beetje. Wij hebben daar vragen over gesteld en daar zijn ook antwoorden op gekomen. Nogmaals dank voor al die antwoorden. Helemaal top dat die antwoorden gekomen zijn! Maar wil de Staatssecretaris, gezien zijn reactie, toch nog een verduidelijking van de antwoorden geven waarom de marginale druk voor iemand die € 40.000 verdient precies hetzelfde is als voor iemand met € 68.000? Wij snappen dat het een vlaktaksbeweging is, maar het sociale missen we. Ik hoop niet dat u nu gaat vertellen: ja, dat komt door al die regeltjes die we daar allemaal omheen hebben. Ik zie de Staatssecretaris knikken dat er een heel duidelijk antwoord over het sociale karakter komt.

Dan nog even over de dividendbelasting. We zijn met name geïnteresseerd... In de inbreng over de Wet bedrijfsleven 2019 kwam naar voren dat het afschaffen van de dividendbelasting werd geraamd op een structurele derving van 1,9 miljard en dat het niet doorgaan van de afschaffing leidt tot het wegvallen van deze geraamde derving. Nou vragen we ons af waarom in het regeerakkoord nog werd uitgegaan van een structurele derving van 1,4 miljard. Dat verschil, die 500 miljoen, werd immers alleen maar door een tijdelijk fenomeen, namelijk hoogconjunctuur, veroorzaakt. Nu is het wel zo dat als de dividendbelasting in de toekomst lager zal zijn, deze tegenvallende inkomsten in de staatsschuld zullen lopen – even aannemend dat dit correct is. Ik zie geknik, dus dat klopt. Het lijkt wel alsof het duurder worden van de afschaffing, waar een paar maanden geleden dus nog zo veel over te doen was, in retrospectief toch een soort blessing in disguise geweest, want wat toen een budgettair probleem leek biedt nu de mogelijkheid om structureel jaarlijks een half miljard extra aan het bedrijfsleven uit te geven. Graag een reflectie op die constatering. Dus: incidenteel wordt gebruikt voor structureel. Waar dat heen gaat, kun je ook nog van mening verschillen, maar dat moeten we niet hebben, volgens mij.

Dan tot slot nog twee laatste punten. We hadden deze zomer een kleine discussie over de landbouwvrijstelling en waar die thuis zou horen. De Staatssecretaris zei dat die bij de begroting Landbouw zou komen. Maar goed, het gaat eigenlijk gewoon om de Wet inkomstenbelasting. Dus in wezen vinden wij dat die onder de verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris moet vallen. Denkt hij daar inmiddels ook zo over?

Tot slot. Er is al wat gezegd over de heffing op diesels in Duitsland en de dreiging van de diesels uit het oosten, zeker omdat dat grotendeels allemaal sjoemeldiesels betreft, heb ik begrepen. Ik ben benieuwd naar de antwoorden van de Staatssecretaris daarop.

Voorzitter, afsluitend. We hebben te maken met een driegradenbelastingplan. Dat is niet best. Het zou fijn zijn als we in ieder geval beginnen met erkennen dat dat het geval is.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank. De heer Van Rooijen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Voorzitter, dank u wel. Rechts van u en links voor de kijkers zitten de SGP-fractie en de 50PLUS-fractie. Ik denk dat deze combinatie in de nieuwe Eerste Kamer nog weleens van belang kan zijn voor dit kabinet. Maar dat terzijde. Ik wil de Staatssecretaris en via de Staatssecretaris de ambtenaren erkentelijk zijn voor het monnikenwerk dat ze hebben verricht om zeven wetsontwerpen op te stellen en bovendien in extreem korte tijd ook alle antwoorden te geven.

Ik wil over de hervormingsbrief van 15 oktober eigenlijk maar één zin uit de antwoorden halen. Daarin stond dat het kabinet niet doof was voor de zorgen uit de samenleving. Dat sloeg op de inhoud van het pakket van 15 oktober. Ik had niet het gevoel dat daar de zorgen van de samenleving werden gedeeld, maar alleen de zorgen van de vier fracties die met elkaar nog moesten kwartetten hoe ze de 2 miljard moesten verdelen.

Voorzitter. Dan kom ik op de tegenbegroting van 50PLUS, waarvan de premier aan het slot van de Algemene Beschouwingen zei dat hij daarvoor, zoals voor elke tegenbegroting, respect heeft. Hij heeft het zelf ook een keer gedaan. Hij vertelde ook nog dat wij, hij en ik, contact hebben gehad over de inhoud van de tegenbegroting. Ik wil daar het volgende even nu over zeggen. Wij zijn de enige fractie die een eigen tegenbegroting heeft gemaakt. Links heeft wel een begroting gemaakt, maar deed dat met z'n drieën. Ik ben overigens heel blij met de steun die de SP gaf aan onze tegenbegroting, want zij heeft voor onze tegenbegroting gestemd. De begroting is doorgerekend door het Centraal Planbureau. Wij hebben van het overschot van 8 miljard een heel bescheiden kleine miljard aangewend ter dekking om het overschot iets kleiner te maken. Wij hebben keuzes gemaakt in de tegenbegroting.

Ik wil nu even op amendementen ingaan die wij vanochtend hebben ingediend en die ik hier en jullie allemaal ook voor ons hebben.

Wij bevriezen de AOW-leeftijd zo snel mogelijk op 66 jaar. Wij verhogen het wettelijk minimumloon en alle daaraan gekoppelde uitkeringen met 3%, waaronder dus ook de AOW en de bijstand. Dat zijn maatregelen met een groot sociaal dividend, waar Nederland naar snakt. Ons land is rijk genoeg voor deze keuzes. Het is niet het verkiezingsprogramma van 50PLUS, want u weet allemaal dat we er dan 65 jaar van gemaakt zouden hebben. 50PLUS doet dus weer eens een paar uiterst redelijke voorstellen.

In het derde amendement stellen we voor om de belasting op leidingwater helemaal te schrappen. 50PLUS heeft ingezien dat het terugdraaien van de fiscale hervorming van het kabinet niet in het belang van Nederland is en ook niet in het belang van onze kiezers. Maar de btw-verhoging hakt er wel stevig in en dat vraagt in een fiscaal hervormingsjaar om een extra generieke compensatie. De keuzes is bij ons gevallen op de BoL, waarbij de belastingheffing op leidingwater wordt afgeschaft.

Voorzitter. Het eerste amendement betreft dus de verhoging van de AOW, het minimumloon en de bijstand met 3%. Die wordt gedekt door de 30%-regeling en de afschaffing van het lage-inkomensvoordeel. Het tweede amendement, dat de AOW-leeftijd op 66 jaar brengt en ook de koppeling van de pensioengerechtigde leeftijd aan de ontwikkeling van de levensverwachting schrapt, voorziet in een dekking door het ongedaan maken van de voorgestelde verlaging van de tarieven van de vennootschapsbelasting voor de komende jaren. Op lange termijn geeft dat dus nog veel meer dekking dan voorlopig 4 miljard.

Voorzitter. Vandaag is al aan de orde geweest dat er eerder, in 2016, een lastenverlichting was van 5 miljard en dat er nu, in het nieuwe Belastingplan, een is van 6,5 miljard. Dat is een kolossaal bedrag van bijna 12 miljard waarvoor toch – dat is hier ook gedeeld met elkaar – geen belastinghervorming tot stand gekomen is en eigenlijk ook niet de door velen beoogde werkgelegenheidseffecten zijn bereikt. Dat is helaas een constatering waaraan ik nog moet toevoegen – dat hebben we vandaag ook gedeeld – dat er in het plan voor volgend jaar een lastenverzwaring zit van 800 miljoen volgens het planbureau en vrijwel nul volgens Financiën. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat er een onderzoek komt naar de definitie van «lastenverhogingen» en «lastenverzwaringen»? Want ik kan aan de burger – die verwacht dat van mij, die zegt «hij heeft ervoor doorgeleerd» – niet uitleggen hoe het kan dat er volgens het planbureau 800 miljoen verzwaring is en volgens Financiën nul. Dat gaat niet om kleinigheden.

Voorzitter. Dan een heel principieel punt, namelijk de regeling dat niet alleen voor de hypotheekrenteaftrek maar voor alle of althans bijna alle aftrekposten het lage tarief, zeg maar het basistarief, wordt gebruikt in plaats van dat je afhankelijk van in welk tarief je valt ook de aftrekpost krijgt tegen het tarief waartegen je inkomsten worden belast. Ik waardeer het bijzonder dat collega Bruins het draagkrachtbeginsel nog eens nadrukkelijk als beginsel aan de orde stelt. Ik doe dat ook regelmatig. Het draagkrachtbeginsel betekent natuurlijk toch eigenlijk dat je inkomstenbelasting heft over het belastbaar inkomen. Dat is een saldobegrip. Ik heb dat ook bij de vragen aan de orde gesteld. Daar wordt een beetje overheen gelopen. Het betekent namelijk dat je inkomsten en aftrekposten tegen hetzelfde tarief moet belasten. Het gaat niet aan om als je in het hoge tarief zit, de inkomsten tegen het hoge tarief te belasten en de aftrekposten in de toekomst dan tegen het lage tarief. Dat heeft grote inkomenseffecten, dat is duidelijk. Maar dat was ook de bedoeling. Als ik naar de motivering vraag waarom de aftrekposten tegen het lage tarief zijn, wordt gezegd: ja, maar daar staat tegenover dat er een belastingverlaging is, een generieke voor iedereen.

Dat is niet het goede antwoord. De vraag is of het terecht is dat je in een draagkrachtbeginsel met een progressief tarief met twee schijven de inkomsten eventueel tegen het hoge tarief belast maar de aftrekposten tegen het lage. Dat is een principiële keuze die gemaakt wordt. Die kun je niet goedmaken door toevallig in het jaar waarin je de keuze wilt doorzetten als wetgever te zeggen: maar er is ook een algemene lastenverlichting die dat als een goedmaker afdekt, om het zo te zeggen. Dat is volgens mij onjuist. Je kunt de vraag of je aftrekposten tegen een ander tarief belast dan het tarief waartegen de inkomsten worden belast, daarmee niet afdoen. Het argument dat dan waarschijnlijk gebruikt wordt – «ja maar wij voeren een vlaktaks in», suggererend dat er eigenlijk maar één tarief is en dat het dan logisch is dat je de aftrekposten tegen dat ene tarief belast – is natuurlijk een beetje een bochtige redenering. Er is niet een vlaktaks, er is niet één schijf. Er zijn twee schijven en bij die twee schijven hoort dat je inkomsten en aftrekposten tegen hetzelfde schijftarief belast waarmee de belastingplichtige te maken heeft.

Voorzitter. Er is een tweede principieel punt hierbij. Eén: draagkracht, aftrekposten tegen hetzelfde tarief als de inkomsten. Twee: een nieuw fenomeen dat geleidelijk aan al ontstaan is, maar dat nu heftige vormen aanneemt, is de afbouw van heffingskortingen, met name de arbeidskorting. Deze korting is overigens inmiddels voor de laagste inkomens al € 5.600 netto. Deze wordt al afgebouwd bij € 40.000 naar € 1.300 en bij € 60.000, € 70.000 naar 0. De afbouw van de arbeidskorting is zo dramatisch en zo nivellerend dat je je kunt afvragen of je nog wel met schijftarieven te maken hebt. Ik zou eerder willen spreken van schijntarieven. De twee tarieven die we dadelijk krijgen zeggen niets meer over de werkelijke belastingdruk en zeggen niets meer over de werkelijke marginale druk. Dat wordt nog versterkt door niet alleen de afbouw van met name de arbeidskorting, maar ook door de afbouw van toeslagen. Bij de toeslagen hebben we uiteraard ook een afbouw. Dus je hebt steeds meer afbouw en steeds meer inkomensafhankelijke regelingen en tegemoetkomingen. Het zicht daarop, het totaaleffect, is totaal verdwenen.

Mijn vraag aan de Staatssecretaris is of hij in kaart kan brengen – dat zal niet voor volgende week lukken, maar die vragen zijn ook door andere collega's gesteld – of het mogelijk is om, ook voor nieuw beleid, het volgende veel beter in beeld te krijgen. Wat zijn de officiële progressieve tarieven, dadelijk twee? Wat zijn de effecten van de afbouw van kortingen, met name van de arbeidskorting? Wat zijn de effecten van de toeslagen, die uiteraard ook inkomensafhankelijk snel dalen? Kunnen we die drie systemen in één overzicht en in één onderzoek brengen? Je weet dan voor nieuw beleid wat de gevolgen zijn als je aan een van die drie knoppen draait. Je kunt niet zeggen «als je iets aan de schijftarieven doet, is dat prima» als je niet precies weet wat er vervolgens bij de kortingen en bij de toeslagen aan veranderingen plaatsvindt, die daartegenin kunnen werken of die zelfs in negatieve zin kunnen overcompenseren.

