35 015 Wijziging van de Pensioenwet en enige andere wetten vanwege enkele wijzigingen met betrekking tot pensioen (Verzamelwet pensioenen 2019)

A GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

17 oktober 2018

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de pensioenwetgeving op enkele punten te wijzigen;

Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Pensioenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt in de definitie van afkoop «220b» vervangen door «220b, tweede lid,».

B

Artikel 26, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. een werkgever voldoet de werkgeverspremie en de op het loon van de werknemer ingehouden werknemerspremie aan de pensioenuitvoerder uiterlijk binnen:

    • 1°. twee maanden na afloop van elke maand waarover de premie verschuldigd is indien de pensioenuitvoerder op basis van actuele loonsomgegevens zijn administratie voert; of

    • 2°. een maand na afloop van elk kwartaal waarover de premie verschuldigd is;.

BA

In artikel 34 wordt onder vernummering van het tweede lid tot derde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Door de pensioenuitvoerder mogen de volgende werkzaamheden niet worden uitbesteed:

    • a. taken en werkzaamheden van personen die het dagelijks beleid bepalen, daaronder mede verstaan het vaststellen van beleid en het afleggen van verantwoording over het gevoerde beleid;

    • b. het opstellen van en toezien op het strategisch beleid ten aanzien van vermogensbeheer;

    • c. werkzaamheden waarvan uitbesteding de verantwoordelijkheid van de uitvoerder voor de organisatie en beheersing van bedrijfsprocessen en het toezicht daarop kan ondermijnen;

    • d. indien de uitbesteding een belemmering kan vormen voor een adequaat toezicht op de naleving van het bij of krachtens de Pensioenwet bepaalde.

C

In de aanhef van artikel 39, eerste lid, wordt «De pensioenuitvoerder verstrekt» vervangen door «Voor zover van toepassing verstrekt de pensioenuitvoerder».

D

Artikel 63, derde lid, komt te luiden:

  • 3. In afwijking in zoverre van het eerste lid, onderdeel b, wordt bij een verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, na de ingang van het pensioen, de mate van variatie uiterlijk vastgesteld bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, zoals die van toepassing was voor deze verhoging.

E

Artikel 66 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel c, wordt «de deelneming is geëindigd vanaf 1 januari 2018 en» vervangen door «in geval de deelneming is geëindigd vanaf 1 januari 2018,».

2. In het zesde lid wordt «bekendgemaakt» vervangen door «meegedeeld».

F

In artikel 125a wordt «147 en 149» vervangen door «147, 149 en 150».

G

In artikel 150, aanhef, wordt «eindigt» vervangen door «eindigt en er geen sprake meer is van verwerving van pensioen».

H

Aan artikel 206 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. De toezichthouder kan, in afwijking van artikel 204, eerste lid, gegevens over het aantal deelnemers bij een pensioenuitvoerder verstrekken aan de op grond van artikel 51, zesde lid, aangewezen instelling.

I

Artikel 220b wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Aan het slot van onderdeel a vervalt «en».

b. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door «; en» wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. zijn de artikelen 104, derde lid, aanhef en onderdeel d, 115a, derde lid, aanhef en onderdeel f, en 115c, negende lid, aanhef en onderdeel a:

    • 1°. voor zover het betreft de gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het pensioenfonds, van toepassing op het beleid van het pensioenfonds ten aanzien van de toepassing van artikel 70a; en

    • 2°. voor zover het betreft de overname van verplichtingen door het pensioenfonds, niet van toepassing bij de overname van verplichtingen door het pensioenfonds als gevolg van de toepassing van artikel 70a of artikel 81a van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.

2. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. Indien de deelneming is geëindigd voor 1 januari 2018 heeft de pensioenuitvoerder, in afwijking van de artikelen 65 en 66, het recht om op zijn vroegst twee jaar na beëindiging van de deelneming pensioenaanspraken van een gewezen deelnemer af te kopen, indien op basis van de tot het tijdstip van beëindiging van de deelneming opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de reguliere ingangsdatum, getoetst per 1 januari van dat jaar, minder zal bedragen dan het in artikel 66, eerste lid, onderdeel a, genoemde bedrag, tenzij de gewezen deelnemer binnen twee jaar na beëindiging van de deelneming een procedure tot waardeoverdracht is gestart. De pensioenuitvoerder die gebruik wil maken van dit recht informeert de gewezen deelnemer over zijn besluit hieromtrent binnen zes maanden na afloop van de periode van twee jaar na beëindiging van de deelneming en gaat over tot uitbetaling van de afkoopwaarde binnen die termijn van zes maanden. Artikel 66, vierde en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. In afwijking van het vijfde lid en de artikelen 65 en 66, tweede lid, heeft de pensioenuitvoerder tot 1 juli 2019 het recht om pensioenaanspraken van een gewezen deelnemer af te kopen indien de deelneming is geëindigd in 2017 of 2018 en op basis van de tot het tijdstip van beëindiging opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de reguliere ingangsdatum niet meer zal bedragen dan € 2,– per jaar. Bij toepassing van deze bepaling is artikel 19b, vierde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL II

De Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, wordt in de definitie van afkoop «214a» vervangen door «214a, tweede lid,».

B

Artikel 36, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. een beroepsgenoot voldoet de premie aan de pensioenuitvoerder uiterlijk binnen:

    • 1°. twee maanden na afloop van elke maand waarover de premie verschuldigd is indien de pensioenuitvoerder op basis van actuele loonsomgegevens zijn administratie voert; of

    • 2°. een maand na afloop van elk kwartaal waarover de premie verschuldigd is;.

BA

In artikel 43 wordt onder vernummering van het tweede lid tot derde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Door de pensioenuitvoerder mogen de volgende werkzaamheden niet worden uitbesteed:

    • a. taken en werkzaamheden van personen die het dagelijks beleid bepalen, daaronder mede verstaan het vaststellen van beleid en het afleggen van verantwoording over het gevoerde beleid;

    • b. het opstellen van en toezien op het strategisch beleid ten aanzien van vermogensbeheer;

    • c. werkzaamheden waarvan uitbesteding de verantwoordelijkheid van de uitvoerder voor de organisatie en beheersing van bedrijfsprocessen en het toezicht daarop kan ondermijnen;

    • d. indien de uitbesteding een belemmering kan vormen voor een adequaat toezicht op de naleving van het bij of krachtens de Wet verplichte beroepspensioenregeling bepaalde.

C

In de aanhef van artikel 50, eerste lid, wordt «De pensioenuitvoerder verstrekt» vervangen door «Voor zover van toepassing verstrekt de pensioenuitvoerder».

D

Artikel 75, derde lid, komt te luiden:

  • 3. In afwijking in zoverre van het eerste lid, onderdeel b, wordt bij een verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, na de ingang van het pensioen, de mate van variatie uiterlijk vastgesteld bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, zoals die van toepassing was voor deze verhoging.

E

Artikel 78 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel c, wordt «de deelneming is geëindigd vanaf 1 januari 2018 en» vervangen door «in geval de deelneming is geëindigd vanaf 1 januari 2018,».

2. In het zesde lid wordt «bekendgemaakt» vervangen door «meegedeeld».

F

In artikel 145, aanhef, wordt «eindigt» vervangen door «eindigt en er geen sprake meer is van verwerving van pensioen».

G

In artikel 171, eerste lid, wordt «91, tweede en zevende lid, 92, tweede en achtste lid» vervangen door «91, tweede en achtste lid, 92, tweede en zevende lid».

H

Aan artikel 200 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. De toezichthouder kan, in afwijking van artikel 198, eerste lid, gegevens over het aantal deelnemers bij een pensioenuitvoerder verstrekken aan de op grond van artikel 62, zesde lid, aangewezen instelling.

I

Artikel 214a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Aan het slot van onderdeel a vervalt «en».

b. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door «; en» wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. zijn de artikelen 110a, derde lid, aanhef en onderdeel d, en 110e, derde lid, aanhef en onderdeel f:

    • 1°. voor zover het betreft de gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het beroepspensioenfonds, van toepassing op het beleid van het beroepspensioenfonds ten aanzien van de toepassing van artikel 81a; en

    • 2°. voor zover het betreft de overname van verplichtingen door het beroepspensioenfonds, niet van toepassing bij de overname van verplichtingen door het beroepspensioenfonds als gevolg van de toepassing van artikel 81a of artikel 70a van de Pensioenwet.

2. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. Indien de deelneming is geëindigd voor 1 januari 2018 heeft de pensioenuitvoerder, in afwijking van de artikelen 77 en 78, het recht om op zijn vroegst twee jaar na beëindiging van de deelneming pensioenaanspraken van een gewezen deelnemer af te kopen, indien op basis van de tot het tijdstip van beëindiging van de deelneming opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de reguliere ingangsdatum, getoetst per 1 januari van dat jaar, minder zal bedragen dan het in artikel 78, eerste lid, onderdeel a, genoemde bedrag, tenzij de gewezen deelnemer binnen twee jaar na beëindiging van de deelneming een procedure tot waardeoverdracht is gestart. De pensioenuitvoerder die gebruik wil maken van dit recht informeert de gewezen deelnemer over zijn besluit hieromtrent binnen zes maanden na afloop van de periode van twee jaar na beëindiging van de deelneming en gaat over tot uitbetaling van de afkoopwaarde binnen die termijn van zes maanden. Artikel 78, vierde en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. In afwijking van het vijfde lid en de artikelen 77 en 78, tweede lid, heeft de pensioenuitvoerder tot 1 juli 2019 het recht om pensioenaanspraken van een gewezen deelnemer af te kopen indien de deelneming is geëindigd in 2017 of 2018 en op basis van de tot het tijdstip van beëindiging opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de reguliere ingangsdatum niet meer zal bedragen dan € 2,– per jaar. Bij toepassing van deze bepaling is artikel 19b, vierde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL III

De Wet op de ondernemingsraden wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 35b worden onder vernummering van het zesde lid tot achtste lid twee leden ingevoegd, luidende:

  • 6. De ondernemer is verplicht desgevraagd aan de in de onderneming werkzame personen alle inlichtingen en gegevens te verstrekken inzake de arbeidsvoorwaarde pensioen die zij redelijkerwijze nodig hebben ten behoeve van de in het eerste lid bedoelde vergaderingen. De inlichtingen of gegevens worden schriftelijk verstrekt, indien de ondernemer deze schriftelijk beschikbaar heeft.

  • 7. De ondernemer is verplicht de in de onderneming werkzame personen zo spoedig mogelijk te informeren over elke voorgenomen vaststelling, wijziging of intrekking van een uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet of een uitvoeringsreglement als bedoeld in onderdeel b van de definitie van uitvoeringsreglement in artikel 1 van de Pensioenwet. De informatie wordt schriftelijk verstrekt, indien de ondernemer de informatie schriftelijk beschikbaar heeft.

B

Artikel 35c wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt «35b, vierde en vijfde lid, behoudens de in dat lid bedoelde arbeidsomstandigheden» vervangen door «35b, vierde en vijfde lid, behoudens de in dat lid bedoelde arbeidsomstandigheden, en zevende lid».

2. Aan het zesde lid wordt een zin toegevoegd, luidende: In afwijking hiervan wordt informatie met betrekking tot de arbeidsvoorwaarde pensioen altijd schriftelijk verstrekt, indien de ondernemer de informatie schriftelijk beschikbaar heeft.

3. Na het zesde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 7. De ondernemer is verplicht met de personeelsvertegenwoordiging in overleg te treden over de arbeidsvoorwaarde pensioen, indien de personeelsvertegenwoordiging daartoe een met redenen omkleed verzoek doet.

C

In artikel 36a wordt «artikel 35b, zesde lid» vervangen door «artikel 35b, achtste lid».

ARTIKEL IV

De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 18d wordt, onder vernummering van het vijfde lid tot het zesde lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 5. In afwijking in zoverre van het eerste lid, onderdeel b, wordt bij een verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, na de ingangsdatum van het pensioen, de mate van variatie ten laatste vastgesteld bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, zoals die van toepassing was voor deze verhoging.

B

Artikel 38l vervalt.

ARTIKEL V

  • 1. Indien de deelneming is geëindigd voor 1 januari 2019 heeft de pensioenuitvoerder bij toepassing van artikel 66 van de Pensioenwet dan wel artikel 78 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling het recht om, in afwijking van artikel 66, eerste lid, van de Pensioenwet dan wel artikel 78, eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, pensioenaanspraken van een gewezen deelnemer binnen twee jaar na beëindiging van de deelneming af te kopen, indien op basis van de tot het tijdstip van beëindiging opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de reguliere ingangsdatum niet meer zal bedragen dan € 2,– per jaar. Bij de toepassing van de eerste volzin is artikel 19b, vierde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Dit artikel vervalt met ingang van 1 januari 2019.

ARTIKEL VI

Deze wet wordt aangehaald als: Verzamelwet pensioenen 2019.

ARTIKEL VII

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld en kan ten aanzien van artikel V terugwerken tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Naar boven