Voorzitter. Ik heb eerder gesproken over de arbeidskorting. Dat deed ik in de senaat, maar ook hier al, ook vorig jaar. De arbeidskorting is torenhoog en heeft inmiddels al een beslag van meer dan 20 miljard. De Rekenkamer heeft dat vorig jaar nog eens toegelicht. 20 miljard staat gelijk aan een 5% lager schijftarief, als je dat voor de werkenden anders zou doen. Dat is geen schijntarief, maar een 5% lager schijftarief. Dat geldt als je voor de werkenden – ik heb het niet over de ouderen – de arbeidskorting zou omzetten. Dat verlaagt uiteraard ook de wig.

De gevolgen van de arbeidskorting zijn enorm. Om het nog eens te zeggen – ik heb dat eerder gedaan – is het eigenlijk een mechanisme waarin geleidelijk aan, zonder dat iemand het in de gaten heeft, de belastingheffing van de werkenden wordt overgeheveld naar de gepensioneerden. Ik zal u uitleggen hoe dat werkt. De arbeidskorting leidt ertoe dat de effectieve AOW-premie – dat is dus niet de officiële AOW-premie van 18%, die de werkenden betalen – die je betaalt over dat inkomen 5% tot 10% is. Die arbeidskorting van 20 miljard betekent overigens dat er veel minder AOW-premie wordt betaald door de werkenden dan de 18%, namelijk nog minder dan de helft. Dat leidt ertoe dat er uit de rijksbijdrage via Sociale Zaken een steeds groter bedrag voor de financiering van de totale AOW-uitgaven gebeurt via de belastingen. En daar komt het geitenpaadje. Het geitenpaadje dat hier bewandeld wordt, is dat de ouderen op die manier, via de indirecte fiscalisering van de AOW, steeds meer gaan meebetalen aan hun eigen AOW. Dat mag, want het gebeurt nu, maar ik wil er wel op wijzen dat het onduidelijk is of dat ooit zo wel de bedoeling is geweest. Eén ding is nu zeker: het heeft schrijnende gevolgen voor de verdeling van de belastingdruk tussen ouderen en werkenden. Dat is denk ik duidelijk.

Daar moet ik nog het volgende aan toevoegen over de onbetaalbaarheid van de AOW, waar ik vandaag verder niet over zal spreken. Als de werkenden effectief maar 5% tot 10% AOW-premie betalen en – nou komt ’ie – de zzp'ers tot € 23.000 helemaal geen AOW-premie betalen door de zelfstandigenaftrek en de ondernemersaftrek, dan is het u wel duidelijk dat de financierbaarheid van de AOW op zichzelf niet het probleem is, maar dat de effectieve betaling van de AOW-premies door de kunstmatige regelingen van de arbeidskorting, de zelfstandigenaftrek en de ondernemersaftrek steeds lager wordt.

Voorzitter. Dan het verschil tussen werknemers en zelfstandigen. Hierover staan heel veel berekeningen in de bijlages, en die zijn ook in de beantwoording gegeven. Wat mij erg opviel, was dat ruim de helft van de 1,1 miljoen zelfstandigen, 580.000, nu een bruto inkomen hebben van € 20.000, en dat 840.000 – dat is 70% van het totaal – onder de € 40.000 zitten. Waarom noem ik die cijfers? Als meer dan de helft van de zzp'ers onder de € 20.000 zitten, betalen ze geen AOW-premie en geen belasting. Onder de € 40.000 is ook de AOW-premie bijna nul, want de inkomensgrens voor de AOW-premie is € 35.000. Ik wil daarop wijzen omdat er anders alsmaar verkeerde beelden blijven bestaan over de belastingdruk en de premiedruk op de werkenden. Die wordt door de arbeidskorting en door de faciliteiten van ondernemers geweldig verlicht. Uiteindelijk zijn de ouderen, die die voordelen niet hebben, daar mede – niet alleen, want de werkenden gaan via de belastingen ook meer betalen – zwaar de dupe van.

Voorzitter. Heel kort over de dividendbelasting. Ik sluit aan bij de vraag die eerder gesteld is over de opvatting van de advocaat-generaal – daar komt de Staatssecretaris vrijdag dan wel op terug – omdat ik ook de indruk heb dat dat proces rond het arrest van dat Deense Vitality eigenlijk veel minder riskant is dan ons werd voorgehouden in het voortraject, toen Rutte nog steeds op de dividendbelastingheuvel stond. Ik heb eerder gewezen op het volgende punt. Ik heb dat aan Minister Hoekstra gevraagd. Ik vraag het ook aan de Staatssecretaris. Ik heb dat ook schriftelijk gedaan, en ik blijf erop terugkomen. Het kabinet heeft zich volgens mij nooit gerealiseerd dat je, als je de dividendbelasting had afgeschaft – dat is gelukkig niet gebeurd – een dividendbelastingclaim op alle bestaande winstreserves van multinationals en AEX-bedrijven in één dag overboord had gegooid. Er zijn multinationals die de laatste weken en maanden, onder druk van wat dan ook, grote inkoopprogramma's voor eigen aandelen hebben aangekondigd, voor tientallen miljarden. Daar zit dividendbelasting op. Als we die hadden afgeschaft, hadden we ook de belastingclaim op al die toekomstige inkoopprogramma's van eigen aandelen – als men veel cashflow heeft, wil men de aandeelhouder helpen – definitief over de balk gegooid. Ik vind het eigenlijk onbegrijpelijk dat dat niet meegewogen is bij het besluit, dat gelukkig is teruggenomen.

Voorzitter. Ik kom nu specifiek op de ouderenkorting. Meer in het algemeen gaat het om de verzilveringsproblematiek voor de kortingen, maar ik beperk me vanwege de tijd even tot de ouderenkorting. 30% van de ouderen die recht hebben op de ouderenkorting krijgt die niet. Dat zijn er inmiddels 814.000. Budgettair gaat het over 600 miljoen. Dat is 14% van de totale normale budgettaire kosten van de regeling. Dat is natuurlijk een schrijnend verhaal. Dat geldt overigens ook voor werkenden die hun kortingen ook niet kunnen realiseren. We hebben de cijfers gezien. Maar bij de ouderen is het gemiddeld twee keer zo hoog als bij de werkenden. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is of hij kan toezeggen om te onderzoeken – eigenlijk hebben collega's daar ook al wel naar gevraagd – hoe we de verzilveringsproblematiek, of beter gezegd de niet-verzilveringsproblematiek, ten principale niet alleen in beeld kunnen krijgen, maar ook kunnen kijken of daar oplossingen voor zijn. Want het is natuurlijk schrijnend als mensen met een laag inkomen denken dat ze een korting krijgen, en uiteindelijk blijkt dat ze die niet krijgen.

Voorzitter. Ik wil me vanwege de tijd even beperken. Ik ga nu in op een heel specifiek punt. Daarvoor heb ik het volgende voor mij. Ik heb hier een brief van de Sociale Verzekeringsbank van oktober met als onderwerp «Lager AOW-pensioen of lagere AOW-uitkering?» Daarin staat: «U ontvangt een AOW-pensioen. Wat verandert er? Door een wetswijziging passen wij het belastingdeel van de heffingskortingen vanaf 1 januari niet meer toe op uw AOW-pensioen. Vanaf die datum passen wij alleen nog het premiedeel toe. Wat betekent dat voor u?» Die brief gaat dus naar een paar miljoen mensen. «Wij houden meer belasting in op uw AOW-pensioen of Anw-uitkering. Daardoor ontvangt u vanaf 1 januari 2019 een lager nettobedrag van de Sociale Verzekeringsbank», met dank aan wie dan ook. «Omdat de bedragen van 2019 nog niet bekend zijn, kunnen we nog niet zeggen hoeveel lager dat nieuwe nettobedrag wordt.» Die mensen hebben een maand geleden die brief gekregen, hè? «Wat kunt u doen? Doet u nu in Nederland aangifte voor de inkomstenbelasting of gaat u door de wetswijziging aangifte doen in Nederland? Dan kunt u het belastingdeel van de heffingskortingen via de inkomstenbelasting krijgen als u aan de voorwaarden voldoet.» Dan komt er een verhaal: kijk naar de voorwaarden op belastingdienst.nl, zoek bij «kwalificerend buitenlands belastingplichtige», klik vervolgens op «wanneer ben ik kwalificerend buitenlands belastingplichtige?». Dan is het vervolg: «U krijgt de heffingskortingen pas in 2020 na afloop van het belastingjaar 2019. Wilt u er eerder gebruik van maken, vraag dan bij de Nederlandse Belastingdienst om een voorlopige aanslag.» Dus bij de Nederlandse Belastingdienst! «Voldoet u niet aan de voorwaarden voor de heffingskortingen en kreeg u altijd een naheffing van de Nederlandse Belastingdienst omdat u te weinig belasting had betaald, dan krijgt u voortaan geen naheffing of u krijgt een lagere naheffing.» «Wanneer hoort u meer van ons? Binnenkort.»

Ik heb hier stapels mails van mensen die hierdoor, net als door de aflosboete vorig jaar, werkelijk totaal van streek raken. Ik zal ze omwille van de tijd hier niet voorlezen, maar ik wil wijzen op twee punten. Op de vraag van het CDA hoe het nu zit met het feit dat die loonbelastingmaatregel vervalt voor het belastingdeel, heeft u geantwoord dat dat uitsluitend via de inkomstenbelasting kan. Aan het slot van dat antwoord zegt u: «Alleen buitenlandse belastingplichtigen van buiten de landenkring krijgen hiermee vanaf 2019 te maken.» Met «hiermee» wordt bedoeld dat ze het belastingdeel niet meer terugkrijgen. Maar in antwoorden aan mevrouw De Vries en ook aan collega Omtzigt vorig jaar werd, als ik het goed heb gelezen, gezegd dat eigenlijk niemand erop achteruit zou gaan en dat alleen het moment zou veranderen: niet via de loonbelasting maar op het moment van de inkomstenbelasting, dat flink later is. Kan de Staatssecretaris met een uitvoerige brief, hopelijk voor het debat van volgende week dinsdag, klip-en-klaar toezeggen dat hij duidelijk maakt of het voor niemand nadelig is of dat het in ieder geval alleen nadelig zou zijn voor die buitenlandse belastingplichtigen van buiten de landenkring die niet kwalificerend zijn?

We praten overigens over 130.000 kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen, die het dan voortaan via de inkomstenbelasting regelen, en over 350.000 niet-kwalificerende belastingplichtigen. Zij hoeven dus niet meer via de Belastingdienst terug te betalen, maar zijn er daarbinnen toch nog mensen die erop achteruitgaan? Graag een duidelijk antwoord.

Omwille van de tijd sla ik een paar punten over waar ik volgende week op terugkom. Ik wil nog wel even wijzen op een ander principieel punt. Het zal u niet verbazen dat dat het globale evenwicht is. Ik heb dat vanaf mijn studiejaren in mijn hoofd zitten en dat zal er ook niet meer uit gaan: het globale evenwicht. Ik zou haast ook «overzicht» zeggen. Dat ontbreekt helaas op dit punt, denk ik. De Staatssecretaris zegt dat wij, omdat de vennootschapsbelasting naar beneden gaat, de belasting in box 2 moeten verhogen vanwege het globale evenwicht, maar als de inkomstenbelasting in 2016 voor 5 miljard is verlaagd en als de inkomstenbelasting in 2019 voor 6,5 miljard wordt verlaagd – dat is dus voor bijna 12 miljard en dat geldt ook voor ondernemers – hoe kun je dan zeggen dat het globale evenwicht wordt verstoord als je de vennootschapsbelasting verlaagt? Immers, niet alleen de vennootschapsbelasting is verlaagd maar ook de inkomstenbelasting. Dan is het volgens mij niet juist om in box 2 het tarief aanvankelijk met 4% te verhogen en nu overigens nog maar met 2%. Dat zijn overigens familiebedrijven; ik kijk ook even naar de collega van de SGP, die straks aan het woord komt. Die bedrijven zijn voor de werkgelegenheid van Nederland heel belangrijk. Ik kom hier volgende week in het debat nog op terug.

Ik vind dat globale evenwicht iets zoals lopen op een evenwichtsbalk waarbij je er eigenlijk steeds vanaf valt. Want als eerst een verhoging van het evenwicht van 4% nodig is vanwege de verlaging van de vennootschapsbelasting en de vennootschapsbelasting vervolgens veel verder naar beneden gaat, moet je niet de box-2-belasting nog verder verhogen – waar ik overigens niet voor zou zijn – maar juist verlagen. De Raad van State veegt daar terecht de vloer mee aan. Het kabinet heeft in feite de filosofie van het globale evenwicht losgelaten.

Voorzitter. Ik ben niet erg overtuigd van alles wat over de grenseffecten rond de btw-verhoging wordt gezegd. Ik ben benieuwd wat collega Omtzigt daar volgende week nog van vindt. We komen uiteraard terug op alles rond de nieuwe bronbelastingen met de substance-eisen en dergelijke. Dat is allemaal voor later. Omwille van de tijd wil ik het hier graag bij laten.

De voorzitter:

Dank. De heer Stoffer.

De heer Stoffer (SGP):

Voorzitter, dank u wel. Volgens mij ben ik in dit blok de laatste, zoals het er nu naar uitziet. Ik weet niet of ik het voor 18.00 uur haal, maar ik doe mijn best. Zo niet, dan hebben we tot 19.00 uur. Ik hoor: de ATAD komt ook nog. Nee, maakt u zich niet ongerust.

Voorzitter. Ik zat net een week in de Kamer toen het debat over de stukken met betrekking tot de dividendbelasting op het schema stond. Tot mijn grote opluchting bleek het een fractievoorzittersdebat te zijn. Op die manier kon ik mooi in de luwte in het dossier duiken. Inmiddels zijn we een halfjaar verder en heb ik gemerkt dat de door mij opgedane kennis een stuk minder relevant geworden is. Maar gelukkig spreken we vandaag wel over echte, concrete wetsvoorstellen. Het was een enorme stapel aan voorstellen. Voor iemand die nieuw is en deel uitmaakt van een heel kleine fractie, is het onmogelijk om bijna alles tot in detail te doorgronden. Dat heb ik dan ook niet gedaan. Ik wil mij in deze bijdrage beperken tot een aantal onderwerpen die ons na aan het hart liggen en die voor een deel nog niet de revue zijn gepasseerd. Sommigen wel, maar ja, als laatste ontkom je daar niet aan.

Voordat ik dat doe, wil ik de Staatssecretaris en zijn medewerkers hartelijk danken voor alle antwoorden op de schriftelijke vragen, ook in een periode die voor u ongetwijfeld druk en heel hectisch is geweest met alle ontwikkelingen die speelden.

Het eerste onderwerp dat ik bij de kop wil pakken is de giftenaftrek. Maakt u zich niet ongerust. Ik zal niet dusdanig grote woorden gebruiken als ik pas in de plenaire zaal heb gedaan, maar ik wil daar toch nog even bij stilstaan. De verwachting is namelijk dat de voorgestelde lagere giftenaftrek ervoor zorgt dat mensen voor iedere € 1.000 € 50 minder gaan schenken, voor zover deze giften in de hoogste schijf vallen. Dat klinkt misschien weinig, maar aangezien er in 2023 naar verwachting 187 miljoen in die hoogste schijf valt, gaat het om een bezuiniging van zeker ruim 9 miljoen op goede doelen. Dat is wat we verwachten, want de bezuiniging levert structureel 23 miljoen op, dus het zou zomaar een stuk meer kunnen zijn. Onze vraag is of de Staatssecretaris bereid is om die daadwerkelijke ontwikkelingen te monitoren. Een aanvullende vraag is of de Staatssecretaris bereid is om te kijken naar andere mogelijkheden om die goede doelen te steunen. Is het mogelijk om, zoals de ChristenUnie bij de Algemene Financiële Beschouwingen al gevraagd heeft, met het introduceren van de multiplier of het verlagen van de drempel voor giftenaftrek te kijken of je hier wat aan zou kunnen doen?

Dan de asbestdaken. Het is inmiddels helder dat asbestdaken na 2024 verboden zijn. Maar er ligt nog zo'n 80 miljoen m2 aan asbestdaken. Met het tempo waarop die op dit moment worden gesaneerd gaan we 2024 hoogstwaarschijnlijk niet halen. Een groot probleem zijn de kosten. Die kosten nemen alleen maar toe nu het tarief van de afvalstoffenbelasting wordt verhoogd van ruim € 13 naar ruim € 31 per 1.000 kilogram. Is de Staatssecretaris het met mij eens dat dit onbedoeld de asbestsanering zou kunnen vertragen? En zo ja of zo nee, is hij bereid om te kijken of er een vrijstelling gegeven kan worden, terwijl het overheidsbeleid juist ondersteund wordt in plaats van afgeremd? Hoe dan ook, ik geef in ieder geval mee dat wij op dit punt een amendement overwegen.

Dan de vrijwilligersregeling. Mooi dat de maximale vrijwilligersvergoeding verhoogd wordt. Sinds 2006 was de maximale vergoeding € 1.500. Maar twaalf jaar later is dat bedrag netto toch echt wat minder waard. Onze vraag is hoe de Staatssecretaris de suggestie beoordeelt om de maximale vrijwilligersvergoeding jaarlijks te indexeren.

Dan het drinkwater. Daar ben ik zeker niet de eerste mee. Velen hebben dat zojuist al benoemd. Dat komt denk ik ook door de goede, scherpe en uitgebreide campagne die de drinkwaterbedrijven hebben opgezet. Kraanwater wordt duurder en flessenwater wordt goedkoper. Nu kan ik me dat laatste best voorstellen, omdat flessenwater aantrekkelijker wordt gemaakt ten opzichte van andere sappen, die minder gezond zijn. Ik zie de Staatssecretaris nee schudden. Als het niet zo is, hoor ik dat graag, maar dat mag wat mij betreft aanstaande vrijdag.

De voorzitter:

Ja, vrijdag. Precies.

De heer Stoffer (SGP):

Als ik er ongelijk in heb, hoor ik het graag. Ik hoor dat het wel zo is. Gelukkig.

De voorzitter:

De Staatssecretaris geeft vrijdag verbaal antwoord.

De heer Stoffer (SGP):

Dat is heel goed. Wij kunnen ons dat dus best voorstellen, maar het zit ons net als anderen best wel dwars dat de beste variant die er is, leidingwater, de aller-, aller-, allereerste levensbehoefte, duurder wordt ten opzichte van water in flessen. Dat is ook nog eens minder goed voor het milieu, want dat zit in iets waardoor je weer last hebt van afval. Dus onze vraag is eigenlijk – die is wat minder vergaand dan die ik mijn buurman zojuist hoorde stellen – of de Staatssecretaris mogelijkheden ziet om die belastingen op leidingwater te verlagen. Ook dat hoor ik graag aanstaande vrijdag.

Dan de 30%-regeling. Onze fractie is blij dat er in het pakket bedrijfsleven alsnog een overgangsregeling voor de 30%-regeling is gekomen. De SGP-fractie had een amendement in voorbereiding en wilde dat dekken met het aftoppen van de regeling. Nu het afschaffen van de regeling niet doorgaat, wil ik de Staatssecretaris toch nog eens vragen om naar het aftoppen te kijken. Wij hebben denk ik allemaal het verhaal gelezen van de NXP-topman, die nog even 45 miljoen aan belastingvoordeel opstreek. 45 miljoen! Alleen al de 225 gebruikers van de expatregeling, met een inkomen van meer dan 1 miljoen euro, krijgen een voordeel van 84 miljoen. Dat kan voor dit jaar dus zomaar hoger zijn, gezien de voornoemde persoon met die enorme bedragen. Ik zou de Staatssecretaris willen vragen of hij met het in stand houden van deze regeling toch nog eens na zou willen denken over aftoppen. Ik heb daar GroenLinks een paar uur geleden ook over gehoord, dus ik denk dat ik daar zeker ook niet alleen in sta.

De voorzitter:

De heer Nijboer wil u iets vragen.

De heer Nijboer (PvdA):

Daar heeft de heer Stoffer helemaal gelijk in. Ik steun die aftopping ook van harte, precies met deze argumentatie. Er is geen argument aan te voeren om topinkomens zo veel miljoenen toe te schuiven. Ik weet niet of de heer Stoffer er al naar heeft kunnen kijken, maar ik heb vandaag een amendement ingediend naar aanleiding van het CDA-congres. Daar werd de rente op studieleningen ter discussie gesteld, dus dat is politiek relevant. Ik dacht: misschien kan het wel gedekt worden door de aftopping. Daar is meer dan genoeg budget voor. Zou de SGP die richting kunnen steunen?

De heer Stoffer (SGP):

Ik heb gezien dat u het amendement heeft ingediend, maar ik heb er vandaag niet enorm over nagedacht. Ik zal het uiteraard ook in onze fractie moeten overleggen, want de dekking die u voorstelt, valt volgens mij onder de portefeuille onderwijs. Zelfs in een kleine fractie moet je dat overleggen, in dit geval met mijn collega Bisschop. Wij zullen het uiteraard overwegen, maar hoe dan ook: in dat geval valt er iets vrij dus daar is wellicht iets mee te doen. Of dat dit moet zijn, daar komen we later op terug.

Voorzitter. Ik ga verder met de inkomstenbelasting. Net als anderen wil ik ook nog kort even stilstaan bij de vlaktaks. Als we kijken naar de marginale belastingtarieven, komt een vlaktaks bepaald niet uit de verf. Ook dat is eerder geconstateerd. Al bij een inkomen van € 36.000 – en je kunt allerlei andere voorbeelden geven – zit je op een marginaal belastingtarief van ruim 49%. Daar zijn toeslagen en kindregelingen nog niet eens in meegenomen. Allerlei kortingen, zoals de heffingskorting, de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekortingen, worden steeds duurder en ook steeds meer gebruikt als een soort stimulering op de vierkante millimeter.

Neem de arbeidskorting, die zojuist ook al is genoemd. Ik kom met een net iets ander rekensommetje, maar de richting is vergelijkbaar. De arbeidskorting is bedoeld om tegemoet te komen in de kosten die worden gemaakt als men gaat werken. Als ik het uitreken, kom ik op het volgende. Iemand die € 40.000 verdient, zou zo'n € 3.700 aan kosten maken, maar iemand die € 60.000 verdient, komt op ongeveer € 2.500. Dat lijkt ons toch wel heel opmerkelijk. Ook al zou het nog een heel klein tikkeltje anders zijn: je ziet uit dit voorbeeld wel dat de kortingen langzamerhand losgezongen raken van de oorspronkelijke bedoeling, en daarmee mede een kloof veroorzaken tussen de een- en tweeverdieners.

Onze fractie zou graag zien dat de kortingen worden teruggebracht naar realistische bedragen en naar de oorspronkelijke bedoeling, en dat met de opbrengst daarvan de tarieven worden verlaagd. Dat is zojuist ook door mijn buurman gesteld. Dus wat dat betreft: of we na maart volgend jaar nodig zijn of niet, op dit punt zijn we het samen goed eens.

(Hilariteit)

De heer Stoffer (SGP):

Allerlei bewegingen en ik zie u allemaal wat lachen. Wat zegt u? De Muppets? Ik praatte alleen maar en mijn buurman bewoog.

Maar goed, ik kom ook nog tot een vraag aan de Staatssecretaris, namelijk of hij voornemens is om het belastingstelsel op termijn tegen het licht te houden om zo de complexiteit, die zojuist door die paar kleine voorbeelden naar boven kwam, te reduceren.

Voorzitter, 18.00 uur haal ik net niet meer, want de klok tikt er precies overheen, maar ik heb nog één klein vraagje over het vrijwilligersvervoer. We hebben namelijk meegekregen dat dit enorm wordt geraakt door het afschaffen van de teruggave van belasting op personenauto's en motorrijwielen voor vrijwilligersvervoersprojecten. Onze vraag is of de Staatssecretaris dat onderkent en of er mogelijkheden zijn om wat er in het maatschappelijk middenveld gebeurt en waar heel veel mensen vrijwillig bij betrokken zijn, niet tegen te werken maar er vooral aan mee te werken. Ziet de Staatssecretaris kansen om dat terug te dringen?

Daarmee wil ik deze termijn afsluiten, voorzitter. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank, maar mevrouw Leijten heeft nog een vraag voor u.

Mevrouw Leijten (SP):

Het is toch wel interessant om aan de Staatkundig Gereformeerde Partij te vragen of het eigenlijk wel goed is om, op het moment dat een kabinet geen meerderheid meer heeft in de senaat, zo in de Tweede Kamer aan te kondigen dat je wil gaan gedogen. Is dat staatkundig wel helemaal zuiver volgens de heer Stoffer?

De heer Stoffer (SGP):

Volgens mij heb ik dit niet benoemd, maar werd dit benoemd door mijn buurman als mogelijke optie. Ik kijk nooit verder vooruit dan de echte feiten die op tafel liggen. Ik weet wel dat er door anderen weleens op word gedoeld maar door ons nog helemaal niet. Dus dat zien we volgend jaar na de verkiezingen wel weer, want misschien gaat u wel gedogen; dat zou toch zomaar kunnen. Ik heb een heleboel goede voorstellen gehoord vandaag en als die allemaal worden overgenomen, dan bent u een veel interessantere partij dan de Staatkundig Gereformeerde Partij, op z'n minst al in aantallen.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik denk dat het dan toch het meest zuivere zou zijn om het weer voor te leggen aan de kiezer, maar in principe kan iedere partij natuurlijk een meerderheid maken. Dat hoeft niet alleen 50PLUS of de SGP of GroenLinks te zijn. Nou heeft GroenLinks heel duidelijk gezegd dat ze eventueel wel wil nadenken over steun voor het Belastingplan op onderdelen als er dingen worden aangepast, waarbij ze eigenlijk een soort van voorwaarden heeft geschetst. Geldt dat voor de SGP ook? Kunnen we bijvoorbeeld op het punt van de giftenaftrek massieve inzet verwachten van de SGP?

De heer Stoffer (SGP):

Ik ben nog niet zo heel lang Kamerlid voor de SGP maar voor mij hebben honderd jaar lang al mensen politiek dingen gedaan in deze Kamer. Ik heb meegekregen dat het in die honderd jaar nog maar een keer voorgekomen is dat de SGP het Belastingplan niet heeft gesteund. Ik schat in dat de kans niet zo groot zal zijn dat wij dit nu ook weer niet zullen doen. Uit mijn bijdrage heeft u kunnen begrijpen dat ik helemaal niet onwelwillig sta tegenover wat er nu aan plannen voorligt, maar ik zou wel graag zien dat er nog een paar dingen aangepast worden. En dat zijn de zaken die ik zojuist benoemd heb. Dus het gaat totaal niet over gedogen. Het gaat erom of je je senang voelt bij wat hier nu voorligt, los van Eerste Kamers enzovoorts want daar is op dit moment helemaal geen sprake van. Wij zijn bepaald niet ontevreden over wat er nu voorligt maar we zien wel een heel aantal dingen waarvan we denken: dat zou wel een tandje beter kunnen. Maar ik schat in dat dit ook bij de vier partijen die de coalitie vormen zo is, want ik heb vandaag van daaruit ook nog wel een heel aantal zaken gehoord die anders zouden moeten. Zo was ik blij dat ik van een groot deel hoorde dat bijvoorbeeld de eenverdienersproblematiek opgelost moet worden. Dus vol verwachting klopt mijn hart. Ik denk dat tussen nu en twee weken er nog een heleboel zou kunnen gebeuren.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik ken de politieke grondhouding van de SGP, het door God gegeven gezag en de meerderheden, waarbij u eigenlijk nauwelijks ingaat tegen kabinetsbeleid, anders dan wanneer het echt over principiële religieuze zaken gaat. Daarmee stel ik dus wel vast dat de btw-verhoging dus gesteund wordt door de SGP, evenals een enorme belastingverlaging voor het bedrijfsleven en het voornamelijk leggen van de energierekening bij de mensen in plaats van bij de vervuilers. Dat zijn toch bepaalde principiële keuzes die ik niet per se achter de SP had gezocht.

De heer Stoffer (SGP):

Als wij blanco het een en ander op mochten bouwen, dan was dat wat anders. Waar het bijvoorbeeld gaat om het punt van steun aan het bedrijfsleven hadden we best wel moeite met wat er lag aan voorstellen voor de afschaffing van de dividendbelasting. Dat kwam op plaatsen terecht waarvan we dachten: is dat nu wel echt zinvol? Waar we met name mee zaten was de onderbouwing. We vonden die onderbouwing niet bepaald sterk. Wat er nu aan voorstellen ligt, gaat echt een heel stuk de goede richting op. We weten dat je in een democratie met een heleboel partijen af en toe een klein beetje moet slikken. Dus wat dat betreft zullen we een aantal dingen moeten slikken maar ik schat in dat als het kabinet ons nog een beetje tegemoetkomt op een aantal items die we hier genoemd hebben, we bijvoorbeeld met de verhoging van de btw best kunnen leven. We zien ook – dat is ook meerdere keren door partijen vanuit de coalitie bij de Algemene Financiële Beschouwingen neergezet – dat er dadelijk ook netto meer te besteden is omdat er toch wel wat gedaan wordt aan de tarieven an sich. Dus wat dat betreft denk ik dat we die grondhouding van de afgelopen honderd jaar ook dit jaar nog wel redelijk door kunnen zeten. Of u daar dan helemaal blij mee bent of niet, u moet uw eigen afweging maken want u heeft tot nu toe een andere politieke kleur dan ik.

De voorzitter:

Dank. Dan zijn we hiermee gekomen aan het eind van de eerste termijn van de Kamer over het Belastingplan. Ik wil graag schorsen tot kwart over zes en daarna snel doorgaan met ATAD 1, opdat we om zeven uur klaar kunnen zijn.

De vergadering wordt van 18.09 uur tot 18.15 uur geschorst.

De voorzitter:

We gaan verder met de eerste termijn van het debat over de implementatie van de Anti-Tax Avoidance Directive, oftewel de Europese richtlijn tegen belastingontwijking: ATAD 1. We hebben dezelfde sprekersvolgorde als zonet.

Ik geef als eerste het woord aan de heer Mulder.

De heer Edgar Mulder (PVV):

Een van de laatste zinnen van de SGP was net dat over twee weken alles anders zou kunnen zijn. Ik durf hier wel te voorspellen dat we ook over twee weken nog steeds geen Europese wetgeving zullen steunen, en ook niet over twee jaar. Alles wat Europa sterker maakt, maakt Nederland zwakker. Aan de andere kant, laat ik dat ook zeggen, moeten multinationals of bedrijven die niet hun fair share betalen, worden aangepakt, en hard ook. Als de gewone burger belasting moet betalen, dan zeker ook grote bedrijven.

Maar wat bij ons toch overheerst, is dat fiscale soevereiniteit een groot goed is. Fiscale wetgeving is voorbehouden aan lidstaten. Er zijn wel wat algemene afspraken over invoerrechten en accijnzen, maar ieder land mag zelf zijn fiscale regels en wetten bepalen. Dat is eigenlijk ook altijd de afspraak geweest: Brussel zou zich bezighouden met de interne markt, en niet aan de fiscale soevereiniteit tornen. Maar het gaat de laatste jaren van kwaad tot erger: het aanpassen van de fiscale eenheid, het aanpassen van de vennootschapsbelasting voor de Rotterdamse haven en de pensioenfondsen die btw moeten gaan betalen, tot en met nu ook het bepalen van de belasting op winstuitkeringen van winnaars van een paar tientjes in de Lotto en de Toto. Als dit doorzet, en indien het Brussel mocht lukken om de Nederlandse fiscale zeggenschap te ondermijnen en z'n hebberige tengels echt aan de Nederlandse belastingknoppen te krijgen, dan heeft dit ernstige consequenties: weg fiscale soevereiniteit, weg vrijheid, weg welvaart. De PVV zal alles doen wat mogelijk is om dit te voorkomen.

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

Dank.

Mevrouw Lodders (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Bij een goed vestigingsklimaat past het niet als er bedrijven of mensen zijn die belasting ontduiken. Elke euro die zij ontwijken, moet immers worden betaald door anderen: goedwillende burgers en bedrijven.

Het kabinet zet dan ook een aantal stappen om de belastingontduiking en de belastingontwijking tegen te gaan. We hebben hier inmiddels al een aantal keer een debat over gevoerd. De VVD-lijn is helder: belastingontduiking is illegaal en strafbaar, en de VVD wil dat dan ook keihard aanpakken.

Naast het criminele ontduiken van belasting kennen we ook de belastingontwijking. Dat is vaak niet illegaal, maar het is de vraag of alles wat kan, ook moet. En daar waar de randen van de wet worden opgezocht, zoals het doorsluizen van geld via brievenbusfirma's, zal dat worden aangepakt. Ook het toezicht op de trustkantoren wordt aangescherpt via de Wet toezicht trustkantoren. Tegelijkertijd moet er ook oog zijn voor het vestigingsklimaat, zodat de goedwillende bedrijven niet geschaad worden.

Voorzitter. Zowel het huidige als het vorige kabinet zetten in op een ambitieuze agenda op het gebied van het tegengaan van belastingontduiking. Dit kabinet zet in op een zwarte lijst met niet-coöperatieve jurisdicties op het gebied van belastingen. Het kabinet pakt brievenbusfirma's aan, en er komt een bronbelasting op royalty's en rente.

Voorzitter. Op de maatregelen die dit kabinet al neemt tegen de belastingontwijking, borduurt de ATAD door. De VVD is voorstander van de invoering van de ATAD 1. Met de implementatie van deze Europese richtlijn nemen we een viertal maatregelen tegen belastingontwijking. Graag ga ik in mijn spreektekst verder in op de renteaftrekbeperking, de CFC-maatregel en de antimisbruikbepaling.

Voorzitter. Voordat ik daarop inga, heb ik eerst een aantal vragen aan de Staatssecretaris over ATAD in het algemeen. Ik wil ervoor waken dat welwillende ondernemers, en ook bedrijven die veel investeren in Nederland, onevenredig worden geraakt door de maatregel. Hoe wil de Staatssecretaris disproportionele maatregelen voorkomen? Hoe pakt de implementatie van ATAD uit in relatie tot de verlagingen van de belastingen uit de Wet bedrijfsleven 2019? Gaan ondernemers en bedrijven er wel op vooruit?

Voorzitter. Ik stel deze vragen, omdat een aantal ondernemers uit verschillende sectoren zich zorgen maakt over deze ATAD-richtlijn. Aan ons is dan de taak om die zorgen weg te nemen. De ondernemer die onze wetgeving volgt en zich keihard inzet voor de groei van zijn of haar bedrijf, moet niet de dupe worden van de ATAD, waarbij juist wordt ingezet op de ondernemers die over het randje van de wet handelen. Juist daarom is samenhang met verlaging van de belastingen van belang. Naast Nederland zullen ook andere Europese landen de ATAD implementeren. Er zijn al diverse vragen gesteld over hoe de andere landen implementeren. De Staatssecretaris heeft in de schriftelijke beantwoording ook al toegezegd dat zodra dit duidelijk is, hij de Kamer daarover zal informeren.

Met de earnings-strippingmaatregel wordt aftrekbaarheid van de rente beperkt. Heeft de Staatssecretaris een nulmeting gedaan of is hij bereid deze alsnog te doen, zodat wij kunnen monitoren wat de effecten voor het bedrijfsleven zijn en of de genomen maatregel ook daadwerkelijk effect heeft? Daarnaast wil ik weten van de Staatssecretaris wat hij doet aan de bestaande leningen en of dit proportioneel is. Is hier een overgangsrecht nodig of voldoet de huidige wet?

Gelukkig heeft het kabinet de pps-constructies die grote infrastructurele werken onder handen hebben, uitgezonderd van de ATAD. Daarnaast heeft het kabinet ook geld uitgetrokken om de toegenomen fiscale lasten van woningbouwcorporaties te verzachten. Is dit bedrag alleen voor de corporaties bestemd of kunnen ook private instellingen ervan gebruikmaken? Als dat laatste niet het geval is, zou ik graag willen weten hoe het onderscheid geregeld is.

De voorzitter:

Mevrouw Leijten, over de woningbouwcorporaties denk ik.

Mevrouw Leijten (SP):

Het is opmerkelijk om uit de mond van de VVD te horen dat zij blij is met het compenseren van de maatregelen, terwijl je ook gewoon de woningbouwcorporaties kunt uitsluiten. Zij vallen onder de winstbelasting, zeker. Zij hebben hoge schulden, maar zij ontwijken geen belasting omdat zij puur in Nederland zitten. Je kunt dat dus wel degelijk doen. Er zijn andere lidstaten die dat ook doen. Er zijn vier mogelijkheden waarmee je de woningbouwcorporaties kunt uitsluiten van ATAD 1. Zou dat niet een veel betere weg zijn om te bewandelen dan compenseren, wat toch altijd weer een gunst is die kan wegvallen of wat ook kan tegenvallen? U bent er blij om dat infrastructurele projecten worden uitgezonderd. Het is ook evident dat die zichzelf terugverdienen en eerder een grote investering vergen. Maar een woningbouwcorporatie is echt iets anders dan een bedrijf dat een buitenlandse dochteronderneming gebruikt om schulden te verschuiven om de winst te verlagen.

Mevrouw Lodders (VVD):

Maar de woningbouwcorporaties profiteren ook van het verlagen van de Vpb. Er zijn ook andere maatregelen. Bij de pps-constructies is het incidenteel. Dat is opgelost. Ik denk dat bij het tegemoetkomen van de corporaties een mooi bedrag door het kabinet beschikbaar wordt gesteld

Mevrouw Leijten (SP):

Ik vind dit echt te mager. Je kunt de woningbouwcorporaties gewoon uitzonderen met een claim op de dienst van algemeen economisch belang. U kunt ze zien als een langlopend openbaar infrastructureel project. Er is zelfs een groepsescape mogelijk. Er zijn allerlei mogelijkheden. Die zijn ook door hoogleraren en noem maar op beschreven. Dus het principe dat je woningbouwcorporaties eronder laat vallen terwijl dit nu juist multinationale bedrijven moet aanpakken die willens en wetens allerlei wetgeving gebruiken om zo min mogelijk belasting te betalen, vind ik echt onverklaarbaar.

Mevrouw Lodders (VVD):

Nogmaals, er is een tegemoetkoming geweest richting de woningcorporaties. Ik denk dat dat belangrijk is geweest. Deze keuze heeft het kabinet gemaakt en wij kunnen ons daarin vinden.

De CFC-maatregel kan helpen om de belastingontduiking tegen te gaan. Desondanks heb ik toch een aantal vragen. De CFC-maatregel gaat per 1-1-2019 in. Dat betekent voor de belastingplichtige met een boekjaar dat niet gelijk is aan het kalenderjaar, dat de maatregel van toepassing zal zijn op een gedeelte van het boekjaar. Dat is lastig. Dat zijn extra administratieve lasten – ik zal proberen mijn tekst iets in te korten – en de vraag is hoe de Staatssecretaris hiermee om wil gaan en of hij verwacht dat er veel bedrijven zijn die hiermee te maken hebben. De VVD constateert dat onder andere implementatie van model A van de CFC-regels leidt tot een structurele toename van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven, waarbij het denkbaar is dat die inwerkingtreding van model A van de CFC-regels per 1 januari 2019 voor belastingplichtigen met juist dat gebroken boekjaar niet gelijk loopt aan het kalenderjaar. Ik zie de Staatssecretaris al knikken. Wilt u daar eens uitgebreid op ingaan?

Dan de antimisbruikbepaling. Het kabinet kiest ervoor om de antimisbruikbepaling niet op te nemen, want wij hebben al regels geïmplementeerd die voldoen aan de maatregelen van ATAD 1. Ik heb hierover nog wel een aantal vragen. Is onze huidige antimisbruikbepaling effectief genoeg en zijn er eventueel nog best practices?

Momenteel behandelen wij het pakket ATAD 1. Deze maatregelen tegen belastingontduiking zullen per 1 januari 2019 gaan gelden. Volgend jaar zullen wij in de commissie ATAD 2 behandelen. Althans, ik ga ervan uit dat het volgend jaar wordt. Kan de Staatssecretaris meer informatie geven over ATAD 2? Graag hoor ik of er al meer duidelijkheid is over het proces dat wij dan gaan doorlopen. Kan de Staatssecretaris een indicatie geven van wanneer dat ongeveer zal zijn?

Tot slot op dit punt zou mijn fractie nog graag een evaluatiebepaling opnemen in de implementatiewet. Hoe kijkt de staatsecretaris daartegen aan?

Voorzitter, ik rond af. Mijn fractie wil belastingontduiking hard aanpakken, maar ook de belastingontwijking, waarbij de randen van onze wetgeving worden opgezocht. Dat moet zo veel mogelijk worden tegengegaan. Het is belangrijk om onze welwillende en hardwerkende ondernemers niet uit het oog te verliezen, net als de gevolgen voor het Nederlandse vestigingsklimaat.

Dan helemaal als einde: wij hebben vandaag zowel het Belastingplan als deze ATAD met elkaar besproken en een goed overleg met elkaar gehad. Ik dank hiervoor de collega's. Overigens is dit niet het einde van het debat, want wij hebben vrijdag nog en volgende week. Maar, voorzitter, een goed debat kan niet plaatsvinden zonder de voorbereiding en de vele antwoorden die wij gehad hebben, waar heel veel medewerkers van het ministerie bij zijn betrokken. Via de Staatssecretaris – het geldt uiteraard ook voor hem – zou ik hen willen bedanken en hen succes willen wensen om tot aan vrijdag ook weer een hoop werk te verzetten. Ik kijk ernaar uit. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank. De heer Snels.

De heer Snels (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Bij voorbaat sluit ik mij aan bij deze woorden van mevrouw Lodders.

Onlangs zei CPB-directeur Laura van Geest, volgens mij in een interview in NRC, dat Nederland veel meer kan doen aan het tegengaan van belastingontwijking. Er stroomt geld door ons land zonder reële economische activiteiten, op zoek naar gaten om zo min mogelijk belasting te betalen. Deze vraag «doet Nederland genoeg?» geldt denk ik ook wel in bepaalde mate voor de implementatie van ATAD. Ik denk dat die scherper kan.

Ik begin bij de CFC-maatregel en de keuze voor model A of B. Bij CFC, de gecontroleerde buitenlandse ondernemingen, gaat het om constructies om winsten te verschuiven en op te potten in een laag belast land. Uit de antwoorden blijkt dat Polen, Roemenië en Slowakije de richtlijn inmiddels hebben geïmplementeerd. De Staatssecretaris geeft aan dat wij, als alle landen dat hebben gedaan, een overzicht krijgen van hoe deze ATAD-implementatie plaatsvindt in Europa. Op het moment dat de richtlijn dus in heel Europa is geïmplementeerd, krijgen we daarvan een overzicht.

Uit inventarisatie van Tax Justice – want dan ga ik toch maar informatie zoeken bij anderen – blijkt dat het overgrote deel van Europa voor model A kiest: het belasten van inkomenscategorieën dividend, rente en royalties. Het meest eenvoudig en het meest effectief om constructies te bestrijden. Het lijkt erop dat Nederland als een van de weinige landen voor model B kiest: alleen onzakelijke transacties via verrekenprijzen controleren en belasten. Altijd discutabel, en het betekent dat Nederland verder niet zo heel veel hoeft te doen. Als ik het goed begrijp – maar daar wil ik graag opheldering over – zijn de OESO-richtlijnen voor verrekenprijzen niet vastgelegd in de wet. Graag een toelichting.

Model A wordt alleen toegepast als het gaat om CFC's in landen met een statutair tarief van minder dan 7% of een land op de volgens mij politiek gekleurde zwarte EU-lijst. Waarom deze toch wat bijzondere alleengang van Nederland? Voor zover ik de informatie heb, lijkt het toch weer op een uitzonderingspositie voor Nederland. Volgens mij was er bij de witwasrichtlijn een motie aangenomen van Van der Lee als eerste ondertekenaar, maar ook van mij en nog een aantal andere leden, die vraagt om bij implementatie van de Europese richtlijn expliciet de keuze van Nederland te beargumenteren bij die lidstaatopties, ten opzichte van andere landen. Dat is eigenlijk niet echt gedaan of onvoldoende, denk ik, in de memorie van toelichting. We hebben daar ook nog een vraag over gesteld in het verslag, maar die vraag is niet beantwoord. Het gaat toch om een aangenomen motie, ik geloof zelfs met 130 of 140 stemmen, van de Kamer. Dus graag een reactie op de uitwerking van deze motie in dit voorstel.

Voorzitter. Ook uit het verslag bleek dat de Kamer al eerder, op basis van een motie die volgens mij was ingediend door de Partij van de Arbeid, een grote voorkeur had voor het gebruik van model A bij de implementatie van ATAD. Waarom is daarvan toch afgeweken? De Staatssecretaris schrijft in het verslag: «toepassing van de aanvullende C-maatregel volgens model A heeft tot gevolg dat Nederland ook inkomen belast dat niet aan Nederland is toe te rekenen». Maar ja, dat doen al die andere landen ook, dus wat is daar dan het bezwaar tegen? Ik snap wel dat wij dat liever niet willen, maar als alle andere Europese landen het wel doen, waarom zou dat dan een voldoende argument zijn om niet voor model A te kiezen?

Voorzitter. De Staatssecretaris heeft vaker gezegd dat hij af wil van het imago dat Nederland een doorstroomland is, maar je zou kunnen zeggen dat met deze implementatie, met de wijze waarop ATAD in Nederland geïmplementeerd wordt, we toch weer een uitzonderingspositie krijgen. Dan kan hij die woorden volgens mij niet waarmaken.

Dan toch dat effectief statutair tarief van 7%. Op zijn minst zou je kunnen zeggen dat je in Europa het laagste statutaire tarief neemt, dus niet 7% maar 9%, maar het kan ook 10% zijn uit de deelnemingsvrijstelling of, zoals sommige deskundigen zeggen, 15%. Elk tarief heeft een mate van willekeur, maar deze keuze is uiteindelijk wel kiezen voor het laagste. Ik begrijp dat een effectief tarief lastig is voor de Belastingdienst, maar dat is uiteindelijk wel waar het om gaat als het effectief wil zijn. Juist omdat er niet gekozen wordt voor een effectief tarief, zou je op zijn minst een serieus statutair tarief moeten nemen. Als ik ATAD goed genoeg ken, dan staat daar ook in artikel 7.1b dat een statutair tarief al «een laag statutair tarief» heet als het de helft lager is dan het Nederlandse tarief. Dan kom je bij de huidige tarieven op ongeveer 10%, en dan neem ik de kabinetsplannen voor de Vpb er maar gelijk bij. Als we dat niet doen, zou het tarief nog een stuk hoger moeten zijn. Dus 7% is willekeurig. Er zit altijd een zekere mate van willekeur in, dat geef ik direct toe, maar als je effectief wilt zijn, dan zou het volgens mijn fractie wat hoger moeten zijn.

Voorzitter. Dan de substance eis. «Wezenlijke economische activiteit» wordt ingevuld met een ton salaris en een kantoortje. We hebben daar vaker over gesproken, maar deze «one size fits all» maakt het wel erg makkelijk voor multinationals om de nieuwe regels te omzeilen. Een eis die voor grote en kleine bedrijven hetzelfde is, kan niet tegelijkertijd én effectief én proportioneel zijn. Hij zou zelfs te streng kunnen zijn voor kleine bedrijven, maar hij is zeker niet streng genoeg voor de grote bedrijven en de grote multinationals. Als ik het verslag een beetje lees, dan is dat een zorg die breder in de Kamer gedeeld wordt. Is er niet ook bij de coalitie een mogelijkheid om te kijken of we hiervoor scherpere regels kunnen bewerkstelligen? Volgens mij is de internationale standaard dat er een open norm is met proportionele substance eisen. Graag een reactie.

Earnings stripping: renteaftrekbeperking om grondslaguitholling door buitenproportionele rentebetaling binnen concerns te voorkomen. Het saldo van te betalen en te ontvangen rente is niet langer aftrekbaar boven de mkb-drempel en boven de 30% kasstroom. Nu is 30% de minimumnorm en ook hier weten we eigenlijk niet goed wat andere landen doen. Heeft de Staatssecretaris daar al wel een overzicht van? Welk type ondernemingen zouden we raken als we dat percentage zouden verlagen en wat zou het effect zijn? Nu is er een prikkel om vennootschappen op te knippen om de maatregel te ontwijken. De Staatssecretaris geeft in zijn verslag aan dat in dat geval wettelijke maatregelen worden overwogen. Betekent dit dat de Staatssecretaris dit effect ook zal monitoren? Aan wat voor maatregelen denkt hij dan? Is dit ook een harde toezegging aan de Kamer?

Ten slotte kom ik bij de woningbouwcorporaties. Uit de budgettaire tabel blijkt per saldo een lichte lastenverlichting voor woningbouwcorporaties, vooral via verlaging van de verhuurdersheffing. Nou kregen wij ook cijfers van Aedes, de organisatie van woningbouwcorporaties. Zij zeggen dat de oplopende belastingdruk bij woningbouwcorporaties, onder andere door de oploop in de verhuurdersheffing die in het pad zit, onderschat wordt. Klopt dat beeld van Aedes? Kan daar wat opheldering over komen? Voor mijn fractie is van belang dat we een enorme opgave hebben op de woningmarkt. We moeten meer huizen bouwen en we moeten ze vergroenen. Een oplopende belastingdruk zou daar wat mij betreft niet bij passen. Hoe zit dat? Zelfs als er nu per saldo een kleine lastenverlichting overblijft voor de woningbouwcorporaties, dan was die toch al bedoeld voor woningbouw en verduurzaming. Het betekent toch dat de wijze waarop de lastenverdeling nu is vormgegeven eigenlijk niet voldoende is om meer huizen te bouwen en de huizen te vergroenen. Graag een reactie. Er is al vaker naar gevraagd. In andere landen lijkt er toch een uitzondering gemaakt te kunnen worden voor woningbouwcorporaties. Waarom zou dat in Nederland niet kunnen? Hoe zit dat juridisch?

Ten slotte een slotopmerking. Ik was aan het werk om een amendement te maken, dat inmiddels is voorbereid door het Ministerie van Financiën, om belastingadvies niet langer aftrekbaar te maken van de winst. Nu begrijp ik dat dat in de wetgeving ook al zo is voor deelnemingen en dat er een grens zit aan wat er aftrekbaar is aan belastingadvies. Ik zou dit amendement ook kunnen bewaren voor als we de richtlijn mandatory disclosure gaan behandelen. Ik zou graag van de Staatssecretaris weten of deze denkrichting, dit voorstel om toch eens te kijken of we belastingadvies wel aftrekbaar moeten maken, zeker als het gaat om het adviseren over constructies, niet een interessante maatregel is die we zouden kunnen overwegen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank! De heer Omtzigt.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter, dank u wel. Wet nummer zeven vandaag, de ATAD. Sorry? Acht? Zeven plus één, inderdaad. Ik heb geen vragen gesteld over de Wet implementatie artikel 1 richtlijn elektronische handel, dus ik was pas bij zeven. Maar dit is een smoes, voorzitter.

De voorzitter:

Gaat uw gang.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik mag nablijven, hoor ik. Ik moet met de voorzitter nog naar een diner met brexiteers, dus dat gaat niet lukken.

Mijn vragen over CFC zijn eigenlijk heel erg vergelijkbaar met de vragen die ik in de eerste termijn van het wetgevingsoverleg stelde: is de grens van 7% niet te laag? Die strookt niet met de bestaande wetgeving. De vennootschapsbelasting gaat immers uit van 10% effectieve belasting. Verder acht ik een substance-eis die niet afhangt van de winst en de activiteiten van een vennootschap niet rechtvaardig. Die is namelijk makkelijk te omzeilen. Voor een relatief kleine vestiging is een looneis van € 100.000 en 24 maanden huur waarschijnlijk best een redelijke eis. Maar als het om vele activiteiten gaat die in het andere land gevestigd zouden zijn en er miljarden aan winst doorstromen, dan zijn deze substance-eisen echt een lachertje. Waarom krijgt de belastinginspecteur niet de vrijheid om te zeggen: ik vind dit onvoldoende substance? De Staatssecretaris had toegezegd hiernaar te kijken, in ieder geval in het kader van de rulingpraktijk. Wat is daar de uitkomst van? Is hij bereid eerlijke grenzen te hanteren bij zowel de CFC-wetgeving als de bronbelasting op rente en royalty's?

Dan de earnings stripping. Moet ik constateren dat het met veel vreemd vermogen financieren niet alleen een kwestie is voor bedrijven met tax planning, maar ook voor de overheid zelf? Niet de Italiaanse overheid, maar de Nederlandse. We zien dat er forse gevolgen zijn voor woningbouwcorporaties, voor publiek-private samenwerkingsprojecten en mogelijk ook voor waarborgfondsen. Voor de eerste twee categorieën is een verzachting opgenomen. Ik kom zo, zeg ik tegen mijn buurvrouw, nog even terug op de woco's, maar wat zijn de precieze gevolgen voor de waarborgfondsen? Die vraag hebben we wel gesteld. Daar zit een grote achtervang in, met heel veel garanties. Wij zouden willen weten of die geraakt worden door de ATAD voor de woco's. Volgens de Staatssecretaris zijn de komende jaren de gevolgen voor de woco's maar 100 miljoen voor verliesverrekening. Maar als deze earnings-strippingmaatregel nou niet had plaatsgevonden, zouden ze die verliezen toch gewoon tegen de overige winsten kunnen verrekenen? Dus zijn de gevolgen gewoon niet 350 miljoen per jaar, vraag ik aan de Staatssecretaris. Wat we willen is dat ze kunnen investeren in extra huurwoningen en in verduurzaming van bestaande woningen. Hoe gaat dat gebeuren als de totale belastingdruk toeneemt en daar geen extra inkomsten tegenover staan? Bovendien investeren zij met vreemd vermogen, dus elke extra investering leidt dan weer direct tot een toename van de winstbelasting door de earnings-strippingmaatregel. Graag een uitgebreide reactie van de regering hierop.

Dan een vraag, voorzitter, over IFRS 16. Die gaat in op 1 januari 2019. Dan gaat de EBITDA – moet ik dat vertalen? – voor huurders en lessees omhoog in de commerciële jaarrekening. Mag dat ook fiscaal gevolgd worden, is mijn vraag aan de Staatssecretaris. Gaat de Belastingdienst dat toestaan? Mogen hurende bedrijven dan meer rente in aftrek brengen, of geldt de huurverplichting van IFRS 16 als een schuld voor de earnings-strippingmaatregel? Idem voor artikel 10a, 13l, 15a en 15d. Zo ja, wat telt er mee bij het bepalen van de financieringskosten? Komt de Staatssecretaris met een beleidsbesluit hieromtrent?

Wat de innovatiebox betreft nog een vraag over een voorbeeld; een technische vraag zullen we maar zeggen over earnings stripping. Stel dat de winst 100 is, waarvan 30 winst in de innovatiebox valt, wat is dan de winst die van belang is voor de earnings-strippingmaatregel?

In het kader van de earnings stripping worden enkele specifieke renteaftrekbeperkingen afgeschaft. Artikel 10b kan volgens de Staatssecretaris niet gemist worden. Kan de Staatssecretaris dat nader motiveren? We kunnen dat niet helemaal volgen. Klopt het dat de structuur waarvoor artikel 10b in de wet is gekomen, namelijk het Ierse Zusterarrest, nu niet meer mogelijk is? Is het doel van de bepaling dan gewijzigd? Moet er iets anders ondervangen worden met 10b? Kan de Staatssecretaris eens een voorbeeld geven van een structuur die nog steeds met 10b bestreden moet worden en daarbij tevens aangeven in relatie tot welke landen dat is? De reden dat we vragen waarom dat zo is, is dat het in binnenlandse verhoudingen tot een dubbele belasting kan leiden.

Tot zover, voorzitter. U zult begrijpen dat ik er prima mee kan leven als een paar van deze vragen schriftelijk beantwoord worden.

De voorzitter:

Dank. Mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. Als ik zo'n Europese richtlijn met zo veel afkortingen en jargon voor mijn neus heb, is het voor mij altijd een uitdaging om een antwoord te vinden op de vraag: hoe leg ik dit thuis uit? Mijn man begrijpt dat misschien nog, maar hoe leg ik dit uit aan mijn vriendinnen? Mijn kinderen? Daar wordt naar gevraagd. Die zijn 3 en 4, daar leg ik het niet aan uit. Cadeautjes geven aan de verkeerde mensen? Zoiets. Dat snappen ze nog. Maar goed, neem alleen al «ATAD 1». Dat is een afschuwelijke afkorting. Het is ook nog eens een afkorting van iets Engels. Het is de antibelastingontwijkingsrichtlijn, als je het letterlijk vertaalt, of de implementatie van het voorkomen van belastingontwijking. Maar wat er eigenlijk gebeurt, is dat bedrijven die jarenlang buitenlandse constructies hebben gebruikt, die jarenlang verschillende landen tegen elkaar uit hebben gespeeld als het ging om de vraag welke belasting waar wordt betaald, die jarenlang allerlei gemaakte reële of gecreëerde schulden hebben gebruikt om zo min mogelijk winstbelasting te betalen, eindelijk eens als een soort collectief gedwongen worden tot het betalen van belasting. Ja, dat juichen wij wel toe. Want je kunt je toch afvragen waarom bedrijven dat allemaal mogen. Buitenlandse vestigingen in hun structuur opbouwen, terwijl ze daar wellicht helemaal geen activiteiten hebben. Waarom zou je niet uiteindelijk toegaan naar een Belastingdienst die werkt met een soort «leg uit»-principe: waarom heb jij die vennootschap daar nodig; is daar reële activiteit? En dan niet in de zin van «is het pleitbaar?». Nee, bewijs maar dat het nodig is. Daardoor kan de Belastingdienst veel beter opsporen. Ik weet ook wel dat er in het verleden allemaal maatregelen zijn getroffen om de Belastingdienst zo min mogelijk te kunnen laten opsporen als het ging over belastingontduiking en belastingontwijking, maar volgens mij zijn wij wel toe aan maatregelen die dat wat makkelijker maken voor de Belastingdienst. De vraag is of we dat met de implementatie van deze richtlijn doen.

Het is goed dat we meer kunnen voorkomen dat ze de winstbetaling uit kunnen hollen. Ook is het goed dat er een mogelijkheid wordt gemaakt om bij te heffen als een bedrijf een buitenlandse onderneming heeft, de zogeheten Controlled Foreign Company (CFC), een in het buitenland gecontroleerde dochteronderneming die er is voor het kunnen ontlopen van belastingen. Maar mijn eerste vraag zou toch zijn: bijheffen kan nu toch al? Heeft Nederland dat weleens gedaan? Zo ja, wanneer dan? Er is al naar gevraagd: er zijn twee modellen voor het bijheffen, namelijk model A en model B. De Nederlandse politiek heeft zich inderdaad bij motie van de heer Groot en bij brief van de Staatssecretaris in januari uitgesproken voor model A. Wij vragen aan de Staatssecretaris waarom hij dat model niet geheel invoert. Dat betekent dat we gaan bijheffen op winsten als die worden belast in landen waar de helft van onze winstbelasting wordt geheven. Dat doet Nederland niet. Dat gebeurt alleen als het percentage 7 is. Dat is afwijken van model A.

Maar in de antwoorden zegt de Staatssecretaris dat hij model A invoert. Weet u, heel veel van onze vragen over deze implementatiewet zijn niet beantwoord. Dat komt onder andere door het met stoom en kokend water behandelen van die acht wetten. Er zijn heel veel vragen echt niet beantwoord, maar als vragen ook nog fout beantwoord worden, gaat mij dat een beetje te ver. Nu komen we terecht in een welles-nietesspelletje over de vraag of model A wel of niet wordt geïmplementeerd. Als je kijkt naar de artikelen 7.1b, dat al door de heer Snels werd genoemd, maar ook naar artikel 8.1, staat daar gewoon echt iets anders dan wat wij doen. Ik vraag de Staatssecretaris om gewoon te zorgen dat model A onverkort wordt overgenomen. Anders komt er gewoon een amendement, ongeacht of dat van GroenLinks, de SP of een andere fractie is; dat maakt mij geen donder uit. Het is ongetwijfeld in voorbereiding. We gaan dat gewoon repareren. Zeggen dat je het doet terwijl je het niet doet... Sorry hoor, maar dan pak je belastingontwijking echt niet aan!

Over de belasting die betaald wordt in het buitenland, heb ik in mijn vorige inbreng ook al wat gezegd. We zitten dan nog altijd met het volgende. Je kan wel opschrijven dat je statutair 7%, 8%, 9% of 20% aan winstbelasting heft, maar als er ontzettend veel mogelijkheden zijn om dat allemaal weer een beetje uit te hollen, is de effectieve belastingdruk een stuk lager. Waarom gaan wij nou niet uit van de effectieve belastingdruk? Dat lijkt mij uiteindelijk het meest eerlijke. Als het gaat over de in het buitenland gecontroleerde dochterondernemingen, die dus gebruikt worden om belasting te ontduiken, worden ook de vestigingseisen aangepast. Ook hierover hebben mijn voorgangers al gesproken. Die kunnen gewoon uitgevoerd worden door de trustsector. Nou zou het mij een lief ding waard zijn dat wij de komende termijn zorgen dat we de trustsector overbodig maken. Dan spelen we ook elf toezichthouders bij De Nederlandsche Bank vrij, die dan toezicht kunnen gaan houden op andere financiële instellingen. Maar al die brievenbussen of die kamerplantbureautjes vind ik geen toegevoegde waarde voor onze economie, ook niet voor ons vestigingsklimaat. We hebben niks aan die fiscale stromen door ons land. Kunnen we nou niet gewoon toe naar vestigingseisen die niet ingevuld kunnen worden door deze trustkantoren? Dat zou er ook toe leiden dat een belastingadviseur inderdaad gewoon zelf kan zeggen of iets wel of niet reëel is.

Dan komen we op de renteaftrekbeperking. Ook daar valt mij op dat Nederland eigenlijk weer het minimale doet. Want je zou het liefst zien dat je de beperking op 10% zet. Maar nee, we gaan weer naar de maximale 30%. Hier laten we eigenlijk weer in stand dat Nederland het maximaal mogelijk maakt om belasting te ontwijken. Dat noemen we dan geen ontduiking, want het is binnen de wet, maar ik vind het eigenlijk even schandalig. Het verschil tussen ontduiking en ontwijking kan ik niet uitleggen als ik dat probeer in gewone taal.

Dan nog iets over die renteaftrekbeperking. Het gaat over multinationals die het buitenland gebruiken om zo weinig mogelijk belasting te betalen. Zij gebruiken onze samenleving eigenlijk gewoon als voetveeg. We mogen wel onderwijs en van alles voor ze betalen, maar een beetje bijdragen, ho maar. Zij worden nou eindelijk eens een keer aan strengere regels gelegd. En wat doet dit kabinet? O ja, we lappen de huurders er nog even bij. De woningbouwcorporaties hoeven er niet onder te vallen en moeten er niet onder vallen. Je kan ze compenseren wat je wil, maar laat ze er gewoon niet onder vallen! Frankrijk zorgt ervoor dat ze er niet onder vallen. België zorgt daarvoor. Er zijn vier verschillende manieren waarop je dat kan doen. Daar waar de permanente rafelrandjes van deze implementatie worden opgezocht om belastingontwijking maximaal mogelijk te houden, zou je je hier eigenlijk maximaal in moeten zetten om onze huurders niet wederom de schatkist te laten spekken. Dat doen ze al genoeg. Ik zou dus graag zien dat het amendement dat wij hierover hebben ingediend gewoon wordt overgenomen door de Staatssecretaris. Als de invulling die wij kiezen, namelijk het aanmerken als een publiek-private samenwerking, niet goed genoeg is, dan kunnen we ook nog een van de drie andere mogelijkheden voor een uitzondering op deze wet als invulling nemen. Ik kan ook vier amendementen met iedere keer diezelfde reden indienen. Maar het lijkt me dat we er gewoon voor kunnen zorgen dat de woningbouwcorporaties niet vallen onder deze belastingontwijkingsrichtlijn, die bedoeld is voor multinationals en niet voor huurders.

De voorzitter:

Dank. De heer Van Weyenberg.

De heer Van Weyenberg (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ik ben blij dat het kabinet bij de implementatie van deze richtlijn verder gaat dan wat nodig is vanuit Brussel, bijvoorbeeld als het gaat om de grenzen bij de renteaftrekbeperking. Breder zie ik echt een andere aanpak van belastingontwijking. Dan kun je altijd zeggen dat het niet ver genoeg gaat, maar ik zie echt een heel andere aanpak dan de vorige keer. Dat ik dat zeg, is misschien nog tot daaraan toe, maar dat las ik bijvoorbeeld ook in een reactie van de directeur van de OESO. Die zegt echt dat de aanpak van de Staatssecretaris hem als muziek in de oren klinkt en een echt fundamentele wijziging is ten opzichte van het verleden. Dat is een analyse die ik deel. Het is ook hoog tijd. Of het nou gaat om de trustkantoren, waar de Minister ook mee bezig is, om de vernieuwing van de rulingpraktijk of om de bronbelasting, waar we over komen te spreken: ik vind het allemaal grote stappen vooruit.

Voorzitter. Dat betekent niet dat ik geen vragen heb bij deze implementatie van ATAD 1, zoals deze Europese antibelastingsontwijkingsrichtlijn in het jargon heet. De eerste vraag is wat breder. Die gaat over een recente notitie van De Nederlandsche Bank. Zij zeggen dat het belang van de bijzondere financiële instellingen in Nederland eigenlijk beperkt is. Ze constateren specifiek – en daar zou ik graag een reactie op willen – dat 94% van de bekende brievenbusmaatschappijen in het geheel geen werknemer in dienst had, en dat grofweg 80% van die maatschappijen deel uitmaakt van een ondernemingsgroep met bedrijven die in Nederland geen substantiële economische activiteiten betreft. Dat laat zien dat hier een heleboel moet gebeuren. Ik zou graag willen zien dat er een relatie gelegd wordt tussen dit en zowel wat er in ATAD gebeurt als de bronheffingen. Ik wil gewoon weten in hoeverre we dat nou ook gewoon dichtschroeien met deze maatregelen. Ik zie bij een aantal maatregelen hier, en ook bij de bronbelasting – dat wetsvoorstel komt nog – de aanname dat het zo effectief is, dat doorstroom naar een belastingparadijs via Nederland zo onaantrekkelijk is, dat er geen euro opbrengst voor wordt ingeboekt, onder het motto: die stromen gaan weg. Dat is volgens mij ook het expliciete doel als het gaat om stromen die niks opleveren en eigenlijk alleen maar ontwijking zijn via Nederland zonder dat hier daadwerkelijk wat gebeurt.

Maar in hoeverre is wat het kabinet nu heeft gedaan nou ook echt voldoende om dit dicht te schroeien, ook indachtig die cijfers van De Nederlandsche Bank? Althans, ik ga ervan uit dat het merendeel van het geld ook echt weggaat naar landen die wel degelijk ook door model A worden geraakt, landen die een laag statutair tarief hebben of op de zwarte lijst staan. Daarbij merk ik ook nog op dat er, als ik het goed heb, op dit moment nog 67 landen op de grijze lijst staan in Europa. Als die een en ander op 1 januari niet op orde hebben, gaan ze ook naar de zwarte lijst. Op dat punt ga ik ervan uit dat de Staatssecretaris zijn poot stijf houdt en dat we niet met die lijst gaan marchanderen. Ik vraag de Staatssecretaris in hoeverre je daarmee die stromen via Nederland dichtschroeit. Zou de Staatssecretaris daar een beschouwing over willen geven?

Dan ga ik specifiek in op de implementatie. Het vertrekpunt ofwel de eerste stap in het heel overzichtelijke schema bij de CFC's – de gecontroleerde buitenlandse dochters – die op die manier proberen onder een ander belastingregime te vallen en geen belasting te betalen, is de vraag of ze in een laagbelastend of niet meewerkend land zitten. Als dat zo is, geldt gewoon model A. Dan komen er daarna specifieke eisen. Daar komen we straks op, maar de eerste vraag is waarom bij dat criterium 7% als grens is gekozen. Ik vroeg dat ook al eerder, bij de wet over het bedrijfsleven, die we eerder vandaag behandelden. Ik snap dat de Staatssecretaris zo veel mogelijk één tariefgrens wil in hoe hij andere landen beoordeelt, zowel op dit punt als bij de bronbelasting. Dat snap ik, ook voor de uitvoerbaarheid voor de Belastingdienst. Ik begrijp dus dat argument van de Staatssecretaris, maar bij de bronbelasting hebben we eerder in de stukken gezien dat die grens op 10% lag in de notities van het Ministerie van Financiën ten behoeve van de vorige verkiezingen. Die vraag herhaal ik hier dus nog een keer.

Dan de tweede vraag. Als het inderdaad gaat om een land met minder dan 7% of om een echt belastingparadijs op de zwarte lijst, dan wordt er gecheckt of er een echte activiteit wordt uitgevoerd. Als dat niet zo is, moet er natuurlijk worden gekeken wat er aan de hand is.

Dan kom ik op de vraag over de substance-eisen. Ik zeg eerlijk dat ik dit een worsteling vind tussen wat effectief is en wat ook uitvoerbaar is. Af en toe is het ideale nou eenmaal de vijand van het goede. De criteria zijn nu een ton aan kosten voor iemand die je in dienst hebt en een kantoor; dat zijn vaak de substance-eisen die we hanteren. Ik voel hier wel een klein beetje mee met de voorganger van deze Staatssecretaris, die eigenlijk heeft gezegd: dat is mooi, maar als je tientallen miljoenen wegsluist, is die ton in de praktijk misschien helemaal niet voldoende als substance-eis. Er is ook een Kamermotie aangenomen om nog eens naar die relatieve substance-eis te kijken, ook al is die motie gerelateerd aan het rulingbeleid. Daarvan zegt de Staatssecretaris eigenlijk zowel hier als bij de vraag of je niet naar het officiële tarief maar naar het daadwerkelijke tarief in zo'n land kijkt, dat dat heel bewerkelijk is in de uitvoering. Daar heb ik begrip voor. Ik ben heel terughoudend om op zo'n moment door te duwen, want dit is al ingewikkeld genoeg voor de Belastingdienst, maar volgens mij vroeg collega Snels in de eerste termijn eerder vanmiddag of dat betekent «we kunnen het niet uitvoeren» of «het is lastig». Ik heb daar ook meer gevoel bij nodig.

Ik snap dat het ingewikkeld is, maar wat doen andere landen? Wij krijgen toch signalen, zoals van Tax Justice, dat al is genoemd, dat er landen zijn die wel degelijk met een relatieve toets gaan werken. Als zij dat wel kunnen, ben ik altijd extra nieuwsgierig waarom wij dat niet zouden kunnen. Ik vraag de Staatssecretaris om daar nader op in te gaan.

Dat geldt ook voor het handhaven van het statutaire in plaats van het effectieve tarief. Als de Belastingdienst dingen echt niet kan, ben ik daar zeer gevoelig voor, nogmaals, maar zo hard staat het er ook niet, dus hoe zit dat nou? Graag meer toelichting daarop, want dan kunnen we kijken wat er wel of niet kan.

In dat verband ben ik ook nieuwsgierig naar de rol van de inspecteur, waarover de heer Omtzigt ook sprak. Je zou kunnen zeggen dat als er evident niet wordt voldaan aan de substance-eis, de inspecteur nog handelingsvrijheid heeft. Daarover hebben collega's ook vragen gesteld. Is dat een mogelijk werkbare route?

Ik snap dat het allemaal juridisch houdbaar moet blijven als iets voor de rechter komt, maar ik zoek hiernaar. Als ik theoretisch een brievenbusmaatschappij heb waarmee ik 10 miljard wegsluis naar een of ander paradijs, maar ik heb mezelf ingehuurd voor een ton plus één euro – ik heb een kantoor gehuurd en drie kamerplanten – dan weeg ik die eis heel anders dan bij een veel kleinere geldstroom waarbij zoiets gebeurt. Graag ook op dat punt meer toelichting van de Staatssecretaris.

Ik ben mij ervan bewust dat als het gaat om de vraag of je het statutaire of het effectieve tarief gebruikt, bijvoorbeeld 7% of toch iets hoger, dat ook doorverwijst naar wat er bij de bronbelasting kan. Ik herhaal mijn vraag waar de Europeesrechtelijke begrenzingen zitten, gegeven het Hongaarse tarief van 9%. Als je dat iets hoger zou stellen, mag dat dan überhaupt niet bij de bronbelasting of moet je dan een specifieke oplossing vinden voor Hongarije?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank. De heer Nijboer.

De heer Nijboer (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Laat ik kort beginnen met de kern: de PvdA steunt voorstellen om de belastingontwijking aan te pakken. Het kabinet doet daartoe ook substantiële voorstellen die verdergaan dan Europeesrechtelijk noodzakelijk is. In dat licht vraag ik wel een reactie van de Staatssecretaris op de opmerkingen van CPB-directeur Laura van Geest. Zij zegt dat Nederland te weinig doet. Ook na invoering van al deze maatregelen zijn we nog steeds een financiële draaischijf en wordt de belastingontwijking onvoldoende aangepakt. Ik zal zelf een aantal voorstellen doen om het nog verder aan te scherpen, maar ik vond die opmerkingen van de CPB-directeur wel relevant en ik vraag de Staatssecretaris om daar ook echt op te reageren.

Er zijn twee onderdelen: ATAD en CFC en bij beide heb ik drie punten. Politici luisteren graag naar zichzelf, maar er zijn ook mensen die naar hen moeten luisteren, dus ik ga proberen het zo kort mogelijk te doen. Woningcorporaties worden niet uitgezonderd en publiek-private projecten wel, in ieder geval voor de korte termijn. De vraag is waarom dat niet wordt gedaan. Ik vond de antwoorden daarover summier en niet overtuigend. Andere landen doen het ook. Er zijn ook voorbeelden dat het wel zou kunnen.

Ik vond de argumentatie drie keer niet zo fair. Er wordt een schemaatje bijgeleverd dat zij niet meer belasting gaan betalen, maar dat is alleen volgens onze eigen begrotingssystematiek, want endogeen gebeurt dat natuurlijk wel. De WOZ-waarde stijgt enorm, dus die woningcorporaties gaan gewoon veel meer Vpb en verhuurderheffing betalen. Dat is echt een serieus probleem in de praktijk. Dan kun je onze systematiek ernaast leggen en niet onderkennen dat die belastingdruk toeneemt, maar dat vind ik niet zo fair.

Het tweede wat ik niet zo fair vond, was de redenering over eigen vermogen en vreemd vermogen. Er wordt gezegd: we willen in den brede stimuleren dat er meer met eigen vermogen gefinancierd wordt. Maar hoe moet een woningcorporatie nou aandelen uitgeven? Dat is eigen vermogen bij een bedrijf. Dat slaat toch helemaal nergens op! We hebben een Waarborgfonds en dat is vreemd vermogen. Die redenering die de Staatssecretaris probeert op te houden dat de woningcorporaties niet overgefinancierd mogen worden met vreemd vermogen, klopt gewoon niet.

Het derde wat ik niet zo fair vond, was om die 100 miljoen voor duurzaamheid mee te rekenen in de lastenverlichting die het kabinet geeft. En dan zegt men dat er per saldo, gedurende de kabinetsperiode, geen lastenverzwaring is. Maar die 100 miljoen is wel geoormerkt; daar moeten ze wat voor doen. Anders hadden ze dat niet gedaan. Dat zeggen die woningcorporaties ook, want zij hebben betaalbare huren. Structureel is er ook nog een lastenverzwaring, dat staat in die tabel. Bij elkaar wordt het probleem een beetje weggemoffeld, maar het is er natuurlijk wel. We hebben woningnood in Nederland en de woningcorporaties krijgen gewoon lastenverzwaringen voor hun kiezen, en die zitten daarmee. Dus ik vraag om hier toch nog een keer serieus op terug te komen. Het is een groot debat. Wij hebben het er ook bij Wonen vaak over gehad. En dan twee keer anderhalf A4'tje. Over de rest van de antwoorden bij het Belastingplan ben ik zeer tevreden, maar op dit punt vond ik het niet sterk.

Het tweede punt is veel korter. De raming van de Vpb-tarieven op de ATAD-opbrengsten is gebaseerd op 25% en 20%, als ik het goed heb begrepen. Als dat niet zo is, heb ik het niet goed begrepen, maar het stond wel in de beantwoording. Dan is de vraag of de opbrengst lager wordt, want de Vpb-tarieven gaan omlaag. Dat kan ik u wel voorspellen als ik zo de meerderheid tel. De vervolgvraag is dan of u die wel dekt binnen de bedrijfsbelastingen. Kom er niet mee aan dat dit weer binnen de lasten voor burgers moet worden gedekt.

Derde vraag. De voorwaartse verwenteling, 1 miljoen. Een voorwaartse verwenteling mag oneindig. Dat betekent dat je altijd 1 miljoen mag blijven aftrekken, als je een lege bv hebt en een grote bak met aftrekmogelijkheden. Is dit niet een risico? Wordt dit straks niet verhandeld of misschien opgeknipt? Ik zie ze overal voor aan. Ik snap op zichzelf de fiscale logica wel, maar is dat niet nog een risico en zou je dat niet moeten beperken in de tijd op enig moment?

Ik kom op CFC. Ook daarbij drie punten. Eén: model A, motie-Groot. Velen hebben ernaar gevraagd. Ook dezelfde vraag van de PvdA: waarom die niet gekozen?

Tweede vraag. Het lijstje van landen die worden genoemd, is wel beperkt. Er staan zelfs landen op waar ik nog nooit van heb gehoord. Er was een hele schriftelijke discussie over, die ik even niet kan terugvinden in de stukken. Maar de kernvraag is: waarom niet aansluiten bij die 10%? Ik proef daar ook bij verschillende coalitiepartijen eigenlijk wel voeling voor. Ik ben daar ook zeer voor. Dan wordt dat lijstje landen ook wat bijtender, en dat zou toch wel goed zijn. 7% is helemaal niets en met Hongarije durf ik wel een gevecht aan binnen de Europese Unie. Dus een oproep om dit te doen.

Dan de substance-eisen. Mevrouw Leijten was lid, meneer Bruins ook en ik ben voorzitter geweest van de ondervragingscommissie Fiscale constructies. Eén ding wat ik daar echt aan over heb gehouden, is dat verhogen van de substance-eisen weleens een extra boterham voor die ellendige trustsector kan veroorzaken. Als het belang maar groot genoeg is, worden hun diensten nog duurder en eigenlijk verandert er niets. Dat vind ik wel een serieus risico. Het zijn toch een soort van afvinklijstjes. Als je eraan voldoet, voldoe je eraan en heb je recht op – het is toch hoe fiscalisten helaas nog met wetgeving omgaan – allerhande benaderingen of voorkom je dat je in strafregimes terechtkomt. Ik vind een open norm, die wij in het verleden ook in de wetgeving hebben gehad, dat je hier echt reële economische activiteiten hebt en daardoor recht hebt op de fiscale behandeling die Nederland kent, best wel aantrekkelijk. Dat vindt de sector helemaal niet leuk, want dan weten ze niet waar ze aan toe zijn en hebben ze niets vergelijkbaars, maar misschien is dat juist wel goed. Misschien is het juist wel goed dat ze een beetje zenuwachtig zijn en dat een constructie niet zomaar goedgekeurd is. Ik ben een beetje aarzelend over steeds verder insnoeren, van: minimaal een ton aan personeel, en niet alleen maar kamerplanten maar iemand die er fysiek rondloopt... Ik aarzel daarbij. Ik vraag de Staatssecretaris ook een bespiegeling daarop. Zijn open normen niet veel dreigender voor de lui die dingen verkeerd willen doen dan steeds strakkere schema's?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

De heer Bruins.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Voorzitter. Ook steun van mijn fractie voor dit wetsvoorstel, niet alleen omdat er belastingontwijking mee wordt aangepakt maar, minstens zo belangrijk, ook omdat eigen en vreemd vermogen door dit wetsvoorstel fiscaal gelijker behandeld gaan worden. Bij het vorige debat had ik het al over het draagkrachtbeginsel. Ook hier weegt gelijke fiscale behandeling zwaar voor de ChristenUnie. Sowieso past bij een Rijnlandse benadering van de economie een evenwichtige behandeling van eigen en vreemd vermogen.

Voorzitter. Het zal u ook niet verbazen dat mijn fractie blij is met het feit dat bij de implementatie van dit wetsvoorstel Nederland op enkele punten verder gaat dan de voorschreven minimumnormen. Daarmee is dit budgettair een significant voorstel geworden, met een structurele budgettaire opbrengst van circa 2 miljard euro. Dat is inderdaad een ambitieuze stap naar een gelijkere fiscale bejegening van eigen en vreemd vermogen. Maar daarmee zijn wij er niet. Er zijn meerdere mogelijkheden om het resterende verschil in fiscale behandeling tussen eigen en vreemd vermogen weg te werken. De ene strategie is toewerken naar het defiscaliseren van rente, maar de andere is het invoeren van een aftrek voor eigen vermogen. In het verkiezingsprogramma van de ChristenUnie stellen wij bijvoorbeeld een vermogensaftrek van 2% voor, overeenkomend met een lastenverlichting van 2 miljard. Mijn vraag aan de Staatssecretaris: hoe groot zou na de voorgestelde implementatie van ATAD 1 zo'n vermogensaftrek nog moeten zijn, willen wij in Nederland eigen en vreemd vermogen in de toekomst fiscaal gelijk gaan behandelen? Hoe kijkt de Staatssecretaris eigenlijk principieel aan tegen zo'n voorstel?

Voorzitter. Natuurlijk beseft mijn fractie dat dit wetsvoorstel voor sommige sectoren grote effecten heeft. De woningcorporaties zijn al langsgekomen. Dat moet echter geen reden zijn om dit voorstel af te zwakken, wel om compensatie te zoeken in bijvoorbeeld een lagere verhuurdersheffing, zoals ook al is gebeurd.

Voorzitter. Wat betreft de substance-eisen sluit ik aan bij de inbrengen van de heer Omtzigt, de heer Van Weyenberg en de heer Nijboer. Het moet toch mogelijk zijn om onderscheid te maken tussen kleine en grote multinationals. En inderdaad, de reactie van de Staatssecretaris dat wij hier nu eenmaal voor gekozen hebben om redenen van uitvoerbaarheid is en blijft onbevredigend. Het mantra herken ik. Ik heb ook begrip voor de situatie bij de Belastingdienst, maar ik ben oprecht benieuwd naar een echt antwoord op deze vragen.

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

Tot slot de heer Van Rooijen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik sluit even aan bij de opmerking van de heer Bruins over de gelijke behandeling. Het is een interessant aspect dat je niet alleen kijkt naar het beperken van vreemd vermogen en het verschil daardoor dus kleiner maakt. Je kunt inderdaad ook kijken naar het versterken van eigen vermogen. Dat is iets wat volgens mij onderbelicht wordt. Hij wijst erop dat daar in het programma van de ChristenUnie aandacht aan besteed is. Daar gaan we weer: ik was zelf vroeger, voordat ik tot Staatssecretaris werd benoemd, bij Christiaanse bezig met een proefschrift over aftrek van primair dividend. Ook in die tijd had je een rentepercentage van 12. Eigen vermogen werd daardoor heel duur. De fiscale aftrek was gigantisch en het eigen vermogen werd alsmaar verder in de fiscaal verkeerde hoek geduwd. De vraag blijft dus eigenlijk of we de Staatssecretaris zouden kunnen vragen om niet alleen naar het beperken van de renteaftrek te kijken maar ook naar het stimuleren van het eigen vermogen. In het buitenland is daar in het verleden weleens aandacht voor geweest. Ik herinner me dat er in die tijd landen waren – ik weet nu even niet welke; het waren er niet veel maar wel een paar – die een aftrek van primair dividend hadden voor nieuwe aandelenkapitaalemissies. Er speelde toen ook dat er bijna geen emissies van aandelenkapitaal meer plaatsvonden. Als er iets belangrijk is voor de versterking van bedrijven, dan is dat meer eigen vermogen. Mijn vraag is eigenlijk of daar de komende tijd – niet in het kader van dit plan – verder aandacht aan gegeven zou kunnen worden. We gaan ook het voorstel afwachten over de regel inzake een minimumkapitaaleis. Misschien wordt in dat kader ook hieraan aandacht gegeven.

Voorzitter. We moeten met de Britse parlementariërs gaan dineren; niet alleen dineren maar vooral onderhandelen. Althans, dat denken zij; wij gaan vooral luisteren. Omwille van de tijd wil ik daarom nog één opmerking over de eerbiedigende werking maken. Ik zal daar volgende week uitvoerig op terugkomen. Helemaal los van dit ene voorstel maak ik me er grote zorgen over dat bij box 2, bij de fiscale eenheid, nu ook bij ATAD 1 en ook bij andere voorbeelden eerbiedigende werking eigenlijk op voorhand wordt uitgesloten. Altijd wordt het budgettaire argument gebruikt, net als bijna altijd de uitvoeringsproblemen voor de Belastingdienst. Bij box 2, waar ik volgende week op terugkom, is daar een heel bijzonder citaat voor: als je de bestaande winstreserves bij box 2 bij de verhoging zou uitsluiten, zou dat tot ingewikkelde regelgeving leiden maar vooral ook tot een heel grote verzwaring van de toezichtcapaciteit van de Belastingdienst. Dat zijn valide argumenten, maar als je in box 2 een belastingverhoging wil doorvoeren van aanvankelijk 4%, is de eerste vraag natuurlijk of je dan moet zeggen dat het er niet toe doet of winsten destijds – in mijn tijd – nog tegen 48% werden belast, later tegen 30% of straks tegen 20%. Dat maakt natuurlijk wel een groot verschil. Het gaat niet aan om, omdat winstreserves die vroeger tegen bijna 50%, 40% of 35% werden belast, nu tegen 20% belast gaan worden, het tarief van box 2 daarom fors te verhogen. Ik wil op dat punt een nader antwoord van de Staatssecretaris krijgen.

Tot slot. De eerbiedigende werking bij ATAD 1 strekt zich dus niet uit tot bestaande leningen. Ik zeg niet dat dat alsnog moet gebeuren, want dat heeft natuurlijk grote budgettaire consequenties, zoals in antwoorden op vragen van GroenLinks en van ons duidelijk is gemaakt. Maar daarbij wordt onder andere gezegd dat de Belastingdienst dan ieder jaar moet gaan kijken wanneer die lening was ontstaan. Daar is natuurlijk een oplossing voor, die ik alleen maar als gedachtegoed meegeef. Als je alleen de op het moment van inwerkingtreding van de wet bestaande leningen neemt, hoef je niet ieder jaar daarna te kijken wanneer de leningen waren ontstaan. Want je zou dan zeggen dat alleen de leningen die toen bestonden, worden uitgezonderd. Als dat vaak kortlopende leningen zijn, lopen ze er ook nog snel uit. We weten natuurlijk niet hoelang die looptijden zijn; die zijn volgens mij vaak kort. Ik wil tot slot de aandacht van de Staatssecretaris daarvoor vragen.

De voorzitter:

Dank. Dan zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van het WGO Belastingplan en ATAD. Vrijdag gaan we verder. Nog één ding. Wij realiseren ons allemaal dat er ontzettend hard wordt gewerkt door de Staatssecretaris, medewerkers van de Staatssecretaris en onze eigen medewerkers. Het is al door veel leden gezegd, maar dat wordt zeer gewaardeerd.

Dat gezegd hebbende wens ik iedereen weer succes met de werkzaamheden de komende dagen maar misschien ook wel avonden en nachten. Dank.

Sluiting 19.14 uur.

Naar boven